NL2028793B1 - Uitklapleuningsamenstel, combinatie van uitklapleuningsamenstel en staander, steigersysteem, en werkwijze - Google Patents
Uitklapleuningsamenstel, combinatie van uitklapleuningsamenstel en staander, steigersysteem, en werkwijze Download PDFInfo
- Publication number
- NL2028793B1 NL2028793B1 NL2028793A NL2028793A NL2028793B1 NL 2028793 B1 NL2028793 B1 NL 2028793B1 NL 2028793 A NL2028793 A NL 2028793A NL 2028793 A NL2028793 A NL 2028793A NL 2028793 B1 NL2028793 B1 NL 2028793B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- hook structure
- rosette
- bar
- coupling
- upright
- Prior art date
Links
- 238000000034 method Methods 0.000 title claims description 15
- 230000008878 coupling Effects 0.000 claims abstract description 105
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 claims abstract description 105
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 claims abstract description 105
- 238000005259 measurement Methods 0.000 claims description 3
- 230000001419 dependent effect Effects 0.000 claims description 2
- 230000007246 mechanism Effects 0.000 description 4
- 230000000712 assembly Effects 0.000 description 2
- 238000000429 assembly Methods 0.000 description 2
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 2
- 230000008719 thickening Effects 0.000 description 2
- 230000004308 accommodation Effects 0.000 description 1
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 1
- 239000000463 material Substances 0.000 description 1
- 230000000717 retained effect Effects 0.000 description 1
- 239000000725 suspension Substances 0.000 description 1
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G5/00—Component parts or accessories for scaffolds
- E04G5/14—Railings
- E04G5/147—Railings specially adapted for mounting prior to the mounting of the platform
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G5/00—Component parts or accessories for scaffolds
- E04G5/14—Railings
- E04G5/142—Railings extensible or telescopic
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G7/00—Connections between parts of the scaffold
- E04G7/30—Scaffolding bars or members with non-detachably fixed coupling elements
- E04G7/302—Scaffolding bars or members with non-detachably fixed coupling elements for connecting crossing or intersecting bars or members
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G7/00—Connections between parts of the scaffold
- E04G7/30—Scaffolding bars or members with non-detachably fixed coupling elements
- E04G7/302—Scaffolding bars or members with non-detachably fixed coupling elements for connecting crossing or intersecting bars or members
- E04G7/303—Scaffolding bars or members with non-detachably fixed coupling elements for connecting crossing or intersecting bars or members the added coupling elements are only fixed at one of the bars or members to connect
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G7/00—Connections between parts of the scaffold
- E04G7/30—Scaffolding bars or members with non-detachably fixed coupling elements
- E04G7/34—Scaffolding bars or members with non-detachably fixed coupling elements with coupling elements using positive engagement, e.g. hooks or pins
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Emergency Lowering Means (AREA)
Abstract
Uitklapleuningsamenstel voor een steiger, omvattende een bovenleuningdeel, een middenleuningdeel, een eerste spijl, en een tweede spijl die onderling scharnierbaar zijn verbonden voor aanpassing tussen een ingeklapte configuratie en een uitgeklapte configuratie. De eerste spijl is voorzien van een koppelhaakstructuur om de eerste spijl aan een rozet van een staander van de steiger op te hangen met speling in een opening van de rozet. Bij de koppelhaakstructuur is een borghaakstructuur voorzien die is ingericht om in afhankelijkheid van een rotatiepositie van de koppelhaakstructuur ten opzichte van de rozet tegen te gaan dat de eerste spijl door omhoog bewegen uit zijn aan de rozet opgehangen toestand wordt gebracht. Door rotatie van het leuningsamenstel om een rotatiehartlijn evenwijdig aan de staander kan de borghaakstructuur in een borgende positie worden gebracht om losraken van de opgehangen koppelhaakstructuur tegen te gaan.
Description
P130183NL00
Titel: Uitklapleuningsamenstel, combinatie van utklapleuningsamenstel en staander, steigersysteem, en werkwijze
VELD
De uitvinding heeft betrekking op een uitklapleuningsamenstel voor een steiger, alsmede op een combinatie van een dergelijk leuningsamenstel en een staander voor een steiger. Voorts heeft de uitvinding betrekking op een steigersysteem, en op een werkwijze voor het bevestigen van een uitklapleuningsamenstel aan staanders van een steigersysteem.
ACHTERGROND
In een eerder ingediende octrooiaanvraag in Nederland met aanvraagnummer N2027056 wordt een leuningsamenstel voor een steiger beschreven. Het beschreven leuningsamenstel kan worden aangepast tussen enerzijds een leuningvormende configuratie oftewel een uitgeklapte configuratie, en anderzijds een transportconfiguratie oftewel een ingeklapte configuratie. Aldus kan het beschreven leuningsamenstel een wtklapleuningsamenstel worden genoemd.
Meer in het algemeen zijn uitklapleuningsamenstellen voor steigers op zich bekend. Er blijft voortdurend behoefte aan steeds verdere verbeteringen op het gebied van leuningsamenstellen voor steigers, met name om daarmee voor diverse typen steigers steeds een qua efficiëntie en effectiviteit optimale oplossing voor valbeveiliging te kunnen verschaffen.
SAMENVATTING
Een doel van de huidige uitvinding is om een verbeterde oplossing voor valbeveiliging te verschaffen voor een steiger waarvan staanders zijn voorzien van rozetten. Aan de rozetten kunnen bijvoorbeeld liggers of andere steigeronderdelen worden gekoppeld. Dergelijke staanders met rozetten zijn op zich algemeen bekend en worden veelvuldig toegepast in de steigerbouw. De betreffende steigersystemen worden ook wel ringsteigersystemen genoemd.
Meer in het bijzonder is een doel om voor een dergelijk steigersysteem een leuningsamenstel te verschaffen dat bijzonder gemakkelijk en veilig kan worden bevestigd vanaf een ondergelegen steigerverdieping ten opzichte van de steigerverdieping waarvoor het bevestigde leuningsamenstel valbeveiliging moet bieden.
Daartoe verschaft de uitvinding een uitklapleuningsamenstel volgens conclusie 1 voor een steiger. Het uitklapleuningsamenstel omvat: een bovenleuningdeel dat zich in een lengterichting uitstrekt tussen een respectief eerste einde en een respectief tweede einde; een middenleuningdeel dat zich in een lengterichting uitstrekt tussen een respectief eerste einde en een respectief tweede einde; een eerste spijl die scharnierbaar 1s verbonden met elk van de respectieve eerste einden van het bovenleuningdeel en het middenleuningdeel; en een tweede spijl die scharnierbaar is verbonden met elk van de respectieve tweede einden van het bovenleuningdeel en het middenleuningdeel.
Door middel van scharnieren van de scharnierbare verbindingen is het uitklapleuningsamenstel aanpasbaar tussen een ingeklapte configuratie en een uitgeklapte configuratie.
De eerste spijl is voorzien van een koppelhaakstructuur die is ingericht om de eerste spijl aan een rozet van een staander van de steiger op te hangen wanneer de eerste spijl in hoofdzaak evenwijdig aan de staander 1s gepositioneerd. De koppelhaakstructuur 1s ingericht om met speling in een opening van de rozet te worden ontvangen om zo in aan de rozet opgehangen toestand ten opzichte van de rozet roteerbaar te zijn om een rotatiehartlijn die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de staander uitstrekt.
De eerste spijl is bij de koppelhaakstructuur voorzien van een borghaakstructuur. De borghaakstructuur is ingericht om, in afhankelijkheid van een rotatiepositie van de koppelhaakstructuur ten opzichte van de rozet om de rotatiehartlijn, tegen te gaan dat de eerste spijl door omhoog bewegen uit zijn aan de rozet opgehangen toestand wordt gebracht.
De combinatie van de koppelhaakstructuur en de borghaakstructuur maakt het voordeligerwijze mogelijk om de eerste spijl nabij een beoogde leuningpositie langs de staander door ophangen aan de staander te koppelen en die koppeling te borgen, in het bijzonder door een persoon die zich op een ondergelegen steigerverdieping bevindt. Door het utklapleuningsamenstel tijdens het ophangen in ingeklapte toestand te houden kunnen de leuningdelen effectief worden gebruikt om de eerste spijl vanaf een afstand te positioneren, zodat de eerste spijl ter hoogte van een bovengelegen steigerverdieping aan een rozet kan worden opgehangen. In het bijzonder kan zo op afstand eerst de koppelhaakstructuur in een opening van de rozet worden gehaakt door een in hoofdzaak verticale beweging, waarna het leuningsamenstel om een in hoofdzaak verticale as kan worden verdraaid om de borghaakstructuur in een borgingspositie te brengen, waarbij deze bewegingen steeds vanaf een ondergelegen steigerverdieping door een aldaar aanwezige persoon kunnen worden uitgevoerd.
Doordat de koppelpositie aldus nabij een beoogde leuningpositie kan zijn gelegen, kan de lengte van de eerste spijl relatief kort zijn, bijvoorbeeld in hoofdzaak overeenkomstig een afstand tussen twee langs de staander opeenvolgende rozetten. Door deze relatief korte lengte van de eerste spijl wordt niet alleen materiaal bespaard, maar kan het uitklapleuningsamenstel ook bijzonder licht van gewicht en bijzonder compact zijn, wat zijn hanteerbaarheid en daarmee het gemak van zijn bevestiging aan de steiger verder vergroot. Tegelijkertijd wordt een bijzonder betrouwbare koppeling tussen leuningsamenstel en staander verschaft, wat uiteindelijk een goede valbeveiliging bevordert.
Zoals hieronder in het kader van een gerelateerde werkwijze nader wordt toegelicht, kan het leuningsamenstel na het ophangen van de eerste spijl worden uitgeklapt, waarna de tweede spijl aan een verdere staander van de steiger kan worden gekoppeld om de bevestiging van het leuningsamenstel aan de steiger, en daarmee de realisatie van een effectieve leuning aan de steiger, te voltooien.
Volgens een verder aspect wordt een combinatie verschaft van het hierin beschreven uitklapleuningsamenstel en een staander voor een steiger, waarbij de staander is voorzien van een rozet met een opening voor het daarin met speling ontvangen van de koppelhaakstructuur van het utklapleuningsamenstel.
Met een dergelijke combinatie kunnen bovengenoemde voordelen worden verschaft. De staander met rozet kan van een op zich bekend type zijn, zodat het hierin beschreven uitklapleuningsamenstel voordeligerwijze kan worden toegepast in combinatie met reeds beschikbare steigersystemen met dergelijke staanders.
Volgens een verder aspect wordt een steigersysteem verschaft omvattende de hierin beschreven combinatie van het utklapleuningsamenstel en de staander. Het steigersysteem kan verdere steigeronderdelen omvatten, bijvoorbeeld liggers en vloerdelen.
Aldus kan een op zich bekend steigersysteem met staanders met rozetten worden uitgebreid of aangepast met het hierin beschreven leuningsamenstel, bijvoorbeeld als alternatief of aanvulling ten opzichte van enige andere vorm van valbeveiliging voor het steigersysteem.
Volgens een verder aspect wordt een werkwijze verschaft voor het bevestigen van een leuningsamenstel aan een steiger die een staander omvat die is voorzien van een rozet. De werkwijze omvat: het verschaffen van een hierin beschreven uitklapleuningsamenstel; het in een opening van de rozet van de staander inhaken van de koppelhaakstructuur terwijl de eerste spijl in hoofdzaak evenwijdig aan de staander wordt gepositioneerd,
waardoor de eerste spijl aan de rozet wordt opgehangen; het roteren van de koppelhaakstructuur ten opzichte van de rozet om een rotatiehartlijn die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de staander uitstrekt, waardoor de borghaakstructuur wordt gepositioneerd om tegen te gaan dat de eerste spijl 5 ten opzichte van de rozet door omhoog bewegen uit zijn aan de rozet opgehangen toestand wordt gebracht; en het op afstand van de staander aanvullend aan de steiger koppelen van het uitklapleuningsamenstel, waardoor verdere rotatie van de koppelhaakstructuur ten opzichte van de rozet om de rotatiehartlijn wordt tegengegaan.
Met een dergelijke werkwijze worden bovengenoemde voordelen worden bereikt. Zoals hierboven reeds aangegeven kan met een dergelijke werkwijze op een bijzonder gemakkelijke en betrouwbare wijze een valbeveiliging in de vorm van een leuning worden gerealiseerd voor een bovengelegen steigerverdieping, terwijl de persoon die het leuningsamenstel aan de steiger bevestigt zich op de ondergelegen steigerverdieping kan blijven bevinden. Daarbij kunnen de leuningdelen worden gebruikt om de eerste spijl, die relatief kort kan zijn, boven een handbereik van de genoemde persoon te positioneren, eerst om de koppelhaakstructuur aan de rozet op te hangen en vervolgens om door een rotatiebeweging een borging tot stand te brengen. De zo verkregen borging kan na witklappen van het leuningsamenstel worden gezekerd door de tweede spijl aan de verdere staander te koppelen.
De tweede spijl is bij voorkeur langer dan de eerste spijl, althans lang genoeg om vanaf de ondergelegen steigerverdieping handmatig te kunnen worden aangegrepen. Als alternatief of aanvulling kan eventueel bijvoorbeeld een duwstaaf of een dergelijk hulpmiddel worden gebruikt om de tweede spijl te positioneren.
Wanneer de tweede spijl ter hoogte van de ondergelegen steigerverdieping aan de staander wordt gekoppeld, bijvoorbeeld als aanvulling op een koppeling ter hoogte van de leuningdelen, kan voordeligerwijze worden tegengegaan dat het leuningsamenstel van de steiger wordt losgenomen vanaf de steigerverdieping waarvoor het samenstel een valbeveiliging verschaft. De tweede spijl kan echter alsnog gemakkelijk vanaf de ondergelegen verdieping worden losgekoppeld, bijvoorbeeld om het leuningsamenstel in te klappen om een tijdelijke doorgang door de steiger heen te verschaffen of om de steiger te ontmantelen.
Nadere voordelige uitwerkingen van de uitvinding worden verschaft door de maatregelen van de afhankelijke conclusies, zoals toegelicht in de volgende gedetailleerde beschrijving.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Hierna zal de uitvinding verder worden toegelicht aan de hand van voorbeelden van uitvoeringsvormen en tekeningen. De tekeningen zijn schematisch en tonen slechts voorbeelden. In de tekeningen worden gelijke of overeenkomstige elementen aangeduid met gelijke of overeenkomstige verwijzingstekens. In de tekeningen toont:
Fig. 1A een vooraanzicht van een steiger;
Fig. 1B een vooraanzicht overeenkomstig Fig. 1A, waarbij een eerste spijl van een uitklapleuningsamenstel is opgehangen aan een rozet van een staander van de steiger, terwijl het leuningsamenstel zich in een ingeklapte configuratie bevindt;
Fig. 1C een vooraanzicht overeenkomstig Fig. 1B, waarbij het uitklapleuningsamenstel zich in een gedeeltelijk utgeklapte configuratie bevindt;
Fig. 1D een vooraanzicht overeenkomstig Fig. 1C, waarbij het uitklapleuningsamenstel zich in een volledig uitgeklapte configuratie bevindt en waarbij een tweede spijl van het uitklapleuningsamenstel is gekoppeld aan een verdere staander van de steiger;
Fig. 2A schuinbovenaanzicht van een combinatie van een voorbeeld van een utklapleuningsamenstel volgens een eerste uitvoeringsvorm en een staander van een steiger, waarbij een koppelhaakstructuur van het samenstel zich ten opzichte van een rozet van de staander in een eerste rotatiepositie bevindt;
Fig. 2B een schuinvooraanzicht van een detail van de situatie van
Fig. 2A;
Fig. 3A een schuinbovenaanzicht van de combinatie van Fig. 2A-B, waarbij de koppelhaakstructuur zich ten opzichte van de rozet in een tweede rotatiepositie bevindt;
Fig. 3B een vooraanzicht van een detail van de situatie van Fig. 3A;
Fig. 4A een schuinbovenaanzicht van de combinatie van Fig. 2A- 3B, waarbij de koppelhaakstructuur zich ten opzichte van de rozet in een derde rotatiepositie bevindt;
Fig. 4B een vooraanzicht van een detail van de situatie van Fig.
AA;
Fig. 5A een schuinbovenaanzicht van een combinatie van een voorbeeld van een uitklapleuningsamenstel volgens een tweede wtvoeringsvorm en een staander van een steiger, waarbij een koppelhaakstructuur van het samenstel zich ten opzichte van een rozet van de staander in een eerste rotatiepositie bevindt:
Fig. 5B een schuinonderaanzicht van de situatie van Fig. 5A;
Fig. 6A een schuinbovenaanzicht van de combinatie van Fig. 5A-B, waarbij de koppelhaakstructuur zich ten opzichte van de rozet in een tweede rotatiepositie bevindt;
Fig. 6B een schuinonderaanzicht van de situatie van Fig. 64;
Fig. 7A een schuinbovenaanzicht van de combinatie van Fig. 5A-
GB, waarbij de koppelhaakstructuur zich ten opzichte van de rozet in een derde rotatiepositie bevindt;
Fig. 7B een schuinonderaanzicht van een detail van de situatie van
Fig. 7A;
Fig. 8A toont een isometrisch aanzicht van een gedeelte van het leuningsamenstel bij de tweede spijl, volgens een voorbeeld; en
Fig. 8B toont in zijaanzicht een detail B van Fig. 8A.
Fig. 1A toont een schematisch vooraanzicht van een voorbeeld van een steiger 4, hier omvattende een staander 26 en een verdere staander 50 die onderling zijn verbonden door een liggend deel zoals een ligger met een vloerdeel 56. Het vloerdeel 56 verschaft hier een loopvlak op een bovengelegen oftewel tweede steigerverdieping N2, die boven een ondergelegen oftewel eerste steigerverdieping N1 is gelegen. De ondergelegen steigerverdieping N1 kan eveneens zijn voorzien van een respectief vloerdeel (niet getoond).
Aan elk van de staanders 26 en 50 zijn hier op regelmatige afstand langs de lengterichting van de staander rozetten 24 en 24' voorzien, waaraan steigeronderdelen zoals een ligger voor het vloerdeel 56 kunnen worden gekoppeld. Dergelijke steigers of steigersystemen met staanders met rozetten zijn op zich bekend en worden ook wel ringsteigers respectievelijk ringsteigersystemen genoemd.
Fig. 1B-D tonen de steiger 4 van Fig. 1A voorzien van een uitklapleuningsamenstel 2 in verschillende configuraties. De overige figuren tonen details van een dergelijk uitklapleuningsamenstel 2 volgens diverse uitvoeringsvormen, eveneens in verschillende configuraties, en in verschillende rotatieposities, zoals elders in deze beschrijving nader wordt toegelicht.
Het utklapleuningsamenstel 2 omvat (zie bijvoorbeeld Fig. 1D): een bovenleuningdeel 6 dat zich in een lengterichting uitstrekt tussen een respectief eerste einde 8 en een respectief tweede einde 10; een middenleuningdeel 12 dat zich in een lengterichting uitstrekt tussen een respectief eerste einde 14 en een respectief tweede einde 16; een eerste spijl
18 die scharnierbaar is verbonden met elk van de respectieve eerste einden 8, 14 van het bovenleuningdeel 6 en het middenleuningdeel 12; en een tweede spijl 20 die scharnierbaar is verbonden met elk van de respectieve tweede einden 10, 16 van het bovenleuningdeel 6 en het middenleuningdeel 12.
Het utklapleuningsamenstel 2 is door middel van scharnieren van de scharnierbare verbindingen aanpasbaar tussen een ingeklapte configuratie IC (zie Fig. 1B, 2A-B, 4A-B, 5B, 7A) en een uitgeklapte configuratie UC (zie Fig. 1D, 3A-B, 6A). Fig. 1C toont het uitklapleuningsamenstel 2 van Fig. 1B en 1D in een tussenconfiguratie, oftewel een gedeeltelijk ingeklapte of gedeeltelijk wtgeklapte configuratie.
De ingeklapte configuratie IC kan worden beschouwd als een transportconfiguratie, waarm het samenstel 2 gemakkelijk en compact kan worden getransporteerd. De uitgeklapte configuratie UC kan worden beschouwd als een leuningvormende configuratie, waarin het samenstel 2 een effectieve steigerleuning voor valbeveiliging kan vormen.
De eerste spijl 18 is voorzien van een koppelhaakstructuur 22 die is ingericht om de eerste spijl 18 aan een rozet 24 van een staander 26 van de steiger 4 op te hangen wanneer de eerste spijl 18 in hoofdzaak evenwijdig aan de staander 26 is gepositioneerd.
De koppelhaakstructuur 22 is ingericht om met speling in een opening 28; 30 van de rozet 24 te worden ontvangen om zo in aan de rozet 24 opgehangen toestand ten opzichte van de rozet 24 roteerbaar te zijn om een rotatiehartlijn R die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de staander 26 uitstrekt.
De eerste spijl 18 is bij de koppelhaakstructuur 22 voorzien van een borghaakstructuur 32 of 33 die is ingericht om in afhankelijkheid van een rotatiepositie van de koppelhaakstructuur 22 ten opzichte van de rozet 24 om de rotatiehartlijn R tegen te gaan dat de eerste spijl 18 door omhoog bewegen uit zijn aan de rozet 24 opgehangen toestand wordt gebracht.
De figuren (met uitzondering van Fig. 1A) tonen het uitklapleuningsamenstel 2 steeds in een aan de rozet 24 opgehangen toestand, maar 1n verschillende rotatieposities.
Fig. 2A-B en 5A-B tonen het leuningsamenstel 2 in een eerste rotatiepositie I om de rotatiehartlijn R. In de eerste rotatiepositie I wordt de borghaakstructuur 32 of 33 in hoofdzaak vrijgegeven ten opzichte van, in het bijzonder door, de rozet 24, zodanig dat een eventueel omhoog bewegen van de eerste spijl 18 in hoofdzaak niet wordt belemmerd. Aldus kan de eerste rotatiepositie I worden beschouwd als een vrijgavepositie.
In de eerste rotatiepositie I kan het leuningsamenstel 2 in hoofdzaak binnen de steiger 4 hangen, zodat het samenstel 2 veilig en gemakkelijk eerst in deze eerste rotatiepositie I aan de rozet 24 kan worden opgehangen vanaf de ondergelegen steigerverdieping N1.
Fig. 3A-B en 6A-B tonen het leuningsamenstel 2 in een tweede rotatiepositie II om de rotatiehartlijn R. In de tweede rotatiepositie II wordt de borghaakstructuur 32 of 33 in hoofdzaak opgesloten ten opzichte van, in het bijzonder door, de rozet 24, zodanig dat een omhoog bewegen van de eerste spijl 18 in hoofdzaak wordt geblokkeerd. Aldus kan de tweede rotatiepositie II worden beschouwd als een borgingspositie.
In de tweede rotatiepositie II wijzen de leuningdelen 6 en 12 van het samenstel 2 in de uitgeklapte configuratie UC vanaf de eerste spijl 18 naar een verdere staander 50 van de steiger 4, zodat aldaar de tweede spijl 20 aan de steiger 4 kan worden gekoppeld, bijvoorbeeld aan een verdere staander 50 van de steiger 4. Een dergelijke koppeling kan voordeligerwijze het uitklapleuningsamenstel 2 in zijn tweede rotatiepositie II fixeren, zodat daarmee ook de borging door de borghaakstructuur 32 of 33 wordt gezekerd.
In een wtvoeringsvorm is het leuningsamenstel 2 daartoe bij de tweede spijl 20 voorzien van een koppelmiddel 48 om na het ophangen van de eerste spijl 18 de tweede spijl 20 aan een verdere staander 50 van de steiger 4 te koppelen om zo het leuningsamenstel 2 in hoofdzaak in zijn uitgeklapte configuratie UC aan de steiger 4 te fixeren. Het koppelmiddel 48 kan bijvoorbeeld een of meer koppelhaakstructuren omvatten (zie Fig. 8A) voor samenwerking met een of meer rozetten 24', 46' van de verdere staander 50. Losraken van het koppelmiddel 48 zelf kan eventueel worden tegengegaan door een respectieve borging, althans een verdere koppeling, in het bijzonder ter plaatse van een eindsectie 58 van de tweede spijl 20. De eindsectie 58 kan bijvoorbeeld vanaf de ondergelegen verdieping N1 wel, maar vanaf de bovengelegen verdieping N2 niet of moeilijk, bereikbaar zijn.
Een dergelijke eindsectie 58 kan helpen om tegen te gaan dat een persoon de valbeveiliging door het leuningsamenstel opheft voor de verdieping N2 waar hij zich zelf bevindt, en maakt het bovendien mogelijk om het koppelmiddel 48 ter hoogte van de leuningdelen 6 en 12 veilig en gemakkelijk aan- of af te koppelen vanaf de ondergelegen verdieping N1. De tweede spijl 20 kan aldus langer zijn dan de eerste spijl 18. Als alternatief of aanvulling voor de langere tweede spijl 20 kan bijvoorbeeld een duwstaaf worden voorzien, die bijvoorbeeld scharnierbaar is verbonden aan de tweede spijl 20. Koppeling van een dergelijke duwstaaf aan de steiger 4, in het bijzonder na koppeling van het koppelmiddel 48, kan dan eveneens bijdragen aan borging van de koppeling van het koppelmiddel 48 aan de steiger 4.
Fig. 8A-B tonen als voorbeeld een mogelijke inrichting van het uitklapleuningsamenstel bij de tweede spijl 20. Voor eenvoud van de tekening zijn in Fig. 8A de leuningdelen niet getoond. Te zien is dat nabij een eindsectie 58 van de tweede spijl 20 een borgingsmechanisme 60 is voorzien. Het borgingsmechanisme 60 kan een haak 62 omvatten die is ingericht om op een ligger 64 van de steiger 4 af te steunen, bijvoorbeeld een ligger 64 die is geassocieerd met een vloerdeel 56 van de verdieping N2 waarvoor het leuningsamenstel 2 valbeveiliging verschaft. In Fig. 8B is met een gestreepte lijn 64 een positie van een dergelijke ligger in transversale doorsnede aangegeven, in welke positie het borgingsmechanisme 60 de tweede spijl 20 aan de ligger 64 borgt. Het borgingsmechanisme 60 kan een borgingsnok 66 omvatten die ten opzichte van de tweede spijl 20, in het bijzonder ten opzichte van de haak 62, beweegbaar, bijvoorbeeld scharnierbaar, 15 tussen een borgingspositie (zie Fig. 8B) en een vrijgavepositie (in de richting van pijl V in Fig. 8B). De borgingsnok 66 sluit in de borgingspositie de ligger 64 in in een opnamerumte van de haak 62 (zie Fig. 8B). In de vrijgavepositie wordt een uitgang van de ligger 64 ut de genoemde opnameruimte van de haak 62 toegestaan. De borgingsnok 66 1s bij voorkeur voorgespannen, bijvoorbeeld door middel van een veerelement, in de richting van de borgingspositie, om de borgingsnok 66 normaal in zijn borgingspositie te behouden. Aan de borgingsnok 66 kan een bedieningsarm 68 of ander bedieningselement zijn voorzien om de borgingsnok handmatig, in het bijzonder tegen de voorspanning in, uit zijn borgingspositie naar zijn vrijgavepositie te bewegen, in het bijzonder wanneer de tweede spijl moet worden losgenomen van de steiger. Bij voorkeur 1s de borgingsnok 66 verder zodanig ingericht dat deze van zijn normale borgingspositie naar zijn vrijgavepositie kan worden bewogen door een ligger 64 de opnameruimte van de haak in te bewegen, in het bijzonder tegen de voorspanning in.
Daartoe 1s de borgingsnok 66 bijvoorbeeld voorzien van een geschikte afschuining 70.
Als alternatief of aanvulling kan voor koppeling en/of borging van de eindsectie 58 van de tweede spijl 20, of de duwstaaf, aan de verdere staander 50 bijvoorbeeld een koppelsamenstel aan de eindsectie 58 of duwstaaf worden voorzien, welk koppelsamenstel is beschreven in een eerder ingediende octrooiaanvraag in Nederland met aanvraagnummer
N2027055. Kort gezegd 1s het daar beschreven koppelsamenstel ingericht voor het onderling evenwijdig aan elkaar koppelen van een eerste en een tweede steigerbuis, in de context van de huidige uitvinding bijvoorbeeld een spijl van een leuningsamenstel en een staander van een steiger, waarbij het koppelsamenstel een borgeenheid omvat die onder vervorming daarvan ten opzichte van een vork verplaatsbaar is en daarmee aanpasbaar 1s tussen een borgstand en een vrijgavestand, waarbij de borgeenheid in de borgstand is ingericht om een vernauwing te vormen om een tweede steigerbuis in de opnameruimte te borgen, waarbij de borgeenheid in de vrijgavestand is ingericht om minder of geen vernauwing te vormen zodat een tweede steigerbuis in de vorkrichting uit de opnameruimte uitneembaar is, waarbij de borgeenheid een handgreep omvat die zodanig is gepositioneerd dat de borgeenheid onder vervorming daarvan ten opzichte van de vork verplaatsbaar is door een enkele gecombineerde handaangrijpmg van de handgreep en de eerste steigerbuis om daarmee de borgeenheid van de borgstand naar de vrijgavestand aan te passen.
Een hoek om de rotatiehartlijn R tussen de eerste rotatiepositie I en de tweede rotatiepositie II bedraagt in het voorbeeld van Fig. 2A-3B circa 45 graden en in het voorbeeld van Fig. 5A-6B circa 90 graden. Meer in het algemeen kan een genoemde hoek bijvoorbeeld een hoek in het bereik van graden tot en met 115 graden zijn.
Fig. 4A-B en 7A-B tonen het leuningsamenstel 2 in een derde rotatiepositie III om de rotatiehartlijn R. De derde rotatiepositie III kan worden bereikt door het samenstel 2 na rotatie van de eerste rotatiepositie I 20 naar de tweede rotatiepositie II in dezelfde rotatierichting verder te roteren, bijvoorbeeld met circa 45 graden. In deze derde rotatiepositie ITI kan het leuningsamenstel in hoofdzaak buiten de steiger 4 hangen, waarbij de borging door de borghaakstructuur 32 of 33 in hoofdzaak behouden blijft. Zo kan op een veilige en gemakkelijke wijze bijvoorbeeld een tijdelijke doorgang door de steiger 4 worden gecreëerd, bijvoorbeeld wanneer goederen door de steiger 4 heen een gebouw in of uit moeten worden gebracht.
Een werkwijze voor het bevestigen van een leuningsamenstel 2 aan een steiger 4 die een staander 26 omvat die is voorzien van een rozet 24 omvat: het verschaffen van het wtklapleuningsamenstel 2; het in een opening 28 of 30 van de rozet 24 van de staander 26 inhaken van de koppelhaakstructuur 22 terwijl de eerste spijl 18 in hoofdzaak evenwijdig aan de staander 26 wordt gepositioneerd, waardoor de eerste spijl 18 aan de rozet 24 wordt opgehangen; het roteren van de koppelhaakstructuur 22 ten opzichte van de rozet 24 om een rotatiehartlijn R die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de staander 26 uitstrekt, waardoor de borghaakstructuur 32 of 33 wordt gepositioneerd om tegen te gaan dat de eerste spijl 18 ten opzichte van de rozet 24 door omhoog bewegen uit zijn aan de rozet 24 opgehangen toestand wordt gebracht; en het op afstand van de staander 26 aanvullend aan de steiger 4 koppelen van het uitklapleuningsamenstel 2, waardoor verdere rotatie van de koppelhaakstructuur 22 ten opzichte van de rozet 24 om de rotatiehartlijn R wordt tegengegaan.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder het aanpassen van het uitklapleuningsamenstel 2 van de ingeklapte configuratie IC naar de uitgeklapte configuratie UC na het ophangen van de eerste spijl 18, in het bijzonder voorafgaand aan het aanvullend aan de steiger 4 koppelen van het samenstel 2.
In een uitvoeringsvorm is de eerste spijl 18 voorzien van een verdere koppelhaakstructuur 44 die is ingericht om de eerste spijl 18 op afstand van de koppelhaakstructuur 22 aan een verdere rozet 46 van de staander 26 te koppelen.
Met een dergelijke verdere koppelhaakstructuur 44 kan de eerste spijl 18 gemakkelijk zodanig worden opgehangen dat rotatie om enige andere hartlijn dan de beschreven rotatiehartlijn R in hoofdzaak wordt tegengegaan, zodat het leuningsamenstel 2 gemakkelijk stevig kan worden bevestigd.
De verdere koppelhaakstructuur 44 kan bijvoorbeeld overeenkomstig de koppelhaakstructuur 22 zijn gevormd. De verdere koppelhaakstructuur 44 kan eventueel zijn voorzien van een respectieve borghaakstructuur, maar dat is niet noodzakelijk.
In een uitvoeringsvorm is ten minste één van het bovenleuningdeel 6 en het middenleuningdeel 12 telescopeerbaar ingericht om in zijn lengte aanpasbaar te zijn.
Zo kan het leuningsamenstel 2 in zijn ingeklapte configuratie IC bijzonder compact zijn.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze omvat het aanpassen van de ingeklapte configuratie IC naar de uitgeklapte configuratie UC het door telescoperen in lengte aanpassen van de telescopeerbaar ingerichte ten minste ene van het bovenleuningdeel 6 en het middenleuningdeel 12.
Voor verdere toelichting van de mogelijkheden en voordelen van dergelijke telescopeerbare leuningdelen wordt verwezen naar de in de achtergrondsectie genoemde octrooiaanvraag in Nederland met aanvraagnummer N2027056.
In een uitvoeringsvorm strekt een haakeindsectie 34 van de koppelhaakstructuur 22 zich in hoofdzaak parallel aan de lengterichting van de eerste spijl 18 uit, waarbij een haakeindsectie 36 of 37 van de borghaakstructuur 32 of 33 zich onder een hoek a met de lengterichting van de eerste spijl 18 uitstrekt, waarbij de hoek a in het bereik is van 45 tot en met 135 graden.
Een dergelijke hoek a maakt het mogelijk om de haakeindsectie 36 of 37 gemakkelijk aan te passen tussen een vrijgavepositie, bijvoorbeeld de eerste rotatiepositie I, en een borgende positie, bijvoorbeeld de tweede rotatiepositie II, door een rotatie om een rotatiehartlijn R die zich in hoofdzaak parallel aan de eerste spijl 18 uitstrekt, oftewel in dit geval een in hoofdzaak verticale rotatiehartlijn R.
Als voorbeeld 15 in Fig. 2B een dergelijke hoek a van circa 90 graden aangegeven tussen de eerste spijl 18, die zich hier in hoofdzaak verticaal uitstrekt, en de haakeindsectie 36, die zich hier in hoofdzaak horizontaal vanaf de eerste spijl radiaal naar buiten uitstrekt. In het voorbeeld van Fig. 5A-7B bedraagt de genoemde hoek a (daar niet aangegeven) eveneens circa 90 graden, waarbij de haakeindsectie 37 zich in hoofdzaak normaal uitstrekt ten opzichte van een vlak dat hier wordt gedefinieerd door de eerste spijl 18 en de koppelhaakstructuur 22.
In een uitvoeringsvorm strekken een haakeindsectie 36 of 37 van de borghaakstructuur 32 of 33 en een haakeindsectie 34 van de koppelhaakstructuur 22 zich ten opzichte van elkaar onder een hoek 6 uit, waarbij de hoek B in het bereik is van 45 tot en met 135 graden.
Een dergelijke hoek 6 maakt het mogelijk dat de haakeindsectie 34 van de koppelhaakstructuur 22 in de rozetopening 28 of 30 gepositioneerd blijft, in het bijzonder met benodigde speling, terwijl de positie van de haakeindsectie 36 of 37 van de borghaakstructuur 32 of 33 kan worden aangepast zoals beschreven tussen een vrijgavepositie en een borgingspositie. In Fig. 2B is als voorbeeld een hoek B van circa 90 graden aangegeven. In Fig. 5A-7B is te zien dat de hoek B (daar niet aangegeven) in dat voorbeeld eveneens circa 90 graden bedraagt.
In een wtvoeringsvorm zijn de eerste spijl 18, de koppelhaakstructuur 22 en de borghaakstructuur 32 of 33 onderling gefixeerd in een gezamenlijke vaste structuur.
Aldus kan een bijzonder robuuste en duurzame gecombineerde koppelstructuur van het leuningsamenstel 2 worden verschaft.
In een uitvoeringsvorm, zie bijvoorbeeld Fig. 2A-4B, strekt een haakeindsectie 36 van de borghaakstructuur 32 zich ten opzichte van de eerste spijl 18 radiaal naar buiten uit.
Een dergelijke uitvoeringsvorm kan in het bijzonder geschikt zijn voor samenwerking met een rozetopening 28 die in het algemeen is bestemd voor diagonale steigerverbindingen.
Te zien 1s dat in de eerste rotatiepositie I de haakeindsectie 36 buiten het radiale bereik van de rozet 24 blijft, terwijl in de tweede II en derde rotatiepositie ITI de haakeindsectie 36 zich tot binnen het radiale bereik van de rozet 24 uitstrekt, zodat de haakeindsectie 36 onder de rozet 24 is gehaakt om omhoog bewegen van de eerste spijl 18 tegen te gaan.
In een dergelijke wtvoeringsvorm is bij voorkeur langs de eerste spijl 18 tussen de koppelhaakstructuur 22 en de borghaakstructuur 32 een tussenruimte 38 gevormd waarin een deel van de rozet 24 kan worden opgenomen voor het tegengaan van het omhoog bewegen van de koppelhaakstructuur 22.
Zo kan een steunvlak 42 van de koppelhaakstructuur 22 op een bovenvlak van de rozet 24 afsteunen terwijl de borghaakstructuur 32 zich langs een ondervlak van de rozet 24 uitstrekt.
In een dergelijke uitvoeringsvorm strekken de koppelhaakstructuur 22 en de haakeindsectie 36 van de borghaakstructuur 32 zich bij voorkeur in hoofdzaak in eenzelfde vlak uit. De koppelhaakstructuur 22 en de borghaakstructuur 32 kunnen zo bijvoorbeeld uit één vlak stuk worden gevormd. Het moge duidelijk zijn dat daarbij tussen de haakeindsectie 36 van de borghaakstructuur 32 en de haakeindsectie 34 van de koppelhaakstructuur 22 eveneens een tussenruimte wordt voorzien, zodat een deel van de rozet 24 daardoorheen kan bewegen wanneer de koppelhaakstructuur 22 aan de rozet 24 wordt opgehangen.
In een uitvoeringsvorm, zie bijvoorbeeld Fig. 5A-7B, strekt een haakeindsectie 37 van de borghaakstructuur 33 zich vanaf een haakeindsectie 34 van de koppelhaakstructuur 22 uit.
Een dergelijke uitvoeringsvorm kan in het bijzonder geschikt zijn voor samenwerking met een rozetopening 30 die in het algemeen is bestemd voor haakse steigerverbindingen, zoals verbindingen met liggers voor vloerdelen 56.
Te zien 1s dat in de eerste rotatiepositie I de haakeindsectie 37 binnen het horizontale bereik van de opening 30 blijft, terwijl in de tweede
II en derde rotatiepositie ITI de haakeindsectie 37 zich tot buiten het horizontale bereik van de opening 30 uitstrekt, zodat de haakeindsectie 37 onder de rozet 24 is gehaakt om omhoog bewegen van de eerste spijl 18 tegen te gaan.
In een dergelijke uitvoeringsvorm is de borghaakstructuur 33 bij voorkeur in hoofdzaak gevormd als een althans lokale verwijding, in het bijzonder verdikking, 40 aan de haakeindsectie 34 van de koppelhaakstructuur 22, welke verwijding 40 langs de haakeindsectie 34 van de koppelhaakstructuur 22 gezien op afstand is geplaatst van een steunvlak 42 van de koppelhaakstructuur 22 met welk steunvlak 42 de koppelhaakstructuur 22 in zijn opgehangen toestand op de rozet 24 steunt.
De verwijding of verdikking 40 is bijvoorbeeld pen- of stiftvormig.
In een dergelijke uitvoeringsvorm strekt de haakeindsectie 37 van de borghaakstructuur 33 zich bij voorkeur naar buiten uit ten opzichte van een vlak waarin de koppelhaakstructuur 22 zich in hoofdzaak uitstrekt, bij voorkeur aan weerszijden van de koppelhaakstructuur 22.
Aldus kan een bijzonder goede borging worden verschaft terwijl de haakeindsectie 34 van de koppelhaakstructuur 22 zich centraal door de rozetopening 30 kan uitstrekken.
De figuren tonen verder een combinatie van het wtklapleuningsamenstel 2 en een staander 26 voor een steiger 4, welke staander 26 is voorzien van een rozet 24 met een opening 28 en/of 30 voor het daarin met speling ontvangen van de koppelhaakstructuur 22. De staander 26 met rozet 24 kan van een op zich bekend type zijn. De speling betreft in het bijzonder rotatiespeling om de genoemde rotatiehartlijn R.
In een uitvoeringsvorm varieert een afstand tussen de opening 28 en/of 30 en een buitenrand 52 van de rozet 24 in afhankelijkheid van een meetrichting 1n een ten opzichte van een lengterichting van de staander 26 transversaal vlak.
Aldus wordt een bijzonder effectieve borging door middel van een eerste variant van de borghaakstructuur 32, bijvoorbeeld zoals getoond in
Fig. 2A-4B, mogelijk gemaakt.
In een uitvoeringsvorm heeft de opening 28 en/of 30 een niet- cirkelvormige vorm met een diameter die varieert in afhankelijkheid van een meetrichting in een ten opzichte van een lengterichting van de staander 26 transversaal vlak.
Aldus wordt een bijzonder effectieve borging door middel van een tweede variant van de borghaakstructuur 33, bijvoorbeeld zoals getoond in
Fig. 5A-7B, mogelijk gemaakt.
De figuren tonen verder een steigersysteem 54 omvattende de combinatie van het uitklapleuningsamenstel 2 en de staander 26.
Hoewel de uitvinding hierin is toegelicht aan de hand van voorbeelden van uitvoeringsvormen, beperken deze niet het bereik van de uitvinding zoals gedefinieerd in de conclusies. De vakman zal aan de hand van de huidige openbaring dadelijk begrijpen dat vele combinaties, variaties en uitbreidingen mogelijk zijn, die onder het bereik van de conclusies vallen.
Zo kan een uitklapleuningsamenstel bijvoorbeeld vrij zijn van enig telescopeerbaar ingericht leuningdeel. In dat geval kunnen de onderling scharnierbaar verbonden spijlen en leuningdelen van het uitklapleuningsamenstel een parallellogramconstructie vormen. De als voorbeelden getoonde varianten van de borghaakstructuur, of vergelijkbare varianten, kunnen eventueel onderling worden gecombineerd.
Claims (20)
1. Uitklapleuningsamenstel (2) voor een steiger (4), omvattende: - een bovenleuningdeel (6) dat zich in een lengterichting witstrekt tussen een respectief eerste einde (8) en een respectief tweede einde (10); - een middenleuningdeel (12) dat zich in een lengterichting uitstrekt tussen een respectief eerste einde (14) en een respectief tweede einde (16); - een eerste spijl (18) die scharnierbaar is verbonden met elk van de respectieve eerste einden (8, 14) van het bovenleuningdeel (6) en het middenleuningdeel (12); en - een tweede spijl (20) die scharnierbaar is verbonden met elk van de respectieve tweede einden (10, 16) van het bovenleuningdeel (6) en het middenleuningdeel (12), waarbij het uitklapleuningsamenstel (2) door middel van scharnieren van de scharnierbare verbindingen aanpasbaar is tussen een ingeklapte configuratie (IC) en een uitgeklapte configuratie (UC), waarbij de eerste spijl (18) is voorzien van een koppelhaakstructuur (22) die is ingericht om de eerste spijl (18) aan een rozet (24) van een staander (26) van de steiger (4) op te hangen wanneer de eerste spijl (18) in hoofdzaak evenwijdig aan de staander (26) is gepositioneerd, waarbij de koppelhaakstructuur (22) is ingericht om met speling in een opening (28; 30) van de rozet (24) te worden ontvangen om zo in aan de rozet (24) opgehangen toestand ten opzichte van de rozet (24) roteerbaar te zijn om een rotatiehartlijn (R) die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de staander (26) uitstrekt, waarbij de eerste spijl (18) bij de koppelhaakstructuur (22) is voorzien van een borghaakstructuur (32; 33) die is ingericht om in afhankelijkheid van een rotatiepositie van de koppelhaakstructuur (22) ten opzichte van de rozet (24) om de rotatiehartlijn (R) tegen te gaan dat de eerste spijl (18) door omhoog bewegen uit zijn aan de rozet (24) opgehangen toestand wordt gebracht.
2. Uitklapleuningsamenstel volgens conclusie 1, waarbij een haakeindsectie (34) van de koppelhaakstructuur (22) zich in hoofdzaak parallel aan de lengterichting van de eerste spijl (18) uitstrekt, waarbij een haakeindsectie (36; 37) van de borghaakstructuur (32; 33) zich onder een hoek a met de lengterichting van de eerste spijl (18) uitstrekt, waarbij de hoek ain het bereik is van 45 tot en met 135 graden.
3. Uitklapleuningsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een haakeindsectie (36; 37) van de borghaakstructuur (32; 33) en een haakeindsectie (34) van de koppelhaakstructuur (22) zich ten opzichte van elkaar onder een hoek B uitstrekken, waarbij de hoek B in het bereik is van 45 tot en met 135 graden.
4. Uitklapleuningsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste spijl (18), de koppelhaakstructuur (22) en de borghaakstructuur (32; 33) onderling zijn gefixeerd in een gezamenlijke vaste structuur.
5. Uitklapleuningsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een haakeindsectie (36) van de borghaakstructuur (32) zich ten opzichte van de eerste spijl (18) radiaal naar buiten uitstrekt.
6. Uitklapleuningsamenstel volgens conclusie 5, waarbij langs de eerste spijl (18) tussen de koppelhaakstructuur (22) en de borghaakstructuur (32) een tussenruimte (38) is gevormd waarin een deel van de rozet (24) kan worden opgenomen voor het tegengaan van het omhoog bewegen van de koppelhaakstructuur (22).
7. Uitklapleuningsamenstel volgens conclusie 5 of 6, waarbij de koppelhaakstructuur (22) en de haakeindsectie (36) van de borghaakstructuur (32) zich in hoofdzaak in eenzelfde vlak uitstrekken.
8. Uitklapleuningsamenstel volgens een van de conclusies 1 — 4, waarbij een haakeindsectie (37) van de borghaakstructuur (33) zich vanaf een haakeindsectie (34) van de koppelhaakstructuur (22) wtstrekt.
9. Uitklapleuningsamenstel volgens conclusie 8, waarbij de borghaakstructuur (33) in hoofdzaak is gevormd als een althans lokale verwijding (40) aan de haakeindsectie (34) van de koppelhaakstructuur (22), welke verwijding (40) langs de haakeindsectie (34) van de koppelhaakstructuur (22) gezien op afstand is geplaatst van een steunvlak (42) van de koppelhaakstructuur (22) met welk steunvlak (42) de koppelhaakstructuur (22) in zijn opgehangen toestand op de rozet (24) steunt.
10. Uitklapleuningsamenstel volgens conclusie 8 of 9, waarbij de haakeindsectie (37) van de borghaakstructuur (33) zich naar buiten uitstrekt ten opzichte van een vlak waarin de koppelhaakstructuur (22) zich in hoofdzaak uitstrekt.
11. Uitklapleuningsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste spijl (18) is voorzien van een verdere koppelhaakstructuur (44) die is ingericht om de eerste spijl (18) op afstand van de koppelhaakstructuur (22) aan een verdere rozet (46) van de staander (26) te koppelen.
12. Uitklapleuningsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van het bovenleuningdeel (6) en het middenleuningdeel (12) telescopeerbaar is ingericht om in zijn lengte aanpasbaar te zijn.
13. Uitklapleuningsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het leuningsamenstel (2) bij de tweede spijl (20) is voorzien van een koppelmiddel (48) om na het ophangen van de eerste spijl (18) de tweede spijl (20) aan een verdere staander (50) van de steiger (4) te koppelen om zo het leuningsamenstel (2) in hoofdzaak in zijn uitgeklapte configuratie (UC) aan de steiger (4) te fixeren.
14. Combinatie van een witklapleuningsamenstel (2) volgens een van de voorgaande conclusies en een staander (26) voor een steiger (4), welke staander (26) 1s voorzien van een rozet (24) met een opening (28; 30) voor het daarin met speling ontvangen van de koppelhaakstructuur (22).
15. Combinatie volgens conclusie 14, waarbij een afstand tussen de opening (28; 30) en een buitenrand (52) van de rozet (24) varieert in afhankelijkheid van een meetrichting in een ten opzichte van een lengterichting van de staander (26) transversaal vlak.
16. Combinatie volgens conclusie 14 of 15, waarbij de opening (28; 30) een niet-cirkelvormige vorm heeft met een diameter die varieert in afhankelijkheid van een meetrichting in een ten opzichte van een lengterichting van de staander (26) transversaal vlak.
17. Steigersysteem (54) omvattende de combinatie volgens een van de conclusies 14 — 16.
18. Werkwijze voor het bevestigen van een leuningsamenstel (2) aan een steiger (4) die een staander (26) omvat die is voorzien van een rozet (24), de werkwijze omvattende: - het verschaffen van een uitklapleuningsamenstel (2) volgens een van de conclusies 1 — 13; - het in een opening (28; 30) van de rozet (24) van de staander (26) inhaken van de koppelhaakstructuur (22) terwijl de eerste spijl (18) in hoofdzaak evenwijdig aan de staander (26) wordt gepositioneerd, waardoor de eerste spijl (18) aan de rozet (24) wordt opgehangen; - het roteren van de koppelhaakstructuur (22) ten opzichte van de rozet (24) om een rotatiehartlijn (R) die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de staander (26) uitstrekt, waardoor de borghaakstructuur (32; 33) wordt gepositioneerd om tegen te gaan dat de eerste spijl (18) ten opzichte van de rozet (24) door omhoog bewegen uit zijn aan de rozet (24) opgehangen toestand wordt gebracht; en - het op afstand van de staander (26) aanvullend aan de steiger (4) koppelen van het uitklapleuningsamenstel (2), waardoor verdere rotatie van de koppelhaakstructuur (22) ten opzichte van de rozet (24) om de rotatiehartlijn (R) wordt tegengegaan.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, verder omvattende het aanpassen van het uitklapleuningsamenstel (2) van de ingeklapte configuratie (IC) naar de uitgeklapte configuratie (UC) na het ophangen van de eerste spijl (18).
20. Werkwijze volgens conclusie 19 wanneer afhankelijk van conclusie 12, waarbij het aanpassen van de ingeklapte configuratie (IC) naar de uitgeklapte configuratie (UC) het door telescoperen in lengte aanpassen van de telescopeerbaar ingerichte ten minste ene van het bovenleuningdeel (6) en het middenleuningdeel (12) omvat.
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2028793A NL2028793B1 (nl) | 2021-07-20 | 2021-07-20 | Uitklapleuningsamenstel, combinatie van uitklapleuningsamenstel en staander, steigersysteem, en werkwijze |
EP22744848.7A EP4374029A1 (en) | 2021-07-20 | 2022-07-19 | Folding rail assembly, combination of folding rail assembly and standard, scaffolding system, and method |
PCT/NL2022/050423 WO2023003462A1 (en) | 2021-07-20 | 2022-07-19 | Folding rail assembly, combination of folding rail assembly and standard, scaffolding system, and method |
CN202280056350.2A CN117881863A (zh) | 2021-07-20 | 2022-07-19 | 折叠式导轨组件、折叠式导轨组件和立柱的组合、脚手架系统及方法 |
US18/580,910 US20240344339A1 (en) | 2021-07-20 | 2022-07-19 | Folding rail assembly, combination of folding rail assembly and standard, scaffolding system, and method |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2028793A NL2028793B1 (nl) | 2021-07-20 | 2021-07-20 | Uitklapleuningsamenstel, combinatie van uitklapleuningsamenstel en staander, steigersysteem, en werkwijze |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2028793B1 true NL2028793B1 (nl) | 2023-01-27 |
Family
ID=79831583
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2028793A NL2028793B1 (nl) | 2021-07-20 | 2021-07-20 | Uitklapleuningsamenstel, combinatie van uitklapleuningsamenstel en staander, steigersysteem, en werkwijze |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US20240344339A1 (nl) |
EP (1) | EP4374029A1 (nl) |
CN (1) | CN117881863A (nl) |
NL (1) | NL2028793B1 (nl) |
WO (1) | WO2023003462A1 (nl) |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE29808393U1 (de) * | 1998-05-08 | 1998-08-20 | Thyssen Hünnebeck GmbH, 40885 Ratingen | Vorrichtung zum Sichern von neu aufgebauten Ebenen von Baugerüsten gegen Absturzgefahr |
JP2017008516A (ja) * | 2015-06-18 | 2017-01-12 | アルインコ株式会社 | 緊結式足場における安全手摺 |
DE202017100985U1 (de) * | 2017-02-22 | 2017-06-01 | KERO GmbH & Co. KG | Sicherungseinrichtung für die Befestigung von Seitenschutzbauteilen |
JP2019015125A (ja) * | 2017-07-10 | 2019-01-31 | 有限会社大谷総業 | 妻側先行手摺り |
DE102017007131A1 (de) * | 2017-07-31 | 2019-01-31 | Redima Ag | Stahlrohrstütze und Stahlrohrstützenanordnung |
WO2020192811A1 (de) * | 2019-03-25 | 2020-10-01 | Wilhelm Layher Verwaltungs-Gmbh | Geländerpfosten für ein voreilendes geländer für ein gerüst, gerüst mit einem voreilenden geländer und verfahren zum umsetzen eines voreilenden geländers an einem gerüst |
-
2021
- 2021-07-20 NL NL2028793A patent/NL2028793B1/nl active
-
2022
- 2022-07-19 WO PCT/NL2022/050423 patent/WO2023003462A1/en active Application Filing
- 2022-07-19 CN CN202280056350.2A patent/CN117881863A/zh active Pending
- 2022-07-19 US US18/580,910 patent/US20240344339A1/en active Pending
- 2022-07-19 EP EP22744848.7A patent/EP4374029A1/en active Pending
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE29808393U1 (de) * | 1998-05-08 | 1998-08-20 | Thyssen Hünnebeck GmbH, 40885 Ratingen | Vorrichtung zum Sichern von neu aufgebauten Ebenen von Baugerüsten gegen Absturzgefahr |
JP2017008516A (ja) * | 2015-06-18 | 2017-01-12 | アルインコ株式会社 | 緊結式足場における安全手摺 |
DE202017100985U1 (de) * | 2017-02-22 | 2017-06-01 | KERO GmbH & Co. KG | Sicherungseinrichtung für die Befestigung von Seitenschutzbauteilen |
JP2019015125A (ja) * | 2017-07-10 | 2019-01-31 | 有限会社大谷総業 | 妻側先行手摺り |
DE102017007131A1 (de) * | 2017-07-31 | 2019-01-31 | Redima Ag | Stahlrohrstütze und Stahlrohrstützenanordnung |
WO2020192811A1 (de) * | 2019-03-25 | 2020-10-01 | Wilhelm Layher Verwaltungs-Gmbh | Geländerpfosten für ein voreilendes geländer für ein gerüst, gerüst mit einem voreilenden geländer und verfahren zum umsetzen eines voreilenden geländers an einem gerüst |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
CN117881863A (zh) | 2024-04-12 |
WO2023003462A1 (en) | 2023-01-26 |
EP4374029A1 (en) | 2024-05-29 |
US20240344339A1 (en) | 2024-10-17 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
KR100781427B1 (ko) | 비계용 인간 보호 장치 | |
US3082843A (en) | Demountable scaffolding for side mounting on columns | |
US20210123249A1 (en) | Individual scaffolding post | |
SE501529C2 (sv) | Anordning för höjning och sänkning av en upptill upphängd enhet, exempelvis en monitor | |
NL2028793B1 (nl) | Uitklapleuningsamenstel, combinatie van uitklapleuningsamenstel en staander, steigersysteem, en werkwijze | |
US2201608A (en) | Scaffolding | |
NL2018515B1 (nl) | Zwenkligger en steigersysteem met een dergelijk zwenkligger en een werkwijze voor het opbouwen van het steigersysteem. | |
NL2003142C2 (en) | Forkhead for use in a modular scaffolding system. | |
US8424643B1 (en) | Boat work platform | |
WO2023019319A1 (en) | An extendable needle davit assembly | |
EP0046099B1 (fr) | Console pour dispositifs de sécurité et dispositifs de sécurité incluant de telles consoles | |
CN212583351U (zh) | 一种带可收缩支架的独立支撑结构 | |
US3096064A (en) | Suspension structure for demountable scaffolds | |
SE525339C2 (sv) | Anordning för personskydd vid byggnadsställningar | |
JP6484615B2 (ja) | 分解可能および/または折畳み可能なシェルターを設置するための装置 | |
JP3812427B2 (ja) | 橋梁点検用吊り足場 | |
JP3606346B2 (ja) | 自在吊りハンガー足場 | |
US10526802B2 (en) | Scaffold extensions | |
SE424893B (sv) | Anordning for att vid en veggyta eller dylikt lostagbart uppbera en arbetsstellning | |
FR2685723A1 (fr) | Dispositif de stabilisation pour des panneaux de coffrage. | |
NL2001026C2 (nl) | Mastinrichting. | |
WO2009114912A1 (en) | Device and method for safely erecting and dismantling a scaffold | |
US20230114919A1 (en) | Guard rail assembly for a scaffold | |
NL2027056B1 (nl) | Leuningsamenstel voor een steiger, steiger, set van steigeronderdelen, en werkwijzen | |
BE1023499B1 (nl) | Steigervloer en werkwijze voor het veilig opbouwen en afbreken van een steiger |