NL2022422B1 - Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond alsmede verankeringsinrichting voor toepassing in een dergelijke werkwijze. - Google Patents

Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond alsmede verankeringsinrichting voor toepassing in een dergelijke werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL2022422B1
NL2022422B1 NL2022422A NL2022422A NL2022422B1 NL 2022422 B1 NL2022422 B1 NL 2022422B1 NL 2022422 A NL2022422 A NL 2022422A NL 2022422 A NL2022422 A NL 2022422A NL 2022422 B1 NL2022422 B1 NL 2022422B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
anchor body
anchoring device
expansion
location
length
Prior art date
Application number
NL2022422A
Other languages
English (en)
Inventor
Kloosterman Roelof
Richard Frank
Original Assignee
Kloosterman Waterbouw B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Kloosterman Waterbouw B V filed Critical Kloosterman Waterbouw B V
Priority to NL2022422A priority Critical patent/NL2022422B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2022422B1 publication Critical patent/NL2022422B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/74Means for anchoring structural elements or bulkheads
    • E02D5/80Ground anchors
    • E02D5/805Ground anchors with deformable anchoring members
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21DSHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
    • E21D21/00Anchoring-bolts for roof, floor in galleries or longwall working, or shaft-lining protection
    • E21D21/0026Anchoring-bolts for roof, floor in galleries or longwall working, or shaft-lining protection characterised by constructional features of the bolts
    • E21D21/0073Anchoring-bolts having an inflatable sleeve, e.g. hollow sleeve expanded by a fluid

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)

Abstract

De uitvinding verschaft een werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond, omvattende de achtereenvolgende stappen van a het in een indringrichting in de grond dringen van een Iangwerpige verankeringsinrichting welk verankeringsinrichting een Iangwerpig hol ankerlichaam omvat waarbij ten minste een deel van de lengte van het ankerlichaam een expansiedeel vormt, b het creëren van een verhoogde druk in het ankerlichaam waarbij het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel in radiale richting blijvend expandeert zodat het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel een grotere dwarsdoorsnede verkrijgt.

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond alsmede verankeringsinrichting voor toepassing in een dergelijke werkwijze. Beschrijving De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond. Het is bekend om hierbij gebruik te maken van zogenaamde klapankersystemen waarbij een ankerblad die scharnierend met een ankerstang is verbonden eerst in de grond wordt gedreven en vervolgens, door het uitoefenen van een trekkracht op de ankerstang, wordt uitgeklapt waardoor een verhoogde weerstand ontstaat. De ankerstang wordt, terwijl die op trekspanning wordt belast, vervolgens met het te verankeren civiel object verbonden. Een dergelijk klapankersysteem wordt bijvoorbeeld omschreven in NL 2002773. In de praktijk blijkt het soms lastig om het ankerblad goed gecontroleerd de grond in te drijven. Dit probleem kan met name aan de orde zijn indien de grond van klei is of althans klei omvat, met name indien die klei relatief dicht is zoals potklei. De uitvinding beoogt voor dit probleem een oplossing te verschaffen. Hiertoe verschaft de uitvinding een werkwijze volgens conclusie 1. Door het in radiale richting expanderen van het ankerlichaam, hetgeen overigens niet uitsluit dat er ook sprake is van axiale expansie, en het aldus blijvend groter maken van een dwarsdoorsnede van het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel blijkt het ankerlichaam aldus een aanmerkelijk verhoogde weerstand op te kunnen wekken tegen een op het ankerlichaam uitgeoefende klemkracht zoals die aan de orde is voor het verankeren van het civiele object. Met het groter maken van de dwarsdoorsnede wordt concreet het vergroten van het binnen de buitenomtrek van de dwarsdoorsnede gelegen oppervlak bedoeld. Dit voordeel is met name aan de orde indien de grond van klei is of althans klei omvat hetgeen niet uitsluit dat de uitvinding ook met voordeel bij andere typen grond toegepast zou kunnen worden.
Ten behoeve van het creëren van een verhoogde druk in het ankerlichaam is een mogelijke uitvoeringsvorm het ankerlichaam aan de voorzijde van het expansiedeel afgesloten. Met het relatieve begrip voorzijde wordt gedoeld op de situatie tijdens stap a waarbij het ankerlichaam in de grond wordt gedreven. De drukopbouw kan daarbij via de achterzijde van het ankerlichaam plaats vinden. Degenoemde afsluiting van het ankerlichaam voorkomt verder dat grond in de holte van het ankerlichaam geraakt tijdens uitvoering van stap a.
Indien het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel tijdens stap b plastisch vervormt kan het risico worden vermeden dat het ankerlichaam onbedoeld weer volledig terug vervormt naar de vorm die het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel had tijdens uitvoering van stap a.
Een uiterst pragmatische wijze voor de uitvoering van stap b kan worden verkregen indien tijdens stap b ten behoeve van het creëren van een verhoogde druk in het ankerlichaam een fluïdum, bij voorkeur onder verhoogde druk, in het ankerlichaam wordt gepompt. Het in het ankerlichaam gepompte fluïdum zal aldus bewerkstelligen dat het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel in radiale richting expandeert.
Het toegepaste fluïdum kan bijvoorbeeld water zijn, dat in de regel ruimschoots en goedkoop beschikbaar is.
Alternatief kan het fluïdum een uithardend materiaal zijn, zoals cement of expansieschuim. Na uitharding kan het uitgeharde fluïdum aldus bijdragen aan het blijvende karakter van de expansie van het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel.
In een verdere uitvoeringsvorm heeft het expansiedeel van het ankerlichaam na de blijvende expansie volgens stap b een dwarsdoorsnede met een onronde vorm. Dit biedt meer vrijheden om een keuze te maken tussen de vorm van de dwarsdoorsnede van het ankerlichaam of althans van het expansiedeel daarvan.
Om voornoemde situatie op relatief eenvoudige wijze te bewerkstelligen kan het expansiedeel van het ankerlichaam tijdens stap a (al) een dwarsdoorsnede met een onronde vorm, bijvoorbeeld rechthoekige vorm, hebben hetgeen kostprijstechnisch voordelen kan bieden Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm strekt het expansiedeel zich slechts over een deel van de lengte van het ankerlichaam uit en heeft het expansiedeel een lagere weerstand heeft tegen expanderende vervorming in de radiale richting dan de weerstand die het ankerlichaam heeft tegen expanderende vervorming in de radiale richting over een ander deel van haar lengte dat achter het expansiedeel is gelegen. Enerzijds kan het andere deel substantieel bijdragen aan de houdkracht die met de verankeringsinrichting kan worden opgewekt. Anderzijds kan het andere deel van hetankerlichaam ook worden gebruikt om daarop direct mechanisch aan te grijpen, bijvoorbeeld op de buitenzijde van de wand daarvan, tijdens het in de grond drijven van de verankeringsinrichting. Met voordeel kunnen daarbij de omtrekken van het andere deel en van het expansiedeel van het ankerlichaam gelijkvormig en even groot zijn.
De kleefkracht die wordt veroorzaakt door het andere deel, dat dus niet expandeert, kun dusdanig substantieel zijn, dat het ook denkbaar is om het ankerlichaam zonder expansiedeel uit te voeren.
De werkwijze kan verder na stap b de stappen Cc het verbinden van het ankerlichaam met het te verankeren civiel object terwijl er sprake is van een axiale belasting, meer specifiek een trek- of drukspanning, in het ankerlichaam, omvatten. waarbij een praktische oplossing voor de wijze waarop het ankerlichaam met het te verankeren civiel object wordt verbonden kan worden verkregen indien tijdens stap d het ankerlichaam via een stang met het te verankeren civiel object wordt verbonden. Een dergelijke ankerstang kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden als een conventionele ankerstang zoals die bij bekende klapankersystemen al worden toegepast en waarvan het ook al bekend is hoe die, bijvoorbeeld via een zogenaamd ankerstoel, met een te verankeren civiel object kan worden verbonden. De verbinding tussen de ankerstang en het holle ankerlichaam kan daarbij bijvoorbeeld tot stand worden gebracht middels een schroefdraadverbinding doordat de ankerstang in het ankerlichaam wordt geschroefd aan het achterste uiteinde van het ankerlichaam dat daartoe van een inwendig schroefdraad is voorzien.
De werkwijze volgens de uitvinding kan met name met voordeel worden toegepast indien het civiel object een damwand is en/of indien de grond van het klei type is. De uitvinding is ook toepasbaar bij andersoortige (civiele) objecten zoals een kelder, noodstroommast of boom.
Het is gebleken dat het ankerlichaam op efficiënte wijze in de grond kan worden gedrongen indien ten behoeve van stap a het ankerlichaam de grond in wordt getrild. Alternatief is het in beginsel ook mogelijk om het ankerlichaam op een andere wijze in de grond te dringen bijvoorbeeld door slagen of statisch duwen.
Een substantieel effect van de radiale expansie van het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel bij stap b van de werkwijze volgens de uitvinding kan met name worden verkregen indien de dwarsdoorsnede van het ankerlichaam terplaatse van het expansiedeel vanwege de blijvende expansie in radiale richting ten minste met een factor 1,1 vergroot.
De uitvinding heeft volgens een verder aspect tevens betrekking op een verankeringsinrichting voor toepassing in een werkwijze volgens de uitvinding zoals voorgaand omschreven. Meer specifiek verschaft de uitvinding een verankeringsinrichting volgens conclusie 18. De voordelen die in zijn algemeenheid aan de toepassing van een dergelijke verankeringsinrichting zijn verbonden, zijn voorgaand reeds toegelicht aan de hand van de omschrijving van en toelichting op de werkwijze volgens de uitvinding.
Voor drukopbouw in de holte van het ankerlichaam en/of ter voorkoming dat grond in deze holte geraakt tijdens uitvoering van stap a is het ankerlichaam in een uitvoeringsvorm van de verankeringsinrichting aan de van het andere deel afgekeerde zijde van het expansiedeel afgesloten, bij voorkeur met een afsluitlichaam zoals een plaat die aan het ankerlichaam, typisch aan het voorste uiteinde daarvan, is gelast.
Een constructief gunstige uitvoeringsvorm van de verankeringsinrichting volgens de uitvinding kan worden verkregen indien het ankerlichaam een eerste langwerpig ankerlichaamdeel en een tweede langwerpig ankerlichaamdeel omvat die ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd en onderling zijn verbonden waarbij het eerste ankerlichaamdeel ter plaatse van het expansiedeel is voorzien en een lagere weerstand tegen expanderende vervorming in de radiale richting heeft dan het tweede ankerlichaamdeel. De twee ankerlichaamdelen kunnen bijvoorbeeld middels lassen met elkaar zijn verbonden.
Een geschikte manier om te bewerkstelligen dat het ankerlichaam over een expansiedeel van haar lengte een lagere weerstand heeft tegen expanderende vervorming in de radiale richting dan de weerstand die het ankerlichaam heeft tegen expanderende vervorming in de radiale richting over een ander deel van haar lengte, kan aan de orde zijn indien de wanddikte van het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel kleiner is dan de wanddikte van het ankerlichaam ter plaatse van het andere deel van haar lengte en/of indien het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel van een ander materiaal is vervaardigd dan ter plaatse van het andere deel. Behalve van staal kan het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel van andersoortige materialen zoals van kunststof of rubber zijn vervaardigd.
Het ankerlichaam kan met voordeel ter plaatse van het expansiedeel van staal zijn vervaardigd. Anderzijds kan het ankerlichaam ook ter plaatse van het expansiedeel van andersoortige materialen zijn vervaardigd die naar hun aard bijvoorbeeld al gemakkelijker, al dan niet plastisch, vervormbaar zijn, zoals 5 bijvoorbeeld van kunststof en/of rubber.
Het tijdens stap b expanderen van het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel kan met name effectief zijn indien de lengte van het expansiedeel gelegen is tussen 10 cm en 100 cm waarbij de totale lengte van het ankerlichaam bijvoorbeeld typisch is gelegen tussen 5 meter en 30 meter.
De houdkracht die met de verankeringsinrichting volgens de uitvinding kan worden verkregen kan verder worden verhoogd indien het ankerlichaam een aantal op afstand van elkaar gelegen expansiedelen heeft. Deze kunnen tijdens stap b gelijktijdig expanderen door het verhogen van de druk in de holte van het ankerlichaam.
Een geschikte verankeringsinrichting volgens de uitvinding kan worden verkregen indien het ankerlichaam ten minste ter plaatse van het andere deel van haar lengte en bij voorkeur ook ter plaatse van het expansiedeel buisvormig is. Een buisvorm biedt het voordeel dat het ankerlichaam eenvoudig kan worden voorzien van een schroefdraad, zoals een inwendig schroefdraad bijvoorbeeld voor aansluiting meteen slang via welke fluïdum in de holte van het ankerlichaam wordt gepompt, dan wel voor verbinding met het uiteinde van een ankerstang die aan het tegen over gelegen uiteinde daarvan, bijvoorbeeld via een ankerstoel, kan worden verbonden met het te verankeren civiele object, zoals een damwand. De ankerstang kan daarbij ook hol zijn zodat deze ook kan worden toegepast voor het toevoeren van fluïdum aan de holte van het ankerlichaam.
Alternatief kan het ankerlichaam ten minste ter plaatse van het andere deel van haar lengte en bij voorkeur ook ter plaatse van het expansiedeel kokervormig zijn. Dit kan kostprijstechnische voordelen bieden.
De houdkracht die kan worden opgewekt met behulp van de verankeringsinrichting volgens de uitvinding wordt ten minste veroorzaakt door het geëxpandeerde deel van het ankerlichaam. Het andere deel van de lengte van het ankerlichaam kan echter ook een substantiële bijdrage aan de houdkracht van de verankeringsrichting leveren indien de verankeringsinrichting ten minste ter plaatsevan het andere deel van haar lengte een dwarsdoorsnede heeft waarvan de omtrek groter is dan 150 mm.
Teneinde de verankeringsinrichting efficiënt in de grond te kunnen drijven en/of om het materiaal van de verankeringsinrichting efficiënt bij te laten dragen aan de met de verankeringsinrichting opgewekte houdkracht kan het ankerlichaam ten minste ter plaatse van het andere deel van haar lengte een dwarsdoorsnede waarvan de omtrek kleiner is dan 600 mm.
In zijn algemeenheid geldt dat het de voorkeur geniet dat het expansiedeel (of althans één daarvan) aan een uiteinde, meer specifiek het tijdens uitvoering van stap a van de werkwijze volgens de uitvinding voorste uiteinde, van het ankerlichaam is voorzien.
Zoals voorgaand reeds toegelicht kan het daarbij verder voordelig zijn indien het ankerlichaam aan een uiteinde, meer specifiek het tijdens uitvoering van stap a van de werkwijze volgens de uitvinding achterste uiteinde is voorzien van schroefdraad.
De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van een, niet beperkend voor de uitvinding te interpreteren, omschrijving van een mogelijke uitvoeringsvorm van een verankeringsinrichting volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren : Figuur 1a toont schetsmatig in langsdoorsnede een verankeringsinrichting volgens de uitvinding in niet-ge-expandeerde toestand; Figuur 1b toont de verankeringsinrichting volgens figuur 1a in ge- expandeerde toestand; Figuur 2 toont schetsmatig in zij-aanzicht de verankeringsinrichting volgens figuur 14 tijdens toepassing daarvan op het moment dat wordt gestart met het opbouwen van druk in het ankerlichaam; Figuur 3 toont schetsmatig in het zij-aanzicht volgens figuur 2 de verankeringsinrichting volgens figuur 1b in de toestaand waarin deze een damwand verankert.
Figuur 1a toont een verankeringsinrichting 1 volgens de uitvinding. De verankeringsinrichting 1 omvat een hol langwerpig buisvormig ankerlichaam 2 met hartlijn 3. Het ankerlichaam 2 omvat een eerste langwerpig buisvormigankerlichaamdeel 4 en een tweede langwerpig buisvormig ankerlichaamdeel 5. De lengte van het eerste ankerlichaamdeel 4 is 10 meter en is zijn algemeenheid typisch gelegen in het gebied tussen 5 en 30 meter. De lengte van het tweede ankerlichaamdeel 5 is 50 cm en is typisch gelegen in het gebied tussen 10 cm en 100 cm. De wanddikte d1 van het eerste ankerlichaamdeel 4 is 10 mm en is zijn algemeenheid typisch gelegen in het gebied tussen 5 en 30 mm. De wanddikte d2 van het tweede ankerlichaamdeel 5 is 5 mm en is zijn algemeenheid typisch gelegen in het gebied tussen 2 en 15 mm en is in ieder geval kleiner dan wanddikte d1. De (buiten)diameters D van de ankerlichaamdelen 4 en 5 zijn aan elkaar gelijk en zijn 67 mm en zijn in zijn algemeenheid gelegen in het gebied tussen 50 mm en 150 mm. De ankerlichaamdelen 4 en 5 zijn van dezelfde staal soort vervaardigd.
De ankerlichaamdelen 4 en 5 zijn uitgelijnd ten opzichte van elkaar zodat de respectievelijke hartlijnen er van in elkaars verlengde zijn gelegen. De ankerlichaamdelen 4 en 5 zijn met rondgaande las 6 vloeistofdicht met elkaar verbonden. De verankeringsinrichting 1 omvat verder een afsluitlichaam 7 die met vloeistofdichte las 8 aan het tegenover ankerlichaamdeel 4 gelegen uiteinde van ankerlichaamdeel 5 vloeistofdicht met ankerlichaamdeel 5 is verbonden. Het afsluitlichaam heeft een naar voren gerichte punt 10 om het in de grond drijven van de verankeringsinrichting 1 te vergemakkelijken. Aan het tegenover ankerlichaamdeel 5 gelegen uiteinde van ankerlichaamdeel 4 is ankerlichaamdeel 4 voorzien van een inwendig schroefdraad.
In gebruik wordt de verankeringsinrichting 1 in een indringrichting 21 in de grond 22 gedrongen (zie figuren 2 en 3). De grond is bijvoorbeeld van het potklei type welke zeer compact is en daardoor veel weerstand biedt tegen het in de grond dringen van een verankeringsinrichting, bijvoorbeeld van het klapanker type. Het in de grond dringen van de verankeringsinrichting 1 kan worden gerealiseerd door de verankeringsinrichting 1 in de grond te trillen waarbij de punt 10 van het afsluitlichaam 7 aan het voorste uiteinde van de verankeringsinrichting 1 het in de grond dringen van de verankeringsinrichting 1 vergemakkelijkt. Voor het overbrengen van een trillende aandrijfkracht op de verankeringsinrichting wordt een trilbelasting met behulp van een trilkop die bijvoorbeeld op een giek van een kraan is voorzien zoals bijvoorbeeld omschreven in NL 2002773 op de verankeringsinrichting 1 uitgeoefend om de verankeringsinrichting 1 in de grond 22 te drijven. In zekere zin zou ankerlichaamdeel
4, waarop de trilkop kan aangrijpen, daarbij als drijver voor het ankerlichaamdeel 5 worden beschouwd.
Nadat de verankeringsinrichting tot de gewenste diepte in de grond 22 is getrild wordt verankerinrichting 1 tot een gewenste lengte verkort door aan het aan de van ankerlichaamdeel 5 afgekeerde uiteinde van ankerlichaamdeel 4 een deel van de lengte van het ankerlichaamdeel 4 weg te nemen. Vervolgens wordt een holle ankerstang 23 via een koppelstuk 35 met het bovenste vrije uiteinde van de verankerinrichting 1, meer specifiek van het ankerlichaamdeel 4 verbonden, bijvoorbeeld middels een schroef-, pers of lasverbinding of een combinatie daarvan.
Vervolgens wordt bijvoorbeeld via een slang een hogedruk pomp aangesloten op het bovenste vrije uiteinde van ankerstang 23.. Met behulp van de hogedruk pomp wordt water bij een druk van 200 bar, of in zijn algemeenheid in het gebied van 30 bar tot 400 bar, in de holte van de verankeringsinrichting 1 gepompt. Doordat de wand van het tweede ankerlichaamdeel 5 dunner is dan de wand van het eerste ankerlichaamdeel 4 zal, mits de waterdruk voldoende hoog is, het tweede ankerlichaamdeel 5 plastisch vervormen, meer specifiek in radiale richting expanderen zoals is weergegeven in figuur 1b. Door deze radiale expansie is de diameter van het tweede ankerlichaamdeel 5 toegenomen van D naar de geëxpandeerde diameter De. De verhouding tussen De en D is typisch gelegen in het gebied tussen 1,05 en 1,50 Het moge duidelijk zijn dat ter voorkoming van lekkage van water ter plaatse van de aansluiting van de slang op de holle ankerstang 23 dan wel ter plaatse van de aansluiting van de ankerstang 23 op het eerste ankerlichaamdeel 4 passende afdichtingsmaatregelen genomen dienen te worden die de vakman op zich bekend zijn en hier, ten behoeve van een goed begrip van de uitvinding, geen verdere uitleg behoeven.
Vervolgens wordt de slang los gekoppeld van de ankerstang 23 en wordt de ankerstang 23 met behulp van een op zich bekende ankerstoel 26 en bijbehorende moer 27 {figuur 3) met de damwand 32 verbonden waarbij de verankeringsinrichting 1 op een gewenste trekspanning wordt gebracht door het aandraaien van moer 27. Vanwege de radiale expansie van het tweede ankerlichaamdeel 5 biedt de verankeringsinrichting 1 een, ten opzichte van de hypothetische situatie waarbij die radiale expansie niet zou hebben plaats gevonden, verhoogde weerstand, bijvoorbeeld in het gebied van 5 ton tot 30 ton, tegen die trekbelasting. Indien de verankeringsinrichting 1 op een gewenste trekspanning wordtbelast, wordt die situatie gehandhaafd.
De holle ankerstang 23 kan na de expansie van het ankerlichaamdeel 5 ook worden vervangen door een andere ankerstang, die bijvoorbeeld niet hol is en/of goedkoper is.

Claims (34)

CONCLUSIES
1. Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond, omvattende de achtereenvolgende stappen van a het in een indringrichting in de grond dringen van een langwerpige verankeringsinrichting welk verankeringsinrichting een langwerpig hol ankerlichaam omvat waarbij ten minste een deel van de lengte van het ankerlichaam een expansiedeel vormt, b het creéren van een verhoogde druk in het ankerlichaam waarbij het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel in radiale richting blijvend expandeert zodat het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel een grotere dwarsdoorsnede verkrijgt.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het ankerlichaam aan de voorzijde van het expansiedeel is afgesloten.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel tijdens stap b plastisch vervormt.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij tijdens stap b ten behoeve van het creëren van een verhoogde druk in het ankerlichaam een fluïdum in het ankerlichaam wordt gepompt.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij het fluïdum onder verhoogde druk in het ankerlichaam wordt gepompt.
6. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij het fluidum water is.
7. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij het fluidum een uithardend materiaal is.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij het fluidum een cement is.
9. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij het fluïdum een expansieschuim is.
10. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het expansiedeel van het ankerlichaam na de blijvende expansie volgens stap b een dwarsdoorsnede met een onronde vorm heeft.
11. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het expansiedeel van het ankerlichaam tijdens stap a een dwarsdoorsnede met een onronde vorm heeft.
12. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het expansiedeel zich slechts over een deel van de lengte van het ankerlichaam uitstrekt en een lagere weerstand heeft tegen expanderende vervorming in de radiale richting dan de weerstand die het ankerlichaam heeft tegen expanderende vervorming in de radiale richting over een ander deel van haar lengte dat achter het expansiedeel is gelegen.
13. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende de uitvoering na stap b van stap Cc het verbinden van het ankerlichaam met het te verankeren civiel object terwijl er sprake is van een axiale belasting in het ankerlichaam.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het civiel object een damwand is.
15. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de grond van het klei type is.
16. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten behoeve van stap a het ankerlichaam de grond in wordt getrild.
17. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de dwarsdoorsnede van het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel vanwege de blijvende expansie in radiale richting ten minste met een factor 1,1 vergroot.
18. Verankeringsinrichting voor toepassing in een werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de verankeringsinrichting langwerpig is en een langwerpig hol ankerlichaam omvat die over een expansiedeel van haar lengte een lagere weerstand heeft tegen expanderende vervorming in de radiale richting dan de weerstand die het ankerlichaam heeft tegen expanderende vervorming in de radiale richting over een ander deel van haar lengte.
19. Verankeringsinrichting volgens conclusie 18, waarbij het ankerlichaam aan de van het andere deel afgekeerde zijde van het expansiedeel is afgesloten.
20. Verankeringsinrichting volgens conclusie 19, waarbij de verankeringsinrichting is voorzien van een afsluitlichaam voor het afsluiten van het ankerlichaam aan de van het andere deel afgekeerde zijde van het expansiedeel.
21. Verankeringsinrichting volgens conclusie 20, waarbij het afsluitlichaam aan het ankerlichaam is gelast.
22. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 21, waarbij het ankerlichaam een eerste langwerpig ankerlichaamdeel en een tweede langwerpig ankerlichaamdeel omvat die ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd en onderling zijn verbonden waarbij het eerste ankerlichaamdeel ter plaatse van het expansiedeel is voorzien en een lagere weerstand tegen expanderende vervorming in de radiale richting heeft dan het tweede ankerlichaamdeel.
23. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusie 22, waarbij de wanddikte van het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel kleiner is dan de wanddikte van het ankerlichaam ter plaatse van het andere deel van haar lengte.
24. Verankeringsinrichting volgens conclusie 22 of 23, waarbij het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel van een ander materiaal is vervaardigd dan ter plaatse van het andere deel.
25 Verankeringsinrichting volgens conclusie 24, waarbij het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel van staal is vervaardigd.
26. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 25, waarbij de lengte van het expansiedeel gelegen is tussen 10 cm en 100 cm.
27. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 26, waarbij het ankerlichaam een aantal op afstand van elkaar gelegen expansiedelen heeft.
28. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 27, waarbij het ankerlichaam ter plaatse van het expansiedeel een dwarsdoorsnede heeft die kleiner is dan de dwarsdoorsnede van het ankerlichaam ter plaatse van het andere deel van haar lengte.
29. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 28, waarbij het ankerlichaam ten minste ter plaatse van het andere deel van haar lengte buisvormig is.
30. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 28, waarbij het ankerlichaam ten minste ter plaatse van het andere deel van haar lengte kokervormig is.
31. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 30, waarbij het ankerlichaam ten minste ter plaatse van het andere deel van haar lengte een dwarsdoorsnede heeft waarvan de omtrek groter is dan 150 mm.
32. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 31, waarbij het ankerlichaam ten minste ter plaatse van het andere deel van haar lengte een dwarsdoorsnede heeft waarvan de omtrek kleiner is dan 600 mm.
33. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 32, waarbij het expansiedeel aan een uiteinde van het ankerlichaam is voorzien.
34. Verankeringsinrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 33, waarbij het ankerlichaam aan een uiteinde is voorzien van schroefdraad.
NL2022422A 2019-01-18 2019-01-18 Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond alsmede verankeringsinrichting voor toepassing in een dergelijke werkwijze. NL2022422B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022422A NL2022422B1 (nl) 2019-01-18 2019-01-18 Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond alsmede verankeringsinrichting voor toepassing in een dergelijke werkwijze.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022422A NL2022422B1 (nl) 2019-01-18 2019-01-18 Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond alsmede verankeringsinrichting voor toepassing in een dergelijke werkwijze.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2022422B1 true NL2022422B1 (nl) 2020-08-18

Family

ID=65861690

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2022422A NL2022422B1 (nl) 2019-01-18 2019-01-18 Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond alsmede verankeringsinrichting voor toepassing in een dergelijke werkwijze.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2022422B1 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS573915A (en) * 1980-06-04 1982-01-09 Yasuhisa Tokuhara Method and apparatus for construction of reaction resistor body underground
JPS587023A (ja) * 1981-07-02 1983-01-14 Sekisui Prefab Homes Ltd アンカ−ロツド
WO1991006713A1 (en) * 1989-10-24 1991-05-16 Groutco (Aust.) Pty. Ltd. Inflatable ground anchor
JPH0571123A (ja) * 1991-09-09 1993-03-23 Okabe Co Ltd 軟弱な土砂斜面に対するロツクボルト工法及びロツク ボルト
JPH1150454A (ja) * 1997-08-05 1999-02-23 Yoshimasa Sasagawa アンカー部材
DE102005052234A1 (de) * 2005-11-02 2007-05-03 Meyer, Alfred, Dipl.-Ing. Erdanker für den Küstenschutz
NL2002773C2 (nl) 2009-04-21 2010-10-22 Kloosterman Waterbouw Ankerdrijver en werkwijze voor het gebruik daarvan.

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS573915A (en) * 1980-06-04 1982-01-09 Yasuhisa Tokuhara Method and apparatus for construction of reaction resistor body underground
JPS587023A (ja) * 1981-07-02 1983-01-14 Sekisui Prefab Homes Ltd アンカ−ロツド
WO1991006713A1 (en) * 1989-10-24 1991-05-16 Groutco (Aust.) Pty. Ltd. Inflatable ground anchor
JPH0571123A (ja) * 1991-09-09 1993-03-23 Okabe Co Ltd 軟弱な土砂斜面に対するロツクボルト工法及びロツク ボルト
JPH1150454A (ja) * 1997-08-05 1999-02-23 Yoshimasa Sasagawa アンカー部材
DE102005052234A1 (de) * 2005-11-02 2007-05-03 Meyer, Alfred, Dipl.-Ing. Erdanker für den Küstenschutz
NL2002773C2 (nl) 2009-04-21 2010-10-22 Kloosterman Waterbouw Ankerdrijver en werkwijze voor het gebruik daarvan.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2022422B1 (nl) Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond alsmede verankeringsinrichting voor toepassing in een dergelijke werkwijze.
NO175139B (no) Fremgangsmåte og anordning for diameterreduksjon av rörformede legemer
US6042304A (en) Pile driving system and method
US5992103A (en) Method and device for performing ground anchorage
JP6159778B2 (ja) バイブロハンマの把持装置及び鋼管杭の施工方法
CN102304914B (zh) 一种用于全桩长挤扩灌注桩施工的挤扩器
CN104959491A (zh) 钢筋快速调直机及利用其调直钢筋的方法
JP5000734B2 (ja) 補強杭の圧入工法
NL2002773C2 (nl) Ankerdrijver en werkwijze voor het gebruik daarvan.
NL7901116A (nl) Werkwijze voor het in de grond aanbrengen van een grondanker en grondanker bestemd voor het uitvoeren van deze werkwijze.
NL1033620C2 (nl) Werkwijze en hei-inrichting voor het in de grond aanbrengen van funderingspalen.
US20140234030A1 (en) Apparatus and system for securing a hollow pile in the ground
EP3312363A1 (en) Lightweight jack
US20030208974A1 (en) Mechanical device for flaring a piling member
NL2022793B1 (nl) Werkwijze voor het verankeren van een civiel object in de grond alsmede verankeringsinrichting voor toepassing in een dergelijke werkwijze.
NL1016467C2 (nl) Werkwijze voor een vibropaal met een hydraulisch gestuurd valblok voor het aanbrengen van holle cilindrische palen in de bodem.
EP3728742B1 (en) Method for strengthening soils and operating vehicle usable in the method
CN110904964A (zh) 一种双油缸夹紧结构及振动桩锤
US4696605A (en) Composite reinforced concrete and timber pile section and method of installation
CN106567386A (zh) 一种浇筑式打桩机及其打桩方法
JP7296155B1 (ja) 長手部材引抜用チャックおよび長手部材引抜方法
JP2019027263A (ja) フローティングパイル法(パイルに取り付けられた機械式装置および油圧プレス法によるパイルサイズの拡大化)
EP3571362B1 (en) Sock anchor unit
US3091090A (en) Pile shaft
NL1025832C2 (nl) Trekvaste verbinding van buizen.