NL2023293B1 - Zelfrijdend gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig - Google Patents

Abstract

UITTREKSEL Een zelfrijdend gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) voor een op het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) aansluitbare gazonverzorgingsinrichting (30) 5 voor gazonverzorging is bedrijfbaar in een werkingstoestand of in een transporttoestand en omvat een voor een bediener (B) uitgevoerde bedieningsplek (20), die op grond van de wissel van de transporttoestand naar de werkingstoestand beweegbaar is naar een bedieningsplekwerkingspositie en die op grond van de wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand beweegbaar is naar een bedieningsplektransportpositie. Daarmee 1O kunnen gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuigen worden verbeterd met betrekking tot een groter inzetspectrum, verbeterde controle van de bewerkingsresultaten en verbeterde veiligheid bij transport. 2023293

Description

P34122NLOO/TRE Titel: Zelfrijdend gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig De uitvinding betreft een zelfrijdend gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig alsook een bedrijfswerkwijze daarvoor.

Zelfrijdende diepbeluchters zijn momenteel beperkt tot kleine tot gemiddelde bewerkingsdieptes (max. 100 mm). Daartoe zijn deze inrichtingen beperkt tot een handmatige bediening (walk-behind) en bieden geen bestuurdersplek voor de bediener.

Een dergelijke walk-behind beluchter is bijvoorbeeld bekend uit US 7 096 969 B2. De bodembewerkingseenheden zijn gecombineerd met het aandrijf- en transportsysteem zodat deze niet universeel kunnen worden ingezet (verscheidene bewerkingseenheden aan hetzelfde draagvoertuig). Op grond van de aangepaste aandrijfaansturing en de gebruiksspecifieke rijdwerkplaatsing kan de bewerkingseenheid worden aangestuurd via automatische functionering en is deze zeer goed manoeuvreerbaar.

Een overeenkomstig voertuig is bijvoorbeeld bekend uit US 6 534 388 B1. In ieder geval zijn als gevolg van de bouwwijze bodembewerkingseenheden ver van de bediener af geplaatst, zodat slechts een beperkte regelmogelijkheid van de bewerkingskwaliteit direct door de bediener kan bestaan.

Diepbeluchters voor gemiddelde tot grote bewerkingsdieptes (> 150 mm) en bewerkingsbreedtes > 1 m worden tot dusver via de genormaliseerde 3-puntsbevestiging aan de achterzijde van klassieke wieltractoren bevestigd en de aandrijving en bevestigingspunten zijn ten aanzien daarvan daarop aangepast.

De bediening van de bewerkingseenheid vindt plaats via de handmatige tractorbediening (stuuras, hefhydrauliek) en laat geen automatisch functioneren toe.

Op grond van de universele tractorconstructie leidt dit tot hogere bodemdrukken en grotere draaicirkels dan bij zelfrijdende diepbeluchters met dezelfde bewerkingsbreedte.

Er moet daarbij in acht worden genomen dat de gebruikelijk wieltractoren op grond van hun massa en hun afmetingen te onderscheiden zijn van de hier besproken draagvoertuigen.

Draagvoertuigen zijn over het algemeen aanmerkelijk lichter dan wieltractoren en mogen een maximumgewicht (zonder bediener en aanbouwdelen) van 500 kg dan ook niet overschrijden.

Ook omvatten draagvoertuigen in tegenstelling tot wieltractoren in de regel geen bestuurderscabine. In het bijzonder voor een gebruiksgebied door de gazonverzorging op golfbanen zijn zelfrijdende diepbeluchters vereist, die een hogere transportsnelheid en grotere bewerkingsdieptes omvatten dan de conventionele zelfrijders. Gelijktijdig moet bij de nieuwe ontwikkeling automatische functionering implementeerbaar zijn. Het kan daarbij als het aan de uitvinding ten grondslag liggende doel worden aangemerkt, om de gazonverzorgingsinrichting -draagvoertuigen te verbeteren, in het bijzonder om een groter inzetgebied, verbeterde regeling van de bewerkingsresultaten en verbeterde zekerheid bij transport mogelijk te maken.

Dit doel wordt bereikt door het onderwerp volgens de onafhankelijke conclusies. Gunstige uitvoeringsvormen zijn het onderwerp van de afhankelijke conclusies.

De uitvinding verschaft een zelfrijdend gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig voor een op het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig aansluitbare gazonverzorgingsinrichting voor gazonverzorging, waarbij het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig bedrijfbaar is in een werkingstoestand of in een transporttoestand en een voor een bediener uitgevoerde bedieningsplek omvat, die op grond van de wissel van de transporttoestand naar de werkingstoestand beweegbaar is, bij voorkeur automatisch, naar een bedieningsplekwerkingspositie en die op grond van de wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand beweegbaar is, bij voorkeur automatisch, naar een bedieningsplektransportpositie.

Het verdient de voorkeur dat de bedieningsplek als reactie op een wissel van de transporttoestand naar de werkingstoestand beweegbaar is naar een bedieningsplekwerkingspositie.

Het verdient de voorkeur dat de bedieningsplek als reactie op een wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand beweegbaar is naar een bedieningsplektransportpositie.

Het verdient de voorkeur dat, op grond van de beweging van de bedieningsplek, het zwaartepunt van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig overwegend in de verticale richting beweegbaar is.

Het verdient de voorkeur dat bij de wissel en/of als reactie op de wissel van de transporitoestand naar de werkingstoestand de bedieningsplek hefbaar is naar de bedieningsplekwerkingspositie.

Het verdient de voorkeur dat bij de wissel en/of als reactie op de wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand de bedieningsplek neerlaatbaar is naar een bedieningsplektransportpositie.

Het verdient de voorkeur dat de bedieningsplek overwegend in verticale richting beweegbaar is tussen de bedieningsplekwerkingspositie en de bedieningsplektransportpositie.

Bij voorkeur omvat het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig een regelinrichting die is uitgevoerd om, bij de wissel en/of als reactie op de wissel van de ene bedrijfstoestand naar de andere bedrijfstoestand, de beweging van de bedieningsplek te regelen, in het bijzonder de bedieningsplek op grond van de wissel en/of als reactie op de wissel te heffen naar de werkingstoestand of op grond van de wissel en/of als reactie op de wissel neer te laten naar de transporttoestand.

Bij voorkeur omvat het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig een bedieningsplekactuator, die voor het bewegen, in het bijzonder heffen en neerlaten, van de bedieningsplek regelbaar is tussen de bedieningsplekposities door middel van de regelinrichting.

Bij voorkeur omvat het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig een stuurinrichting voor het sturen van de bewegingsrichting van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig, waarbij bij voorkeur de stuurinrichting een stuurwiel omvat als invoerelement.

Bij voorkeur omvat het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig een rechter rijdaandrijvingsactuator en een linker rijdaandrijvingsactuator. Het verdient de voorkeur dat de stuurinrichting is uitgevoerd om, in afhankelijkheid van een invoerhoek van het stuurwiel, de rijdaandrijvingsactuatoren aan te sturen met een verschil in toerental, om de bewegingsrichting van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig te sturen.

Het verdient de voorkeur dat de spoorbreedte van voorwielen en achterwielen kleiner is dan de bewerkingsbreedte van de aan het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig aan te sluiten gazonverzorgingsinrichting.

Bij voorkeur omvat het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig een aansluitinrichting, waaraan de gazonverzorgingsinrichting losneembaar aansluitbaar is. Het verdient de voorkeur dat de aansluitinrichting is uitgevoerd voor het heffen en neerlaten van de gazonverzorgingsinrichting. Het verdient de voorkeur dat in de werkingstoestand de bedieningsplek in de bedieningsplekwerkingspositie is en de aansluitinrichting in de neergelaten toestand is. Het verdient de voorkeur dat in de transporttoestand de bedieningsplek in de bedieningsplektransportpositie is en de aansluitinrichting in de geheven toestand is. Het verdient de voorkeur dat op grond van de wissel en/of als reactie op de wissel van de transporttoestand naar de werkingstoestand de aansluitinrichting beweegbaar is naar een neergelaten toestand. Het verdient de voorkeur dat op grond van de wissel en/of als reactie op de wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand de aansluitinrichting beweegbaar is naar een geheven toestand.

Het verdient de voorkeur dat de gazonverzorgingsinrichting is geselecteerd uit een groep die graszuigers, kunstgrasverzorgingsinrichtingen, bladzuigers, bladblazers, maaiinrichtingen, maaikappen, gazonkeermachines, zaaimachines, diepbeluchters en verticuteerders omvat. Het verdient de voorkeur dat de gazonverzorgingsinrichting, in het bijzonder de diepbeluchter, een werkdiepte van 10 cm tot 30 cm, bij voorkeur van 15 cm tot 30 cm omvat. Het verdient de voorkeur dat de gazonverzorgingsinrichting, in het bijzonder de diepbeluchter, een bewerkingsbreedte van 1 m tot 2 m, bij voorkeur van 1,2 m tot 1,6 m omvat.

Het verdient de voorkeur dat de bedieningsplekwerkingspositie verticaal hoger is dan de bedieningsplektransportpositie. De uitvinding verschaft verder een bedrijfswerkwijze voor het bedrijven van een gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig voor een gazonverzorgingsinrichting voor het verzorgen van gazons, in het bijzonder voor een de voorkeur verdienende gazonverzorgingsinrichting, door het bewegen, in het bijzonder automatisch, van een bedieningsplek van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig naar een bedieningsplekwerkingspositie op grond van de wissel en/of als reactie op de wissel van een transporttoestand naar een werkingstoestand en het bewegen, in het bijzonder automatisch, van de bedieningsplek naar een bedieningsplektransportpositie op grond van de wissel en/of 5 als reactie op de wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand.

Door de combinatie van een aandrijf- en transporteenheid met een geïntegreerde bestuurdersplek en bij voorkeur een voor maaitractoren op zich bekende nul-draaicirkel (“zero-turn”)-sturing kunnen de vereisten worden vervuld.

Er wordt een speciaal voor de inzet van gazonverzorgingsbewerkingen op de golfbaan inzetbaar draagvoertuig met een eigen aandrijfbron en een in hoogte verstelbare bestuurdersplek voorgesteld, waarbij de bestuurdersplek de volgende bedrijfstoestandafhankelijke posities omvat: o Transport: neerlaten van de bedieningsplek bij geheven aanbouwinrichting; of o Bewerking: heffen van de bedieningsplek bij neergelaten aanbouwinrichting.

Daardoor kan tijdens de gazonverzorgingsbewerkingen voor de bediener een goede controlemogelijkheid van de bewerkingsinrichting en daarmee een hogere bewerkingskwaliteit worden gewaarborgd. Door de neerlating van de bedieningspositie bij transportsnelheid kan het voertuig met het lagere zwaartepunt met meer zekerheid over ongelijkmatige terreinen worden gereden. Het draagvoertuig kan zich onderscheiden door de volgende verdere kenmerken: e Bediening van de besturing via een stuurwiel; e Snelheidsafhankelijke omzetting tussen de invoerhoek van het stuurwiel op de bestuurdersplek en het verschil in toerental van de aandrijfeenheden aan de aandrijfassen; of e Spoorbreedtes van voor- en achteraswielen binnen de bewerkingsbreedte van de bewerkingseenheid. In een uitvoering beschikt het voertuig over een via hydrauliekcilinders in de hoogte verstelbare bestuurdersplek. Het regelsysteem van de hydrauliekcilinders, respectievelijk aansturende ventielen kan verbonden zijn met de voertuigelektronica, die bovendien ook de ventielen van de hydrauliekverzorging van de rijdaandrijving kan aansturen.

Via de keuze van de bedrijfstoestanden (bijvoorbeeld via een schakelaar) door de bediener kan de voertuigelektronica het regelventiel van de hydrauliekcilinders van de bestuurdersplek activeren en de verhouding tussen het aanstuursignaal van de ventielen van de rijdaandrijvingsmotoren en het sensorsignaal van de stuurwielhoek veranderen.

In een verdere uitvoeringsvorm worden de verstelaandrijving van de bestuurdersplek en/of de rijdaandrijvingsmotoren elektrisch bedreven. Uitvoeringsvoorbeelden worden hierna aan de hand van de bijgevoegde tekeningen verder verduidelijkt. Daarin toont: Fig. 1 een uitvoeringsvoorbeeld van een gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig in bovenaanzicht Fig. 2 het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig van fig. 1 in de transporttoestand; Fig. 3 het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig van fig. 1 in de werkingstoestand; Fig. 4 een schematisch aanzicht van de aansturing van het gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig. Er wordt verwezen naar Fig. 1 tot Fig. 3, die een zelfrijdend gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig 10 tonen. Het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 omvat een voertuigframe 12. Het voertuigframe 12 voorziet een bevestigingsstructuur voor de afzonderlijke onderdelen van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10. Het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 omvat een aandrijfinrichting 14, die aandrijfkracht verschaft voor de voortbeweging van het gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig 10 en voor het aandrijven van de aanbouweenheid. De aandrijfinrichting 14 kan elektrisch of als verbrandingsaandrijving zijn uitgevoerd. Het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 omvat een niet-aangedreven paar vooraswielen 16 in diens voorste gebied. De vooraswielen 16 zijn bij voorkeur ondersteund door het voertuigframe 12. Elk vooraswiel 16 is bij voorkeur horizontaal draaibaar aangebracht.

Het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 omvat verder een door middel van de aandrijfinrichting 14 aandrijfbaar paar achteraswielen 18. Elk achteraswiel 18 is daarbij afzonderlijk en onafhankelijk van het andere achteraswiel 18 aandrijfbaar. Hiervoor omvat elk achteraswiel 18 diens eigen rijdaandrijvingsactuator 19.

Het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 omvat verder een bedieningsplek 20 voor een bediener B. De bedieningsplek 20 is bijvoorbeeld uitgevoerd als zitting. De bedieningsplek 20 is in dit voorbeeld in de lengterichting van het gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig 10 gezien achter de vooraswielen 16 aangebracht. Verder is in dit voorbeeld de bedieningsplek 20 in lengterichting gezien zodanig aangebracht, dat de bedieningsplek 20 zich in de verticale richting boven de achteraswielen 18 bevindt. De bedieningsplek 20 omvat ten minste een bedieningsplekactuator 22, om de bedieningsplek 20 in de hoogte te verstellen, respectievelijk te heffen of neer te laten.

Verder omvat het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 een stuurinrichting 24 die zodanig is aangebracht, dat de stuurinrichting 24 kan worden bediend vanaf de bedieningsplek 20. De stuurinrichting 24 omvat bij voorkeur een stuurwiel 26. Tot de stuurinrichting 24 kunnen ook andere bedieningsinrichtingen behoren.

Bovendien omvat het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 een aansluitinrichting 28, waaraan een gazonverzorgingsinrichting 30 kan worden aangesloten. De aansluitinrichting 28 omvat ten minste een aansluitinrichtingsactuator 32, waarmee de aansluitinrichting 28 en daarmee de gazonverzorgingsinrichting 30 kan worden geheven of kan worden neergelaten.

De gazonverzorgingsinrichting 30 is in het huidige uitvoeringsvoorbeeld een diepbeluchter 34, maar kan in de basis ook elke andere soort gazonverzorgingsinrichting zijn. De gazonverzorgingsinrichting 30 is aangesloten aan de aansluitinrichting 28.

Hierna wordt aan de hand van fig. 4 de omschakeling van het gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig 10 verder toegelicht. Het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 omvat een krachtverdelingssysteem 36, om de door de aandrijfinrichting 14 verschafte aandrijfskracht te verdelen naar de rijdaandrijvingsactuatoren 19, de bedieningsplekactuator 22, de aansluitinrichtingactuator 32 en/of de gazonverzorgingsinrichting 30.

Het krachtverdelingssysteem 36 kan bijvoorbeeld een hydraulieksysteem 38 zijn. In dit geval zijn de actuatoren 19, 22, 32 bij voorkeur uitgevoerd als hydrauliekcilinders, respectievelijk hydrauliekmotoren.

Ook een elektrisch systeem is denkbaar. In het geval van het elektrische systeem zijn de actuatoren 19, 22, 32 uitgevoerd als elektrische actuatoren, bijvoorbeeld elektromotoren.

Voor het aandrijven van de gazonverzorgingsinrichting 30 kan een aftakas, een hydrauliekaansluiting of een elektrische aansluiting zijn voorzien, om voor elke aandrijfwijze van de gazonverzorgingsinrichting 30 een aandrijving mogelijk te maken.

Onafhankelijk van de uitvoering van het krachtverdelingssysteem 36 wordt de verdeling van de aandrijfkracht in het krachtverdelingssysteem 36 aangestuurd door een regelinrichting 40. Afgezien van de overige stuurwijzen wordt hierna in het bijzonder ingegaan op de stuurwijze en de bijzondere bedrijfswijze.

Het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 bevindt zich eerst in de transporttoestand, zoals in fig. 4 is weergegeven. In de transporttoestand is de aansluitinrichting 28 en als gevolg daarvan ook de gazonverzorgingsinrichting 30 in de geheven toestand. De bedieningsplek 20 bevindt zich in de neergelaten toestand, die ook als bedieningsplektransportpositie wordt aangeduid en in fig. 2 is weergegeven.

In de transporttoestand ligt daarmee een zwaartepunt S van het gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig 10 lager dan in de nog te beschrijven werkingstoestand. Daardoor ligt het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 beter op de ondergrond, wanneer het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 wordt bewogen over ongelijkmatige terreinen.

Door het lagere zwaartepunt S kan een slingering als gevolg van het terrein beter worden vermeden en daardoor het risico op een zijdelings omkantelen worden verkleind, Bovendien werken bij een hellende beweging, dwars op een schuin vlak, respectievelijk een overhang, kleinere kantelmomenten rondom de lengteas van het gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig 10, zodat een wegglijden van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 of een door schuinplaatsing veroorzaakt omkantelen beter kan worden vermeden. Daarmee kan ook bij snellere beweging in de transporttoestand het gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig 10 veiliger worden gebruikt.

Bij een bochtbeweging bedient de bediener B het stuurwiel 26 in de gewenste rijdrichting.

Een hoeksensor 42 neemt de momentane invoerhoek van het stuurwiel 26 op en geeft deze door aan de regelinrichting 40. De regelinrichting 40 bepaalt vanuit de invoerhoek op op zich bekende wijze een verschil in toerental voor de achteraswielen 18. Slaat de bediener B ietwat naar rechts in, wordt het toerental van de rechter rijdaandrijvingsactuator 19a verlaagd en het toerental van de linker rijdaandrijvingsactuator 19b verhoogd. Daarmee rijdt het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 een rechterbocht, waarbij de vooraswielen 16 de beweging volgen. Bij een linkerbocht vindt de sturing overeenkomstig omgekeerd plaats. Op deze wijze wordt de draaicirkel verkleind. In een extreem geval maakt deze wijze van sturing een draaiing op de plaats mogelijk. Om gazonverzorging te bedrijven wisselt de bediener B, bijvoorbeeld door bediening van een schakelaar 44. Als reactie op de wissel van de bedrijfstoestand van de transporttoestand naar de werkingstoestand stuurt de regelinrichting 40 tenminste de bedieningsplekactuator 22 zodanig aan, dat de bedieningsplek 20 wordt geheven naar een bedieningsplekwerkingspositie, die in fig. 3 is weergegeven. Er kan ook zijn voorzien dat bij de wissel en/of als reactie op de wissel van de bedrijfstoestand de aansluitinrichtingsactuator 32 zodanig wordt aangestuurd, dat de aansluitinrichting 28 en als gevolg de gazonverzorgingsinrichting 30 in de neergelaten toestand worden gebracht. Dit kan in hoofdzaak gelijktijdig plaatsvinden met de beweging van de bedieningsplek 20 of na elkaar plaatsvinden. Om het zwaartepunt S tijdens de wissel zo laag mogelijk te houden en daarmee een hogere stabiliteit te bereiken bij de wissel, kan het neerlaten van de aansluitinrichting 28 bij voorkeur worden begonnen of afgesloten voor het heffen van de bedieningsplek B.

In de werkingstoestand bevindt de aansluitinrichting 28 en als gevolg daarvan ook de gazonverzorgingsinrichting zich in de neergelaten toestand. De bedieningsplek 20 bevindt zich in de bedieningsplekwerkingspositie. Daarmee bevinden zich de ogen van de bediener B eveneens op de verhoogde positie. Over het algemeen kan daardoor de bediener B in de werkingspositie een groter grondoppervlak overzien dan in de transporttoestand. In het bijzonder wordt de bediener B naar die plaats gebracht, alvorens de door het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 en/of de gazonverzorgingsinrichting 30 afgedekte bodemgedeeltes BB waar te nemen. Daardoor kan de bediener B eenvoudiger de kwaliteit van de bewerkingsresultaten beoordelen en in ieder geval correcties doorvoeren aan de gazonverzorgingsinrichting 30. Daarbij is het voor de bediener B niet noodzakelijk om van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 10 af te stappen. Met de hierin voorgestelde maatregelen kunnen gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuigen worden verbeterd. In het bijzonder kan de gebruikszekerheid bij de transportbeweging worden vergroot, waarbij gelijktijdig bij de bewerkingsbeweging een verbeterde controle van de bewerkingsresultaten mogelijk wordt gemaakt. Verder kan de maneuvreerbaarheid worden vergroot, wanneer de aandrijfwielen met verschillende aandrijftoerentallen worden aangedreven.

In een extreem geval kan een draaiing op de plaats mogelijk zijn.

BEGRIPPENLIJST 10 zelfrijdend gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig 12 voertuigframe 14 aandrijfinrichting

16 vooraswiel 18 achteraswiel 19 rijdaandrijvingsactuator 19a rechter rijdaandrijvingsactuator

18b linker rijdaandrijvingsactuator 20 bedieningsplek 22 bedieningsplekactuator 24 stuurinrichting 26 stuurwiel

28 aansluitinrichting 30 gazonverzorgingsinrichting 32 aansluitinrichtingsactuator 34 diepbeluchter 36 krachtverdelingssysteem

38 hydraulieksysteem 40 regelinrichting 42 hoeksensor 44 schakelaar

B bediener BB voorheen afgedekt bodemgedeelte S zwaartepunt

Claims (15)

-12-

1. Zelfrijdend gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) voor een op het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) aansluitbare gazonverzorgingsinrichting (30) voor gazonverzorging, waarbij het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) bedrijfbaar is in een werkingstoestand of in een transporttoestand en een voor een bediener (B) uitgevoerde bedieningsplek (20) omvat, die op grond van de wissel van de transporttoestand naar de werkingstoestand beweegbaar is naar een bedieningsplekwerkingspositie en die op grond van de wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand beweegbaar is naar een bedieningsplektransportpositie.

2. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat, op grond van de beweging van de bedieningsplek (20), het zwaartepunt (S) van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) overwegend in de verticale richting beweegbaar is.

3. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, dat bij de wissel en/of als reactie op de wissel van de transporttoestand naar de werkingstoestand de bedieningsplek (20) hefbaar is naar de bedieningsplekwerkingspositie en/of dat bij de wissel en/of als reactie op de wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand de bedieningsplek {20) neerlaatbaar is naar een bedieningsplektransportpositie.

4. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de bedieningsplek (20) overwegend in verticale richting beweegbaar is tussen de bedieningsplekwerkingspositie en de bedieningsplektransportpositie.

5. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een regelinrichting (40), die is uitgevoerd om, bij de wissel en/of als reactie op de wissel van de ene bedrijfstoestand naar de andere bedrijfstoestand, de beweging van de bedieningsplek (20) te regelen, in het bijzonder de bedieningsplek (20) te heffen of neer te laten.

6. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een bedieningsplekactuator (22), die voor het bewegen, in het bijzonder heffen en neerlaten, van de bedieningsplek (20) regelbaar is tussen de bedieningsplekposities door middel van de regelinrichting (40).

-13-

7. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een stuurinrichting (24) voor het sturen van de bewegingsrichting van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10), waarbij de stuurinrichting (24) een stuurwiel (26) omvat.

8. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een rechter rijdaandrijvingsactuator (19a) en een linker rijdaandrijvingsactuator (19b), waarbij de stuurinrichting (24) is uitgevoerd om, in afhankelijkheid van een invoerhoek van het stuurwiel (26) de rijdaandrijvingsactuatoren (19) aan te sturen met een verschil in toerental om de bewegingsrichting van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) te sturen.

9. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de spoorbreedte van voorwielen (16) en achterwielen (18) kleiner is dan de bewerkingsbreedte van de aan het gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig (10) aan te sluiten gazonverzorgingsinrichting (30).

10. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door en een aansluitinrichting (28), waaraan de gazonverzorgingsinrichting (30) losneembaar aansluitbaar is.

11. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de aansluitinrichting (28) is uitgevoerd voor het heffen en neerlaten van de gazonverzorgingsinrichting (30).

12. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de conclusies 10 of 11, met het kenmerk dat op grond van de wissel en/of als reactie op de wissel van de transporttoestand naar de werkingstoestand de aansluitinrichting (28) beweegbaar is naar een neergelaten toestand en/of dat op grond van de wissel en/of als reactie op de wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand de aansluitinrichting (28) beweegbaar is naar een geheven toestand.

13. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gazonverzorgingsinrichting (30) is geselecteerd uit een groep die graszuigers, kunstgrasverzorgingsinrichtingen, bladzuigers, bladblazers, maaiinrichtingen, maaikappen, gazonkeermachines, zaaimachines, diepbeluchters (34) en verticuteerders omvat.

14. Gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) volgens een van de voorgaande 40 conclusies, met het kenmerk dat de gazonverzorgingsinrichting (30), in het bijzonder de

-14- diepbeluchter (34), een werkdiepte van 10 cm tot 30 cm, bij voorkeur van 15 cm tot 30 cm omvat en/of dat de gazonverzorgingsinrichting (30), in het bijzonder de diepbeluchter (34), een bewerkingsbreedte van 1 m tot 2 m, bij voorkeur van 1,2 m tot 1,6 m omvat.

15. Bedrijfswerkwijze voor het bedrijven van een gazonverzorgingsinrichting- draagvoertuig (10) voor een gazonverzorgingsinrichting (30) voor het verzorgen van gazons, in het bijzonder volgens een van de voorgaande conclusies, door het bewegen van een bedieningsplek (20) van het gazonverzorgingsinrichting-draagvoertuig (10) naar een bedieningsplekwerkingspositie op grond van de wissel en/of als reactie op de wissel van een transporttoestand naar een werkingstoestand en het bewegen van de bedieningsplek (20) naar een bedieningsplektransportpositie op grond van de wissel en/of als reactie op de wissel van de werkingstoestand naar de transporttoestand.