NL7807340A - Inrichting voor het afsluiten van de voet van een op respectievelijk in de bodem van een water staande paal ten opzichte van het omgevende bodemoppervlak. - Google Patents

Description

V

ïïf.O. 26.341 KABEL JOSEPHUS COEHELIS DE WERK te Ouderkerk a/d IJssel.

Inrichting voor het afsluiten van de voet van een op respectievelijk in de bodem van een water staande paal ten opzichte van het omgevende bodemoppervlak.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afsluiten van de voet van een op respectievelijk in de bodem van een water staande paal ten opzichte van het omgevende bodemoopervlak.

Bij palen die staan in bewegend water, bijvoorbeeld o 5 op de zeebodem of een rivierbodem, kan de stroming rondom de paalvoet ontgronding teweeg brengen, dat wil zeggen, dat de stroming rondom de paalvoet een kuil maakt. Dit gebeurt vrij snel na het plaatsen van de paal.

Worden verplaatsbare eilanden respectievelijk bagger- 10 werktuigen met spudpalen of andere met palen uitgeruste inrichtingen toegepast in een water waarvan de bodem een oppervlak heeft dat niet mag worden verstoord, dan levert de stroming rondom de paalvoet een probleem op en voor dit probleem verschaft de uitvinding een oplossing. 15

Daartoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een de paal omvattend plaatvormig lichaam, dat althans aan de omtrek een over de gehele omtrek doorlopende soepele randstrook heeft. Dit plaatvormige lichaam zorgt naar boven toe voor een glad oppervlak dat niet door wervelingen, voort- 20 vloeiende uit de stroming; kan worden beinvloed, waarbij de soepele randstrook ervoor zorgt, dat het plaatvormige lichaam is afgedicht ten opzichte van de boden^ die immers oneffenheden kan hebben, bij voorbeeld in de vorm van door de stroming veroorzaakte ribbels 78 0 7 3 40» *v r 2 en dergelijke.

Eet plaatvormige lichaam kan bestaan uit een lichaam dat nabij de paal stijf is en geleidelijk naar de rand toe soepeler wordt. Het kan zijn vervaardigd uit kunststof danwel uit een metaal gecombineerd met een randstrook van ander materiaal dat voldoende soepel is. De inrichting is opgehangen aan 5 trekorganen, die het plaatvormige lichaam houden nabij het ondereinde van de voet van de paal, zodat het plaatvoimige lichaam zich op de bodem neervleit, wanneer de paalvoet verder in de bodem dringt. De inrichting is dus verschuifbaar ten opzichte van de paal. 10

Bij voorkeur bestaat het plaatvoimige lichaam uit een stijve plaat die is bevestigd aan een de paal omvattende stijve koker die zich vanaf de plaat naar beneden toe uitstrekt en waarvan de wanden evenwijdig lopen met die van de paal. Deze stijve koker komt het eerst in aanraking met de bodem en dringt daar- 15 in. Daarmee bereikt men dat ook onder de plaat bij het neerzetten geen stromingen kunnen optreden die tussen koker en paalwand verstorend werken en alsnog gronddelen kunnen wegspoelen. Het verdient de voorkeur de plaat een naar beneden toe gerichte scherpe hoek met de koker te laten hebben. Deze koker is bij voorkeur 20 aan de binnenzijde voorzien van geleidingsorganen die met de wanden van de paal samenwerken. Dit kunnen rollen zijn en/of geleidingsschoenen.

Aangezien het plaatvormige lichaam gemakkelijk beweegbaar moet zijn ten opzichte van de paal en de paal doorgaans een 25 profiel jjeeft .met tandstroken, is een zekere speling tussen de binnen.-:, van het plaatvormige lichaam respectievelijk koker en de paal nodig, zeker wanneer rekening moet worden gehouden met niet horizontaal verlopende bodemoppervlakken, die nodig maken dat het plaatvormig lichaam een schuine stand moet kunnen innemen. Ter 30 plaatse van de tandstroken kunnen dan gebieden ontstaan in de vorm van ruime spleten, waardoor alsnog verstorende stromingen kunnen optreden.

Tolgens de uitvinding is dan ook bij voorkeur de spleet tussen koker en paal afgedicht door middel van een soepele strook 35 7807340 3 % die met de paalwand afdichtend samenwerkt.

De soepele randstrook dient zich aan oneffenheden van de "bodem zo goed mogelijk te kunnen aanpassen. Deze randstrook kan bestaan uit een soepel vel, dat derhalve verticaal naar beneden hangt, zolang het plaatvormige lichaam de bodem nog niet heeft 5 bereikt. Bij een snelle daling zal het zich als een parachute openen en op de bodem neervleien. Het verdient daarbij voorkeur de soepele strook te voorzien van op afstand van elkaar gelegen baleinen, die de gelijkmatige spreiding bevorderen. Bijvoorkeur worden de baleinen beweegbaar, dat wil zeggen scharnierend of 10 elastisch, bevestigd aan de plaat en via trekorg nen gekoppeld a met een zich boven de plaat bevindende, de plaat omvattende, ring die zelf eveneens met trekorganen is gekoppeld met de plaat en aan trekorganen is opgehangen, waarbij de trekorganen tussen ring en plaat en tussen ring en randstrook zodanige lengtes hebben 15 dat bij strakstaande trekorganen de randstrook is opgetild.

Men bereikt hiermee, dat bij het neerlaten eerst het plaatvormige lichaam de bodem raakt en daarna pas de randstrook zich neervleit en is dus niet afhankelijk van het zich al of niet openen van de randstrook op de wijze van een parachute. Bij het optillen bereikt 20 men dat de afdichtende randstrook het eerst wordt opgetild, waardoor het lossen gemakkelijker gaat.

Moet rekening worden gehouden met een schuinstaande bodem, dan dient de plaat de paal te omvatten met grote speling en dan is volgens de uitvinding de binnenrand daarvan via een 25 soepele afdichtstrook aan een op de paal geleide en deze dicht-omvattende ring die aan trekorganen is opgehangen^Bez earing behoudt de stand loodrecht op de as van de paal terwijl de afdichtstrook de speling afsluit. Deze afdichtstrook kan zodanig zijn uitgevoerd, dat hij trekkrachten kan opnemen, danwel bestaan uit 30 een vel dat is gecombineerd met afzonderlijke trekorganen tussen ring en plaat.

Verder is het bij alle uitvoeringen mogelijk boven de plaat een de paal omvattende en afdichtend daarop geleide ring aan te brengen die via trekorganenmet de plaat is gekoppeld en een 35 soepel vel draagt dat rondom de paal ligt en waarvan de buiten- 7807340 r 1» 4 rand op de soepele randstrook rust respectievelijk daaraan is bevestigd. Hiermee kan men bij alle denkbare uitvoeringen een afdoende afdichting teweeg brengen.

De om de paal plaatsvindende stromingen vinden bij de inrichting volgens de uitvinding een oppervlak rondom de 5 paal dat niet door de stroming kan worden beïnvloed. De inrichting kan zich naar buiten toe ver uitstrekken, zodat het gehele bodemgebied rondom de paal, dat door stromingen nadelig zou kunnen worden beinvloed, is beschermd.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan 10 de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in bovenaanzicht.

Fig. 2 is een doorsnede van de inrichting volgens * de uitvinding. 15

Fig. 3 en 4 tonen schematisch een variant van de inrichting van de fig. 1 en 2 in verschillende standen.

Fig. 5 toont een andere mogelijke uitvoeringsvorm.

In de fig. 1 en 2 is een paal 1 getoond van rechthoekige doorsnede, voorzien van vier tandstroken 2. 20

De in deze fig. getoonde inrichting volgens de uitvinding bestaat nu uit een rechthoekige koker 3 die op de wanden van de paal is geleid met rollen 4 ©n glijschoenen 5· kan deze koker bevindt zich een achthoekige plaat 6, die vanaf de bovenrand van de koker iets naar beneden toe helt welke plaat 6 is 25 verstevigd met ribben 7·

Dit uit koker en plaat bestaande lichaam kan geheel uit kunststof, bijvoorbeeld met glasvezel gewapend polyester, danwel uit metaal, zoals staal zijn vervaardigd.

Aan de rand van de plaat 6 is een soepele strook, 8 30 bevestigd, op de rand waarvan zogewenst kleine gewiohtjes 9 kunnen zijn aangebracht.

Het geheel is opgehangen aan trekorganen 10 die op een hoger gelegen punt, bijvoorbeeld een punt dat zich in opgetrokken toestand van de paal boven water bevindt, aan de paal 35 » zijn bevestigd.

7807340 5 * \

De spleet tuBsen koker 3 en paalwanden kan zijn afgedicht met behulp van een soepele strook 11 van rubber of kunststof.

De strook 8 kan bestaan uit kunststof, rubber, met rubber bekleed weefsel en dergelijke. 5

Ter plaatse van de lijnen die lopen door de hoeken van de achthoekige plaat en de achthoekige strook kunnen balelmn 12 zijn aangebracht aan de soepele strook 8, die het spreiden van de randstrook bij het neerlaten bevorderen. Deze kunnen met hun binneneinden vast zijn bevestigd aan de plaat en uitsluitend 10 functioneren door hun elasticiteit, doch zij kunnen ook, zoals getoond in fig. 3» scharnierend bij 13 zijn bevestigd aan het plaatvormige lichaam 6.

Fig. 3 en 4 tonen deze uitvoeringsvorm, waarbij zich boven het plaatvormige lichaam een ring 14 bevindt, die de paal 15 met speling omvat en waaraan de plaat 6 met trekorganen 15 is opgehangen. Ter plaatse van de baleinen 12 bevinden zich trekorganen 16, die met de ring 14 zijn verbonden.

De baleinen kunnen zich uiteraard ook op andere plaatsen bevinden, bijvoorbeeld ook tussen de hoeken. 20

Fig. 3 toont de inrichting volgens de uitvinding op het moment dat deze de bodem raakt respectievelijk verlaat. De trekorganen 15 en 16 staan dan strak, hetgeen inhoudt dat de baleinen zijn opgetild en daarmee de randstrook is opgetild.

Fig. 4 toont deze uitvoering in geheel neergelaten 25 toestand met alle trekorganen slap, waarbij dus de randstrook op de bodem is neergevleid.

Fig. 5 toont een uitvoeringsvorm geschikt voor een paal die zich bevindt in een schuinlopende bodem. Door voldoende speling tussen koker 3 en paal 1 te scheppen, kan de inrichting 30 zich door schuinstand aanpassen aan het verloop van de bodem.

Ter afdichting van de spleet is een soepele strook 17 aangebracht, die de bovenrand van de plaat 6 verbindt met een ring 16, bijvoorbeeld van kunststof, welke ring een binnaprofiel heeft, dat ia aangepast aan het profiel van de paal, zodanig dat 35 de ring daar overheen kan glijden, doch in voldoende mate ten 7807340 i » 6 opzichte van de paal afdicht om stromingen te verhinderen. Deze soepele strook 17 tussen plaat 6 en ring 18 kan zonodig zodanig zijn uitgevoerd, dat de inrichting daarmee kan worden opgehangen aan de ring 18, die zelf via trekorganen 19 is gekoppeld met de trekorganen 10. 5

Fig. 5 toont verder een tweede ring 20 die eveneens met geringe speling en het profiel volgend om de paal is aangebracht en waaraan een soepel vel 21 is bevestigd, dat zich rondom de paal uitstrekt en op de soepele randstrook 8 rust.

Hing 20 en vel 21 kunnen in combinatie met ring 18 10 en afdichting 17 worden toegepast, zoals getoond in fig. 5·

Het is echter ook denkbaar alleen te werken met de ring 20 en het soepele vel 21 en men kan dan ook, bijvoorbeeld in variatie op fig. 3 een ring 20 toepassen in plaats van de in fig. 3 getoonde ring 14, die nauwsluitend op de paal is geleid en waarbij het soepele vel 21, hetzij over de trekorganen 16 heen 15 valt, danwel in de plaats van deze trekorganen komt.

i 780734a

Claims (8)

1. Inrichting voor het afsluiten van de voet van een op respectievelijk in de bodem van een water staande paal ten opzichte van het omgevende bodemoppervlak, gekenmerkt door een de paal omvattend plaatvormig lichaam, dat althans aan de omtrek een over de gehele omtrek doorlopende soepele randstrook 5 heeft.

2. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat het plaatvormige lichaam een stijve plaat is die is bevestigd aan een de paal omvattende stijve koker die zich vanaf de plaat naar beneden toe uitstrekt en waarvan de wanden 10 evenwijdig lopen aan die van de paal.

3· Inrichting volgens conclusie 2, m e t h e t kenmerk, dat de koker aan de binnenzijde gel ei dings organen heeft die met de wanden van de paal samenwerken.

4. Inrichting volgens conclusie 1,2 of 3,met 15 het kenmerk, dat de spleet tussen binnenrand-plaat en paal respectievelijk tussen koker en paal is afgedicht door middel van een tegen de paalwanden aanliggende soepele strook.

5. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de randstrook is 20 voorzien van op afstand van elkaar gelegen baleinen.

6. Inrichting volgens conclusie 5> m © t h e t kenmerk, dat de baleinen beweegbaar zijn bevestigd aan de plaat en via een trekorgaan zijn gekoppeld met een zich boven de plaat bevindende de paal omvattende ring, die zelf eveneens 25 met trekorganen is gekoppeld met de plaat en aan trekorganen is opgehangen, waarbij de trekorganen tussen ring en plaat en tussen ring en randstrook zodanige lengtes hebben, dat bij strakstaande trekorganen de randstrook is opgetild.

7. Inrichting volgens een of meer der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de plaat de paal omvat met grote speling en de binnenrand daarvan via een soepele afdichtstrook is bevestigd aan een op de paal geleide en deze dicht omvattende ring die aan trekorganen is opgehangen.

8. Inrichting volgens een of meer der voorgaande 35 7807340 ¥ f conclusies, met het kenmerk, dat zich boven de plaat een de paal nauw omsluitende en daarop geleide ring bevindt, die via trekorganen met de plaat is gekoppeld en een soepel vel draagt dat rondom de paal ligt en waarvan de buitenrand rust op respectievelijk is bevestigd aan de soepele randstrook van de 5 plaat. 7807340