NL2009460C2 - Gesteldeel, gestel en kinderwagen of buggy voorzien van een telescopische duwstang. - Google Patents

Description

Gesteldeel, gestel en kinderwagen of buggy voorzien van een telescopische duwstang

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 gestel voor een kinderwagen of buggy welke is voorzien van een telescopische duwstang. Voorts heeft de uitvinding betrekking op een gestel met een dergelijk gesteldeel. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een kinderwagen of buggy met een dergelijk gestel.

10 Een kinderwagen of buggy heeft een gestel waarop eventueel verdere onderdelen zoals een kinderzit of reiswieg bevestigd kunnen worden. Bij een buggy zijn deze onderdelen vaak integraal verbonden. Verder is het wenselijk indien de kinderwagen of buggy een telescopisch verstelbare duwstang 15 omvat welke de gebruiker in staat stelt de hoogte van de duwstang aan te passen aan bijvoorbeeld de eigen lengte.

De huidige kinderwagen en buggy zijn vaak inklapbaar. Hierdoor kan de ingenomen ruimte verkleind worden waardoor de kinderwagen of buggy eenvoudiger vervoerd kan worden 20 bijvoorbeeld in een auto. De trend hierbij is dat de ingenomen ruimte zo klein mogelijk gemaakt dient te worden zonder hierbij in te boeten aan functionaliteit van de kinderwagen of buggy. Hierbij is de telescopisch verstelbare duwstang een belangrijk kenmerk welke door de meeste 25 gebruikers als zeer wenselijk dan wel onmisbaar bestempeld wordt.

Figuur 1 toont een bekende kinderwagen welke door de aanvrager van de onderhavige uitvinding wordt vermarkt onder de naam "4Rider". De kinderwagen omvat een gestel 1 aan 30 welke een kinderzitje of reiswieg gekoppeld kan worden.

Gestel 1 omvat een onderste gesteldeel 2 welke is voorzien van voorwielen 3 en achterwielen 4.

2

Gestel 1 omvat verder een bovenste gesteldeel 5 welke door middel van scharnier 6 scharnierbaar aan onderste gesteldeel 2 is gekoppeld.

Bovenste gesteldeel 5 omvat een eerste buisdeel 7 in 5 welke een duwstang 8 telescopisch verstelbaar is. Hierbij kan de hoogtepositie van duwstang 8 bepaald worden doordat de gebruiker een knop 9 induwt welke de vergrendeling van de telescopische beweging van duwstang 8 in eerste buisdeel 7 ontgrendelt.

10 Het in figuur 1 getoonde gestel 1 is inklapbaar.

Hiertoe bedient de gebruiker knop 9 waardoor duwstang 8 naar beneden geduwd kan worden. Vervolgens bedient de gebruiker een schuifmof 10. Door de bediening van schuifmof 10 wordt een vergrendeling ontgrendelt welke verdere beweging van 15 duwstang 8 in eerste buis 7 verhindert. Door het bedienen van schuifmof 10 kan duwstang 8 verder naar beneden bewogen worden.

De rotatie van bovenste gesteldeel 5 en onderste gesteldeel 2 is vergrendeld. Hiertoe wordt gebruik gemaakt 20 van een steunstructuur 11 welke aan een bovenzijde schuifbaar en scharnierbaar in bovenste gesteldeel 5 is bevestigd en aan een onderzijde scharnierbaar aan onderste gesteldeel 2. Bij onderlinge rotatie van onderste gesteldeel 2 en bovenste gesteldeel 5 zal steunstructuur 11 in een 25 gleuf van bovenste gesteldeel 5 schuiven. Steunstructuur 11 verschaft kinderwagen de benodigde stijfheid.

Bij de bekende kinderwagen is onderlinge rotatie van onderste gesteldeel 2 en bovenste gesteldeel 5 vergrendeld doordat de verschuiving van steunstructuur 11 geblokkeerd 30 wordt. Deze blokkade is ophefbaar door middel van het wegdraaien van een metalen vergrendelplaatje, door de telescopische duwstang 8.

3

In de bekende kinderwagen wordt de onderlinge rotatie van onderste gesteldeel 2 en bovenste gesteldeel 5 ontgrendeld doordat bij het verder naar beneden bewegen van duwstang 8, na bediening van schuifmof 10, een uiteinde van 5 duwstang 8 het vergrendelplaatje wegduwt en zodoende de blokkade van steunstructuur 11 opheft.

Een andere kinderwagen is bekend uit PCT/NL2011/000067. Deze kinderwagen is inklapbaar in drie dimensies. Hierbij is een duwstang voorzien welke naar voren gekanteld kan worden 10 waardoor de lengte van het bovenste gesteldeel effectief gehalveerd wordt. De kinderwagen omvat een dubbele vergrendeling welke een gebruiker moet bedienen om de duwstang te kantelen. Verder omvat deze kinderwagen een onderste gesteldeel dat aan de voorzijde hiervan 15 scharnierbaar is gekoppeld aan het bovenste gesteldeel. Net als de eerdergenoemde kinderwagen is een steunstructuur voorzien welke geblokkeerd is. Een bedieningselement voor het opheffen van deze blokkade wordt voor een gebruiker pas beschikbaar nadat de duwstang gekanteld is. Deze kinderwagen 20 is echter niet voorzien van een telescopische duwstang.

Figuur 2A toont een kinderwagen met een gesteldeel welke overeenkomt met de aanhef van conclusie 1. De in figuur 2A getoonde kinderwagen wordt door de aanvrager van de onderhavige uitvinding vermarkt onder de naam "Transit". 25 De kinderwagen omvat een gestel 101 aan welke een kinderzitje of reiswieg gekoppeld kan worden. Gestel 101 omvat een onderste gesteldeel 102 welke is voorzien van voorwielen 103 en achterwielen 104.

Gestel 101 omvat verder een onderbuis 120 welke 30 kantelbaar aan een bovenbuis 121 is verbonden. Buizen 120, 121 maken onderdeel uit van een gesteldeel. Hierbij kan een duwstang 122 telescopisch in bovenbuis 121 bewegen. Gestel 101 omvat verder niet getoonde vergrendelmiddelen voor het 4 in hoogte vergrendelen van duwstang 122 in bovenbuis 121. Deze vergrendelmiddelen zijn bedienbaar door het induwen van een knop welke op de duwstang is geplaatst (niet getoond).

Verder omvat gestel 101 een scharnier 123 welke het 5 kantelen van bovenbuis 121 en onderbuis 120 mogelijk maakt.

Gestel 101 omvat verder eerste blokkeermiddelen voor het blokkeren van het onderling kantelen van bovenbuis 121 en onderbuis 120. Deze middelen zijn bedienbaar door middel van een tweevoudige vergrendeling gevormd door 10 bedieningselementen 124, 125. Deze elementen werken samen in de zin dat een gebruiker beide elementen moet bedienen om de blokkeermiddelen te bedienen en zodoende het onderling kantelen van bovenbuis 121 en onderbuis 120 vrij te geven.

Na dit vrijgeven kan de duwstang 122 en bovenbuis 121 naar 15 voren gekanteld worden.

Door de opbouw van scharnier 123 zal bij het naar voren kantelen van bovenbuis 121 achterarm 126 naar voorwiel 103 kantelen waardoor gestel 101 inklapt. Deze situatie is weergegeven in figuur 2B.

20 Deze laatste bekende kinderwagen beschikt over de gewenste telescopische duwstang en is inklapbaar. Echter, deze kinderwagen gebruikt een achterarm voor het bereiken van de inklapbaarheid. Een dergelijke arm blokkeert de toegang tot de ruimte onder een kinderzitje aanzienlijk.

25 Dientengevolge is er minder ruimte beschikbaar in de kinderwagen of buggy voor het vervoeren van bijvoorbeeld boodschappen.

Een ander nadeel van de laatste bekende kinderwagen is dat het kantelen van de duwstang in praktische situaties 30 drie verschillende handelingen omvat. Allereerst dient de hoogte positie van de duwstang ontgrendeld te worden zodanig dat de duwstang ingeduwd kan worden. Vervolgens dienen de 5 twee bedieningselementen 124, 125 bediend te worden voor het vrijgeven van de kantelbeweging.

De onderhavige uitvinding heeft als doel het verschaffen van een inklapbare kinderwagen of buggy met 5 telescopische duwstang waarbij bovenstaand nadeel zich niet tot nauwelijks voordoet.

Dit doel is bereikt met de maatregel uit conclusie 1, waarbij de uitvinding zich onderscheidt door beperkingmiddelen voor het beperken van een indringdiepte 10 van een uiteinde van de duwstang in de bovenbuis tot een vooraf bepaalde dieptegrens, en een bedieningselement voor het bedienen van de beperkingmiddelen. Hierbij kan het uiteinde van de duwstang tot voorbij de dieptegrens in de bovenbuis geduwd worden na bediening van het 15 bedieningselement voor het aangrijpen van de eerste blokkeermiddelen. Verder zijn de eerste blokkeermiddelen ingericht het onderlinge kantelen van de bovenbuis en de onderbuis vrij te geven bij aangrijping met het uiteinde van de duwstang.

20 In tegenstelling tot de eerdergenoemde kinderwagen bekend onder de naam "Transit" omvat het kantelen van de duwstang enkel twee handelingen. Allereerst dient de hoogte positie van de duwstang ontgrendeld te worden zodanig dat de duwstang ingeduwd kan worden. Vervolgens bedient een 25 gebruiker het bedieningselement voor het bedienen van de beperkingmiddelen waarna de duwstang doorgeduwd kan worden. Dit laatste vormt eveneens de ontgrendeling van de kantelbeweging. Ten opzichte van de "Transit" kinderwagen kan derhalve een vergrendelmechaniek achterwege worden 30 gelaten voor het bereiken van een tweevoudige vergrendeling. Verder is de duwstang noodzakelijkerwijs altijd in de meest ingeschoven toestand tijdens het kantelen in tegenstelling tot de eerdergenoemde kinderwagen.

6

In tegenstelling tot de eerdergenoemde kinderwagen bekend onder de naam "4Rider" wordt de duwstang niet gebruikt voor het vrijgeven van het kantelen van een onderste gesteldeel en een bovenste gesteldeel maar wordt 5 het kantelen van de duwstang vrijgegeven.

De kinderwagen of buggy is bij voorkeur ingericht verplaatsbaar te zijn in een voorwaartse richting bij niet gedraaide wielen van de kinderwagen of buggy, waarbij de bovenbuis neerwaarts en richting onderbuis gekanteld kan 10 worden over een as loodrecht op de voorwaartse richting, welke bij voorkeur horizontaal loopt althans bij regulier gebruik.

Het gesteldeel omvat bij voorkeur verder een bedieningselement, geplaatst in of op de duwstang, voor het 15 bedienen van de vergrendelmiddelen.

De onderbuis omvat bij voorkeur een eerste aangrijpelement en de bovenbuis een tweede aangrijpelement, bijvoorbeeld in de vorm van haken. De aangrijpelementen zijn bij voorkeur ingericht om elkaar aan te grijpen voor het 20 genoemde blokkeren van het onderling kantelen van de bovenbuis en de onderbuis. Hierbij is het eerste en/of tweede aangrijpelement ingericht om bij aangrijping van het tweede aangrijpelement door het uiteinde van de duwstang de onderlinge aangrijping van het eerste en tweede 25 aangrijpelement te verbreken voor het genoemde vrijgeven van het onderling kantelen van de bovenbuis en de onderbuis.

Deze aangrijpelementen zijn bij voorkeur ingericht om bij kanteling van bovenbuis en onderbuis vanuit een gekantelde positie naar een niet gekantelde positie elkaar 30 aan te grijpen voor het genoemde blokkeren van het onderling kantelen van de bovenbuis en de onderbuis. Hierbij wordt opgemerkt dat in een voordelige uitvoeringsvorm de bovenbuis en onderbuis in de niet gekantelde positie in lijn liggen.

7

De bovenbuis kan hierbij zijn voorzien van een veerkrachtig element voor het onder veerspanning plaatsen van de duwstang tenminste indien deze voorbij de dieptegrens in de bovenbuis is geduwd. De veerspanning kan al aangrijpen 5 voordat deze grens bereikt is. Indien de duwstang in een onderste positie vergrendelbaar is ten opzichte van de bovenbuis kan het veerkrachtige element zijn ingericht de duwstang in de onderste positie te duwen. Dit heeft als voordeel dat, nadat de aangrijpelementen elkaar niet meer 10 aangrijpen en de bovenbuis en onderbuis gekanteld kunnen worden, de duwstang zich automatisch in de onderste positie in de bovenbuis vergrendelt.

Volgens een tweede aspect verschaft de uitvinding een gestel voor een kinderwagen of buggy. Deze omvat een 15 onderste gesteldeel welke is voorzien van ten minste één achterwiel en ten minste één voorwiel en een bovenste gesteldeel welke aan een voorzijde van het onderste gesteldeel kantelbaar is bevestigd aan het onderste gesteldeel. Hierbij is het bovenste gesteldeel ingericht 20 zoals hierboven beschreven.

Bij voorkeur omvat het gestel tweede blokkeermiddelen voor het blokkeren van het onderling kantelen van het bovenste gesteldeel en het onderste gesteldeel als ook een bedieningselement voor het bedienen van de tweede 25 blokkeermiddelen. Hierbij is het bedieningselement ingericht om enkel bedienbaar te zijn na het kantelen van de bovenbuis. Dit laatste aspect wordt bijvoorbeeld bereikt indien het bedieningselement voor het bedienen van de tweede blokkeermiddelen bij niet gekantelde positie van de 30 bovenbuis en onderbuis ten minste ten dele in de bovenbuis is opgenomen. In plaats hiervan of additioneel hieraan kan een beweging van het bedieningselement in een niet 8 gekantelde positie van de bovenbuis verhindert dan wel beperkt zijn.

Het gestel kan een verbindingsarm omvatten welke is geplaatst tussen het bovenste gesteldeel en het onderste 5 gesteldeel. Hierbij is de verbindingsarm aan één van het onderste en bovenste gesteldeel scharnierbaar verbonden en aan de andere van het onderste en bovenste gesteldeel schuifbaar en scharnierbaar gekoppeld. De tweede blokkeermiddelen voor het blokkeren van het onderling 10 kantelen van het bovenste gesteldeel en het onderste gesteldeel zijn daarbij ingericht een schuifbeweging van de verbindingsarm te blokkeren.

Bij voorkeur kunnen de bovenste en onderste gesteldelen ten opzichte van elkaar kantelen over een as loodrecht op de 15 voorwaartse richting.

Volgens een derde aspect verschaft de uitvinding een kinderwagen of buggy omvattende het hierboven beschreven gestel.

In het hiernavolgende zal de uitvinding in meer detail 2 0 worden besproken onder verwijzing naar de bij gevoegde figuren, waarbij:

Figuur 1 een kinderwagen toont uit de stand der techniek;

Figuren 2A en 2B een verdere kinderwagen tonen uit de 25 stand der techniek in respectievelijk uitgeklapte en ingeklapte toestand;

Figuur 3 een uitvoering toont van een kinderwagen volgens de uitvinding;

Figuur 4 een zijaanzicht toont van de kinderwagen in 30 figuur 3 in niet gekantelde toestand;

Figuur 5 een zijaanzicht toont van de kinderwagen in figuur 3 in gedeeltelijk gekantelde toestand; 9

Figuur 6 de kinderwagen uit figuur 3 toont in ingeklapte toestand;

Figuur 7 een dwarsdoorsnede toont van de bovenbuis van het gestel van de kinderwagen uit figuur 3 ter hoogte van 5 een bedieningselement;

Figuur 8 een dwarsdoorsnede toont van een gedeelte van de onderbuis en de bovenbuis van de kinderwagen uit figuur 3; en

Figuur 9 een dwarsdoorsnede toont van de onderbuis van 10 de kinderwagen uit figuur 3 ter hoogte van een verder bedieningselement.

Figuur 3 toont een uitvoering van een kinderwagen 200 volgens de uitvinding. Deze omvat een gestel 201 waarop een zitje 202 is gemonteerd. Gestel 201 omvat een onderste 15 gesteldeel 203 welke is voorzien van achterwielen 204 en voorwielen 205. Door middel van scharnieren 206 is onderste gesteldeel 203 kantelbaar gekoppeld aan een bovenste gesteldeel 207.

Bovenste gesteldeel 207 omvat een onderbuis 208 en een 20 bovenbuis 209 welke door middel van scharnier 210 kantelbaar aan elkaar zijn verbonden. In bovenbuis 209 is een duwstang 211 opgenomen welke telescopisch verstelbaar is door middel van het bedienen van een bedieningselement 212.

In het zijaanzicht in figuur 4 is een bedieningselement 25 213 zichtbaar welke in meer detail is getoond in figuur 7.

Dit bedieningselement bedient beperkingmiddelen welke zijn ingericht om de beweging van duwstang 211 in bovenbuis 209 te beperken.

Figuur 4 toont verder een bedieningselement 214 welke 30 gebruikt kan worden om de blokkering van verbindingsarm 215 op te heffen. Deze laatste arm is bij scharnierpunt 216 scharnierbaar aan onderste gestel 203 verbonden. Verder kan arm 215 schuiven in onderbuis 208. Het moet opgemerkt worden 10 dat bij het schuiven in onderbuis 208 arm 215 tevens zal scharnieren.

Bedieningselement 214 kan gebruikt worden om de blokkering van de schuifbeweging van arm 215 op te heffen.

5 Hierna kunnen onderste gesteldeel 203 en bovenste gesteldeel 207 ten opzichte van elkaar kantelen.

Het inklappen van gestel 201 zal nu kort worden beschreven. Allereerst bedient een gebruiker bedieningselement 212 waarna duwstang 211 kan worden 10 ingeduwd. Tevens of hierna wordt bedieningselement 213 bediend voor het vrijgeven van de doorgang in bovenbuis 209. Hierdoor wordt het mogelijk duwstang 211 te bewegen tot voorbij de dieptegrens. Hierdoor wordt de kantelbeweging tussen bovenbuis 209 en onderbuis 208 vrijgegeven. De 15 gebruiker kan nu bovenbuis 209 naar voren kantelen als weergegeven in figuur 5. Door de kantelbeweging wordt bedieningselement 214 bedienbaar. Bij vergrendelde onderbuis 208 en bovenbuis 209 is dit element namelijk niet functioneel.

20 Na het kantelen van bovenbuis 209 kan de gebruiker bedieningselement 214 gebruiken waardoor bovenste gesteldeel 207 kan kantelen richting onderste gesteldeel 203. Uiteindelijk wordt de ingeklapte toestand verkregen zoals weergegeven in figuur 6.

25 Figuur 7 toont een detail doorsnede ter plaatse van bedieningselement 213. Dit bedieningselement omvat een pin 219 en een schuifdeel 217 welke voorzien is van een rand 218.

Figuur 7 illustreert een geblokkeerde toestand. De 30 beweging van duwstang 211 wordt beperkt doordat deze tegen een scherpe rand 220 vastloopt. Bij beweging van schuifdeel 217 naar boven zal deze door middel van rand 218 pin 219 naar binnen drukken. Hierdoor kan duwstang 211 verder 11 bovenbuis 209 in geschoven worden. Een veer 221 zorgt voor een veerspanning welke schuifdeel 217 er toe aanzet te bewegen naar de situatie zoals weergegeven in figuur 7. Een gebruiker moet dus tegen veerspanning in schuifdeel 217 naar 5 boven bewegen.

Figuur 8 geeft bovenbuis 209 en onderbuis 208 aan in vergrendelde toestand. In deze figuur is zichtbaar hoe een uiteinde 231 van duwstang 211 kan aangrijpen op twee aangrijpelementen 240 en 241. Indien duwstang 211 verder 10 naar beneden wordt bewogen in figuur 8 zal deze aangrijpelement 240 aangrijpen waardoor deze uit de aangrijping met aangrijpelement 241 zal draaien. Hierdoor wordt de onderlinge kanteling tussen onderbuis 208 en bovenbuis 209 vrijgegeven. Tevens zijn structuren 230 15 getekend welke kunnen samenwerken met pal 242 voor het in hoogte vergrendelen van duwstang 211 op een op zich bekende wijze.

Figuur 9 toont bedieningselement 214 welke gebruikt kan worden om de blokkering van verbindingsarm 215 op te heffen. 20 De naar elkaar toe gerichte einden van onderbuis 208 en bovenbuis 209 hebben een aluminium scharnierdeel waarmee de twee verbonden zijn. In het onderste scharnierdeel van onderbuis 208 zit naast aangrijpelement 241 een kunststof plunjer 242. Dat element ligt aan tegen het 25 bedieningselement 214 waarmee het bovenste gesteldeel 207 ten opzichte van het onderste gesteldeel 203 ontgrendeld wordt. Als onderbuis 208 en bovenbuis 209 in lijn liggen kan bedieningselement 214 niet bediend worden, bijvoorbeeld door knijpen, omdat plunjer 242 niet kan bewegen, het stuit 30 namelijk op het bovenste scharnierdeel in bovenbuis 209. Pas als dat scharnierdeel wordt weggedraaid door het wegkantelen van bovenbuis 209, heeft plunjer 242 genoeg ruimte om door bedieningselement 214 naar buiten gedrukt te worden. In dit 12 geval kan bedieningselement 214 wel bediend worden waardoor de onderlinge kanteling van onderste gesteldeel 203 en bovenste gesteldeel 207 wordt vrijgegeven. Het daadwerkelijke opheffen van de blokkering van de 5 verbindingsarm 215 geschiedt op een op zich bekende wijze, bijvoorbeeld door een kabeloverbrenging.

In het bovenstaande is de uitvinding toegelicht met behulp van uitvoeringsvormen. Het moge de vakman duidelijk zijn dat de beschermingsomvang hiertoe niet beperkt is maar 10 wordt bepaald door de navolgende conclusies.

Claims (13)

1. Gesteldeel voor een kinderwagen of buggy, omvattende: 5 een onderbuis; een bovenbuis welke kantelbaar aan de onderbuis is verbonden; een duwstang welke telescopisch in de bovenbuis kan bewegen; 10 vergrendelmiddelen voor het in hoogte vergrendelen van de duwstang in de bovenbuis; eerste blokkeermiddelen voor het blokkeren van het onderling kantelen van de bovenbuis en de onderbuis; gekenmerkt door 15 beperkingmiddelen voor het beperken van een indringdiepte van een uiteinde van de duwstang in de bovenbuis tot een vooraf bepaalde dieptegrens; en een bedieningselement voor het bedienen van de beperkingmiddelen; 20 waarbij het uiteinde van de duwstang tot voorbij de dieptegrens in de bovenbuis geduwd kan worden na bediening van het bedieningselement voor het aangrijpen van de eerste blokkeermiddelen en waarbij de eerste blokkeermiddelen zijn ingericht het onderlinge kantelen van de bovenbuis en de 25 onderbuis vrij te geven bij aangrijping met het uiteinde van de duwstang.

2. Gesteldeel volgens conclusie 1, waarbij de kinderwagen of buggy is ingericht verplaatsbaar te zijn in 30 een voorwaartse richting bij niet gedraaide wielen van de kinderwagen of buggy, waarbij de bovenbuis neerwaarts en richting onderbuis gekanteld kan worden over een as loodrecht op de voorwaartse richting.

3. Gesteldeel volgens conclusie 1 of 2, verder omvattende een bedieningselement, geplaatst in of op de 5 duwstang, voor het bedienen van de vergrendelmiddelen.

4. Gesteldeel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de onderbuis een eerste aangrijpelement omvat en de bovenbuis een tweede aangrijpelement omvat, 10 welke aangrijpelementen zijn ingericht om elkaar aan te grijpen voor het genoemde blokkeren van het onderling kantelen van de bovenbuis en de onderbuis, waarbij het eerste en/of tweede aangrijpelement is ingericht om bij aangrijping van het tweede aangrijpelement door het uiteinde 15 van de duwstang de onderlinge aangrijping van het eerste en tweede aangrijpelement te verbreken voor het genoemde vrijgeven van het onderling kantelen van de bovenbuis en de onderbuis.

5. Gesteldeel volgens conclusie 4, waarbij de aangrijpelementen zijn ingericht om bij kantelen van bovenbuis en onderbuis vanuit een gekantelde positie naar een niet gekantelde positie elkaar aan te grijpen voor het genoemde blokkeren van het onderling kantelen van de 25 bovenbuis en de onderbuis.

6. Gesteldeel volgens conclusie 4 of 5, waarbij de bovenbuis is voorzien van een veerkrachtig element voor het onder veerspanning plaatsen van de duwstang tenminste indien 30 deze voorbij de dieptegrens in de bovenbuis is geduwd.

7. Gesteldeel volgens conclusie 6, waarbij de duwstang in een onderste positie vergrendelbaar is ten opzichte van de bovenbuis en waarbij het veerkrachtige element is ingericht de duwstang in de onderste positie te duwen.

8. Gestel voor een kinderwagen of buggy, omvattende: een onderste gesteldeel welke is voorzien van ten minste één achterwiel en ten minste één voorwiel; een bovenste gesteldeel welke aan een voorzijde van het onderste gesteldeel kantelbaar is bevestigd aan het onderste 10 gesteldeel, waarbij het bovenste gesteldeel is ingericht volgens een van de voorgaande conclusies.

9. Gestel volgens conclusie 8, verder omvattende: tweede blokkeermiddelen voor het blokkeren van het 15 onderling kantelen van het bovenste gesteldeel en het onderste gesteldeel; een bedieningselement voor het bedienen van de tweede blokkeermiddelen, welk bedieningselement is ingericht om enkel bedienbaar te zijn na het kantelen van de bovenbuis. 20

10. Gestel volgens conclusie 9, waarbij het bedieningselement voor het bedienen van de tweede blokkeermiddelen bij niet gekantelde positie van de bovenbuis en onderbuis ten minste ten dele in de bovenbuis 25 is opgenomen en/of waarbij een beweging van het bedieningselement in een niet gekantelde positie van de bovenbuis verhindert dan wel beperkt is.

11. Gestel volgens een van de conclusies 8-10, 30 omvattende een verbindingsarm tussen het bovenste gesteldeel en het onderste gesteldeel, welke verbindingsarm aan één van het onderste en bovenste gesteldeel scharnierbaar verbonden is en aan de andere van het onderste en bovenste gesteldeel schuifbaar en scharnierbaar is gekoppeld, waarbij de tweede blokkeermiddelen voor het blokkeren van het onderling kantelen van het bovenste gesteldeel en het onderste gesteldeel zijn ingericht een schuifbeweging van de 5 verbindingsarm te blokkeren.

12. Gestel volgens een van de conclusies 8-11 en conclusie 2, waarbij de bovenste en onderste gesteldelen ten opzichte van elkaar kunnen kantelen over een as loodrecht op 10 de voorwaartse richting.

13. Kinderwagen of buggy omvattende het gestel uit een van de conclusies 8-12.