NL2019551B1

NL2019551B1 - Inrichting voor het vervoeren van een kind en kinderzitje

Info

Publication number: NL2019551B1
Application number: NL2019551A
Authority: NL
Inventors: Johannes Cornelius Driessen Franciscus
Original assignee: Mutsy Bv
Priority date: 2017-09-14
Filing date: 2017-09-14
Publication date: 2019-03-27
Also published as: WO2019054863A3; CN111356624A; EP3681783A2; WO2019054863A2

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervoeren van een kind, zoals een kinderwagen of buggy, en op een voor een dergelijke inrichting geschikt 5 kinderzitje. Hierbij wordt het kinderzitje door middel van een bevestigingsdeel aan het gestel van de kinderwagen gekoppeld. Volgens de uitvinding omvat de inrichting een vergrendelinrichting voor het vergrendeld houden van een eerste scharnierpunt tussen rugdeel en zitdeel ten opzichte van het bevestigingsdeel tijdens het vanuit de ligpositie naar de zitpositie invouwen van het zitje en om 10 deze vergrendeling op te heffen voorafgaand aan of als gevolg van het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie.

Description

Octrooicentrum

Θ 2019551

(2?) Aanvraagnummer: 2019551 (22) Aanvraag ingediend: 14 september 2017

Int. CL:

B62B 7/12 (2018.01) B62B 9/10 (2018.01)

0 Aanvraag ingeschreven:	0 Octrooihouder(s):
27 maart 2019	Mutsy B.V. te Goirle.
0 Aanvraag gepubliceerd:
-	0 Uitvinder(s):
	Franciscus Johannes Cornelius Driessen
0 Octrooi verleend:	te Goirle.
27 maart 2019
0 Octrooischrift uitgegeven:	0 Gemachtigde:
24 mei 2019	ir. P.J. Hylarides c.s. te Den Haag.

54) Inrichting voor het vervoeren van een kind en kinderzitje

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervoeren van een kind, zoals een kinderwagen of buggy, en op een voor een dergelijke inrichting geschikt kinderzitje. Hierbij wordt het kinderzitje door middel van een bevestigingsdeel aan het gestel van de kinderwagen gekoppeld.

Volgens de uitvinding omvat de inrichting een vergrendelinrichting voor het vergrendeld houden van een eerste scharnierpunt tussen rugdeel en zitdeel ten opzichte van het bevestigingsdeel tijdens het vanuit de ligpositie naar de zitpositie invouwen van het zitje en om deze vergrendeling op te heffen voorafgaand aan of als gevolg van het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie.

NL B1 2019551

Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.

Inrichting voor het vervoeren van een kind en kinderzitje

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervoeren van een kind, zoals een kinderwagen of buggy, en op een voor een dergelijke inrichting geschikt kinderzitje. Een voorbeeld van een dergelijke inrichting is bekend uit EP 2895376 Al.

De bekende inrichting omvat een gestel en een zitje dat is voorzien van een zitdeel en rugdeel, waarbij het zitdeel en rugdeel onderling kunnen scharnieren om een eerste scharnierpunt voor het invouwen en uitvouwen van het zitje. Hierbij kan het zitje ingevouwen worden vanuit een ligpositie via een zitpositie naar een ingevouwen positie. De bekende inrichting omvat verder een bevestigingsdeel voor het bevestigen van het zitje aan het gestel. Hierbij is het zitdeel scharnierend verbonden aan dit bevestigingsdeel.

Bij de bekende inrichting omvat het gestel een onderstel met aan de voorzijde zwenkbare wielen en met aan de achterzijde vast opgestelde wielen. Aan de voorzijde is het onderstel scharnierbaar verbonden met een bovenstel. Dit bovenstel omvat een paar parallel opgestelde onderste buizen welke aan een bovenzijde daarvan scharnierbaar gekoppeld zijn aan respectievelijke bovenste buizen. In de bovenste buizen is een duwstang telescopisch opgenomen.

Voor het inklappen van de bekende inrichting wordt allereerst de duwstang in de meest onderste stand gebracht. Vervolgens worden de onderste buizen en de bovenste buizen ontgrendeld waardoor de bovenste buizen naar voren toe gescharnierd kunnen worden totdat deze in hoofdzaak parallel komen te liggen aan de onderste buizen. Hierna worden het onderstel en het bovenstel ontgrendeld waardoor de bovenste en onderste buizen neerwaarts gescharnierd kunnen worden zodat het bovenste! in hoofdzaak in hetzelfde vlak komt te liggen als het onderstel.

Tijdens het bovengenoemde inklappen kan het zitje gekoppeld blijven aan het bovenstel. Het zitje kan namelijk ingevouwen worden waardoor het niet het genoemde inklappen blokkeert. Dit is mogelijk doordat het zitdeel en rugdeel van het zitje scharnierend zijn verbonden het eerste scharnierpunt. Meer in het bijzonder omvat de bekende inrichting een 4-stangen mechaniek, waarbij een eerste arm wordt gevormd door het bevestigingsdeel. Dit deel is aan eerste zijde scharnierbaar verbonden aan het rugdeel en aan een tweede zijde scharnierbaar verbonden met een eerste einde van een tweede arm. De tweede arm is bij een tweede einde scharnierbaar verbonden met het zitdeel. Het stuk van het rugdeel tussen het eerste scharnierpunt en het scharnierpunt tussen rugdeel en bevestigingsdeel vormt een derde arm en het stuk van het zitdeel tussen het eerste scharnierpunt en het scharnierpunt tussen het zitdeel en de tweede arm vormt een vierde arm. Als gevolg van het bovengenoemde 4-stangenmechaniek zal het zitdeel bij het invouwen van het zitje achterwaarts bewegen en zal het rugdeel in hoofdzaak in hetzelfde vlak komen te liggen als het zitdeel. Het 4-stangenmechaniek heeft als voordeel dat het zwaartepunt van het kind ten opzichte van het onderstel niet tot nauwelijks verandert indien het kind vanuit een zitpositie naar een ligpositie wordt gebracht en omgekeerd.

Teneinde de bekende inrichting te kunnen vervoeren in bijvoorbeeld de achterbak van een auto is het belangrijk dat de inrichting kan inklappen tot een zo compact mogelijk pakket. Het is gebleken dat de compactheid van de bekende inrichting in ingeklapte toestand voor sommige toepassingen ontoereikend kan zijn.

Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding een inrichting te verschaffen welke tot een compact pakket kan worden ingeklapt.

Dit doel is bereikt met de inrichting volgens conclusie 1 welke wordt gekenmerkt doordat de inrichting verder een vergrendelinrichting omvat voor het vergrendeld houden van het eerste scharnierpunt ten opzichte van het bevestigingsdeel tijdens het vanuit de ligpositie naar de zitpositie invouwen van het zitje en om deze vergrendeling op te heffen voorafgaand aan of als gevolg van het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie.

Volgens de uitvinding zal als gevolg van of voorafgaand aan het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie het eerste scharnierpunt op een gegeven moment niet langer vergrendeld zijn ten opzichte van het bevestigingsdeel. Dit houdt in dat de positie van het eerste scharnierpunt niet langer vast is ten opzichte van het bevestigingsdeel. Het zitje is echter nog wel scharnierbaar verbonden aan het bevestigingsdeel. Volgens de uitvinding is het dus mogelijk om het ten minste ten dele ingevouwen zitje als geheel te scharnieren ten opzichte van het bevestigingsdeel. Meer in het bijzonder staat de uitvinding toe dat het zitje gescharnierd wordt ten opzichte van het bevestigingsdeel, terwijl de onderlinge positie van rugdeel en zitdeel constant gehouden kan worden. Hierdoor is het mogelijk het ingevouwen zitje bij het inklappen van de inrichting beter te positioneren ten opzichte van het gestel waardoor een compacter geheel kan worden verkregen.

Bij de uit EP 2895376 Al bekende inrichting zorgt het 4-stangenmechaniek er voor dat de scharnierende beweging van het zitdeel ten opzichte van het bevestigingsdeel gekoppeld is aan de beweging van het rugdeel. Hierbij is het dus niet mogelijk het ingevouwen zitje als geheel te scharnieren ten opzichte van het bevestigingsdeel waardoor de beoogde compactheid niet voldoende kan worden bereikt.

In aanvulling op het verkrijgen van een compacter pakket na het inklappen, kan de onderhavige uitvinding resulteren in een lichtere inrichting welke minder complex is. Verder kan het zitje in een vlakkere stand worden gebracht.

Bij voorkeur is na het opheffen van de vergrendeling het scharnieren van het rugdeel ten opzichte van het zitdeel mechanisch ontkoppeld van het scharnieren van het zitdeel ten opzichte van het bevestigingsdeel.

Het zitdeel is bij voorkeur bij een tweede scharnierpunt scharnierend verbonden aan het bevestigingsdeel. Hierbij kan het tweede scharnierpunt tijdens het invouwen van het zitje vanuit de ligpositie naar de ingevouwen positie een constante positie hebben ten opzichte van het bevestigingsdeel.

Het gestel kan voorzien zijn van een onderstel welke is voorzien van wielen en een scharnierbaar aan dit onderstel gekoppeld bovenstel, waarbij het bevestigingsdeel losmaakbaar gekoppeld is aan het bovenstel en waarbij het gestel ingeklapt kan worden door het bovenstel en onderstel ten opzichte van elkaar te scharnieren. Hierbij kan het onderstel gevormd worden door een paar opgestelde buizen waarbij zwenkwielen aan de voorzijde of achterzijde aan het onderstel zijn gekoppeld. De buizen kunnen parallel opgesteld zijn voor een inrichting welke is voorzien van vier wielen. Het is echter ook mogelijk dat de buizen in voorwaartse richting naar elkaar toe lopen voor een inrichting welke is voorzien van drie wielen.

Het bovenstel kan een paar parallel opgestelde buizen of armen omvatten. In deze buizen kan een telescopisch verstelbare duwstang zijn opgenomen. Het is verder mogelijk dat het bovenstel een paar onderste buizen en een paar bovenste buizen omvat, waarbij de bovenste buizen scharnierbaar aan de onderste buizen zijn gekoppeld en waarbij de duwstang is opgenomen in de bovenste buizen. Hierbij kan het bovenstel worden ingeklapt door het scharnieren van de bovenste buizen richting de onderste buizen.

De vergrendelinrichting lean zijn ingericht de vergrendeling op te heffen als gevolg van het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie. In deze uitvoeringsvorm kan de vergrendeling worden opgeheven doordat het rugdeel scharniert ten opzichte van het zitdeel. Dit in tegenstelling tot een uitvoeringsvorm waarbij de vergrendeling wordt opgeheven voorafgaand aan de scharnierende beweging bijvoorbeeld door een handmatige bediening van de vergrendeling met een bedieningsorgaan. De vergrendelinrichting lean zijn ingericht om tijdens een eerste deel van het invouwen vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie het eerste scharnierpunt ten opzichte van het bevestigingsdeel vergrendeld te houden en tijdens het resterende deel van dit invouwen deze vergrendeling op te heffen. Het is mogelijk dat de mate van vergrendeling langzaam afneemt totdat een bepaalde onderlinge positie van rugdeel en zitdeel is bereikt waarbij de vergrendeling is opgeheven. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er sprake is van twee elementen welke elkaar in meer of mindere mate aangrijpen en waarbij de onderlinge positie van deze elementen verandert tijdens het scharnieren van het rugdeel ten opzichte van het zitdeel.

De vergrendelinrichting kan een aan het bevestigingsdeel gekoppeld eerste vergrendelelement omvatten en een aan het zitje gekoppeld tweede vergrendelelement, waarbij het eerste vergrendelelement en het tweede vergrendelelement onderling kunnen vergrendelen voor het genoemde vergrendelen van het eerste scharnierpunt ten opzichte van het bevestigingsdeel. Hierbij kan het tweede vergrendelelement scharnierend gekoppeld zijn aan hel zitdeel en kan het tweede vergrendelelement ingericht zijn om te scharnieren als gevolg van het invouwen van het zitje om zodoende de vergrendeling tussen het eerste vergrendelelement en het tweede vergrendelelement op te heffen.

Het geniet bij bovenstaande uitvoeringsvorm de voorkeur dat de inrichting een veerkrachtig element, zoals een torsieveer, omvat voor het onder veerspanning brengen van de scharnierende beweging van het tweede vergrendelelement, waarbij de veerspanning is gekozen om het tweede vergrendelelement te doen roteren voor het kunnen vergrendelen met het eerste vergrendelelement.

Voor het realiseren van een mechanische koppeling tussen de scharnierende beweging van het rugdeel ten opzichte van het zitdeel kan het rugdeel voorzien zijn van een steun welke een baan definieert waarop het tweede vergrendelelement steunt. Hierbij zal tijdens het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie een einde van het tweede vergrendelelement de baan volgen en een rotatie van het tweede vergrendelelement ten opzichte van het eerste vergrendelelement veroorzaken teneinde de vergrendeling tussen het eerste en tweede vergrendelelement te verbreken. De steun kan bijvoorbeeld gevormd zijn als een zich rondom het eerste scharnierpunt gerangschikte aanslagrand waarbij de afstand tussen het eerste scharnierpunt en het punt waarop het tweede vergrendelelement tegen de aanslagrand leunt, verloopt als functie van de hoekpositie van het aanleunpunt.

Het zitdeel, althans wanneer het zitje in de zitpositie, de ligpositie, of een tussenliggende positie is, strekt zich in dwarsrichting boven het bevestigingsdeel uit zodat het op het bevestigingsdeel rust dan wel dit aanraakt waardoor een neerwaartse beweging van het zitje ten opzichte van het bevestigingsdeel verhinderd wordt. Deze mechanische constructie kan worden gezien als een neerwaartse vergrendeling. Verder kan de aangrijping van het eerste vergrendelelement door het tweede vergrendelelement een opwaartse beweging van het zitje ten opzichte van het bevestigingsdeel verhinderen. Deze mechanische constructie kan worden gezien als een opwaartse vergrendeling. Door samenwerking van de neerwaartse en opwaartse vergrendeling kan het zitje worden gefixeerd ten opzichte van het bedieningselement.

Het tweede vergrendelelement kan een aangrijpdeel en een vast aan het aangrijpdeel verbonden volgdeel omvatten, waarbij een einde van het volgdeel steunt op de baan, en waarbij het aangrijpdeel is ingericht om het eerste vergrendelelement aan te grijpen. Door de vaste verbinding tussen aangrijpdeel en volgdeel, zal de door de baan gedefinieerde beweging van het volgdeel, meer in het bijzonder de rotatie van het volgdeel, leiden tot een soortgelijke beweging van het aangrijpdeel. Het aangrijpdeel kan een haak omvatten, waarbij het eerste vergrendelelement een as of pen omvat welke zich in dwarsrichting uitstrekt.

Het zitdeel kan een bodemdeel omvatten alsook aan weerszijden van het bodemdeel geplaatste en hieraan verbonden zijwanden. Hierbij is elke zijwand aan een bovenzijde daarvan verbonden met een einddeel. Dit einddeel strekt zich in dwarsrichting uit zodat het, althans in de zitpositie, ligpositie, of tussenliggende positie van het zitje, kan steunen op het bevestigingsdeel en waarbij het tweede vergrendelelement scharnierend is verbonden aan het einddeel. Hierbij kan elke zijwand zijn voorzien van een paar parallel opgestelde zijwanddelen, waarbij het volgdeel zich uitstrekt vanuit het einddeel tot in een ruimte tussen het paar zijwanddelen en waarbij het aangrijpdeel zich, althans wanneer het zitje in de zitpositie, ligpositie, of tussenliggende positie is, vanuit hel einddeel uitstrekt richting het in hel bevestigingsdeel gemonteerde eerste vergrendelelement. Op deze wijze is de mechaniek van het volgdeel en de steun afgeschermd voor bijvoorbeeld kinderen.

Aan de onderzijde van het einddeel kan het aangrijpdeel uitsteken voor het aangrijpen van het eerste vergrendelelement. Zoals hierboven beschreven kan het eerste vergrendelelement zijn uitgevoerd als een pin of as welke zich in dwarsrichting, dat wel zeggen in hoofdzaak parallel aan de as waaraan de wielen zijn bevestigd, uitstrekt. Door het bevestigingsdeel aan een bovenzijde deels open uit te voeren kan het eerste vergrendelelement door het aangrijpdeel worden aangegrepen.

In het bovenstaande werd de vergrendeling opgeheven als gevolg van de onderlinge scharnierende beweging van rugdeel en zitdeel. Het is echter ook mogelijk dat de inrichting een bedieningsorgaan omvat voor het bedienen van de vergrendelinrichting voor het genoemde opheffen van de vergrendeling. Als voorbeeld kan de vergrendelinrichting zijn ingericht om alleen dan de vergrendeling op te heffen als het zitje in de zitpositie is of in een ten minste ten dele ingevouwen positie. Bij voorkeur veroorzaakt het bedienen van het bedieningsorgaan, door middel van een mechanische koppeling, het bewegen van het tweede vergrendelelement ten opzichte van het eerste vergrendelelement als gevolg waarvan de vergrendeling opgeheven wordt. In tegenstelling tol de eerder beschreven uitvoeringsvormen waarbij de vergrendeling werd opgeheven als gevolg van de onderlinge scharnierende beweging van rugdeel en zitdeel, kan bij deze uitvoeringsvorm gekozen worden om de vergrendeling te behouden zelfs indien het zitje in volledig ingevouwen toestand komt.

Het bevestigingsdeel omvat bij voorkeur koppelmiddelen voor hel koppelen van het bevestigingsdeel aan het gestel. De koppelmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn ingericht voor het realiseren van een klikverbinding met het gestel. Als voorbeeld kunnen de koppelmiddelen een eerste koppeldeel omvatten dat aan het gestel is verbonden, en meer in het bijzonder aan het bovenstel, en een tweede koppeldeel dat aan het zitdeel is verbonden. Hierbij lean het eerste of tweede koppeldeel een onder veerspanning staand palletje of pen omvatten welke kan aangrijpen in een opening of uitsparing van de andere van het eerste of tweede koppeldeel. Door het eerste en tweede koppeldeel te koppelen zal het palletje of de pen in de opening of uitsparing treden waardoor het zitje aan het gestel wordt vergrendeld. Een verder bedieningsorgaan lean zijn voorzien voor het tegen de veerspanning in bewegen van het palletje of de pen zodat het zitje van het gestel kan worden genomen.

De inrichting kan verder voorzien zijn van een bumperstang welke bij een derde scharnierpunt scharnierend is verbonden aan het bevestigingsdeel. Verder kan de inrichting een eerste arm omvatten welke aan de bumperstang is verbonden dan wel een constante positie heeft ten opzichte van de bumperstang, een tweede stang welke aan een einde scharnierend is verbonden aan de eerste arm en aan een tweede einde scharnierend is verbonden aan het rugdeel op afstand van het eerste scharnierpunt, waarbij de plaatsing van de eerste arm en tweede arm zodanig is dat bij het invouwen van het zitje de bumperstang roteert in dezelfde richting als het rugdeel. Bij deze uitvoeringsvorm is de beweging van de bumperstang mechanisch gekoppeld aan de scharnierende beweging van het rugdeel ten opzichte van het zitdeel. De bumperstang heeft een constante positie ten opzichte van de eerste arm doordat de eerste arm direct aan de bumperstang is verbonden dan wel via tussenliggende niet-scharnierende elementen.

Het geniet de voorkeur indien de eerste en tweede armen zich eveneens uitstrekken in de ruimte tussen de zijwanddelen voor het afschermen van deze delen. Verder geniet hel de voorkeur indien het derde scharnierpunt en het tweede scharnierpunt identiek zijn.

De inrichting kan zijn voorzien van een scharnierbaar aan het gestel bevestigde voetensteun met daarin een uitsparing voor het gedeeltelijk ontvangen van de bumperstang. Nadat het zitje volledig is ingevouwen zal de bumperstang in de uitsparing zijn opgenomen waardoor de inrichting nog compacter kan worden gemaakt.

Volgens een tweede aspect verschaft de uitvinding een kinderzitje dat geschikt is voor een inrichting voor het vervoeren van een kind zoals hierboven beschreven. Een dergelijk kinderzitje omvat een zitdeel en rugdeel, waarbij het zitdeel en rugdeel onderling kunnen scharnieren om een eerste scharnierpunt voor het invouwen en uitvouwen van het zitje. Verder omvat het kinderzitje een bevestigingsdeel voor het bevestigen van het zitje aan een gestel van de eerdergenoemde inrichting. Hierbij is het zitdeel scharnierend verbonden aan het bevestigingsdeel en kan het zitje ingevouwen worden vanuit een ligpositie via een zitpositie naar een ingevouwen positie.

Het kinderzitje volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het kinderzitje verder een vergrendelinrichting omvat voor het vergrendeld houden van het eerste scharnierpunt ten opzichte van het bevestigingsdeel tijdens het vanuit de ligpositie naar de zitpositie invouwen van het zitje en om deze vergrendeling op te heffen voorafgaand aan of als gevolg van het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie. Het moge de vakman duidelijk zijn dat het kinderzitje volgens het tweede aspect van de uitvinding identiek kan worden uitgevoerd als het zitje uit de eerdergenoemde inrichting voor het vervoeren van een kind.

In het hiernavolgende zal de uitvinding in meer detail worden besproken onder verwijzing naar de bij gevoegde figuren, waarbij:

Figuur 1 een algeheel perspectivisch aanzicht toont van een uitvoeringsvorm van de inrichting in overeenstemming met de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 enkel het kinderzitje uit figuur 1 toont;

Figuur 3A een gedeeltelijk geëxplodeerd aanzicht toont van het kinderzitje en waarbij figuur 3B een bijbehorend schematisch aanzicht toont van enkel het zitdeel;

Figuur 4A een dwarsaanzicht toont van het kinderzitje in de zitpositie en figuur 4B een bijbehorende schematisch aanzicht; en

Figuur 5A een dwarsaanzicht toont van het kinderzitje in de ingevouwen positie en figuur 5B een bijbehorende schematisch aanzicht.

Figuur 1 toont een algeheel perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting in overeenstemming met de onderhavige uitvinding. Getoond is een kinderwagen 1 welke een onderstel 2 en een bovenstel 3 omvat. Onderstel 2 omvat een paar parallel opgestelde armen 4 welke onderling verbonden zijn door een tweetal dwarsverbindingen 5. Aan de voorzijde van onderstel 2 zijn twee zwenkwielen 6 geplaatst, terwijl aan de achterzijde van onderstel 2 twee niet-zwenkbare achterwielen 7 zijn geplaatst.

Bovenstel 3 omvat een paar parallel opgestelde onderste buizen 8 welke door middel van een scharnier 10 verbonden zijn aan bovenste buizen 9. In deze laatste buizen is telescopisch een duwstang 11 opgenomen.

Na ontgrendeling door middel van niet-getoonde bedieningsmiddelen kan duwstang 11 neerwaarts worden bewogen. Vervolgens kunnen door verdere niet-getoonde bedieningsmiddelen bovenste buizen 9 ontgrendeld worden ten opzichte van onderste buizen 8. Na ontgrendeling kunnen bovenste buizen 9 met hierin opgenomen duwstang 11 naar voren geduwd worden totdat bovenste buizen 9 in hoofdzaak in hetzelfde vlak komen te liggen als onderste buizen 8. Hierna kan desgewenst bovenstel 3 ontgrendeld worden ten opzichte van onderstel 2. Na ontgrendeling kan bovenstel 3 door middel van scharnieren 18 neerwaarts bewogen worden totdat onderstel 2 en bovenstel 3 in hoofdzaak in hetzelfde vlak komen te liggen.

Kinderwagen 1 omvat verder een zitje 100 dat een zitdeel 12 en een rugdeel 14 omvat. Zitdeel 12 omvat een bodemdeel 121 welke aan weerszijden is verbonden, bij voorkeur op integrale wijze, met een zijwand 13, zie figuur 2. Rugdeel 14 van kinderzitje 100 is scharnierend verbonden aan zitdeel 12, zoals later nog verder zal worden toegelicht. Kinderzitje 100 omvat naast zitdeel 12 en rugdeel 14 een bevestigingsdeel 15 met welke kinderzitje 100 aan onderste buizen 8 is gekoppeld.

Bij het bovengenoemde inklappen van het gestel, door middel van het roteren/scharnier en van bovenste buizen 9 richting onderste buizen 8 en het vervolgens neerwaarts roteren van bovenstel 3 dient kinderzitje 100 geen blokkerende werking te hebben. Dientengevolge kan kinderzitje 100, zoals later zal worden toegelicht, ingevouwen worden voorafgaand aan het inklappen van kinderwagen 1.

Kinderwagen 1 omvat tevens een bumperstang 16 en een beensteun 17. Zoals later zal worden toegelicht, kan bumperstang 16 scharnieren ten opzichte van bevestigingsdeel 15.

In figuur 2 is enkel kinderzitje 100 in perspectivisch aanzicht getoond. Hierbij is zichtbaar dat zijwanden 13 van zitdeel 12 elk een paar zijwanddelen 130, 131 omvat welke op afstand van elkaar zijn geplaatst. Verder omvatten de zijwanden 13 elk een einddeel 133.

Rugdeel 14 kan om eerste scharnierpunt 132 scharnieren ten opzichte van zitdeel 12. Bumperstang 16 kan scharnieren ten opzichte van bevestigingsdeel 15 om een tweede scharnierpunt 161. Bij scharnierpunt 161 is tevens kinderzitje 100 als geheel scharnierend verbonden aan bevestigingsdeel 15. Rotatie van beensteun 17 is mogelijk door middel van scharnier 171.

Figuur 3A toont een gedeeltelijk geëxplodeerd aanzicht van kinderzitje 100. Figuur 3B toont een bijbehorend schematisch aanzicht.

In figuur 3A is zichtbaar dat in de ruimte tussen zijwanddelen 130, 131 een vertanding 136 is opgenomen welke kan samen werken met een vertanding 142 in rugdeel 14. Tevens is een huls 137 zichtbaar in de ruimte tussen zijwanddelen 131, 132 welke huls kan samenwerken met een huls 141 in rugdeel 14. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een klinknagel of andersoortige pen door een opening in zijwand 13 wordt gebracht ter plaatse van eerste scharnierpunt 132 voor het koppelen met hulzen 137, 141 zodat rugdeel 14 gescharnierd kan worden ten opzichte van zitdeel 12. Door niet-getoonde bedieningsmiddelen, welke samenwerken met vertandingen 136, 142, kan rugdeel 14 in een gewenste positie ten opzichte van zitdeel 12 gebracht en vergrendeld worden. Een dergelijke verstellingsmogelijkheid is bekend uit de stand der techniek en behoeft daarom geen verdere uitleg.

Bevestigingsdeel 15 omvat een tweetal openingen 151, 152 door welke pennen 1511, 1521 zijn gebracht. Hierbij is de pen welke door opening 152 is gebracht aan de bovenzijde van bevestigingsdeel 15 toegankelijk.

Verder toont figuur 3A dat in de ruimte tussen zijwanddelen 131, 132 een tweede vergrendelelement 134 is opgenomen. Dit element is in meer detail getoond in figuur 3B. Tweede vergrendelelement 134 omvat een volgdeel 1341, hier gevormd als een vinger, en een vast aan het volgdeel 1341 verbonden aangrijpdeel 1342. Tweede vergrendelelement 134 is ter plaatse van scharnierpunt 135 scharnierend in einddeel 133 opgenomen.

Zoals getoond in figuren 3A en 3B strekt einddeel 133 zich in dwarsrichting uit zodat het kan steunen op bevestigingsdeel 15. In figuur 3A is zichtbaar dat tweede vergrendelelement 134 aan de onderzijde uit einddeel 133 steekt. Meer in het bijzonder steekt aangrijpdeel 1342 uit buiten de ruimte tussen zijwanddelen 130, 131. Hierbij zal aangrijpdeel 1342, althans indien kinderzitje

100 in de zitpositie is, pen 1521 aangrijpen welke ter plaatse van opening 152 in bevestigingsdeel 15 is geplaatst. Pen 1521 Ivan worden aangeduid als eerste vergrendelelement. Door deze vergrendeling tussen eerste vergrendelelement 1521 en tweede vergrendelelement 134 kan kinderzitje 100 niet opwaarts bewegen. Immers, zoals getoond in figuur 3B, grijpt aangrijpdeel 1342 eerste vergrendelelement 1521 aan vanuit een onderzijde van dit element. Kinderzitje 100 kan echter ook niet neerwaarts bewegen omdat einddeel 133 op bevestigingsdeel 15 rust.

Volgdeel 1341 strekt zich uit tussen zijwanddelen 130, 131 om te steunen op een aanslagrand 143 in rugdeel 14. Dit is in verder detail getoond in figuren 4A en 5A.

Figuur 3A toont verder dat vanuit zijwand 13 een deel 164 uitsteekt. Dit deel wordt opgenomen in een gleuf 163 van een bumperstangadapter 162. In deze adapter kan bumperstang 16 losmaakbaar geplaatst worden.

Einddeel 133 omvat een eerste deel 1331 en een tweede deel 1332 welke aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Hierbij omvat deel 1331 een huls 1333. Eerste deel 1331, tweede deel 1332, zijwandeel 130 en zijwanddeel 131 zijn vast aan elkaar verbonden. Door middel van een pen 1334 ter plaatse van tweede scharnierpunt 161 wordt zitje 100 scharnierend aan bevestigingsdeel 15 gekoppeld. Verder kan ook adapter 162 scharnieren om tweede scharnierpunt 161. Echter, deze beweging is gekoppeld aan de beweging van rugdeel 14 door middel van een stangenmechaniek, welke hierna zal worden toegelicht.

Bumperstang 16 is verbonden met een eerste arm 165, zie figuur 3B. Hierbij is de onderlinge positie tussen eerste arm 165 en bumperstang 16 constant. Aan het einde van eerste arm 165 is een tweede arm 167 bij scharnierpunt 166 scharnierbaar verbonden. Tweede arm 167 is aan een ander einde bij scharnierpunt 168 scharnierbaar verbonden aan rugdeel 14.

Door de koppeling door middel van eerste arm 165 en tweede arm 167 zal bumperstang 16 scharnieren als gevolg van een scharnierende beweging van rugdeel 14 ten opzichte van zitdeel 12. Door een geschikte plaatsing en dimensionering van eerste arm 165 en tweede arm 167 kan bereikt worden dat bumperstang 16 achterwaarts beweegt wanneer kinderzitje 100 in de ligpositie wordt gebracht en voorwaarts beweegt wanneer kinderzitje 100 ingevouwen wordt. Meer in het bijzonder kan bereikt worden dat bumperstang 16 althans gedeeltelijk wordt opgenomen in een uitsparing (niet getoond) van beensteun 17 indien zitje 100 volledig wordt ingevouwen. Hierdoor is er geen noodzaak om bumperstang 16 afzonderlijk te ontgrendelen zodat deze gescharnierd kan worden. Verder is de automatische aanpassing van de positie van bumperstang 16 bij een positieverandering van zitje 100 gemakkelijk voor de gebruiker.

In figuur 4A is kinderzitje 100 getoond in dwarsaanzicht waarbij zijwanddeel 131 niet is getoond omwille van de duidelijkheid. In de getoonde zitpositie, welke perspectivisch is weergegeven in figuur 4B, steunt volgdeel 1341 op aanslagrand 143 welke gevormd is in of vast is gekoppeld aan rugdeel 14. Hierbij is aanslagrand 143 bij voorkeur concentrisch om eerste scharnierpunt 132 en huls 141 geplaatst.

In figuur 4A is zichtbaar dat als rugdeel 14 naar voren toe scharniert volgdeel 1341 aanslagrand 143 raakt op een positie welke steeds meer van eerste scharnierpunt 132 en huls 141 af geplaatst is. Hierdoor zullen volgdeel 1341 en aangrijpelement 1342 roteren en zal aangrijpelement 1342 op een gegeven moment niet langer pen 1521 aangrijpen welke door opening 152 is gebracht. Hierdoor kan het gehele zitje 100 scharnieren ten opzichte van bevestigingsdeel 15 om tweede scharnierpunt 161. Dit is getoond in figuren 5A en 5B. Figuur 5A toont in het bijzonder dat volgdeel 1341 aanslagrand 143 aangrijpt op een positie welke verder van huls 141 ligt als getoond in figuur 3A.

Aangrijpdeel 1342 is door middel van torsie veer onder veerspanning gebracht zodat dit in figuur 4A aangrijpdeel 1342 aanzet om met de klok mee te roteren.

Zoals getoond in figuren 4-5, kan het invouwen van het kinderzitje volgens een aspect van de onderhavige uitvinding worden opgedeeld in een eerste deel en een tweede deel. Tijdens het eerste deel, dat wil zeggen bij beweging vanuit de ligpositie naar de zitpositie, zijn zowel het eerste als tweede scharnierpunt vergrendeld ten opzicht van het bevestigingsdeel. Bij het tweede deel, bijvoorbeeld vanuit een positie tussen de zitpositie en de volledige ingevouwen positie naar de ingevouwen positie is alleen het tweede scharnierpunt vergrendeld ten opzichte van het bevestigingsdeel. Hierdoor kan het gehele zitje draaien om het tweede scharnierpunt waardoor het zitje verder naar de voorzijde van de kinderwagen kan worden gebracht en een compacter geheel kan worden verkregen van de ingeklapte kinderwagen.

De in de figuren getoonde vergrendeling tussen het eerste en tweede vergrendelelement kan ook worden opgeheven door de bediening van een niet-getoond bedieningsorgaan. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kan de aanslagrand zoals getoond in figuur 4A achterwege gelaten worden.

In het bovenstaande is de uitvinding besproken met behulp van uitvoeringsvormen van de uitvinding. Het moge de vakman duidelijk zijn dat de beschermingsomvang van de aanvrage niet beperkt is tot deze uitvoeringsvormen maar dat verscheidene wijzigingen mogelijk zijn zonder daarbij af te wijken van de beschermingsomvang welke wordt gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies.

Lijst van verwijzingscijfers

Kinderwagen

Onderstel

Bovenstel

Parallelle arm onderstel

Dwarsverbinding onderstel

Zwenkwiel

Achterwiel

Onderste buis

Bovenste buis

Scharnier

Duwstang

Zitdeel

Zijwand zitje

Rugdeel

Bevestigingsdeel

Bumperstang

Beensteun

Scharnier onderstel

100 Zitje

121 Bodemdeel zitje

130 Binnenste zij wanddeel

131 B uilens te zij wanddeel

132 Eerste scharnierpunt

133 Einddeel

134 Tweede ver gr endelelement

135 Scharnier tweede vergrendelelement

136 Vertanding

137 Huls

141 Huls

142 Vertanding

143 Aanslagrand

151 Opening einddeel

152 Opening einddeel

161

162

163

164

165

166

167

168

171

1331

1332

1333

1334

1341

1342

1551

1521

Tweede scharnierpunt Bumperstangadapter Gleuf

Uitstekend deel

Eerste arm

Scharnier arm

Tweede arm

Scharnier arm

Scharnier beensteun

Deel einddeel

Huls

Pen

Volgdeel

Aangrijpdeel

Pen

Claims

Conclusies

1. Inrichting voor het vervoeren van een kind, zoals een kinderwagen of buggy, omvattende:

een gestel;

een zitje voorzien van een zitdeel en rugdeel, waarbij het zitdeel en rugdeel onderling kunnen scharnieren om een eerste scharnierpunt voor het invouwen en uitvouwen van het zitje;

een bevestigingsdeel voor het bevestigen van het zitje aan het gestel;

waarbij het zitdeel scharnierend verbonden is aan het bevestigingsdeel;

waarbij het zitje ingevouwen kan worden vanuit een ligpositie via een zitpositie naar een ingevouwen positie;

met het kenmerk, dat de inrichting verder een vergrendelinrichting omvat voor het vergrendeld houden van het eerste scharnierpunt ten opzichte van het bevestigingsdeel tijdens het vanuit de ligpositie naar de zitpositie invouwen van het zitje en om deze vergrendeling op te heffen voorafgaand aan of als gevolg van het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij na het opheffen van de vergrendeling het scharnieren van het rugdeel ten opzichte van het zitdeel mechanisch ontkoppeld is van het scharnieren van het zitdeel ten opzichte van het bevestigingsdeel.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het zitdeel bij een tweede scharnierpunt scharnierend verbonden is aan het bevestigingsdeel.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het tweede scharnierpunt tijdens het invouwen van het zitje vanuit de ligpositie naar de ingevouwen positie een constante positie heeft ten opzichte van het bevestigingsdeel.
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het gestel een onderstel omvat welke is voorzien van wielen en een scharnierbaar aan dit onderstel gekoppeld bovenstel, waarbij het bevestigingsdeel losmaakbaar gekoppeld is aan het bovenstel en waarbij het gestel ingeklapt kan worden door het bovenstel en onderstel ten opzichte van elkaar te scharnieren.
6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vergrendelinrichting is ingericht de vergrendeling op te heffen als gevolg van het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de vergrendelinrichting is ingerichl om tijdens een eerste deel van het invouwen vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie het eerste scharnierpunt ten opzichte van het bevestigingsdeel vergrendeld te houden en tijdens het resterende deel van dit invouwen deze vergrendeling op te heffen.
8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij de vergrendelinrichting een aan het bevestigingsdeel gekoppeld eerste vergrendelelement omvat en een aan het zitje gekoppeld tweede vergrendelelement, waarbij het eerste vergrendelelement en het tweede vergrendelelement onderling kunnen vergrendelen voor het genoemde vergrendelen van het eerste scharnierpunt ten opzichte van het bevestigingsdeel.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij het tweede vergrendelelement scharnierend is gekoppeld aan het zitdeel en waarbij het tweede vergrendelelement is ingericht om te scharnieren als gevolg van het invouwen van het zitje om zodoende de vergrendeling tussen het eerste vergrendelelement en het tweede vergrendelelement op te heffen.
10. Inrichting volgens conclusie 9, omvattende een veerkrachtig element, zoals een torsieveer, voor het onder veerspanning brengen van de scharnierende beweging van het tweede vergrendelelement, waarbij de veerspanning is gekozen om het tweede vergrendelelement te doen roteren voor het kunnen vergrendelen met het eerste vergrendelelement.
11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij het rugdeel een steun omvat welke een baan definieert waarop het tweede vergrendelelement steunt, waarbij tijdens het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie een einde van het tweede vergrendelelement de baan volgt en een rotatie van het tweede vergrendelelement ten opzichte van het eerste vergrendelelement veroorzaakt teneinde de vergrendeling tussen het eerste en tweede vergrendelelement te verbreken.
12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de steun is gevormd als een zich rondom het eerste scharnierpunt gerangschikte aanslagrand, waarbij de afstand tussen het eerste scharnierpunt en een punt waarop hel tweede vergrendelelement tegen de aanslagrand aanleunl, verloopt als functie van de hoekpositie van het aanleunpunt.
13. Inrichting volgens een van de conclusies 8-12, waarbij het zitdeel, althans wanneer het zitje in de zitpositie, de ligpositie, of een tussenliggende positie is, zich in dwarsrichting boven het bevestigingsdeel uitstrekt en op het bevestigingsdeel rust dan wel dit aanraakt waardoor een neerwaartse beweging van het zitje ten opzichte van het bevestigingsdeel verhinderd wordt.
14. Inrichting volgens conclusie 13 en conclusie 11 of 12, waarbij de aangrijping van het eerste vergrendelelement door het tweede vergrendelelement een opwaartse beweging van het zitje ten opzichte van het bevestigingsdeel verhindert.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij het tweede vergrendelelement een aangrijpdeel en een vast aan het aangrijpdeel verbonden volgdeel omvat, waarbij een einde van het volgdeel steunt op de baan, en waarbij het aangrijpdeel is ingericht om het eerste vergrendelelement aan te grijpen.
16. Inrichting volgengs conclusie 15, waarbij het aangrijpdeel een haak omvat en waarbij het eerste vergrendelelement een as of pen omvat welke zich in dwarsrichting uitstrekt.
17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, waarbij het zitdeel omvat:

een bodemdeel;

aan weerszijden van het bodemdeel geplaatste en hieraan verbonden zijwanden, waarbij elke zijwand aan een bovenzijde daarvan is verbonden met een einddeel;

waarbij het einddeel zich in dwarsrichting uitstrekt zodat het, althans in de zitpositie, ligpositie, of tussenliggende positie van het zitje, kan steunen op het bevestigingsdeel en waarbij het tweede vergrendelelement scharnierend is verbonden aan het einddeel.
18. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij elke zijwand is voorzien van een paar parallel opgestelde zijwanddelen, waarbij het volgdeel zich uitstrekt vanuit het einddeel tot in een ruimte tussen het paar zijwanddelen en waarbij het aangrijpdeel zich, althans wanneer het zitje in de zitpositie, ligpositie, of tussenliggende positie is, vanuit het einddeel uitstrekt richting het in het bevestigingsdeel gemonteerde eerste vergrendelelement.
19. Inrichting volgens een van de conclusies 1-10, omvattende een bedieningsorgaan voor het bedienen van de vergrendelinrichting voor het genoemde opheffen van de vergrendeling.
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij het bedienen van het bedieningsorgaan door middel van een mechanische koppeling het bewegen van het tweede vergrendelelement ten opzichte van het eerste vergrendelelement veroorzaakt als gevolg waarvan de vergrendeling opgeheven wordt.
21. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingsdeel koppelmiddelen omvat voor het koppelen van het bevestigingsdeel aan het gestel.
22. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende een bumperstang welke bij een derde scharnierpunt scharnierend is verbonden aan het bevestigingsdeel, de inrichting verder omvattende een eerste arm welke aan de bumperstang is verbonden dan wel een constante positie heeft ten opzichte van de bumperstang, een tweede stang welke aan een einde scharnierend is verbonden aan de eerste arm en aan een tweede einde scharnierend is verbonden aan het rugdeel op afstand van het eerste scharnierpunt, waarbij de plaatsing van de eerste arm en tweede arm zodanig is dat bij hel invouwen van het zitje de bumperstang roteert in dezelfde richting als het rugdeel.
23. Inrichting volgens conclusie 22 en een van de conclusies 17-18, waarbij de eerste en tweede armen zich uitstrekken in de ruimte tussen de zijwanddelen.
24. Inrichting volgens conclusie 22 of 23, waarbij het derde scharnierpunt en het tweede scharnierpunt identiek zijn.
25. Inrichting volgens een van de conclusie 22-24, verder omvattende een scharnierbaar aan het gestel bevestigde voetensteun met daarin een uitsparing voor het gedeeltelijk ontvangen van de bumperstang.
26. Kinderzitje geschikt voor een inrichting voor het vervoeren van een kind zoals gedefinieerd in een van de voorgaande conclusies, omvattende:

een zitdeel en rugdeel, waarbij het zitdeel en rugdeel onderling kunnen scharnieren om een eerste scharnierpunt voor het invouwen en uitvouwen van het zitje;

een bevestigingsdeel voor het bevestigen van het zitje aan een gestel van de inrichting; waarbij het zitdeel scharnierend verbonden is aan het bevestigingsdeel;

waarbij het zitje ingevouwen kan worden vanuit een ligpositie via een zitpositie naar een ingevouwen positie;

met het kenmerk, dat het kinderzitje verder een vergrendelinrichting omvat voor het vergrendeld houden van het eerste scharnierpunt ten opzichte van het bevestigingsdeel tijdens het vanuit de ligpositie naar de zitpositie invouwen van het zitje en om deze vergrendeling op te heffen voorafgaand aan of als gevolg van het invouwen van het zitje vanuit de zitpositie naar de ingevouwen positie.
27. Kinderzitje volgens conclusie 26, waarbij het zitje is uitgevoerd zoals gedefinieerd in een van de conclusies 1-25.

1/8