NL7905832A - Wateraansluitinstallatie. - Google Patents

Description

* _ * _ -ττ f VO Tif-90

Schubert & Salzer Mas chin enf abr ik Akti enges ells ehaft Ingolstadt , Bondsrepubliek Duitsland.

Wateraansluitinstallatie.

De uitvinding betreft een wateraansluitinstallatie met een, tussen twee hoofdafsluitventielen aangebrachte watermeter, met een drukverminderings vent iel, alsmede met, van iedigingsven-tielen voorziene, verdelerarmaturen.

5 Het is gebruikelijk, in de kelder, waar de toevoer- leiding het huis binnenkomt, in toevoerrichting achter elkaar een hoofdafsluitventiel, een watermeter, een verder hoofdafsluitventiel, een drukverminderingsventiel en, in aansluiting hierop, de verschillende, van ledigingsventielen voorziene verdelerarmaturen aan te 10 brengen. Deze armaturen zijn op het pleisterwerk aangebracht, vergen veel ruimte en voor hun montage veel tijd.

Doel van de uitvinding is nu een oplossing, waarbij op ruimte bespaard wordt en tevens snelle en eenvoudige montage mogelijk is.

15 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, door dat de hoofdafsluitventielen, de watermeter en het drukverminderings-.ventiel in een eerste, op een leidingnet aangesloten leidinggedeel-te en de verdelerarmaturen in een tweede leidinggedeelte aangebracht zijn, dat zich parallel ten opzichte van het eerste leidinggedeelte 20 uitstrekt en hiermee door middel van’ een derde leidinggedeelte verbonden is, terwijl de drie genoemde leidinggedeelten zijn onderge-bracht in een door een afdekking af te sluiten huis, dat in zijn zijwanden openingen bevat'voor het daar doorheen passeren van, met het hoofdafsluitventiel alsmede de verdelerarmaturen verbonden lei-25 dingen.

In tegenstelling met de bekende uitvoeringen, volgens welke alle armaturen van de wateraansluitinstallatie in een reeks achter elkaar aangebracht zijn en daardoor veel ruimte vergen, is het door de oustelling van de armaturen in twee ten opzichte van el- Λ 7905832 - 2 - - * v ..

kaar parallele leidinggedeelten - die door een derde leidinggedeelte met elkaar verbonden zijn, mogelijk tot een aanzienlijk compactere opstelling te komen.-Deze compacte opstelling is er voorwaarde voor, dat. de gehele wateraansluitinstallatie in een huis aangebracht en 5 door een afdekking aan het zicht onttrokken kan -worden. Het huis met afdekking kan door een geschikte kleur of het opplakken van een bekleding harmonisch aan de ruimte -worden aangepast, zodat het huis esthetisch niet stoort.

Wanneer een naar de tuin lopende leiding van. de wa-10 teraansluitinstallatie mede moet worden gevoed, is, in nadere uit- * werking van de uitvindingsgedachte, met het eerste leidinggedeelte tussen een achter de watermeter opgesteld afsluitventiel en het druk-verminderingsventiel een naar de tuin lopend, vierde leidinggedeelte verbonden, dat binnen het huis een afsluitventiel met een ledigings-15' ventiel bevat.

Om er voor te zorgen dat de verzorging met water van het huis onafhankelijk van die van de tuin.kan worden afgezet, is i het volgens de uitvinding voordelig, wanneer tussen het drukverminde-ringsventiel en de verdelerarmaturen een afsluitventiel is aangebracht.

20 Om de beoogde, compacte opstelling mogelijk te maken is, volgens de uitvinding, dit afsluitventiel aangebracht in het derde leidinggedeelte.

Teneinde het huis universeel te kunnen toepassen, ongeacht of het eerste leidinggedeelte aan de rechter of linker zijde 25 op het toevoemet aangesloten is, en ongeacht voor hoeveel leidingen voorzien is in verdelerarmaturen, zijn, overeenkomstig een verdere bijzonderheid volgens de uitvinding, de openingen symmetrisch in het huis aangebracht. Om overlast van stof in het huis te verminderen zijn, bij voorkeur, de niet-gebruikte openingen door middel van afdek-30 kleppen af te sluiten.

Het is gebruikelijk, de huisopeningen van ventielen voor transport en opslag met afdekkappen te sluiten. Bij voorkeur hebben de openingen in het huis van de wateraansluitinstallatie dezelfde diameter, als de voor verzending door afdekkappen af te slui-35 ten huisopeningen van gebruikelijke ventielen, zodat dezelfde afdek-

W

1¾ V* V 7905832 "3 ' kappen zowel voor de ventielen, als voor liet volgens de uitvinding voorgestelde huis kunnen worden toegepast.

Qm op eenvoudige wijze het, door de ledigingsven-tielea van de verdelerarmaturen of van het eventueel toegepaste af-5 sluitventiel van het vierde leidinggedeelte uitgelopen water te kunnen opvangen en afvoeren, is, op voordeel-biedende wijze, het onderste deel van het huis als een, op een afvoerleiding aangesloten water-opvangbak uit gevoerd.

Gewoonlijk vindt de watertoevoer van onderen naar 10 hoven toe plaats, d.w.z. van de kelder naar de hovengelegen woonvertrekken. niettemin is het, in bepaalde gevallen, niet uitgesloten, dat de toevoer van boven af naar kan plaats vinden, wanneer b.v. een huis op een helling gebouwd is. Teneinde sproeiwater te vermijden, wanneer het tweede leidinggedeelte met de ver deler armaturen 15 boven het eerste leidinggedeelte aangebracht is, zijn, overeenkaa- stig een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding, de ledigings— ventielen van de verdelerarmaturen aangesloten op een ten opzichte van het eerste en tweede leidinggedeelte parallel verlopende verzamel-leiding waarvan het ene einde tot in de nabijheid van de wateropvang-20 bak loopt.

Om voor de installateur de montage te vergemakkelijken kan het huis zijn voorzien van bevestigingsvoorzieningen voor de in het huis aangebrachte leidinggedeelten. Hierdoor is het zelfs mogelijk, dat dergelijke huizen met voor het betrokken doel vereiste 25 leidinggedeelten door de fabrikant' reeds gemonteerd bij de installateur worden aangeleverd, zodat deze slechts het complete huis aan de muur van vertrek of ruimte behoeft aan te brengen en de leidinggedeelten in het huis met de diverse leidingen en het toevoernet behoeft te verbinden.

30 Qm het huis universeel en onafhankelijk van de toe- voerleiding van het waterleidingnet naar het huis te kunnen toepassen, bevat dit huis, overeenkomstig een nadere uitvoering volgens de uitvinding, bevestigingsgaten voor het naar keus inbouwen van de be-vestigingsvoorzieningen voor aansluiting op het toevoernet aan de 35 rechter of linker zijde van het huis.

' Λ | 7905832 -h - * . Nadere bijzonderheden overeenkomstig de uitvinding zullen thans blijken uit de hieronder volgende beschrijving van een, in de tekening uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding, in voor aanzicht, weergegeven uitvoeringsvorm van een wateraan-5 sluitinstallatie volgens de uitvinding.

De wateraansluitinstallatie volgens de uitvinding bevat een drietal leidinggedeelten 1, 2 en 3. Het eerste leidinggedeelte 1 staat met het, als toevoerleiding weergegeven, levemet 5 in verbinding en bevat in toevoerrichting 50 achtereenvolgens een eerste 10 hoofdafsluitventiel 10, een watermeter 11, een tweede hoofdafsluit-ventiel 12 alsmede een drukverminderingsventiel 13, welke door middel van. verbindingsstukken 1^ en 15 met elkaar verbonden zijn.

Het verbindingsstuk 1k is op een op zichzelf bekende wijze uitgerust met een terugstroombeveiligingsinrichting. Een tweede leidinggedeel-15 te 2, dat parallel ten opzichte van het eerste leidinggedeelte en evenzo als dit leidinggedeelte horizontaal aangebracht is, bevat een aantal verdelerarmaturen 21, 22, 23, 2k, 25 en 26, die elk uitgerust zijn met een ledigingsventiel 27· De verdelerarmaturen 21 - 26 zijn door middel van verbindingsstukken 20 met elkaar verbonden. Terwijl 20 het ene einde van het tweede leidinggedeelte 2 door middel van een sluitstuk 28 is gesloten, staat het andere einde van. dit leidinggedeelte 2 via het derde, verticaal aangebrachte leidinggedeelte 3 met het eerste leidinggedeelte 1 in verbinding.

Door de opstelling van de verschillende leiding-25 gedeelten 1, 2 en 3 ten opzichte van elkaar en van hun armaturen vergen deze slechts zeer weinig ruimte, zodat een zeer compacte opstelling wordt bereikt. Hierdoor is het mogelijk, deze drie leidinggedeelten 1, 2 en 3 in een huis 6 onder te brengen, dat kan worden afgesloten door middel van een afdekking 60.

30 Het huis 6 bevat in zijn zijwanden 61 en 62 ope- ningen 610 resp. 621, 622, 623, 62U, 625 en 626. De openingen 610 doet dienst voor aansluiting van het eerste leidinggedeelte 1 op het toevoernet 5, terwijl de openingen 621 - 626 dienst doen voor aansluiting van de verdelerarmaturen 21 - 26 op corresponderende, naar de 35 verbruikerplaatsen lopende leidingen 51 - 56. De openingen 610 als- O - · \ 790 5 8 32 * » ~5 - mede 621 - 626 hebben daarbij een zodanige diameter dat gemakkelijke verbinding met het toevoernet 5 resp. met hun leidingen 51 - 56 mogelijk is, zodat eventueel ook de bijbehorende moeren door de ope-ningen 610 en $21 - 626 kunnen passeren.

5 · De binnen zeer nauw bestek samengedrongen vateraan- sluitinstallatie volgens de uitvinding is uiterst overzichtelijk. Door deze compacte opstelling wordt het, volgens de uitvinding voorgestel-de, onderbrengen in een huis 6 mogelijk, waardoor harmonische invoeging in de, de wateraansluitinstallatie opnemende ruimte mogelijk 10* is. Bij overeenkomstige werking als de tot dusverre bekende water-aanslultinstallaties wordt aldus een aanzienlijk beter overzicht verkregen, en kan zulk een installatie gemakkelijk op esthetisch bevredigende ruimte in de cmgevende ruimte worden ingevoegd, terwijl de installatie - wanneer de afdekking 60 afsluitbaar wordt uitgevoerd -15 tegen ongeoorloofd ingrijpen beveiligd is.

Is met de water-aansluitinstallatie een naar de tuin lopende leiding 57 verbonden, dan wordt deze leiding 57 via een vierde leidinggedeelte t met het eerste leidinggedeelte 1 tussen hcofdafsluitventiel 12 en drukverminderingsventiel 13 verbonden.

20 Dit vierde leidinggedeelte U bevat een afsluitventiel it-O met ledi-gingsventiel lf-1 en verlaat het huis 6 via een zich onder de opening 610 bevindende opening 611.

Teneinde de waterlevering voor het huis te kunnen afsluiten, zonder dat daartoe de watertoevoer voor de naar de tuin 25 lopende leiding 57 behoeft te worden uitgeschakeld, is er tussen het drukverminderingsventiel 13 en de verdeler armaturen 21-26 een afsluitventiel 30 aangebracht. Hierdoor is het mogelijk, bij langdurige afwezigheid van huis, b.v. door buren de tuin te laten verzorgen zonder risiko voor waterschade door breuk van een der lei-30 dingen 51- 56 in het huis. Principieel kan het afsluitventiel 30 weliswaar op een willekeurige plaats tussen drukverminderingsventiel 13 en verdelerarmaturen 21 - 26 aangebracht zijn, doch het is voordelig, het afsluitventiel 30 in het derde leidinggedeelte -3 aan te brengen, aangezien in dat geval het afsluitventiel 30 kan worden onder-35 gebracht, zonder dat voor de wateraansluitinstallatie als geheel ex- r \ 7905832 "6 - tra ruimte nodig is.

Naar gelang van de ruimtelijke omstandigheden kan de aansluiting van het leidinggedeelte 1 op het toevoernet 5 via de rechter of de linker zijde - zoals weergegeven - van het huis 6 5 plaats vinden. Om voor heide gevallen niet telkens een ander huis 6 te behoeven te gebruiken, doch een huis te kunnen toepassen dat voor beide gevallen gelijkelijk geschikt is, zijn de openingen symmetrisch in het huis 6 aangebracht, ten opzichte van een loodrecht door het huis 6 verlopende symmetrieas 600. Zo is,, op dezelfde hoogte 10 als de opening 610 en eventueel de opening 611 aan de, tegenover de wand 61 gelegen wand 63 een opening 630 en eventueel een verdere opening 631 aangebracht. De opening 630 doet daarbij dienst voor aansluiting van het eerste leidinggedeelte 1 op het toevoernet 5» . terwijl de opening 63 bestemd is voor aansluiting van het vierde lei-15 'dinggedeelte ^ op de leiding 57.

Het is uiteraard ook mogelijk, dat de aansluiting van het eerste leidinggedeelte 1 op het toevoernet 5 aan de ene zijde en de aansluiting van het vierde leidinggedeelte U op de lei-. ding 57 aan de andere zijde van het huis 6 geschiedt.

20 Het huis bevat op zijn bovenzijde zo veel openin gen 621 - 627, dat de plaats maximaal kan worden benut. Om vervuiling van het inwendige van het huis door stof tegen te gaan, worden de niet-gebruikte openingen, b.v. de openingen 627, 630 en 631, door middel van afdekkappen 7 afgesloten.

25 Om installatie andersom mogelijk te maken, omdat de aansluiting van het eerste leidinggedeelte 1 Op het toevoernet 5 rechts plaats vindt en het derde leidinggedeelte derhalve links in het huis 6 is aangebracht, is symmetrisch ten opzichte van de opening 627 ook voorzien in een opening 620. Naar gelang van de aansluiting 30 op het toevoernet 5 wordt de opening 620 of de opening 627 niet gebruikt en in dat geval dan. door een. afdekkap 7 afgesloten.

Het aantal verdelerarmaturen 21 - 26 is naar gelang van de omstandigheden verschillend. Dienovereenkomstig zijn er ook meer of minder openingen 620 - 627 in gebruik, resp. door afdekkap-35 pen 7 afgesloten.

L, 790 5 8 32 - 7 ‘ s

Het is gebruikelijk, bij ventielen van verschillende constructie, b.v. afsluitventielen, verdeler armaturen enz. de huisopeningen van de ventielen bij transport door afdekkappen te sluiten. Gm deze-bij de fabrikant van de armaturen toch reeds be-5 schikbare afdekkappen ook voor het huis 6 en de daarin aangebrachte openingen 610, 611, 620 - 627, 630 en 631 te kunnen toepassen, zijn de diameters van laatstgenoemde openingen even groot gekozen als de huisopeningen van gebruikelijke ventielen. Daarbij is het echter niet uitgesloten, dat de openingen in het huis 6 verschillend groot zijn.

10 Zo kunnen b.v. de voor aansluiting op het toevoernet 5 bestemde openingen 610 en 630 groter zijn, dan de openingen 611, 620 - 627 en 631.

Het is niet per se noodzakelijk^ dat het vierde leidinggedeelte ^ het huis via. de opening 611 resp. 631 verlaat.

15 Het is b.v. ook mogelijk, de leiding 57 evenwijdig aan de leidingen 51 resp. 56 te laten lopen, zodat het vierde leidinggedeelte ^ aldus uit het door de eerste en tweede leidinggedeelte 1 en 2 bepaalde vlak loopt en zich voer resp. achter het (eerste en) tweede leidinggedeelte (1 en) 2 naar de opening 620 resp. 627 uitstrekt.

20 Om nu te verhinderen, dat bij demontage van ar maturen of de watermeter 11 water - waarvan ontsnapping ook bij sluiting van het hoofdafsluitventiel 10 en 12, respectievelijk van het sluitventiel 30, nooit geheel kan worden vermeden — op de vloer terecht komt, is het voordelig, wanneer het onderste deel van het huis 25 6 is uitgevoerd als wateropvanghak 65, welke via een in de bodem 6k van het huis 6 aangebracht gat 6h0 op een afvoerleiding 8 aangesloten is.

Enkele uitzonderingen daargelaten geschiedt de wa-terlevering in een huis vrijwel steeds van onderen naar boven toe.

30 Daardoor bevindt zich dan ook gewoonlijk het tweede leidinggedeelte 2 boven het eerste leidinggedeelte 1. Om bij lediging van een van de leidingen 51-56 door middel van het bijbehorende ledigingventiel 57 ontsnapping van sproeiwater te vermijden, bevindt zich, op voordeel-biedende wijze, onder de lediging-ventielen 27 een verzamelleiding 9, 35 die parallel ten opzichte van de leidihggedeelten 1 en 2 verloopt 790 5 8 32 / '* - 8 - £ en waarin de ledigingventielen 27 elk via een korte verbindingslei-ding 90 uitmonden. Het ene einde van de verzamelleiding 9 is gesloten, terwijl het andere einde 91 in de nabijheid van een wand 61 of 63 van het huis omlaag- omgebogen is en tot in de nabijheid van de 5 wateropvangbek 65 loopt.

Soms vindt de waterlevering van boven af plaats.

In dergelijke gevallen bevindt zich het eerste leidinggedeelte 1 boven het tweede leidinggedeelte 2. Ook in dergelijke gevallen kan een wateropvangbak 65 worden toegepast, doch hierbij is het nood-10 zakelijk, alle openingen. 620 - 627 in het bereik van de wateropvangbak 65 af te dichten.

Ter waarborging van een veilige verankering van de leidinggedeelten en om tevens compleet voor gemonteerde verzending door de fabrikant mogelijk te maken, is het huis 6, in nadere uitwer-15 king volgens de uitvinding, voorzien van bevestigingsvoorzieningen 66 resp. 661 voor de leidinggedeelten. Bij voorkeur zijn bovendien in het huis 6 bevestigingsgaten 660 aangebracht door bevestigingsvoorzieningen 66 resp. 661, teneinde voor een eventueel andersom vereiste aansluiting van het leidinggedeelte 1 op het levemet 5 ook een dien-20 overeenkomstig gebruik - andersom - van die bevestigingsvoorzieningen 66 resp. 661 mogelijk te maken, zonder dat daarvoor achteraf bewerkingen aan het huis 6 nodig zijn.

De bevestigingsvoorzieningen 66 resp. 661 kunnen onderling gelijk uitgevoerd zijn. Bij voorkeur doen de bevestigings- · 25 voorzieningen van het tweede leidinggedeelte 2 tevens dienst voor lediging van de verzamelleiding 9, welke daarbij onder of achter het leidinggedeelte 2 kan-lopen.

Uit voorgaande beschrijving volgt, dat de uitgevonden inrichting op velerlei wijzen gevarieerd kan worden waarbij, , 30 overeenkomstig de voorschriften, in de diverse leidinggedeelten 1, 2, 3 en k ook ten opzichte van de in het voorgaande beschreven armaturen afwijkende armaturen kunnen, zijn aangebracht. De principiële gedachte, die aan de onderhavige uitvinding ten grondslag ligt bestaat hierin door het parallel aanbrengen van twee met elkaar verbon-35 den leidinggedeelten 1 en 2 en het verdelen van de armaturen zodanig, \ 790 5 8 32 -9 - dat "beide leidinggedeelten 1 en 2 nagenoeg even lang zijn en de voor fraterlevering aan het huis dienst doende verdelerarmaturen 21 -26 in êén van deze leidinggedeelten aangebracht zijn, tot een dusdanig compacte constructie te komen, dat onderbrenging van de water-5 aansluitinstallatie in een door een afdekking 60 af te sluiten huis 6 mogelijk is. De speciale uitvoering van de armaturen is daarbij in beginsel niet van belang, doch het is uiteraard wel nuttig, wanneer ook de armaturen weinig ruimte vergend uitgevoerd zijn, omdat hierdoor het - door de uitvinding eerst mogelijk geworden - enkele huis 10 bovendien betrekkelijk klein kan worden uitgevoerd.

* φ "i

X

7905832

Claims (8)

1. Wateraansluitinstallatie met een tussen twee hoofd-afsluitventielen aangebrachte watermeter, met een drukverminderings-ventiel, alsmede met van ledigingsventielen voorziene, verdelerarma-turen, met het kenmerk, dat de hoofdafsluitventielen (10, 12), de 5 watermeter (11) en het drukverminderingsventiel (13) zijn aangebracht in een eerste, op een toevoernet (5) aangesloten leidinggedeelte (1), en de verdelerarmaturen (21 - 26) in een tweede leidinggedeelte (2), dat zich evenwijdig aan het eerste leidinggedeelte (1) uitstrekt en hiermee door middel van een derde leidinggedeelte (3) verbonden is, 10 terwijl de drie genoemde leidinggedeelten (1, 2, 3) zijn aangebracht in een door een afdekking (60) af te sluiten huis (6), dat in zijn zijwanden (61, 62, 63) openingen (610, 611, 620 - 627, 630, 631) bevat voor het daar doorheen laten passeren van, met het eerste hoofd-afsluitventiel (10) alsmede de verdelerarmaturen (21 - 26) verbonden 15 leidingen (5, 51 -56).

2. Wateraansluitinstallatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat met het eerste leidinggedeelte (1) tussen een achter de watermeter (11) opgesteld afsluitventiel (12) en het drukverminderingsventiel (13) een, naar de tuin lopend, vierde leiding- 20 gedeelte (H) verbonden is, dat in het huis (6) een afsluitventiel (^0) met ledigingsventiel (Ui) bevat. 3-. Wateraansluitinstallatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een afsluitventiel (30) in het derde leidinggedeelte (3) aangebracht is. 25 b, Wateraansluitinstallatie volgens tenminste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de openingen (610, 611, 620 - 627, 630, 631) symmetrisch, in het huis (6) aangebracht zijn.

5· Wateraansluitinstallatie volgens conclusie b3 met het kenmerk, dat de niet-gebruikte openingen (610, 611, 620 - 627, 30 630, 631) door middel van afdekkappen (7) kunnen worden afgesloten.

6. Wateraansluitinstallatie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de openingen (610,. 611, 627, 630, 631) in het huis > 790 5 8 32 ' 11'. Λ (6) deselfde diameter hebben als de voor transport en opslag door afdekkappen (7) te sluiten huisopeningen van gebruikelijke ventielen.

7· Wateraansluitinstallatie volgens tenminste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het onderste deel 5 van het huis (6) wordt gevormd door een op een afvoerleiding (8) aangesloten wateropvangbak (65).

8. Wateraansluitinstallatie volgens conclusie 7j met het kenmerk, dat het tweede leidinggedeelte (2) boven het eerste leidinggedeelte (l) aangebracht is en de ledigingsventielen (27) van 10 de verdelerarmaturen (21 - 26) zijn aangesloten op een ten opzichte van het eerste en tweede leidinggedeelte (1 en 2) parallel verlopende verzamelleiding (9), waarvan een einde (91) loopt tot in de nabijheid van de wateropvangbak (65). t

9. Wateraansluitinstallatie volgens tenminste een 15 der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het huis (6) is voorzien van bevestigingsvoorzieningen (66, 661) voor de in het huis (6) aangebrachte leidinggedeelten (1, 2, 3).

10. Wateraansluitinstallatie volgens conclusie 9S met het kenmerk, dat het huis (6) is voorzien van bevestigingsgaten 20 (660) voor het naar keus inbouwen van de bevestigingsvoorzieningen (66, 661) voor aansluiting op het toevoemet (5) aan de rechter of linker zijde van het huis (6). » / 790 5 8 32