NL1035581C2 - Wandelwagen. - Google Patents

Description

Wandelwagen

Oe uitvinding heeft betrekking op een wandelwagen ten minste voorzien van een opvouwbaar frame, dat nabij een eerste zijde is voorzien van 5 wielen en aan een van de wielen afgekeerde zijde is voorzien van een duworgaan, welke wandelwagen verder is voorzien van ten minste een vergrendelinrichting voor het vergrendelen van het frame in een uitgeklapte positie alsmede ten minste eerste en tweede bedieningsinrichtingen, waarin in bedrijf door bediening van beide bedieningsinrichtingen de vergrendelinrichting ontgrendelbaar is, waarna het 10 opvouwbaar frame van de uïtgeklapte positie naar een ingeklapte positie opvouwbaar is.

Bij een dergelijke, uit Europese octrooiaanvrage EP-A2-1.491.422 bekende wandelwagen is het duworgaan voorzien van twee zich nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekkende stangen en een zich tussen de stangen 15 uitstrekkende duwstang. De eerste bedieningsinrichting is gelegen in de duwstang terwijl de tweede bedieningsinrichting is gelegen in een van de stangen. Voor het ontgrendelen van het vergrendelmechanisme wordt door een gebruiker met een hand de eerste bedieningsinrichting bediend, terwijl tegelijkertijd met de andere hand de tweede bedieningsinrichting wordt bediend.

20 Door twee afzonderlijk van elkaar te bedienen bedienings inrichtingen wordt op een relatief eenvoudige wijze verzekerd dat een wandelwagen niet ongewenst zal inklappen. Een nadeel van de uit EP-A2-1.491.422 bekende wandelwagen is dat de gebruiker beide handen nodig heeft voor het afzonderlijk bedienen van de bedieningsinrichtingen, zodat de gebruiker geen hand vrij heeft om 25 het kind vast te houden.

De uitvinding beoogt een wandelwagen te verschaffen waarbij de wandelwagen is voorzien van ten minste twee bedieningsinrichtingen voor het ontgrendelen van de vergrendelinrichting, waarbij bij het bedienen van de bedieningsinrichtingen ten minste een hand van de gebruiker vrij is.

30 Dit doel wordt bij de wandelwagen volgens de uitvinding bereikt doordat de eerste bedieningsinrichting verschuifbaar is van een de tweede bedieningsinrichting blokkerende positie naar een vrijgavepositie in welke vrijgavepositie de tweede bedieningsinrichting verschuifbaar is naar een ontgrendelpositie waarin de vergrendelinrichting ontgrendeld is.

1 n a 5 *» fi 1 2

Door de gebruiker kan met een hand de eerste bedieningsinrichting vanuit de blokkerende positie naar de vrijgavepositie worden geschoven waarna met dezelfde hand de tweede bedieningsinrichting naar de ontgrendelpositie kan worden geschoven. Doordat twee bedieningsinrichtingen moeten worden bediend wordt op 5 eenvoudige wijze voorkomen dat de vergrendelinrichting per ongeluk wordt ontgrendeld waardoor de wandelwagen ongewenst zou kunnen inklappen.

Door de beide schuivende verplaatsingen van de bedieningsinrichtingen wordt een eenvoudige en eenduidig werking verkregen.

Een uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding 10 wordt gekenmerkt doordat de eerste bedieningsinrichting verschuifbaar is naar twee aan weerszijden van de blokkeerpositie gelegen vrijgaveposities.

Doordat de eerste bedieningsinrichting zo verschuifbaar is naar een aan de ene zijde als aan de andere zijde van het blokkeerpositie, behoeft een gebruiker niet na te denken over de richting waarin de eerste bedieningsinrichting 15 dient te worden geschoven. Bovendien is hierdoor de eerste bedieningsinrichting geschikt voor zowel linkshandige als rechtshandige mensen en kan op een voor elk van hen gewenste wijze worden bediend.

Een andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de tweede bedieningsinrichting verschuifbaar 20 is in een richting die zich nagenoeg dwars uitstrekt op de richting waarin de eerste bedieningsinrichting verschuifbaar is.

Door de twee zich nagenoeg dwars op elkaar strekkende bedieningsrichtingen wordt nog verder gewaarborgd dat het per ongeluk bedienen van beide bedieningsinrichtingen niet zal plaatsvinden. Hierbij kan de tweede 25 bedieningsinrichting eenvoudig ten minste gedeeltelijk in de eerste bedieningsinrichting worden geschoven.

Een verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat beide bedieningsinrichtingen in het duworgaan zijn gelegen.

30 Bij het voortbewegen van de wandelwagen bevinden de handen van de gebruiker zich op het duworgaan. Vanuit deze positie zijn de bedieningsinrichtingen eenvoudig bedienbaar.

Een nog andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de wandelwagen is voorzien van een door het 3 frame ondersteunde zitting, waarbij de vergrendelinrichting aan weerszijden van de zitting gelegen vergrendelmechanismen omvat, waarbij beide vergrendel-mechanismen met behulp van de tweede bedieningsinrichting ontgrendelbaar zijn.

Gebruikelijk is een frame van de wandelwagen ten opzichte van de 5 zitting nagenoeg spiegelsymmetrisch uitgevoerd, waarbij aan weerszijden van de zitting een scharnierdeel is gelegen. Nabij elk scharnierdeel kan op eenvoudige wijze een van de vergrendelmechanismen worden voorzien die beide met behulp van dezelfde tweede bedieningsinrichting ontgrendelbaar zijn. De bedieningsinrichtingen bevinden zich bij voorkeur op de tussen de benen van het duworgaan 10 uitstrekkende duwstang.

Het is echter ook mogelijk dat beide benen van het duworgaan elk zijn voorzien van een enkel met een been verbonden duwstang. Hierbij kan elke duwstang zijn voorzien van de eerste en tweede bedieningsinrichting.

Een nog verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de 15 uitvinding wordt gekenmerkt doordat de wandelwagen is voorzien van een remmechanisme voor het blokkeren van ten minste een wiel, welk remmechanisme aan eenzelfde zijde van de wandelwagen bedienbaar is als de bedieningsinrichtingen.

Op deze wijze kan een gebruiker eenvoudig eerst het rem-20 mechanisme bedienen en vervolgens de bedieningsinrichtingen bedienen.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat ten minste een van de bedieningsinrichtingen tegen veerkracht in bedienbaar is.

Op deze wijze is voor het bedienen van de bedieningsinrichting een 25 kracht nodig en zal de bedieningsinrichting niet onopgemerkt kunnen worden geactiveerd.

Nog een andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de vergrendelinrichting is voorzien van ten minste een tegen veerkracht in verschuifbare slede alsmede een met de slede 30 gekoppelde kabel, waarbij een met een van de slede afgekeerd uiteinde van de kabel samenwerkt met het tweede bedieningselement.

Een dergelijke vergrendelinrichting en een daarmee samenwerkende bedieningsinrichting zijn relatief eenvoudig te vervaardigen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de 4 tekeningen waarin fig. 1A en 1B perspectivisch aanzichten tonen van een wandelwagen volgens de uitvinding, respectievelijk in een uitgeklapte en 5 gedeeltelijk een ingeklapte positie, fig. 2 een aanzicht toont van het duworgaan van de in fig. 1A en 1B weergegeven wandelwagen, fig. 3A en 3B een doorsnede en vergrote doorsnede tonen van het in fig. 2 weergegeven duworgaan, 10 fig. 4-6 perspectivische aanzichten tonen van het vergrendelmechanismen van de fig. 1A en 1B weergegeven wandelwagen, respectievelijk in een vergrendelde en twee ontgrendelde standen.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.

15 Fig. 1A en 1B tonen een wandelwagen 1 volgens de uitvinding die is voorzien van een frame 2, een door het frame 2 ondersteunde zitting 3 en een scharnierbaar met de zitting 3 verbonden rugleuning 4. De rugleuning 4 van de wandelwagen 1 is verstelbaar van een stand waarin het kind rechtop zit naar een meer liggende stand. Het frame 2 omvat een eerste framedeel 5 dat twee zich 20 nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken stangen 6 omvat. Elke stang 6 is nabij een uiteinde 21 scharnierbaar verbonden met een scharnier 7 en aan een van het scharnier 7 afgekeerde zijde voorzien van een voorwiel 8. Het frame 2 omvat verder een tweede framedeel 9 dat is voorzien van twee zich nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekkende stangen 10 die elk met een uiteinde zijn gekoppeld met het 25 scharnier 7 en aan een van het scharnier 7 afgekeerde uiteinde zijn voorzien van een achterwiel 11.

Het frame 2 is verder voorzien van een derde framedeel 12 dat een U-vormige duwbeugel 13 omvat alsmede twee paar koppelstangen 14, 15. De duwbeugel 13 is voorzien twee zich nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekkende 30 stangen 16 die aan een uiteinde onderling zijn verbonden door een zich dwars tussen de stangen 16 uitstrekkende duwstang 17. Elke stang 16 is via een zwenkas 18 zwenkbaar verbonden met een eerste koppelstang 14 en via een zwenkas 19 zwenkbaar verbonden met een tweede koppelstang 15. De koppelstangen 14, 15 zijn aan van de zwenkassen 18, 19 afgekeerde zijden 5 zwenkbaar gekoppeld met het tweede framedeel via respectievelijk scharnier 7 en zwenkas 20.

Zoals duidelijk zichtbaar in fig. 1A zijn bij de uitgeklapte wandelwagen 1 de stangen 6 en de stangen 16 in eikaars verlengde gelegen, 5 waarbij een uiteinde 21 van de stang 6 tegenover een uiteinde 22 van de stang 16 is gelegen.

De wandelwagen 1 volgens de uitvinding is verder voorzien van een twee vergrendelmechanismen omvattende vergrendelinrichting alsmede twee bedieningsinrichtingen 23, 24 voor bediening van de vergrendelmechanismen. De 10 vergrendelmechanismen en bedieningsinrichtingen zullen hieronder nog nader worden toegelicht.

De wandelwagen 1 is voorzien van een remmechanisme 25 met behulp waarvan beide achterwielen 11 simultaan tegen rotatie om rotatie-assen 26 kunnen worden geblokkeerd. Het remmechanisme 25 omvat verder middelen voor 15 het deblokkeren van de wielen 11. Een dergelijk remmechanisme 25 is op zich bekend en zal niet nader worden toegelicht.

Fig. 2 toont een detail van de duwbeugel 13 van de in fig. 1A en 1B weergegeven wandelwagen 1. De duwstang 17 is voorzien van een in de door de dubbele pijl P1 verschuifbare eerste bedieningsinrichting 23 en een in de door de 20 pijl P2 aangegeven richting verschuifbare tweede bedieningsinrichting 24. Met de tweede bedieningsinrichting 24 zijn kabels 31 verbonden die aan van de tweede bedieningsinrichting 24 afgekeerde zijde zijn verbonden met nabij uiteinden 22 van de stangen 16 gelegen vergrendelmechanismen (zie fig. 4-6).

Zoals duidelijk zichtbaar in fig. 3A en 3B is de eerste bedienings-25 inrichting 23 voorzien van een schuif 32 die is voorzien van drie zich dwars op het vlak van de tekening uitstrekkende pennen 33, 34, 35. De aan weerszijden van de pen 33 gelegen pennen 34, 35 zijn verschuifbaar gepositioneerd in sleuven 36 die zijn voorzien in de duwstang 17. Deze bedieningsinrichting 23 is verder voorzien van veren 37 met behulp van de schuif 32 in de fig. 2 weergegeven, de tweede 30 bedieningsinrichting blokkerende positie is gelegen. De tweede bedieningsinrichting 24 is, zoals duidelijk zichtbaar is fig. 3B, voorzien van een schuif 39 die aan een naar de pen 33 toegekeerde zijde is voorzien van een uitsteeksel 40 dat aanligt tegen de pen 33. Aan weerszijden van het uitsteeksel 40 bevinden zich uitsparingen 41,42 en aan weerszijden daarvan gelegen aanlegvlakken 43 waar de 6 kabels 31 tegenaan rusten. De tweede bedieningsinrichting 24 is verder voorzien van twee veren 44 die de schuif 39 in de in fig. 3B weergegeven positie dwingen.

De werking van de eerste en tweede bedieningsinrichtingen 23, 24 is als volgt. Door een gebruiker wordt de schuif 23 naar wens naar links of rechts in 5 de door pijl P1 aangegeven richting geschoven. Hierbij wordt de pen 33 tegenover de uitsparingen 41 of 42 gepositioneerd. Het verschuiven van de schuif 32 geschiedt tegen veerkracht van de veren 37 in, zodat, indien een gebruiker de schuif 32 loslaat, de schuif 32 weer de in fig. 2 weergegeven uitgangspositie zal innemen. Indien een gebruiker de schuif 32 echter verplaatst en vasthoudt, waarbij de pen 33 10 tegenover de uitsparingen 41 of 42 komt te liggen, kan de gebruiker vervolgens de schuif 39 van de tweede bedieningsinrichting 24 tegen veerkracht van de veren 44 in in de door pijl P2 aangegeven richting verplaatsen. Hierbij worden de tegen de aanlegvlakken 43 aanliggende kabels 31 eveneens in de door pijl P2 aangegeven richting verplaatst, waardoor een trekkracht op de kabels 31 wordt uitgeoefend met 15 behulp waarvan de aan weerszijden van de wandelwagen gelegen vergrendelmechanismen worden ontgrendeld. Dit ontgrendelen zal hieronder aan de hand van fig. 4-6 nader worden toegelicht. Zodra de gebruiker de bedieningsinrichtingen 23, 24 loslaat zal onder veerkracht van de verende veren 44 de schuif 39 in een aan pijl P2 tegengestelde richting naar de in fig. 3B weergegeven 20 positie worden verplaatst, waarna vervolgens de schuif 32 onder invloed van de veren 37 naar de in fig. 3B weergegeven, de tweede bedieningsinrichting 24 blokkerende positie worden verplaatst. Voor een gebruiker is de bediening van de bedieningsinrichtingen eenvoudig. Indien een gebruiker eerst de tweede bedieningsinrichting 24 tracht in te drukken, wordt dit door het tegen de pen 33 25 aanliggende uitsteeksel 40 verhinderd. Enkel indien een gebruiker de schuif 22 van de eerste bedieningsinrichting 23 vanuit de tweede bedieningsinrichting 24 blokkerende positie naar de vrijgavepositie heeft verschoven is het mogelijk om de tweede bedieningsinrichting te verschuiven naar de ontgrendelpositie, waarbij door de kabels 31 de vergrendelinrichtingen zijn ontgrendeld.

30 Fig. 4-6 tonen verschillende standen van de stangen 6, 16 en de koppelstangen 14, 15 en het in de stangen 6, 16 gelegen vergrendel-mechanisme 41. Het vergrendelmechanisme 41 omvat een in de stang 16 gelegen houder 42 en in de houder 42 gelegen geleidingspennen 43. In de houder 42 is een slede 44 gelegen die is voorzien van sleuven 45 die om de pennen 43 heen zijn 7 gelegen. Een naar de stang 6 toegekeerde uiteinde 46 van de slede 44 strekt zich bij de in fig. 4 weergegeven vergrendelde positie van de stangen 6, 16 uit in het uiteinde 21 van de stang 6 en ligt aan een onderzijde aan tegen een aanlegvlak 47 van de stang 6. Hierdoor is de stang 16 met de stang 6 gekoppeld. De 5 koppelstang 14 is nabij de zwenkas 19 voorzien van een uitsparing 48 waarin een met de slede 44 verbonden pen 49 is gelegen. Door de in de uitsparing 48 gelegen pen 49 wordt het zwenken van de koppelstang 14 ten opzichte van de stang 16 om de zwenkas 18 verhinderd.

Door het in het uiteinde 21 van de stang 6 gelegen uiteinde 46 van 10 de stang 16 alsmede de in de uitsparing 48 van de koppelstang 14 gelegen pen 49 wordt een stabiele dubbele verbinding verkregen. Dit wordt versterkt doordat de verbindingen op een relatief grote afstand van elkaar zijn gelegen en zich tussen verschillende stangen 6,14,16 uitstrekken.

De zich vanaf de tweede bedieningsinrichting 24 uitstrekkende 15 kabel 31 is aan een van de bedieningsinrichting 24 afgekeerde zijde verbonden met de slede 44.

Indien de beide bedieningsinrichtingen 23, 24 worden bediend, wordt door de kabel 31 de slede 44 in de door pijl P3 aangegeven richting verplaatst ten gevolge waarvan het uiteinde 46 van de slede 44 uit het uiteinde 21 van de 20 stang 6 wordt verplaatst. Tegelijkertijd wordt de pen 49 uit aangrijping met de uitsparing 48 van de koppelstangen 14 gebracht (zie fig. 5). Vervolgens is het mogelijk om de stangen 6, 16 en de koppelstangen 14, 15 om de betreffende zwenkassen 7, 18, 19, 20 te zwenken via in fig. 6 weergegeven positie naar de in fig. 1B weergegeven positie, waarbij de wandelwagen 1 gedeeltelijk is ingeklapt. 25 Vanuit de in fig. 1B weergegeven positie is het mogelijk om de wandelwagen nog verder in te klappen door de stangen 14, 15 om de zwenkassen 7, 20 in de richtingen van de stangen 10 te zwenken. Zodra de stangen 6, 16 naar de in fig. 6 weergegeven positie zijn gezwenkt, kunnen door de gebruiker de bedieningsinrichtingen 23, 24 worden losgelaten waardoor de slede 44 in een aan pijl P3 30 tegengestelde, door pijl P4 aangegeven richting worden verplaatst waardoor de slede 44 dezelfde positie inneemt als bij de in fig. 4 weergegeven stand.

Het is ook mogelijk om elke stang 16 van een eigen duwstang 17 te voorzien, en waarbij elke duwstang is voorzien van eerste en tweede bedieningsinrichtingen, waarbij beide bedieningsinrichtingen elk een vergrendelmechanisme ψ 9 8 bedienen. Het is ook mogelijk om de wandelwagen te voorzien van een enkel vergrendelmechanisme dat met behulp van de bedieningsinrichting wordt ontgrendeld.

Het is ook mogelijk om de eerste en tweede bedieningsinrichtingen 5 in plaats van in het duworgaan op een andere positie in het frame te bevestigen, bijvoorbeeld op een ter hoogte van de zitting gelegen positie.

1035581

Claims (9)

1. Wandelwagen ten minste voorzien van een opvouwbaar frame, dat nabij een eerste zijde is voorzien van wielen en aan een van de wielen afgekeerde 5 zijde is voorzien van een duworgaan, welke wandelwagen verder is voorzien van ten minste een vergrendelinrichting voor het vergrendelen van het frame in een uitgeklapte positie alsmede ten minste eerste en tweede bedieningsinrichtingen, waarmee in bedrijf door bediening van beide bedieningsinrichtingen de vergrendelinrichting ontgrendelbaar is, waarna het opvouwbaar frame van de 10 uitgeklapte positie naar een ingeklapte positie opvouwbaar is, met het kenmerk, dat de eerste bedieningsinrichting verschuifbaar is van een de tweede bedieningsinrichting blokkerende positie naar een vrijgavepositie in welke vrijgavepositie de tweede bedieningsinrichting verschuifbaar is naar een ontgrendelpositie waarin de vergrendelinrichting ontgrendeld is.

2. Wandelwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste bedieningsinrichting verschuifbaar is naar twee aan weerszijden van de blokkeer-positie gelegen vrijgaveposities.

3. Wandelwagen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de tweede bedieningsinrichting verschuifbaar is in een richting die zich nagenoeg 20 dwars uitstrekt op de richting waarin de eerste bedieningsinrichting verschuifbaar is.

4. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat beide bedieningsinrichtingen in het duworgaan zijn gelegen.

5. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het duworgaan U-vormig is, welk U-vormig duworgaan is voorzien van 25 twee benen en een zich tussen de benen uitstrekkende duwstang die ten minste met een van de benen is verbonden, waarbij de duwstang is voorzien van de bedieningsinrichtingen.

6. Wandelwagen volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de wandelwagen is voorzien van een door het frame ondersteunde zitting, waarbij de 30 vergrendelinrichting aan weerszijden van de zitting gelegen vergrendel-mechanismen omvat, waarbij beide vergrendelmechanismen met behulp van de tweede bedieningsinrichting ontgrendelbaar zijn.

7. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de wandelwagen is voorzien van een remmechanisme voor het 1035581 » blokkeren van ten minste een wiel, welk remmechanisme aan eenzelfde zijde van de wandelwagen bedienbaar is als de bedieningsinrichtingen.

8. Wandelwagen volgens een der voorgaand conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een van de bedieningsinrichtingen tegen veerkracht in 5 bedienbaar is.

9. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vergrendelinrichting is voorzien van ten minste een tegen veerkracht in verschuifbare slede alsmede een met de slede gekoppelde kabel, waarbij een met een van de slede afgekeerd uiteinde van de kabel samenwerkt met 10 het tweede bedieningselement. 1 π 3 R R 8 1