NL7905940A - Demonteerbaar filter voor een vloeistofleiding, in het bijzonder melkleiding. - Google Patents

Description

, * ' P & c · ' W 5615-1 Ned.

-1-

Demonteerbaar filter voor een vloeistofleiding, in het bijzonder melkleiding

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op demonteerbare filters voor vloeistofleidingen en in het bijzonder op een demonteerbaar , filter voor het opsporen van uierontsteking of mastitis bij koeien. Bij deze toepassing van de uitvinding wordt het filter geplaatst in de 5 melkleiding van een melkinstallatie, waarbij dit filter dient voor het opsporen van de aanwezigheid van verdikkingen of stolsels die een kenmerk zijn van melk van een koe welke lijdt aan mastitis. Voor elk station van de melkinstallatie wordt een afzonderlijk filter gebruikt zodat de melk van elke koe afzonderlijk wordt bewaakt.

10 Er zijn reeds demonteerbare filters bekend waarvan het filterhuis moet worden geopend om het filterelement te kunnen wegnemen of controleren.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een filter waarbij het filterelement is opgenomen in een schuif die uit het filterhuis kan worden getrokken zonder dat overigens het filter behoeft te worden gedemonteerd, 15 en ook het element weer in het huis kan worden geplaatst, waarbij de filterschuif zelf af dichtend is bij het plaatsen.

De meest algemene vorm van de uitvinding verschaft daarom een demonteerbaar filter voor een vloeistofleiding, bestaande uit een hol huis met een sleuf voor het opnemen van een schuif welke een filterelement 20 draagt, waarbij de schuif zelfafdichtend is in het huis bij het aanbrengen in de sleuf in het huis.

In een bepaalde uitvoeringsvorm heeft het huis een platte cirkelvorm met een zijdelingse sleuf voor het ophemen van de schuif. De schuif is voorzien van 0-ringafdichtingen op het boven- en ondervlak, terwijl de 25 sleuf taps naar binnen verloopt zodat de schuif zelfafdichtend is in het huis bij aanbrengen in de sleuf.

Bij een andere uitvoeringsvorm heeft het filter een hol huis met een sleuf voor het opnemen van een schuif, die een filterelement draagt met een 0-ring aan de omtrek voor afdichting met het gehele sleufvlak 30 in één dwarsdoorsnedevlak van de sleuf, welke O—ring is aangebracht rondom de schuif.

Bij een kudde melkvee vraagt het vermijden van mastitis een voortdurende controle. Er zijn proeven die de aanwezigheid van mastitis aantonen 790 5 9 40 t ’ -2- voordat hierdoor verdikkingen ontstaan in de door het dier afgegeven melk. Echter is ook de aanwezigheid van stolsels in de melk een aanwijzing van mastitis en wel één die gemakkelijk continu tijdens het melken kan worden bewaakt. In een bepaalde vorm verschaft de uitvinding een filter voor het 5 opsporen van melkstolsels tijdens het melken. Een afzonderlijk filter wordt gebruikt voor elk te melken dier zodat de bron van eventuele stolsels duidelijk is. Deze vorm van filter heeft een omloopopening in het filter-element zodat de melkleiding niet wordt geblokkeerd en' het vacuum verloren gaat wanneer het filterelement zelf wordt geblokkeerd door melkstolsels.

10 De uitvinding omvat ook een werkwijze voor het opsporen van melk- verdikkingen, bestaande in het doen vloeien van de melk door een leiding, door hierop een vacuum aan te sluiten, in welke leiding een demonteerbaar filter volgens de uitvinding wordt geplaatst, waarbij het filterelement moet worden gecontroleerd op melkstolsels welke daarop kunnen achterblijven. 15 De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvoorbeelden van het filter volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een eerste uitvoeringsvorm van het filter, met de beide delen uiteengenomen.

20 Fig. 2 toont het filter voor gebruik als controleorgaan voor mastitis bij het melken.

Fig. 3 toont een aanzicht in perspectief van een tweede uitvoeringsvorm, met huis en filterschuif uiteengenomen.

Fig. 4 toont hetzelfde filter, ingericht voor gebruik als waar-25 neemorgaan voor mastitis bij het melken.

Het filter volgens fig. 1 en 2 bestaat uit een plat cirkelvormig hol filterhuis 1 met een sleuf 2 aan één zijde voor het opnemen van een filterschuif 3. De schuif 3 wordt geplaatst in de sleuf 2 van het Jiuis 1 in de richting van de pijl 5. De sleuf 2 heeft een taps naar'binnen 30 verlopend bovenvlak en ondervlak en de schuif 3 is zelfafdichtend bij insteken in de sleuf, doordat O-ringen zijn aangebracht in het bovenvlak en het ondervlak van de schuif 3, waarvan de bovenste O-ring 4 is aangegeven. De beide O-ringen worden in de schuifvlakken bevestigd doordat zij worden gedrukt in verdiepte cirkelvormige groeven in de schuif.

35 Het filterhuis 1 is vervaardigd van een doorzichtige kunststof 790 5 9 40 4 * Γ -3- zodat het filterelement kan worden gecontroleerd terwijl de schuif zich in het huis bevindt.

Het huis 1 heeft onder tegengestelde hoeken daarvan uitgaande spruiten in het bovenvlak en het ondervlak, op welke spruiten een inlaat- i 5 leiding 7 resp. een uitlaatleiding 8 kunnen worden bevestigd.

De schuif 3 is een cirkelvormige ring waardoor het filterelement 9 wordt vastgehouden en heeft een handgreep 10 waarmee de schuif 3 kan worden gestoken in en genomen uit het filterhuis 1.

In de algemene vorm van het filter volgens fig. 1 hangt de aard 10 van het filterelement 9 af van het gebruik van het filter, dat kan bestaan uit al of niet bekleed draadgaas, geperforeerd metaalplaat of strekmetaal-plaat ofwel een wegwerpelement, bevestigd in een drager. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het filterelement 9 een draadgaas. Kunststofdraadgaas kan ook worden gebruikt.

15 In de uitvoeringsvorm volgens fig. 2, die bestemd is om te worden gebruikt als opsporingsorgaan voor mastitis, is de cirkelvormige opening van de schuif 3 verdeeld door een brug 11, waarbij een omloopopening 12 is opengelaten. In deze uitvoeringsvorm is het huis 1 vervaardigd van een heldere nylonkunststof en is doorzichtig. De schuif 3 is vervaardigd van 20 een kunststof zoals PPO (polyfenyleenoxide) of ABS (acrylonitride-butadieen-styreen).

Het huis 1 heeft een lengte van ongeveer 85 mm tussen de einden van de inlaat- en uitlaatspruit en een totale diameter van ongeveer 65 mm.

De inlaatspruit en de uitlaatspruit voor de melkleiding hebben een 25 diameter van ongeveer 18 mm.

Het filterelement 9 is een draadgaas van roestvrij staal bekleed 2 met polytetrafluorethyleen en heeft een oppervlak van ongeveer 1 cm met een maat van de openingen van ongeveer 150 Het oppervlak van de omloopopening 12 is gelijk aan de dwarsdoorsnede van de melkleiding. De 30 0-ringen 4 zijn vervaardigd van een nitrile-materiaal.

Bij het gebruik wordt de melkleiding op elke melkplaats van een bekende melkinstallatie onderbroken in het gedeelte tussen het melkstel en het meetvat. Het filter van fig. 2 wordt aangebracht door de doorgesneden einden van de melkleiding te schuiven op de spruiten 7 en 8 zodat de 35 melkstroom binnenkomt door de spuit 7 en het filter verlaat door de spruit 8.

790 59 40 -4-

Wanneer de schuif 3 zich in het huis bevindt is het filterelement zichtbaar door het transparante huis heen, in het vrije deel rechts van de spruit 6, gezien in fig. 2.

Door de bekleding met polytetrafluorethyleen heeft het filter-5 element 9 een zwart uiterlijk en kunnen daarop aanwezige melkstolsels gemakkelijk worden waargenomen. Wanneer het oppervlak van het draadgaas geheel verstopt raakt stroomt de melk door de omloopopening 12 zodat de melkleiding niet wordt geblokkeerd door het verstopte filterelement. Door de omloopopening 12 ondervinden noch de· koe noch het melkproces een 10 nadelige invloed van het verstoppen van het filterelement en vallen in het bijzonder de tepelbekers niet van de koe ten gevolge van een verlies aan zuigkracht.

Een afzonderlijk filter volgens fig. 2 wordt gebruikt in elk melkstation van de melkinstallatie. Daardoor is de aanwezigheid van 15 melkstolsels op een filter uitsluitend verbonden met de betreffende koe in het station.

Fig. 3 en 4 tonen een tweede uitvoeringsvorm van het filter, waarbij gelijke verwijzingscijfers gelijke delen aanduiden. Deze uitvoeringsvorm heeft een plat hol huis 21 met een sleuf 22 voor het opnemen van 20 een filterschuif 23. In fig. 3 en 4 bevindt zich de sleuf 22 aan de bovenzijde. De schuif 23, die in de figuren boven het huis 21 is aangegeven, wofdt naar omlaag in het huis gestoken volgens de pijl 25.

De schuif 23 heeft een O-ring 24, gelegen in een sleuf rondom : de schuif 23 zodat wanneer de schuif 23 in de sleuf 22 wordt gestoken de 25 O-ring 24 het gehele binnenvlak van de sleuf afdicht in één dwarsdoorsnede- vlak van de sleuf.

Het filterhuis 21 is vervaardigd van een transparante kunststof zodat het filterelement kan worden waargenomen wanneer de schuif 23 in het huis is gestoken.

30 Het filterhuis 21 heeft spruiten 27 en 28 voor de bevestiging aan de buigzame slang van een vloeistofleiding zodat het filter gemakkelijk in de leiding kan worden aangebracht. De spruiten 27, 28 zijn verbonden met tegenovergestelde zijden van het huis 21 zodat de verbinding tussen deze spruiten verloopt door het filterelement. De spruiten bevinden zich 35 niet op eenzelfde hartlijn maar zijn elk verschoven naar een zijde van het 790 5 9 40 -5- huis waardoor een overlappend gedeelte is ontstaan, zoals 26 voor de spruit 27. Deze eigenschap wordt later nader besproken.

De tot nu toe gegeven beschrijving betreft de beide vormen van fig. 3 en 4.

5 In fig. 3 heeft het filter een inwendig deel bestaande uit een in hoofdzaak rechthoekig frame, waarin het filterelement 29 door vormen of gieten is aangebracht. De aard van het filterelement 29 hangt af van het gebruik van het filter. Het kan bestaan uit draadgaas, als of niet bekleed met polytetrafluorethyleen, uit kunststofgaas of uit strekmetaal.

10 Als alternatief voor het invormen van het filterelement 29 in het frame kan het filterelement ook een montageorgaan hebben waardoor het in het frame kan worden aangebracht en daaruit worden weggenomen.

De schuif 23 heeft een in langsrichting verlopende handgreep 30 waarmee de schuif kan worden gestoken in en weggenomen uit de sleuf 22 15 van het huis, waarbij de handgreep buiten de sleuf 22 uitsteekt, boven de 0-ring 24, wanneer de schuif 23 zich in het huis 22 bevindt.

Aan de einden van de spruiten 27, 28 is het frame van de schuif 23 weggesneden bij 34 teneinde een vrije doorgang over te laten naar en van het filterelement 29, met ongeveer hetzelfde dwarsdoorsnedeoppervlak 20 als de spruiten 27, 28 zelf. Ook verzekeren de verlengstukken 33 van de spruiten dat het filter zelf de vloeistofstroom door de leiding, waarin het is aangebracht, zo weinig mogelijk beperkt.

Het schuifframe heeft een aanslag 35 die uit één stuk daarmee is gevormd en aankomt tegen de binnenzijde van het onderste gebogen vlak 25 van het huis 21 bij insteken in het huis. Aan de zijden van de aanslag 35 is het vlak 36 van het frame weggesneden zodat een nauw kanaal overblijft tussen het schuifframe en het huis. Het effekt hiervan wordt verklaard bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 4.

Het is duidelijk dat het filterelement 29 van de uitvoeringsvorm 30 volgens fig. 3 bezinksels verzamelt op zijn stroomopwaartse vlak, waarna de vuil geworden schuif 23 gemakkelijk uit het huis 1 kan worden verwijderd voor reiniging van het filterelement 29 of vervanging van de schuif, waarbij de vloeistofstroom door de leiding slechts gedurende korte tijd wordt onderbroken.

35 Bij het filter voor het opsporen van mastitis volgens fig. 4 790 59 40 -6- heeft het filterelement 29 van de schuif 23 een centrale langwerpige omloopopening 32, gevormd door een inwendig frame 31 dat uit één stuk is gevormd met de schuif 23. De hoogte van de wanden van het frame 31 bepalen een omtreksspleet met de binnenvlakken van de sleuf 22 en zijn 5 zodanig dat het spleetoppervlak ongeveer overeenkomt met het oppervlak van de doorgangen van de spruiten 27, 28, terwijl het doorsnedeoppervlak van de omloopopening 32 eveneens ongeveer daaraan gelijk is. De inwendige boring van de spruiten, de inlaatopeningen bij 33 en 34 en bij 26, de spleten aan weerszijden van het omloopframe 31 en de omloopopening 32 10 hebben dus alle ongeveer hetzelfde dwarsdoorsnedeoppervlak. Bij het gebruik wordt het filter volgens fig. 4 aangebracht in de melkleiding van een melkinstallatie. Eventuele melkstolsels verzamelen zich op het stroomop-waartsé vlak van het filterelement 29. Echter, zelfs al zou het vlak van het filter verstopt raken, is door de doorsnedeverhouding van de filter-15 openingen en de omloopopening verzekerd dat de melkstroom niet wordt gehinderd. Ook vermindert het vacuum in de melkleiding niet waardoor anders de tepelbekers zouden loslaten van het dier dat wordt gemolken.

Een afzonderlijk filter volgens fig. 4 wordt gebruikt voor elk station van de melkinstallatie. De aanwezigheid van verdikkingen op het 20 filter is dus uitsluitend verbonden met het betreffende dier, behorende bij een bepaald station.

Het filtermateriaal voor het filter 29 van de mastitisuitvoering volgens fig. 4 is bij voorkeur strekmetaal. Dit materiaal heeft een voorkeursrichting. Wanneer men schuin door het materiaal ziet sluiten 25 in één richting de metaaldommen het doorzicht door het materiaal af, ter wijl in een 180° met de eerste richting makende inrichting het zicht dan alleen wordt verstoord door de randen van de metaaldammen. Het element van strekmetaal wordt gevormd of gegoten in de schuif zodanig dat de schuine vloeistofstroom door het element plaatsvindt in de ongehinderde 30 richting. Deze richting verzekert dat meegevoerde stolsels, die worden tegengehouden door het vlak van het filterelement, niet eroverheen worden gespoeld en afgevoerd door de omloopopening. De wand 31 rondom de omloopopening 32 belet ook nog verder dat melkstolsels door deze opening worden gespoeld.

35 Het is duidelijk dat, doordat het filter in de schuif 23 is gevormd of gegoten, de richting vaststaat en juist is onafhankelijk van in welke 790 59 40 -7- stand de schuif 23 in de sleuf 22 wordt gestoken en ook juist is onafhankelijk van verwisseling van de spruiten 27 of 28 voor de toevoer- en afvoerzijde van de melkleiding.

De bovengegeven beschrijving omvatte de aanslag 35 en het lekkanaal 5 36 tussen de schuif 23 en het gebogen binnenvlak van de sleuf 22. Wanneer de melkleiding wordt schoongespoeld na het melken wordt het filter tegelijk gespoeld. Het lekkanaal 36 verzekert dat geen spleten aanwezig zijn tussen de beide filterdelen die niet door de spoelvloeistof worden bereikt.

Verder verloopt de wand van het schuifframe taps in de richting 10 van het binnenvlak van de sleuf 22 af direct grenzend aan de groef met de O-ring 24. Hierdoor wordt vermeden dat spleten bestaan op het binnelvlak van de O-ringafdichting, waardoor een goede reiniging bij het uitspoelen van de melkleiding zou worden belet.

Het lekkanaal 26 kan ook worden verkregen zonder de aanslag 35.

15 Bijvoorbeeld kan de schuif 23 zijn gevormd met een niet-weergegeven schouder boven de ring 24 die aankomt tegen het huis 21, waardoor de schuif 23 zich op een afstand bevindt van het einde van de sleuf 22 overeenkomende met de gewenste breedte van het lekkanaal 36.

Hoewel O-ringafdichtingen 4 en 24 zijn genoemd kan ook een andere 20 geschikte afdichting worden gebruikt. De schuif 3 of 23 kan zelfs zijn vervaardigd van af dichtend materiaal, zodat geen afzonderlijke afdichting nodig is, waarbij dan de schuif een afdichting vormt met het huis bij de plaatsing daarin.

» 790 5 9 40

Claims (10)

1. Demonteerbaar filter voor een vloeistof leiding, gekenmerkt door een hol huis, voorzien van een sleuf en van een schuif welke een filter-element draagt voor de vloeistof, evenals afdichtorganen, waarbij de afdichtorganen zodanig zijn aangebracht dat de schuif zelfafdichtend is ten opzichte van het huis wanneer de schuif in de sleuf is gestoken.

2. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de afdichtorganen bestaan uit een ringafdichting die het gehele sleufvlak in een bepaald dwarsdoorsnedevlak van de sleuf afdicht.

3. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de afdichtorganen bestaan uit een paar ringafdichtingen die respectievelijk zijn aangebracht aan tegenovergestelde vlakken van de schuif.

4. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de schuif zodanig is geconstrueerd dat deze bij plaatsing in de sleuf een omloop-kanaal verschaft parallel aan de vloeistofstroom door het-filterelement.

5. Filter volgens conclusie 4, met het kenmerk dat het omloop-kanaal geheel wordt begrensd door de schuif.

6. Filter volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het omloop-kanaal is opgenomen in het filterelement.

7. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het holle huis een inlaatleiding en een uitlaatleiding heeft, waarbij het filter element is gevormd van strekmetaal, waarbij de dammen ervan zijn gericht volgens de rechtstreekse verbindingslijn tussen de inlaat- en uitlaatleiding.

8. Filter volgens conclusie 1, met het'kenmerk dat het holle huis doorzichtig is'zodanig dat het filterelement kan worden waargenomen.

9. Filter volgens conclusie 4, met het kenmerk dat het holle huis is voorzien van een inlaatleiding en een uitlaatleiding, waarbij deze inlaat- en uitlaatleiding en het omloopkanaal hetzelfde dwarsdoorsnede-oppervlak hebben.

10. Werkwijze voor het opsporen van melkstolsels, gekenmerkt door het laten stromen van de melk door een leiding door daarop een vacuum aan te sluiten, waarbij in de leiding een filter volgens een der voorgaande conclusies is aangebracht, en door het controleren van het filterelement op melkstolsels welke daarop kunnen zijn achtergebleven 790 5 9 40