NL2021579B1 - Combinatie voor het uit een sloot verwijderen van vegetatie. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een combinatie van een trekkend voertuig en een, door het trekkend voertuig getrokken, aanhanger voor het verwijderen van vegetatie uit een sloot. Het trekkend voertuig omvat een aan een hefarm van het trekkend voertuig voorzien houderlichaam voor het houden van vegetatie uit de sloot. De aanhanger omvat een baIenpers voor het tot een baai persen van de vegetatie en een transporteur voor het van het houderlichaam ontvangen van de vegetatie en voor het toevoeren van de vegetatie aan de baIenpers. De uitvinding betreft verder een aanhanger voor toepassing in, en een werkwijze voor toepassing van de combinatie.

Description

Korte aanduiding: Combinatie voor het uit een sloot verwijderen van vegetatie.

Beschrijving

De uitvinding heeft betrekking op een combinatie van een trekkend voertuig en een, door het trekkend voertuig getrokken, aanhanger voor het verwijderen van vegetatie uit een sloot, alsmede een aanhanger voor toepassing in de combinatie, en een werkwijze voor het toepassen van de combinatie.

In wateren, zoals sloten, kunnen vuil en vegetatie zoals waterplanten een opstopping vormen waardoor het water niet goed kan doorstromen. Om de doorstroom van het water te verbeteren, worden sloten veelal jaarlijks schoongemaakt door vuil en waterplanten hieruit te verwijderen. Bij een bekende werkwijze hiervoor gebruikt men een mobiele kraanmachine met een hefarm, waarbij aan een uiteinde van de hefarm een maaikorf is bevestigd. De maaikorf heeft een langwerpig frame met een door staven gevormde goot waarin vegetatie kan worden opgevangen. Aan de onderzijde van het frame heeft de maaikorf een aantal langs elkaar bewegende tanden voor het lossnijden van de waterplanten. Door de maaikorf door het water en langs de daarin gelegen waterplanten te bewegen, worden de waterplanten afgesneden en opgevangen in de goot van de maaikorf, waarna de afgesneden waterplanten op de grond langs de sloot worden gelegd. Doorgaans worden de op de grond gedeponeerde waterplanten naderhand gedurende separate schoonmaakwerkzaamheden van de grond langs de sloot verwijderd.

Het is een nadeel van de stand van de techniek, dat het verwijderen van de vegetatie relatief omslachtig is. Met name de op de grond langs de sloot gedeponeerde vegetatie is lastig te verwerken, omdat die veelal is uitgezakt waardoor men die lastig kan aangrijpen.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een combinatie te verschaffen waarmee het minder omslachtig is om vegetatie uit een water te verwijderen.

Dit doel wordt in een eerste aspect van de uitvinding bereikt met een combinatie van een trekkend voertuig en een, door het trekkend voertuig getrokken, aanhanger voor het verwijderen van vegetatie uit een sloot, het trekkend voertuig omvattende een aan een hefarm van het trekkend voertuig voorzien houderlichaam voor het houden van vegetatie uit de sloot, de aanhanger omvattende een balenpers voor het tot een baal persen van de vegetatie en een transporteur voor het van het houderlichaam ontvangen van de vegetatie en voor het toevoeren van de vegetatie aan de balenpers.

Door de toepassing van de aanhanger met de balenpers en de transporteur, is het mogelijk om uit het water afkomstige vegetatie eenvoudig te verwerken. De vegetatie kan met behulp van de transporteur naar de balenpers worden getransporteerd en middels de balenpers tot een baal worden geperst. Door het tot een baal persen van de vegetatie, verkrijgt de vegetatie een relatief stevige en compacte samenhang, waardoor men de vegetatie na het schoonmaken van het water gemakkelijk kan aangrijpen en vervoeren. Hierdoor is het verwijderen van vegetatie van een water dus minder omslachtig. Bovendien wordt de grond naast de sloot in mindere mate bevuild en zijn minder transportbewegingen nodig om de vegetatie, na verwijdering uit een sloot, af te voeren.

Middels de combinatie volgens de uitvinding wordt de verwijderde vegetatie rechtstreeks na het schoonmaken hanteerbaar gemaakt voor verdere verwerking. Het is, met andere woorden, dus niet nodig om na het schoonmaken van de sloot de op de grond gedeponeerde vegetatie te prepareren, zoals bijvoorbeeld te verzamelen, voor verdere verwerking. Hiermee wordt dus een omslachtige stap bij het verwijderen van vegetatie van een water vermeden.

Voordelige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding worden navolgend beschreven.

In een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding strekt de transporteur zich uit tussen de balenpers en het trekkend voertuig. Dit wil zeggen dat de balenpers verder van het trekkend voertuig is gepositioneerd dan de transporteur. Een voordeel hiervan is dat de transporteur relatief toegankelijk is voor het houderlichaam van het trekkend voertuig en goed zichtbaar is voor een bestuurder van het voertuig. Overigens kan de balenpers op een afstand van het trekkend voertuig zijn opgesteld die groter is dan de reiklengte van de hefarm. In dat geval is de werkruimte voor de hefarm vrij van eventuele obstructies veroorzaakt door de balenpers.

In een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding omvat de transporteur een lopende band met een transportoppervlak voor het op het transportoppervlak in een transportrichting transporteren van van het houderlichaam ontvangen vegetatie. In deze uitvoeringsvorm is het mogelijk om vegetatie vanuit het houderlichaam onder invloed van de zwaartekracht op het oppervlak van de transporteur te laten vallen, waarna de vegetatie over het transportoppervlak naar de balenpers wordt getransporteerd. Het houderlichaam is hierbij gedurende transport over het transportoppervlak beschikbaar om vegetatie uit de sloot te verwijderen, waardoor het verwijderen van vegetatie snel kan worden uitgevoerd.

In een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding heeft het transportoppervlak een concave vorm of heeft het transportoppervlak tezamen met twee zich langs de transportrichting uitstrekkende plaatvormige geleiders een concave vorm. Hiermee wordt bedoeld dat het transportoppervlak van boven af gezien hol is. De geleiders vormen tezamen met het transportoppervlak een bak voor het ontvangen van vegetatie van het houderlichaam. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat vegetatie op een relatief betrouwbare wijze naar de balenpers kan worden getransporteerd.

In een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding heeft het houderlichaam een gootvormig frame, bij voorkeur van een maaikorf, waarvan de breedte kleiner is dan de breedte van de transporteur. De breedte van het frame betreft de langste afstand tussen de randen van de goot. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat het houderlichaam eenvoudig boven de transporteur kan worden geleegd, waarbij de kans dat vegetatie naast de transporteur valt, relatief klein is.

In een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding is de lengte van de transporteur groter dan de lengte van het houderlichaam. Overeenkomstig de voornoemde uitvoeringsvorm is dat kans dat vegetatie naast de transporteur valt, relatief klein.

In een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding omvat de aanhanger een, in het bijzonder zelfstandige, aandrijving voor het aandrijven van de transporteur en/of de balenpers. In het bijzonder omvat de aandrijving een hydraulisch systeem met een hydromotor voor het aandrijven van de transporteur en/of balenpers. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de transporteur en/of de balenpers onafhankelijk van het trekkend voertuig kan worden aangedreven.

In een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding omvat het houderlichaam snijmiddelen, voor het lossnijden van vegetatie van de bodem van de sloot. Een voordeel hiervan is dat de vegetatie eenvoudig uit de sloot te verwijderen is.

In een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding is het houderlichaam om een verticale as zwenkbaar ten opzichte van de hefarm. In het bijzonder is het houderlichaam middels een giek met de hefarm gekoppeld. Een voordeel hiervan is dat het houderlichaam vrij van een verandering in ruimtelijke (absolute) oriëntatie daarvan naar de transporteur kan worden gebracht, waardoor vegetatie relatief veilig is het houderlichaam is gehouden. In het geval dat de transporteur een lopende band met een transportoppervlak omvat, kan het houderlichaam vrij van een oriëntatieverandering boven het transportoppervlak in de transportrichting met de lopende band worden uitgelijnd. Verder zijn de schoonmaakwerkzaamheden binnen een smalle strook uit te voeren.

In een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding is het houderlichaam een maaikorf. Een maaikorf is een bij de vakman bekende inrichting voor het verwijderen van vegetatie uit een sloot. Een voorbeeld van een dergelijke maaikorf is die van het type MR van de firma Herder. Typisch heeft de maaikorf een gootvormig frame, waarbij de goot is gevormd door een aantal op afstand van elkaar gekromde staven. Verder heeft de maaikorf ter plaatse van een vrije langsrand snijmiddelen in de vorm van twee nauw langs elkaar transleerbare tandreeksen. De maaikorf volgens de uitvinding heeft bij voorkeur een zich in de langsrichting van de maaikorf uitstrekkende lengte van 2 tot 10 m, in het bijzonder van 2,5 tot 5,5 m en een tussen de langsranden van de gootvorm gedefinieerde breedte van 0,3 tot 0,7 m, meer in het bijzonder 0,4 tot 0,6 m. Een maaikorf leent zich bij uitstek goed voor toepassing in de combinatie volgens de onderhavige uitvinding, daar het relatief gemakkelijk is met een maaikorf vegetatie uit het water te verwijderen.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt voorzien in een aanhanger voor toepassing in de combinatie volgens het eerste aspect van de uitvinding omvattende een balenpers en een transporteur voor het aan de balenpers toevoeren van vegetatie ontvangen van een houderlichaam van een trekkend voertuig.

In een derde aspect van de uitvinding wordt voorzien in een werkwijze voor het toepassen van een combinatie volgens een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding, omvattende de stap van:

het middels het houderlichaam van het trekkend voertuig uit een water nemen van vegetatie;

het verplaatsen van het houderlichaam naar de transporteur;

het lossen van de vegetatie vanuit het houderlichaam op de transporteur;

het middels de transporteur aan de balenpers toevoeren van het door het houderlichaam gegrepen vegetatie; en het middels de balenpers van de aanhanger tot een baal persen van van het houderlichaam van het trekkend voertuig ontvangen vegetatie.

Voordelen van het tweede en derde aspect komen overeen met die van het eerste aspect van de uitvinding.

Figuurbeschrijving

De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren:

Figuur 1 toont een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van een combinatie volgens de uitvinding omvattende een trekkend voertuig en een aanhanger in een eerste stand;

Figuur 2 toont een vooraanzicht van de combinatie van Figuur 1;

Figuur 3 toont in perspectivisch aanzicht van de combinatie van Figuur 1 in een tweede stand;

Figuur 4 toont in perspectivisch aanzicht een aanhanger voor toepassing in de combinatie van Figuur 1;

Figuur 5 toont een vooraanzicht van de aanhanger van Figuur 4.

De combinatie 1 zoals dat navolgend aan de hand van Figuren 1 tot en met 3 zal worden toegelicht omvat een trekkend voertuig 2 en een daarmee gekoppelde aanhanger 3. De combinatie 1 is opgesteld op een grond 55 langs het talud 12 van een sloot 11. De combinatie 1 kan echter ook worden gebruikt voor het schoonmaken van bijvoorbeeld een rivier of een meer.

Het trekkend voertuig 2 betreft een werkvoertuig 2 met een bestuurbare hefarm 22, zoals bijvoorbeeld een mini- of midigraafmachine, tractor, of shovel. Eventueel zijn ook grotere voertuigen geschikt. Het voertuig 2 heeft een chassis met een viertal wielen 23. Het is echter ook mogelijk dat het voertuig 2 is voorzien van rupsbanden. Verder is het chassis voorzien van een koppelmiddel 24 voor het koppelen van de machine 2 met een koppelstang 16 van de aanhanger 3. Op het chassis is een ten opzichte van het chassis om een verticale rotatieas roteerbare besturingseenheid 25 voorzien. De besturingseenheid 25 omvat een bestuurderscabine 13 en een door een bestuurder vanuit de bestuurderscabine 13 bestuurbare hefarm 22 waaraan ter plaatse van een op afstand van de machine 2 gelegen einde van de hefarm een houderlichaam uitgevoerd als een maaikorf 6 is bevestigd. In het bijzonder heeft het trekkend voertuig een voertuigbreedte van maximaal 3 m.

De hefarm 22 is opgebouwd uit twee armdelen 8, 9 die middels hydraulische cilinders ten opzichte van elkaar en de besturingseenheid 25 zwenkbaar zijn. Hierbij is armdeel 9 om een horizontale as 45 zwenkbaar ten opzichte van de besturingseenheid 41, en armdeel 8 ten opzichte van armdeel 9 zwenkbaar om een horizontale as 46.

Ter plaatse van het uiteinde van de hefarm 22 dat op afstand is gelegen van de besturingeenheid 25 is een houderlichaam 6 bevestigd. In het bijzonder is het houderlichaam een maaikorf 6. De maaikorf 6 is middels een giek met armdeel 8 verbonden, waarbij kantelmiddelen 28 met een verstelbare cilinder, is verbonden met zowel de maaikorf 6 als armdeel 8. Middels de giek en de kantelmiddelen 28 is de maaikorf 6 zwenkbaar om een kantelas 47 en/of om een verdere as die zich in hoofdzaak horizontaal loodrecht ten opzichte van de kantelas 47 uitstrekt. Verder is de maaikorf 6 om een verticale as 26 scharnierbaar ten opzichte van armdeel 8 van de hefarm 22. De maaikorf 6 strekt zich in twee tegenovergestelde richtingen langs een lengteas 51 tussen een eerste einde 52 en een tweede einde 53 uit vanaf armdeel 8. Zoals goed te zien in Figuur 3, heeft de maaikorf 6 een gootvormig frame 7. De omtrek van de goot is gevormd door gebogen staven (niet zichtbaar) waartussen door water kan stromen. Bij voorkeur is de lengte tussen het eerste en tweede einde 52, 53 van de maaikorf 2 tot 10 m, en de afstand tussen de gootranden 0,4 tot 0,6 m.

In Figuur 3 is goed te zien dat het frame 7 een rand 27 heeft die vrij is van de hefarm 22. Ter plaatse van deze rand 27 is de maaikorf 6 voorzien van snijmiddelen. Bij voorkeur strekken de snijmiddelen zich uit langs in hoofdzaak de gehele rand 27 van de maaikorf 6. De snijmiddelen zijn gevormd door twee rijen tanden die ten opzichte van elkaar, nauw langs elkaar, translerend in de langsrichting van de goot 7 beweegbaar zijn.

Ί

De aanhanger 3 omvat een chassis 56 met een koppeling 16, en een tweetal loopwielen 31. Op het chassis 56 is een transporteur 5 en een balenpers 4 bevestigd. Verder is de aanhanger 3 voorzien van een aandrijving 42 voor het (zelfstandig) aandrijven van de transporteur 5 en/of de balenpers 4, een stuurkast 43 voor het bedienen van de transporteur 5 en/of de balenpers 4, en een met de aandrijving gekoppelde brandstoftank 44. In het bijzonder omvat de aandrijving een hydraulisch systeem voor het hydraulisch aandrijven de balenpers 4.

De balenpers 4 is een conventionele, bij de vakman bekende, ronde balenpers, zoals bijvoorbeeld die van de fabrikanten Kuhn, Vicon, of Runyuan, ingericht voor het persen van gedroogd gras. Deze balenpers 4 is aangebracht op het achtereinde van de aanhanger 4. De balenpers 4 heeft een aan de transporteur 5 aangrenzende opening voor het ontvangen van te persen materiaal. De door de balenpers 4 gevormde balen (niet zichtbaar) kunnen na het verrichten van de schoonmaakwerkzaamheden, bijvoorbeeld een tot enkele dagen later, worden afgevoerd. Bij het afvoeren kunnen de balen op conventionele wijze worden aangegrepen en/of getransporteerd met behulp van daarvoor, bij de vakman bekende, geschikte apparatuur zoals bijvoorbeeld met een tractor met een aan een bestuurbare arm voorziene vork, of grijpinrichting.

De transporteur 5 strekt zich uit tussen de balenpers 4 en de koppeling 16 en vormt een transportmiddel voor het naar de balenpers 4 transporteren van vegetatie. Hiertoe omvat de transporteur 5 een lopende band 15 met een transportoppervlak 17 dat beweegbaar is in een transportrichting T naar een opening van de balenpers 4. De opening van de balenpers 4 is hierbij uitgelijnd met de transportrichting T van de lopende band 15. De transporteur 5 is gelegen tussen de wielen 21 van de aanhanger 21. Hierbij is de transportrichting T van de lopende band 15 van de transporteur 5 evenwijdig aan de transportrichting van de aanhanger 3 en het trekkend voertuig 2. Bij voorkeur heeft het transportoppervlak 17 een breedte van 0,3 tot 0,6 m en een lengte van 2 tot 6 m.

Gezien vanuit de transportrichting T is aan weerszijden van de transportband 15 is een frame 18 met daarop een plaatvormige geleider 14 aangebracht. De geleiders 14 vormen tezamen met de lopende band 15 een bak van de transporteur 5. De plaatvormige geleiders 14 strekken zich boven het transportoppervlak 17 uit, waarbij de platen 14 convergerend in de richting van de lopende band 15 zijn opgesteld. Tussen de platen 14 is een grootste afstand 54 gevormd voor het opvangen van vegetatie van de maaikorf 6. De afstand 54 is groter dan de door de gootranden van de maaikorf 6 gevormde maaikorfbreedte. Verder is de lengte van de transportoppervlak 17 groter dan de lengte van de maaikorf 6.

Tussen de platen 14 en het transportoppervlak 17 is steeds een langwerpige flap 19 aangebracht. De flappen 19 beschermen de onder het transportoppervlak 17 gelegen onderdelen van de lopende band 15 tegen eventuele vervuiling door over het transportoppervlak 17 getransporteerde vegetatie. Het transportoppervlak 17 is gevormd uit een gesloten rubberen band. Het is echter ook mogelijk dat in de band openingen zijn aangebracht voor het afvoeren van water, dat bijvoorbeeld, tezamen met de vegetatie op de lopende band terecht is gekomen.

Voor het verwijderen van vegetatie uit een sloot 11 wordt de combinatie 1 gepositioneerd langs het talud 12 van een sloot. De aan de hefarm 22 voorziene maaikorf 6 wordt door de sloot 11 getrokken, waarbij de langsas 51 daarvan in hoofdzaak horizontaal wordt gehouden. Het is overigens ook mogelijk dat de maaikorf 6 hierbij langs eventuele vegetatie op het talud 12 wordt gehaald. Hierbij is het voordelig de langsas 51 met het vlak van het talud 12 uit te lijnen. Wanneer er vegetatie in de goot 7 van de maaikorf 6 is opgevangen, wordt de hefarm 22 omhoog geheven en door besturing van de hefarm 22 boven de transporteur 5 gepositioneerd. Hierbij blijft de langsas 51 is hoofdzaak horizontaal. Nadat de maaikorf 6 boven de transporteur 5 is gepositioneerd, waarbij de langsas 51 in hoofdzaak evenwijdig is aan de transportrichting T en de maaikorf 6 zich tussen de uiteinden van de lopende band 15 en de platen 14 uitstrekt, wordt de maaikorf 6 middels de kantelmiddelen 28 gekanteld om kantelas 47. Zodoende valt de in de maaikorf 6 aanwezige vegetatie tussen de platen 14 op het transportoppervlak 17 van de lopende band 15, waarna de vegetatie middels de lopende band 15 naar de balenpers 4 wordt getransporteerd. In de balenpers 4 wordt de vegetatie tot een baal geperst, waarbij een door de balenpers 4 gevormde baal ter plaatse van de achterzijde van de aanhanger 3 door de balenpers 4 wordt afgegeven en op de grond 55 naast het talud 12 wordt achtergelaten. Wanneer een gedeelte van de sloot 11 is schoongemaakt, wordt de combinatie 1 met behulp van het trekkend voertuig 2 verreden naar een positie waar zich verdere te verwijderen vegetatie bevindt. De door de balenpers 4 gevormde balen worden na het schoonmaken, bij voorkeur een tot enkele dagen na het schoonmaken van de sloot met behulp van een daarvoor geschikte inrichting afgevoerd.

Het moge voor de vakman duidelijk zijn, dat de uitvinding zoals omschreven in de voorgaande beschrijving en bijgevoegde figuren slechts als voorbeeld dient en de uitvinding niet is beperkt tot dit voorbeeld. De beschermingsomvang wordt enkel bepaald door de navolgende conclusies.

Claims (12)

1. Combinatie van een trekkend voertuig en een, door het trekkend voertuig getrokken, aanhanger voor het verwijderen van vegetatie uit een sloot, het trekkend voertuig omvattende een aan een hefarm van het trekkend voertuig voorzien houderlichaam voor het houden van vegetatie uit de sloot, de aanhanger omvattende een balenpers voor het tot een baal persen van de vegetatie en een transporteur voor het van het houderlichaam ontvangen van de vegetatie en voor het toevoeren van de vegetatie aan de balenpers.

2. Combinatie volgens conclusie 1, waarbij de transporteur zich tussen de balenpers en het trekkend voertuig uitstrekt.

3. Combinatie volgens conclusie 1 of 2, de transporteur omvattende een lopende band met een transportoppervlak voor het op het transportoppervlak in een transportrichting transporteren van van het houderlichaam ontvangen vegetatie.

4. Combinatie volgens conclusie 3, waarbij het transportoppervlak een concave vorm heeft of het transportoppervlak tezamen met twee zich langs de transportrichting uitstrekkende plaatvormige geleiders een concave vorm heeft.

5. Combinatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het houderlichaam een gootvormig frame, bij voorkeur van een maaikorf, heeft waarvan de breedte kleiner is dan de breedte van de transporteur.

6. Combinatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de lengte van de transporteur groter is dan de lengte van het houderlichaam.

7. Combinatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aanhanger een aandrijving omvat voor het aandrijven van de transporteur en/of de balenpers.

8. Combinatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het houderlichaam snijmiddelen omvat, voor het lossnijden van vegetatie van de bodem van de sloot.

9. Combinatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het houderlichaam om een verticale as ten opzichte van de hefarm zwenkbaar is.

10. Combinatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het houderlichaam een maaikorf is.

11. Aanhanger voor toepassing in de combinatie volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een balenpers en een transporteur voor het aan de balenpers toevoeren van vegetatie ontvangen van een houderlichaam van een trekkend voertuig.

12. Werkwijze voor het toepassen van de combinatie volgens een van de conclusies 1 t/m 10, omvattende de stap van:

het middels het houderlichaam van het trekkend voertuig uit een water nemen van vegetatie;

het verplaatsen van het houderlichaam naar de transporteur;

het lossen van de vegetatie vanuit het houderlichaam op de transporteur;

het middels de transporteur aan de balenpers toevoeren van het door het houderlichaam gegrepen vegetatie; en het middels de balenpers van de aanhanger tot een baal persen van van het houderlichaam van het trekkend voertuig ontvangen vegetatie.