NL2025388B1 - Oplegslot en werkwijze voor het ontgrendelen van een oplegslot - Google Patents

Abstract

Oplegslot voorzien van een slothuis, een schoot en een eerste bedieningselement buiten het slothuis, waarbij het eerste bedieningselement werkzaam is verbonden met de schoot voor het handmatig ontgrendelen van het slot door een rotatie van het eerste bedieningselement ten opzichte van het slothuis, met het kenmerk, dat het eerste bedieningselement is voorzien van ten minste één tweede bedieningselement dat handmatig beweegbaar is van een blokkeerpositie naar een vrijgavepositie, waarbij in de blokkeerpositie de rotatie van het eerste bedieningselement ten opzichte van het slothuis is geblokkeerd, zodanig dat het via het eerste bedieningselement bedienen van de schoot en daarmee ontgrendelen van het slot wordt verhinderd, waarbij in de vrijgavepositie de rotatie van het eerste bedieningselement is vrijgegeven, zodanig dat het via het eerste bedieningselement bedienen van de schoot en daarmee ontgrendelen van het slot wordt mogelijk gemaakt. [Fig. 1a]

Description

P124532NL00 Titel: Oplegslot en werkwijze voor het ontgrendelen van een oplegslot

ONDERWERP De uitvinding heeft betrekking op een oplegslot en op een werkwijze voor het ontgrendelen van een oplegslot.

ACHTERGROND Oplegsloten zijn bekend, in het bijzonder voor buitendeuren. Een bekend oplegslot is voorzien van een draaiknop voor ontgrendeling van het slot vanuit een binnenruimte. Bij het ontgrendelen wordt een schoot van het slot van een vergrendelpositie naar een vrijgavepositie bewogen door de draaiknop handmatig te draaien.

Een dergelijk bekend oplegslot maakt het mogelijk om het slot eenvoudig en snel te ontgrendelen vanuit een binnenruimte, hetgeen het gebruiksgemak bevordert. Bovendien kan de betreffende deur zo een veilige ontsnappingsroute bieden.

Een nadeel van dit bekende oplegslot is dat kwaadwillenden het slot relatief gemakkelijk van buitenaf kunnen ontgrendelen, bijvoorbeeld door de draaiknop te bedienen met een haak of iets dergelijks, bijvoorbeeld via een brievenbusopening m de deur.

In een bekend alternatief oplegslot kan de draaiknop daarom geblokkeerd of ontkoppeld worden door middel van een sleutel. Hoewel dit het misbruik van buitenaf zoals hiervoor beschreven kan tegengaan, leidt een dergelijke inrichting tegelijkertijd tot nadelen. Zo kan met een dergelijk oplegslot per ongeluk iemand worden ingesloten als in de betreffende binnenruimte geen passende sleutel beschikbaar is. Ook als de sleutel wel beschikbaar is, kan een dergelijk slot een snelle ontsnapping, bijvoorbeeld 1n geval van brand, bemoeilijken: het vinden en hanteren van de sleutel kost tijden kan in geval van paniek een onverantwoord complexe procedure zijn.

SAMENVATTING Een doel van de huidige wtvinding is om een oplegslot te verschaffen waarmee een betere inbraakbeveiliging en/of een veiligere ontsnappingsroute kan worden gerealiseerd, waarbij in het bijzonder tegelijkertijd een goede inbraakbeveiliging en een veilige ontsnappingsroute mogelijk wordt gemaakt. Een doel is om ten minste één van de hiervoor beschreven nadelen van bekende oplegsloten ten minste gedeeltelijk op te lossen. Een doel is om een oplegslot te verschaffen dat voldoet aan één of meer relevante officiële normen. Een doel is om een gebruiksvriendelijker oplegslot te verschaffen.

In een aspect van de wutvinding wordt met dat doel een oplegslot verschaft dat is voorzien van een slothuis, een schoot en een eerste bedieningselement buiten het slothuis. De schoot heeft een vergrendelpositie en een vrijgavepositie. In de vergrendelpositie is een deur waarop het oplegslot in het algemeen is bevestigd, vergrendeld en in de vrijgavepositie is de deur niet meer vergrendeld.

Het eerste bedieningselement is werkzaam verbonden met de schoot voor het handmatig ontgrendelen van het slot door een rotatie van het eerste bedieningselement ten opzichte van het slothuis.

Het eerste bedieningselement is voorzien van ten minste één tweede bedieningselement dat handmatig beweegbaar is van een blokkeerpositie naar een vrijgavepositie.

In de blokkeerpositie is de rotatie van het eerste bedieningselement ten opzichte van het slothuis geblokkeerd, zodanig dat het via het eerste bedieningselement bedienen van de schoot en daarmee ontgrendelen van het slot wordt verhinderd.

In de vrijgavepositie is de rotatie van het eerste bedieningselement vrijgegeven, zodanig dat het via het eerste bedieningselement bedienen van de schoot en daarmee ontgrendelen van het slot wordt mogelijk gemaakt.

Zo kan een verbeterde inbraakbeveiliging worden gerealiseerd, waarbij in de blokkeerpositie het eerste bedieningselement moeilijker door kwaadwillenden van buitenaf te bedienen is. Tegelijkertijd kan het slot zo van binnenuit relatief eenvoudig, veilig en snel worden ontgrendeld, in het bijzonder zonder gebruik van een sleutel, bijvoorbeeld met één doorgaande handbeweging. Zo wordt tegelijkertijd een veilige ontsnappingsroute geboden.

In een verder aspect van de uitvinding wordt met bovengenoemd doel een werkwijze voor het ontgrendelen van een oplegslot volgens één van de voorgaande conclusies verschaft. De werkwijze omvat het handmatig bewegen van het ten minste ene tweede bedieningselement van de blokkeerpositie naar de vrijgavepositie en vervolgens het ten opzichte van het slothuis roteren van het eerste bedieningselement.

Een dergelijke werkwijze biedt een gebruiksvriendelijke, eenvoudige, veilige en snelle werkwijze voor het ontgrendelen van een oplegslot dat althans na vergrendeling een goede inbraakbeveiliging verschaft.

GEDETAILLEERDE OMSCHRIJVING Hierna wordt de uitvinding verder toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden en tekeningen. De tekeningen zijn schematisch en tonen voorbeelden van uitvoeringsvormen. In de tekeningen toont: Fig. la een isometrisch aanzicht van een voorbeeld van een oplegslot met een tweede bedieningselement in een vrijgavestand; Fig. 1b een deels geopend vooraanzicht van het oplegslot in de stand van de Fig. 1a; Fig. 2a een dwarsdoorsnedeaanzicht langs de lijn II-II in Fig. 1b van het oplegslot in de stand van Fig. la en 1b; Fig. 2b een dwarsdoorsnedeaanzicht zoals in Fig. 2b van het oplegslot met het tweede bedieningselement in een blokkeerstand;

Fig. 3a een deels geopend isometrisch aanzicht van het oplegslot in de stand van Fig. 2b; Fig. 3b een isometrisch aanzicht van een eerste bedieningselement van het oplegslot in de stand van Fig. 2b; Fig. 4a een achteraanzicht van het oplegslot; Fig. 4b, 4c en 4d elk een deels geopend achteraanzicht van het oplegslot.

In de figuren wordt een oplegslot 2 getoond dat is voorzien van een slothuis 4, een schoot 6 en een eerste bedieningselement 10, bijvoorbeeld een draaiknop 10, buiten het slothuis 4. Het eerste bedieningselement 10 is werkzaam verbonden met de schoot 6 voor het handmatig ontgrendelen van het slot 2 door een rotatie van het eerste bedieningselement 10 ten opzichte van het slothuis 4. Daarbij wordt de schoot 6 van een vergrendelpositie naar een vrijgavepositie gebracht.

In de vergrendelpositie kan een deur waarop het oplegslot 2 1s gemonteerd niet worden geopend.

In de vrijgavepositie kan de deur wel worden geopend al wordt niet witgesloten dat hiervoor ook nog een additionele handeling noodzakelijk is, zoals het in een vrijgavepositie brengen van een tweede schoot ofwel dagschoot.

De schoot van het oplegslot kan dan worden beschouwd als de nachtschoot.

In een variant, waarvan een voorbeeld is getoond in de figuren, is het tevens mogelijk dat de schoot 6 zowel de functie van dag- en nachtschoot heeft.

Meer in het bijzonder tonen de figuren een zogenaamd zelfsluitend oplegslot 2 dat is voorzien van een hulpschoot 18 die er voor zorgt dat de schoot 6 bij het sluiten van de deur automatisch vergrendelt en dus van de vrijgavestand automatisch naar de vergrendelstand beweegt.

De beweging van de schoot 6 van de vergrendelpositie naar de vrijgavepositie wordt hierna aangeduid met te term ontgrendelen en de beweging van de schoot 6 van de vrijgavepositie naar de vergrendelpositie wordt hierna aangeduid met de term vergrendelen.

Een dergelijk schootbedieningsmechanisme voor een oplegslot is op zich in diverse varianten algemeen bekend en wordt in de tekeningen daarom niet in detail getoond.

In het getoonde voorbeeld is de genoemde rotatie van het eerste 5 bedieningselement 10 ten opzichte van het slothuis 4 een rotatie om een bedieningsdraai-as A, bijvoorbeeld een rotatie linksom of rechtsom.

In het oplegslot volgens de uitvinding is het eerste bedieningselement 10 voorzien van ten minste één tweede bedieningselement 12, 12', bijvoorbeeld ten minste één drukknop 12, 12', dat handmatig beweegbaar is van een blokkeerpositie naar een vrijgavepositie.

Fig. 1a, 1b en 2a tonen het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12'in de vrijgavepositie. Fig. 2b en 3b tonen het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' in de blokkeerpositie.

In de blokkeerpositie (zie bijvoorbeeld Fig. 2b) is de rotatie van het eerste bedieningselement 10 ten opzichte van het slothuis 4 geblokkeerd, zodanig dat het via het eerste bedieningselement 10 bedienen van de schoot 6 en daarmee het ontgrendelen van het slot 2 wordt verhinderd.

In de vrijgavepositie (zie bijvoorbeeld Fig. 2a) is de rotatie van het eerste bedieningselement 10 vrijgegeven, zodanig dat het via het eerste bedieningselement 10 bedienen van de schoot 6 en daarmee het ontgrendelen van het slot 2 wordt mogelijk gemaakt.

In Fig. 1b wordt een voorplaat 10f (zie Fig. 1a) van het eerste bedieningselement 10 niet getoond, zodat een binnenruimte van het eerste bedieningselement 10 zichtbaar is in Fig. 1b. Fig. 3a toont het oplegslot 2 waarbij het eerste bedieningselement 10 niet wordt getoond. Het eerste bedieningselement 10 wordt op zichzelf getoond in Fig. 3b. In zowel Fig. 3a als 3b wordt de blokkeerstand getoond, waarbij koppelelementen 16, 16' zijn gekoppeld met het eerste bedieningselement 10 via respectieve openingen 28, 28' van het eerste bedieningselement 10, zoals elders in deze beschrijving verder wordt toegelicht.

In een utvoeringsvorm omvat het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' ten minste twee tweede bedieningselementen 12,

12.

Op deze wijze kan een bijzonder degelijke rotatieblokkering worden verschaft, bijvoorbeeld wanneer zoals getoond de ten minste twee tweede bedieningselementen 12, 12' in hoofdzaak gelijkmatig zijn verdeeld langs een omtrek rondom de bedieningsdraai-as A.

Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot een veelvoud aan tweede bedieningselementen, noch tot enig maximum aantal van tweede bedieningselementen.

Zoals blijkt uit de figuren en de verdere beschrijving kunnen optioneel ook andere elementen van het oplegslot 2 op analoge wijze meervoudig worden uitgevoerd, in het bijzonder elementen die zijn ingericht om samen te werken met de tweede bedieningselementen 12, 12’. Dergelijke meervoudig uitgevoerde elementen worden in de tekeningen aangegeven met een verwijzingscijfer dat is voorzien van een accent, overeenkomstig met de aanduiding van de meervoudige tweede bedieningselementen 12, 12’.

In de tekeningen worden twee tweede bedieningselementen 12, 12' getoond. Een dergelijke specifieke uitvoeringsvorm kan als voordeel bieden dat de tweede bedieningselementen 12, 12' gemakkelijk tegelijkertijd te bedienen zijn, bijvoorbeeld met één hand. Zo kan bijvoorbeeld één van de twee tweede bedieningselementen 12 met een duim worden bediend terwijl de andere van de twee tweede bedieningselementen 12' tegelijkertijd met één of meer (andere) vingers van dezelfde hand wordt bediend. In Fig. 2a en 2b is te zien dat de twee tweede bedieningselementen 12, 12' en daarmee geassocieerde verdere elementen ten opzichte van elkaar gespiegeld kunnen zijn met de bedieningsdraai-as A als symmetrielijn.

In een uitvoeringsvorm 1s een afstand tussen de ten minste twee tweede bedieningselementen 12, 12' in hun vrijgaveposities kleiner dan in hun blokkeerposities, met als voordeel dat de ten minste twee tweede bedieningselementen 12, 12' tegelijkertijd met bijvoorbeeld een enkele handmatige grijp- of knijpbeweging kunnen worden bediend.

In een uitvoeringsvorm staat een bedieningsrichting B, B' van het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' van de blokkeerpositie naar de vrijgavepositie onder een hoek a, a' (zie Fig. 2a) met een bedieningsdraai-as A van het eerste bedieningselement 10. Daarmee wordt in het getoonde voorbeeld een gelijktijdige bediening van het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' en het eerste bedieningselement 10 vergemakkelijkt. De hoek a, a' is bij voorkeur een hoek in het bereik van 45 tot 135 graden, bijvoorbeeld een hoek van ongeveer 90 graden.

In een uitvoeringsvorm is ten minste één van het slothuis 4 en het eerste bedieningselement 10 voorzien van ten minste één koppelelement 16, 16' dat beweegbaar is tussen een koppelpositie (zie Fig. 2b en 32) en een ontkoppelpositie (zie Fig. 2a) door het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' van de blokkeerpositie naar de vrijgavepositie te bewegen.

Bij voorkeur koppelt het ten minste ene koppelelement 16, 16'in de koppelpositie het slothuis 4 en het eerste bedieningselement 10 in hoofdzaak rotatievast aan elkaar, waarbij het koppelelement 16, 16' in de ontkoppelpositie het slothuis 4 en het eerste bedieningselement 10 ten opzichte van elkaar vrijgeeft.

Met een dergelijk koppelelement 16, 16' kan de rotatie van het eerste bedieningselement 10 ten opzichte van het slothuis 4 worden geblokkeerd of vrijgegeven afhankelijk van de positie van het ten minste ene tweede bedieningselement 12.

In het getoonde voorbeeld zijn twee koppelelementen 16, 16' voorzien, in het bijzonder één voor elk van de twee tweede bedieningselementen 12, 12'. Om de genoemde rotatievaste koppeling te verschaffen kunnen de koppelelementen 16, 16' vanuit het slothuis 4 op het eerste bedieningselement 10 aangrijpen, in het bijzonder door aangrijping met respectieve openingen 28, 28' (zie Fig. 3b) in een behuizing 26 van het eerste bedieningselement 10.

In het getoonde voorbeeld is het ten minste ene koppelelement 16, 16' voorzien van een afgerond, in het bijzonder convex en/of bol, kops einde aan de zijde van het eerste bedieningselement 10 om de mechanische samenwerking van het ten minste ene koppelelement 16, 16' met het eerste bedieningselement 10 te versoepelen.

In een uitvoeringsvorm staat een koppelingsrichting K, K' van het ten minste ene koppelelement 16, 16' onder een hoek B, B' (zie Fig. 2a) met een bedieningsrichting B van het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12".

Op die manier kan de koppelingsrichting K, K' bijvoorbeeld in hoofdzaak parallel lopen met de bedieningsdraai-as A van het eerste bedieningselement 10, terwijl de bedieningsrichting B, B' van het ten minste ene tweede bedieningselement 12 onder een hoek a, a' staat met die as A. Een dergelijke koppelingsrichting K, K' parallel met de draai-as A kan een robuuste blokkering van de rotatie om die as A verschaffen, in het bijzonder wanneer het ten minste ene koppelelement 16, 16' op afstand van die as Ais geplaatst.

De hoek B, B' komt bij voorkeur in hoofdzaak overeen met de hoek a, a' en is bij voorkeur een hoek in het bereik van 45 tot 135 graden, bijvoorbeeld een hoek van ongeveer 90 graden.

Om de hoek B, B' te realiseren kan bijvoorbeeld tussen het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' en het respectieve koppelelement 16, 16' een respectief tussenelement 24, 24' (zie Fig. 2a en 2b) worden voorzien, bijvoorbeeld zoals getoond met een afgeschuind kops einde.

In een uitvoeringsvorm is ten minste één van het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' en het ten minste ene koppelelement 16, 16' voorzien van een respectief veerelement 14, 14' om het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' door veerspanning terug te bewegen van de vrijgavepositie naar de blokkeerpositie, waarbij een veerspanning van het veerelement 14, 14' in de vrijgavepositie groter is dan in de blokkeerpositie.

Fig. 24 toont veerelementen 14, 14' in het slothuis 4 met een grotere veerspanning dan in Fig. 2b. Als alternatief of aanvulling kan bijvoorbeeld het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' worden voorzien van een dergelijk veerelement (niet getoond).

In een uitvoeringsvorm is het oplegslot 2 zelfvergrendelend, waarbij het oplegslot 2 is voorzien van een schootblokkeervoorziening met behulp waarvan de schoot 6 in de vrijgavestand wordt gehouden en waarbij het oplegslot 2 is voorzien van een hulpschoot 18 (zie bijvoorbeeld Fig. 1a) die is ingericht om bij indrukken daarvan de schootblokkeervoorziening te bedienen om een blokkade van een vergrendelingsbeweging van de schoot 6 van de ontgrendelpositie naar de vergrendelpositie op te heffen. Een zelfvergrendelend oplegslot met hulpschoot is op zichzelf bekend en kan op een op zichzelf bekende wijze met voordeel worden toegepast in een oplegslot 2 volgens de uitvinding. Zo kan het oplegslot 2 een goede inbraakbeveiliging en een groot gebruiksgemak bieden, waarbij het slot 2 gemakkelijk en zonder sleutel vergrendeld kan worden door eenvoudigweg de betreffende deur te sluiten. Na het openen van het slot kan de schoot 6 op op zichzelf bekende wijze door een blokkeervoorziening in de vrijgavepositie blijven, zodat de deur zonder dat de schoot 6 tegen een kozijn aankomt in zijn gesloten stand kan bewegen. Zodra de hulpschoot 18 door het kozijn of de daarop bevestigde slotplaat wordt ingedrukt, wordt de blokkeervoorziening ontkoppeld en zal de schoot 6 in de vergrendelpositie worden gedwongen door een in het oplegslot 2 aanwezige veer.

In een uitvoeringsvorm 1s het oplegslot 2 verder voorzien van een slotcilinderaansluiting 20 (zie bijvoorbeeld Fig. 4a) voor ontgrendeling van het slot 2 vanaf de buitenzijde. Een hartlijn H van de slotcilinderaansluiting

20 1s in deze uitvoeringsvorm ten opzichte van het slothuis 4 verstelbaar, in het bijzonder verschuifbaar, zodat de slotcilinderaansluiting 20 op ten minste twee verschillende cilinderposities ten opzichte van het slothuis 4 plaatsbaar is. Zo kan het oplegslot 2 na fabricage gemakkelijk geschikt worden gemaakt voor verschillende deuren.

In een uitvoeringsvorm zijn de ten minste twee cilinderposities ten minste horizontaal ten opzichte van elkaar verschoven. Zo kan bijvoorbeeld een afstand tussen de slotcilinder en een zijde van een geassocieerde deur worden aangepast afhankelijk van een eis of wens die daarop betrekking heeft.

Fig. 4a toont als voorbeeld dat de slotcilinderaansluiting 20 is opgenomen in een opening van een geassocieerde montageplaat 30 die horizontaal verschuifbaar is door middel van twee sleuven. Fig. 4b toont een deels geopend aanzicht waarbij die montageplaat 30 niet 1s getoond, zodat een achter die plaat 30 gelegen overbrengingsmechanisme 32, 34 te zien is dat een eerste overbrengingseenheid 32 omvat met haaks daarachter een tweede overbrengingseenheid 34. De eerste overbrengingseenheid 32 omvat in dit voorbeeld de slotcilinderaansluiting 20 terwijl de tweede overbrengingseenheid 34 is gekoppeld met de schoot 6, bijvoorbeeld (maar niet noodzakelijk) in het verlengde van de bedieningsdraai-as A. Beide overbreningseenheden 32 en 34 omvatten een lineair schuifmechanisme. De haakse koppeling wordt bijvoorbeeld verschaft door een meervoudige pen- gat verbinding. Daarvan worden één pen 34p en één gat 34g getoond in Fig. 4c als onderdeel van de tweede overbrengingseenheid 34, terwijl de corresponderende andere pen en het corresponderende andere gat zich aan een weerszijde daarvan bevinden als onderdeel van de eerste overbrengingseenheid 32. Het moge duidelijk zijn dat hiermee slechts een voorbeeld van vele mogelijke overbrengingsmechanismen wordt getoond. De getoonde overbrenging is gebaseerd op het principe van de bekende Oldham - koppeling die bestemd is voor het overbrengen van een rotatie van een ingaande as op een uitgaande as welke niet in elkaars verlengde liggen. Zie hiertoe bijvoorbeeld htigs:/en wikipedia org/wiki/Coupling#Oldham. Elk ander overbrengingsmechanisme waarmee een rotatie van een ingaande as kan worden overgedragen op een rotatie van een uitgaande as, waarbij beide assen niet in elkaars verlengde liggen komt in aanmerking voor toepassing in de onderhavige uitvoeringsvorm van het oplegslot 2.

In een nadere uitwerking van de uitvoeringsvorm met de schootblokkeervoorziening en de hulpschoot 18 kan het oplegslot verder zijn voorzien van een derde bedieningselement 22 dat is mgericht om de werking van vrijgaveschoot 18 buiten werking te stellen, zodat bij het indrukken van de vrijgaveschoot 18 de schoot 6 in de vrijgavepositie blijft. Met een dergelijke uitvoeringsvorm kan een gebruiker voorkomen dat de een deur met het oplegslot 2 automatisch wordt vergrendeld door een automatische schootbeweging bij het sluiten van de deur.

Een werkwijze voor het ontgrendelen van een hiervoor beschreven oplegslot 2 omvat het handmatig bewegen van het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' van de blokkeerpositie naar de vrijgavepositie en vervolgens het ten opzichte van het slothuis 4 roteren van het eerste bedieningselement 10.

In een uitvoeringsvorm omvat het handmatig bewegen van het ten minste ene tweede bedieningselement 12, 12' het handmatig aangrijpen van het eerste bedieningselement 10. Zo wordt een bijzonder gebruiksvriendelijke, veilige en snelle werkwijze voor het ontgrendelen van een inbraakveilig oplegslot 2 verschaft.

Hoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden en tekeningen, vormen deze op geen enkele wijze een beperking van de uitvinding, welke uitvinding wordt gedefinieerd door de conclusies. Vele variaties, combinaties en uitbreidingen zijn mogelijk, zoals voor de vakman duidelijk zal zijn uit de beschrijving en de tekeningen.

Claims (15)

CONCLUSIES

1. Oplegslot (2) voorzien van een slothuis (4), een schoot (6) en een eerste bedieningselement (10) buiten het slothuis (4), waarbij de schoot (6) een vergrendelpositie en een vrijgavepositie heeft; waarbij het eerste bedieningselement (10) werkzaam 1s verbonden met de schoot (6) voor het handmatig ontgrendelen van het slot (2) door een rotatie van het eerste bedieningselement (10) ten opzichte van het slothuis (4), met het kenmerk, dat het eerste bedieningselement (10) is voorzien van ten minste één tweede bedieningselement (12, 12°) dat handmatig beweegbaar is van een blokkeerpositie naar een vrijgavepositie, waarbij in de blokkeerpositie de rotatie van het eerste bedieningselement (10) ten opzichte van het slothuis (4) 1s geblokkeerd, zodanig dat het via het eerste bedieningselement (10) bedienen van de schoot (6) en daarmee het ontgrendelen van het slot (2) wordt verhinderd, waarbij in de vrijgavepositie de rotatie van het eerste bedieningselement (10) is vrijgegeven, zodanig dat het via het eerste bedieningselement (10) bedienen van de schoot (6) en daarmee het ontgrendelen van het slot (2) wordt mogelijk gemaakt.

2. Oplegslot volgens conclusie 1, waarbij het ten minste ene tweede bedieningselement (12, 12") ten minste twee tweede bedieningselementen (12, 12") omvat.

3. Oplegslot volgens conclusie 2, waarbij een afstand tussen de ten minste twee tweede bedieningselementen (12, 12") in hun vrijgaveposities kleiner 1s dan in hun blokkeerposities.

4. Oplegslot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een bedieningsrichting (B, B') van het ten minste ene tweede bedieningselement (12, 12") van de blokkeerpositie naar de vrijgavepositie onder een hoek (a, a’) staat met een bedieningsdraai-as (A) van het eerste bedieningselement (10).

5. Oplegslot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van het slothuis (4) en het eerste bedieningselement (10) is voorzien van ten minste één koppelelement (16, 16") dat beweegbaar 1s tussen een koppelpositie en een ontkoppelpositie door het ten minste ene tweede bedieningselement (12, 12") van de blokkeerpositie naar de vrijgavepositie te bewegen, waarbij het ten minste ene koppelelement (16, 16") in de koppelpositie het slothuis (4) en het eerste bedieningselement (10) in hoofdzaak rotatievast aan elkaar koppelt, waarbij het ten minste ene koppelelement (16, 16") in de ontkoppelpositie het slothuis (4) en het eerste bedieningselement (10) ten opzichte van elkaar vrijgeeft.

6. Oplegslot volgens conclusie 5, waarbij een koppelingsrichting (K) van het ten minste ene koppelelement (16, 16") onder een hoek (B) staat met een bedieningsrichting (B) van het ten minste ene tweede bedieningselement (12, 12").

7. Oplegslot volgens één van de voorgaande conclusie, waarbij ten minste één van het ten minste ene tweede bedieningselement (12, 12") en het ten minste ene koppelelement (16, 16") is voorzien van een respectief veerelement (14, 14") om het tweede bedieningselement (12, 12") door veerspanning terug te bewegen van de vrijgavepositie naar de blokkeerpositie, waarbij een veerspanning van het veerelement (14, 14") in de vrijgavepositie groter 1s dan in de blokkeerpositie.

8. Oplegslot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het oplegslot (2) zelfvergrendelend is, waarbij het oplegslot (2) is voorzien schootblokkeervoorziening met behulp waarvan de schoot (6) in de vrijgavestand wordt gehouden en waarbij het oplegslot (2) is voorzien van een hulpschoot (18) die is ingericht om bij indrukken daarvan de schootblokkeervoorziening te bedienen om een blokkade van een vergrendelingsbeweging van de schoot (6) van de ontgrendelpositie naar de vergrendelpositie op te heffen.

9. Oplegslot volgens één van de voorgaande conclusies, verder voorzien van een slotcilinderaansluiting (20) voor ontgrendeling van het slot, waarbij een hartlijn (H) van de slotcilinderaansluiting (20) ten opzichte van het slothuis (4) verstelbaar is, zodat de slotciinderaansluiting (20) op ten minste twee verschillende cilinderposities ten opzichte van het slothuis (4) plaatsbaar 1s.

10. Oplegslot volgens conclusie 9, waarbij de ten minste twee cilinderposities ten minste horizontaal ten opzichte van elkaar verschoven zijn.

11. Oplegslot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste bedieningselement (10) een draaiknop omvat.

12. Oplegslot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het ten minste ene tweede bedieningselement (12, 12") een drukknop omvat.

13. Oplegslot volgens conclusie 8, verder voorzien van een derde bedieningselement (22) dat 1s ingericht om de werking van vrijgaveschoot (18) buiten werking te stellen, zodat bij het indrukken van de vrijgaveschoot (18) de schoot (6) in de vrijgavepositie blijft.

14. Werkwijze voor het ontgrendelen van een oplegslot (2) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze omvat het handmatig bewegen van het ten minste ene tweede bedieningselement (12, 12) van de blokkeerpositie naar de vrijgavepositie en vervolgens het ten opzichte van het slothuis (4) roteren van het eerste bedieningselement (10).

15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij het handmatig bewegen van het ten minste ene tweede bedieningselement (12, 12) omvat het handmatig aangrijpen van het eerste bedieningselement (10).