NL2018467B1 - Houder voor het houden van een vloeistof en werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder - Google Patents

Houder voor het houden van een vloeistof en werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder Download PDF

Info

Publication number
NL2018467B1
NL2018467B1 NL2018467A NL2018467A NL2018467B1 NL 2018467 B1 NL2018467 B1 NL 2018467B1 NL 2018467 A NL2018467 A NL 2018467A NL 2018467 A NL2018467 A NL 2018467A NL 2018467 B1 NL2018467 B1 NL 2018467B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
container
liquid
closing means
spout
shaped body
Prior art date
Application number
NL2018467A
Other languages
English (en)
Inventor
Hendrik Debski Edward
Veldhuis Jorn
Original Assignee
Bark Innovations B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bark Innovations B V filed Critical Bark Innovations B V
Priority to NL2018467A priority Critical patent/NL2018467B1/nl
Priority to PCT/NL2018/050095 priority patent/WO2018160059A1/en
Priority to EP18707987.6A priority patent/EP3589579A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2018467B1 publication Critical patent/NL2018467B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D47/00Closures with filling and discharging, or with discharging, devices
    • B65D47/04Closures with discharging devices other than pumps
    • B65D47/32Closures with discharging devices other than pumps with means for venting
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D25/00Details of other kinds or types of rigid or semi-rigid containers
    • B65D25/38Devices for discharging contents
    • B65D25/40Nozzles or spouts
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D41/00Caps, e.g. crown caps or crown seals, i.e. members having parts arranged for engagement with the external periphery of a neck or wall defining a pouring opening or discharge aperture; Protective cap-like covers for closure members, e.g. decorative covers of metal foil or paper
    • B65D41/02Caps or cap-like covers without lines of weakness, tearing strips, tags, or like opening or removal devices
    • B65D41/04Threaded or like caps or cap-like covers secured by rotation
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D41/00Caps, e.g. crown caps or crown seals, i.e. members having parts arranged for engagement with the external periphery of a neck or wall defining a pouring opening or discharge aperture; Protective cap-like covers for closure members, e.g. decorative covers of metal foil or paper
    • B65D41/32Caps or cap-like covers with lines of weakness, tearing-strips, tags, or like opening or removal devices, e.g. to facilitate formation of pouring openings
    • B65D41/34Threaded or like caps or cap-like covers provided with tamper elements formed in, or attached to, the closure skirt
    • B65D41/3404Threaded or like caps or cap-like covers provided with tamper elements formed in, or attached to, the closure skirt with ratchet-and-pawl mechanism between the container and the closure skirt or the tamper element
    • B65D41/3409Threaded or like caps or cap-like covers provided with tamper elements formed in, or attached to, the closure skirt with ratchet-and-pawl mechanism between the container and the closure skirt or the tamper element the tamper element being integrally connected to the closure by means of bridges
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D47/00Closures with filling and discharging, or with discharging, devices
    • B65D47/04Closures with discharging devices other than pumps
    • B65D47/20Closures with discharging devices other than pumps comprising hand-operated members for controlling discharge
    • B65D47/2018Closures with discharging devices other than pumps comprising hand-operated members for controlling discharge comprising a valve or like element which is opened or closed by deformation of the container or closure
    • B65D47/2093Closures with discharging devices other than pumps comprising hand-operated members for controlling discharge comprising a valve or like element which is opened or closed by deformation of the container or closure slide valve type
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/005Spouts
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D2255/00Locking devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Closures For Containers (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het houden van een vloeistof, omvattende: - een houderlichaam; - een tuitvormig lichaam met een vloeistofuitlaatopening; - afsluitmiddelen voor het afsluiten van de vloeistofuitlaatopening, welke afsluitmiddelen verplaatsbaar zijn tussen een eerste stand waarin de vloeistofuitlaatopening is afgesloten en een tweede stand waarin de vloeistofuitlaatopening is vrijgegeven, waarbij de afsluitmiddelen een aanslagelement omvatten dat is ingericht om bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in een vloeitstofinlaatopening van een tweede houder aan te grijpen op een omtreksrand van de vloeistofinlaatopening, zodanig, dat bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening het aanslagelement en daardoor de afsluitmiddelen verplaatst worden van hun eerste stand naar de tweede stand, waarbij voorspanmiddelen zijn voorzien om de afsluitmiddelen naar hun eerste stand voor te spannen. De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder.

Description

Octrooicentrum Nederland © 2018467 (21) Aanvraagnummer: 2018467 © Aanvraag ingediend: 3 maart 2017 © BI OCTROOI (51) Int. CL:
B67D 7/00 (2018.01) B67D 3/00 (2018.01)
(4^ Aanvraag ingeschreven: © Octrooihouder(s):
21 september 2018 Bark Innovations B.V. te EERBEEK.
© Aanvraag gepubliceerd:
- © Uitvinder(s):
Edward Hendrik Debski te Enschede.
© Octrooi verleend: Jorn Veldhuis te Enschede.
21 september 2018
© Octrooischrift uitgegeven: © Gemachtigde:
15 november 2018 ir. P.J. Hylarides c.s. te Den Haag.
(54) HOUDER VOOR HET HOUDEN VAN EEN VLOEISTOF EN WERKWIJZE VOOR HET ALTHANS GEDEELTELIJK VULLEN VAN EEN TWEEDE HOUDER MET VLOEISTOF UIT EEN DERGELIJKE HOUDER
Ξ) De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het houden van een vloeistof, omvattende:
- een houderlichaam;
- een tuitvormig lichaam met een vloeistofuitlaatopening;
- afsluitmiddelen voor het afsluiten van de vloeistofuitlaatopening, welke afsluitmiddelen verplaatsbaar zijn tussen een eerste stand waarin de vloeistofuitlaatopening is afgesloten en een tweede stand waarin de vloeistofuitlaatopening is vrijgegeven, waarbij de afsluitmiddelen een aanslagelement omvatten dat is ingericht om bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in een vloeitstofinlaatopening van een tweede houder aan te grijpen op een omtreksrand van de vloeistofinlaatopening, zodanig, dat bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening het aanslagelement en daardoor de afsluitmiddelen verplaatst worden van hun eerste stand naar de tweede stand, waarbij voorspanmiddelen zijn voorzien om de afsluitmiddelen naar hun eerste stand voor te spannen.
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder.
NL Bl 2018467
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.
HOUDER VOOR HET HOUDEN VAN EEN VLOEISTOF EN WERKWIJZE VOOR HET ALTHANS GEDEELTELIJK VULLEN VAN EEN TWEEDE HOUDER MET VLOEISTOF UIT EEN DERGELIJKE HOUDER
De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het houden van een vloeistof. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een althans gedeeltelijk met vloeistof gevulde houder, met welke vloeistof een te vullen tweede houder althans gedeeltelijk gevuld kan worden, en met welke houder de tweede houder in het bijzonder makkelijk en/of snel en/of knoei- en/of lekvrij kan worden gevuld.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder.
In een uitvoeringsvorm van de houder voor het houden van een vloeistof omvat de houder:
- een houderlichaam met een opneemruimte voor het daarin bevatten van de vloeistof;
- een tuitvormig lichaam met een vloeistofuitlaatopening, welk tuitvormige lichaam mediumdoostromend is verbonden met de opneemruimte, en welk tuitvormige lichaam is ingericht om met een bepaalde inbrengdiepte in een vloeistofinlaatopening van een met vloeistof uit de houder althans gedeeltelijk te vullen tweede houder te worden aangebracht;
- afsluitmiddelen voor het afsluiten van de vloeistofuitlaatopening, welke afsluitmiddelen verplaatsbaar zijn tussen een eerste stand waarin de vloeistofuitlaatopening is afgesloten en een tweede stand waarin de vloeistofuitlaatopening is vrijgegeven en vloeistof uit de opneemruimte via de vloeistofuitlaatopening kan stromen, waarbij de afsluitmiddelen een aanslagelement omvatten, welk aanslagelement is ingericht om bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeitstofinlaatopening van de te vullen tweede houder aan te grijpen op een omtreksrand van de vloeistofinlaatopening, zodanig, dat bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening het aanslagelement en daardoor de afsluitmiddelen verplaatst worden van hun eerste stand naar de tw'eede stand, w'aarbij voorspanmiddelen zijn voorzien om de afsluitmiddelen naar hun eerste stand voor te spannen, zodanig, dat bij het verwijderen van het tuitvormige lichaam uit de vloeistofinlaatopening de afsluitmiddelen door de voorspanmiddelen terug naar hun eerste stand verplaatst worden.
Het tuitvormige lichaam biedt het voordeel dat deze in de vloeistofinlaatopening van de tweede houder lean worden aangebracht, zodat de vloeistofuitlaatopening van het tuitvormige lichaam zich in de tweede houder bevindt wanneer de vloeistof uit de houder stroomt, waardoor de kans op knoeien tijdens het vullen nihil of althans klein is. Doordat het aanslagelement bij het inbrengen van het tuitvormige element in de vloeistofinlaatopening van de tweede houder wordt verplaatst, en daardoor de afsluitmiddelen worden verplaatst van hun eerste stand naar hun tweede stand, stroomt de vloeistof via de vloeistofuitlaatopening uit de opneemruimte van de houder meteen zodra de vloeistofuitlaatopening door de afsluitmiddelen wordt vrijgegeven, ofwel meteen zodra de afsluitmiddelen zich in hun tweede stand bevinden. Bij het verwijderen van het tuitvormige lichaam uit de vloeistofinlaatopening verplaatsen de afsluitmiddelen zich door de voorspanmiddelen direct en/of automatisch terug naar hun eerste stand, zodat de vloeistofuitlaatopening weer wordt afgesloten en lekken wordt voorkomen of althans de kans op lekken wordt verkleind.
In het bijzonder is de houder vrij van verdere borg-, blokkeer- of afsluitmiddelen die moeten worden vrijgegeven om de vloeistofuitlaatopening vrij te geven en vloeistof daaruit te kunnen laten stromen of om het verplaatsen van de afsluitmiddelen van hun eerste stand naar hun tweede stand toe te staan. Alternatief kan dit worden geformuleerd als dat de vloeistofuitlaatopening altijd of althans meteen is vrijgegeven in de tweede stand van de afsluitmiddelen of dat de afsluitmiddelen vrij verplaatsbaar zijn tussen hun eerste en tweede stand.
Dit verschaft een houder die eenvoudig in gebruik is en waarmee de tweede houder althans gedeeltelijk gevuld kan worden direct door het aanbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening van de tweede houder, zonder dat enige andere actie door de gebruiker van de houder vereist is.
Om het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening te kunnen aanbrengen heeft het tuitvormige lichaam een buitendwarsdoorsnede die althans lokaal kleiner is gekozen dan een althans lokale dwarsdoorsnede van de vloeistofinlaatopening van de tweede houder. Indien het tuitvormige lichaam in hoofdzaak cilindrisch gevormd is, dan is de buitendiameter daarvan kleiner gekozen dan de dwarsdoorsnede, bijvoorbeeld de diameter, van de vloeistofinlaatopening van de tweede houder.
Opgemerkt wordt, dat het tuitvormige lichaam hierbij met een toereikende inbrengdiepte in de vloeistofinlaatopening van de tweede houder moet worden aangebracht, zodat het aanslagelement over een voldoende grote afstand verplaatst wordt om de vloeistofuitlaatopening althans gedeeltelijk vrij te geven. De genoemde bepaalde inbrengdiepte is daarmee een minimale inbrengdiepte voor het tuitvormige lichaam, op welke inbrengdiepte de afsluitmiddelen zodanig ver naar hun tweede stand verplaatst zijn, dat de vloeistofuitlaatopening althans gedeeltelijk is vrijgegeven. Het is hierbij voor een gebruiker onmiddellijk duidelijk wanneer het tuitvormige lichaam voldoende ver in de vloeistofinlaatopening is aangebracht, omdat de gebruiker in dat geval de vloeistof uit de houder ziet, hoort, voelt of ruikt stromen, of omdat in dat geval het tuitvormige lichaam niet verder in de vloeistofinlaatopening kan worden aangebracht omdat het aanslagelement dan niet verder verplaatsbaar is.
Opgemerkt wordt voorts, dat het aanslagelement en daarmee de afsluitmiddelen in een axiale, dat wil zeggen in een longitudinale richting van het tuitvormige worden verplaatst. Bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening worden het aanslagelement en daardoor de afsluitmiddelen in een eerste axiale richting verplaatst, welke eerste axiale richting in hoofdzaak parallel is aan de richting van het inbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening. Bij het verwijderen van het tuitvormige lichaam uit de vloeistofinlaatopening worden het aanslagelement en daardoor de afsluitmiddelen in een tweede, aan de eerste axiale richting tegengestelde, axiale richting verplaatst.
De afsluitmiddelen worden in het bijzonder ten opzichte van het tuitvormige lichaam verplaatst.
Het tuitvormige lichaam en het houderlichaam kunnen in het bijzonder niet verplaatsbaar ten opzichte van elkaar zijn uitgevoerd, althans niet voor het vrijgeven van de vloei stofuitlaatopening.
De afsluitmiddelen kunnen in het bijzonder een afsluitklep omvatten.
Het tuitvormige lichaam kan over althans een deel van de lengte daarvan in hoofdzaak hol zijn uitgevoerd of een kanaal kan zich over althans een deel van de lengte daarvan daardoorheen uitstrekken, via welke holte of kanaal de vloeistofuitlaatopening mediumdoorslromend verbonden is met de opneemruimte van de houder waarin de vloeistof is bevat.
In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is een leiding verschaft, welke leiding zich zowel door althans een deel van de opneemruimte als althans een deel van het tuitvormige lichaam heen uitstrekt, welke leiding een mediumdoorstromende verbinding vormt tussen de opneemruimte van de houder en een luchtopening van het tuitvormige lichaam, welke luchtopening nabij de vloeistofuitlaatopening kan zijn opgesteld. Via de luchlopening kan tijdens het uitstromen van vloeistof uit de opneemruimte lucht in de opneemruimte stromen, (mede) door welke lucht de vloeistof via de leiding uit de opneemruimte wordt verplaatst. Een voordeel hiervan is, dat zodra de luchtopening zich in vloeistof bevindt, hetgeen bijvoorbeeld hel geval zal zijn wanneer de tweede houder toereikend gevuld is, er geen lucht meer naar de opneemruimte stroomt en het uitstromen van vloeistof uit de houder stopt. Op deze wijze stopt het uitstromen van vloeistof uit de houder derhalve automatisch wanneer de tweede houder toereikend gevuld is, dat wil zeggen zodra de luchtopening zich in de vloeistof in de tweede houder bevindt. In dit uitvoeringsvoorbeeld kunnen de afsluitmiddelen tevens zijn ingericht voor het afsluiten van de luchtopening, waarbij in de eerste stand daarvan de luchtopening is afgesloten en in de tweede stand daarvan de luchtopening (meteen) is vrijgegeven.
Eventueel kan het tuitvormige lichaam over althans een deel van de lengte daarvan in hoofdzaak hol zijn uitgevoerd, waarbij de leiding en het tuitvormige lichaam zodanig zijn uitgevoerd en de leiding zich zodanig door het holle tuitvormige lichaam heen uitstrekt, dat een vloeistofdoorvoerruimte is verschaft tussen een binnenwand van het tuitvormige lichaam en een buitenwand van de leiding. Deze vloeistofdoorvoerruimte kan een mediumdoorstromende verbinding vormen tussen de opneemruimte van de houder en een vloeistofuitlaatopening van het tuitvormige lichaam. Indien de leiding en de holte van het tuitvormige lichaam beide cilindrisch zijn uitgevoerd, is de vloeistofdoorvoerruimte in hoofzaak ringvormig.
De afsluitmiddelen kunnen bijvoorbeeld een hol cilindrisch lichaam omvatten, dat zich uitstrekt om het tuitvormige lichaam. De vloeistofuitlaatopening, en eventueel de 1 lichtopening, kunnen hierbij in de buitenomtrekswand van het tuitvormige lichaam zijn opgesteld, zodat de vloeistofuitlaatopening, en eventueel de luchtopening, door de afsluitmiddelen is/zijn afgesloten wanneer het holle cilindrische lichaam daarvan zich om de vloeistofuitlaatopening, en eventueel de luchtopening, heen uitstrekt.
Opgemerkt wordt, dat onder een vloeistofuitlaatopening en, eventueel, een luchtopening, elk gewenst aantal vloeistofuitlaatopeningen en, eventueel, luchtopeningen wordt verstaan, bijvoorbeeld één, maar ook meer dan één, zoals bijvoorbeeld twee, drie of vier. Het aantal vloeistofuitlaatopeningen kan gelijk of ongelijk zijn aan het aantal luchtopeningen.
Het aanslagelement kan op elke gewenste wijze zijn vormgegeven. Desgewenst kan een aantal, dus meer dan één, bijvoorbeeld twee, drie of vier, aanslagelementen verschaft zijn.
Het aanslagelement kan in het bijzonder een zich in radiale richting uitstrekkende omtreksrand of -flens omvatten. Indien de afsluitmiddelen het genoemde holle cilindrische lichaam omvatten kan het aanslagelement zich als een flens of kraag in radiale richting vanaf een buitenmantel van het holle cilindrische lichaam uitstrekken. De omtreksrand of-flens kan continu of onderbroken zijn uitgevoerd, waarbij in het tweede geval een aantal subaanslagementen samen in hoofdzaak een omtreksrand of -flens vormen.
Eventueel kunnen afdichtmiddelen zijn verschaft voor het verschaffen van een althans vloeistofdichte afdichting tussen de afsluitmiddelen en het tuitvormige lichaam, althans in de eerste stand van de afsluitmiddelen. De afdichtmiddelen kunnen bijvoorbeeld één of meerdere o-ringen omvatten. Desgewenst kunnen de afdichtmiddelen, bijvoorbeeld de één of meerdere o-ringen, tijdens het spuitgieten van het tuitvormige lichaam daarop worden aangebracht, bijvoorbeeld door het spuitgieten van een elastomeer in uitsparingen van het tuitvormige lichaam.
Indien een luchtopening is verschaft als hierboven beschreven kunnen desgewenst afdichtmiddelen zijn verschaft althans tussen de luchtopening en de vloeistofuitlaatopening, om de luchtopening en de vloeistofuitlaatopening althans vloeistofdicht van elkaar af te dichten, althans in de eerste stand van de afsluitmiddelen. De afdichtmiddelen kunnen bijvoorbeeld één of meerdere o-ringen omvatten. Desgewenst kunnen de afdichtmiddelen, bijvoorbeeld de één of meerdere o-ringen, tijdens het spuitgieten van het tuitvormige lichaam daarop worden aangebracht, bijvoorbeeld door het spuitgieten van een elastomeer in uitsparingen van het tuitvormige lichaam.
In een andere uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding maken de voorspanmiddelen integraal onderdeel uit van de afsluitmiddelen.
Een voordeel hiervan is, dat dit het aantal verschillende onderdelen dat de houder omvat beperkt en/of een eenvoudige houder verschaft.
De voorspanmiddelen kunnen hierbij op een permanente wijze met de afsluitmiddelen verbonden zijn, of kunnen bij vervaardiging van de afsluitmiddelen en de voorspanmiddelen in één stap integraal met elkaar w'orden vervaardigd.
Bijvoorbeeld kunnen de afsluitmiddelen en de voorspanmiddelen van een kunststof zijn vervaardigd, meer in het bijzonder bijvoorbeeld van dezelfde kunststof.
Het tuitvormige lichaam kan van een kunststof zijn vervaardigd, meer in het bijzonder bijvoorbeeld van dezelfde kunststof als de afsluitmiddelen en/of de voorspanmiddelen.
De kunststof voor de afsluitmiddelen en/of de voorspanmiddelen en/of het tuitvormige lichaam kan elke geschikte kunststof zijn. Bijvoorbeeld wordt de kunststof voor de afsluitmiddelen en/of de voorspanmiddelen en/of het tuitvormige lichaam gekozen uit de groep omvattende hoge dichtheid polyetheen (HDPE), polypropeen (PP), polyoxymethyleen (POM), polyamide (PA), polystyreen (PS) en acrylonitril-butadieen-styreen (ABS).
De voorspanmiddelen kunnen bijvoorbeeld een veer omvatten. De veer kan een trekveer of een drukveer zijn.
Meer in het bijzonder kunnen de voorspanmiddelen een drukveer omvatten, die zich uitstrekt tussen het aanslagelement van de afsluitmiddelen en een tweede aanslagelement, welke tweede aanslagelement ten opzichte van de vloeistofuitlaatopening meer nabij het houderlichaam is opgesteld.
Wanneer het aanslagelement wordt verplaatst bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening van de tweede houder, wordt de drukveer samengedrukt tussen het aanslagelement en het tweede aanslagelement, hetgeen een drukspanning op de drukveer teweeg brengt. Dit maakt dat bij het verwijderen van het tuitvormige lichaam uit de vloeistofinlaatopening de drukveer het aanslagelement automatisch terugdrukt, en daarmee de afsluitmiddelen automatisch terug verplaatst naar hun eerste stand, waarbij de drukspanning op de drukveer weer afneemt.
Het tweede aanslagelement kan elk geschikt type aanslagelement zijn. Het tweede aanslagelement kan bijvoorbeeld verbonden zijn met of onderdeel uitmaken van het tuitvormige lichaam, met of van het houderlichaam, of met of van welk ander geschikt onderdeel van de houder, in het bijzonder niet zijnde de afsluitmiddelen.
Het tweede aanslagelement kan bijvoorbeeld een zich ten opzichte van het tuitvormige lichaam in radiale richting uitstrekkende rand of flens zijn.
In het bijzonder kan de drukveer zijn ingeklemd tussen twee door randen gevormde aanslagelementen, waarbij de drukveer meer in het bijzonder kan zijn verbonden, of integraal onderdeel uitmaakt van, (uitsluitend) de rand van de afsluitmiddelen.
In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding, omvat de houder verder een dop, welke dop een opneemruimte definieert voor het daarin accommoderen van het tuitvormige lichaam en de afsluitmiddelen.
De dop biedt het voordeel, dat deze het tuitvormige lichaam en de afsluitmiddelen beschermd wanneeer de houder niet wordt gebruikt voor het althans gedeeltelijk vullen van de tweede houder.
De dop kan bij voorkeur losneembaar worden verbonden met de houder. Hierbij kan de dop met elk geschikt ander onderdeel van de houder, dus niet zijnde de dop, worden verbonden, bijvoorbeeld met het houderlichaam of een verbindingslichaam dat het tuitvormige lichaam met het houderlichaam, eventueel losneembaar, verbindt. Het andere onderdeel zijn in het bijzonder niet de afsluitmiddelen.
Voor het verbinden van de dop met het andere onderdeel van de houder, kunnen de dop en het andere onderdeel van de houder van met elkaar samenwerkende eerste verbindingsmiddelen zijn voorzien, welke eerste verbindingsmiddelen bijvoorbeeld respectievelijk zijn aangebracht nabij een vrije omtreksrand van de dop en op het andere onderdeel van de houder.
De eerste verbindingsmiddelen kunnen op elke gewenste locatie van de dop en het andere onderdeel van de houder zijn aangebracht, bijvoorbeeld, zoals genoemd, nabij de vrije omtreksrand van de dop.
In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding zijn de dop en de afsluitmiddelen van met elkaar samenwerkende tweede verbindingsmiddelen voorzien zodanig, dat de afsluitmiddelen in hun eerste stand zijn geborgd wanneer de dop met de afsluitmiddelen is verbonden, welke tweede verbindingsmiddelen bijvoorbeeld respectievelijk zijn aangebracht nabij een bodemeinde van de dop, welke bodemeinde tegenovergelegen is aan een of de vrije omtreksrand van de dop, en nabij een einde van de afsluitmiddelen, welk einde het verst van het houderlichaam opgestelde einde van de afsluitmiddelen is.
Een voordeel van de tweede verbindingsmiddelen die de afsluitmiddelen in hun eerste stand borgen wanneer de dop met de afsluitmiddelen en eventueel het andere onderdeel van de houder is verbonden is dat de afsluitmiddelen niet onbedoeld althans gedeeltelijk naar hun tweede stand verplaats worden, bijvoorbeeld tijdens transport van de houder. De tweede verbindingsmiddelen kunnen op elke gewenste locatie van de dop en de afsluitmiddelen zijn aangebracht, bijvoorbeeld, zoals genoemd, nabij het bodemeinde van de dop en het genoemde einde van de afsluitmiddelen.
De tweede verbindingsmiddelen kunnen in het bijzonder voordelig zijn om de afsluitmiddelen in hun eerste stand te borgen wanneer de voorspanmiddelen hun voorspankracht verliezen, bijvoorbeeld door materiaalmoeheid. Materiaalmoeheid kan eventueel voorkomen, maar uiteraard bij voorkeur niet, wanneer de voorspanmiddelen van kunststof zijn vervaardigd.
Opgemerkt wordt, dat tweede hier bedoeld wordt ter onderscheid van de eventueel verschafte eerste verbindingsmiddelen en niet als beperkend moet worden opgevat. Indien deze eerste verbindingsmiddelen niet verschaft zijn zouden de tweede verbindingsmiddelen de enige verbindingsmiddelen zijn.
Wanneer zowel de eerste als de tweede verbindingsmiddelen zijn verschaft wordt de dop zowel met het andere onderdeel van de houder, niet zijnde de dop of de afsluitmiddelen, als met de afsluitmiddelen (losneembaar) verbonden.
De met elkaar samenwerkende eerste verbindingsmiddelen en/of de met elkaar samenwerkende tweede verbindingsmiddelen kunnen met elkaar samenwerkend schroefdraad omvatten.
De dop kan bijvoorbeeld van inwendig schroefdraad zijn voorzien, welk inwendig schroefdraad zich uitstrekt over een binnenwand van de dop. Het andere onderdeel van de houder en/of de afsluitmiddelen kunnen van uitwending schroefdraad zijn voorzien.
Opgemerkt wordt, dat waar hierboven is beschreven dat de houder in het bijzonder vrij kan zijn van verdere borg-, blokkeer- of afsluitmiddelen die moeten worden vrijgegeven om de vloeistofuitlaatopening vrij te geven en vloeistof daaruit te kunnen laten stromen of om het verplaatsen van de afsluitmiddelen van hun eerste stand naar hun tweede stand toe te staan, in het bijzonder kan worden bedoeld wanneer een eventueel verschafte dop is losgenomen of verwijderd. Dit verschaft een houder die eenvoudig in gebruik is en waarmee de tweede houder althans gedeeltelijk gevuld kan worden direct door het aan brengen van het ruitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening van de tweede houder, zonder dat enige andere actie door de gebruiker van de houder vereist is, nadat de eventueel verschafte dop is verwijderd of losgenomen.
In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding is de houder vrij van koppelmiddelen om te worden gekoppeld met de te vullen tweede houder.
Dit verschaft een eenvoudige houder die voor elk type tweede houder kan worden gebruikt, zonder dat een koppeling met de tweede houder wordt gemaakt.
Het aanliggen van het aanslagelement tegen de omtreksrand van de vloeistofinlaatopening wordt hierbij niet als koppeling gezien, omdat het aanslagelement en de omtreksrand niet fysiek gekoppeld worden maar slechts in aanraking met elkaar komen.
In het bijzonder is geen schroefverbinding of bajonetverbinding verschaft.
De houder kan gevuld worden met of gevuld zijn met elke gewenste vloeistof.
De tweede houder kan elk geschikt type houder, bijvoorbeeld een tank of reservoir, zijn.
Meer in het bijzonder kan de tweede houder bijvoorbeeld een onderdeel van een voertuig zijn, bijvoorbeeld, doch niet uitsluitend, een reservoir voor een (motor)additief, zoals adblue, of voor ruitensproei vloeistof, of voor (motor)olie. De vloeistof kan in dat geval het (motor)additief, zoals adblue, de ruitensproeivloeistof, of de (motor)olie zijn.
De uitvinding ziet tevens op een werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een houder volgens een der conclusies 1-9 en/of zoals hierboven beschreven, omvattende de volgende stappen:
(a) het met een zodanige bepaalde inbrengdiepte aanbrengen van het tuitvormige lichaam van de houder in een vloeistofinlaatopening van de tweede houder, dat tijdens het aanbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening tol de genoemde inbrengdiepte het aanslagelement van de af sluitmiddelen aangrijpt op de omtreksrand van de vloeistofinlaatopening en daardoor de afsluitmiddelen met het aanslagelement verplaatst worden van hun eerste stand naar hun tweede stand;
(b) het op de genoemde inbrengdiepte in de vloeistofinlaatopening houden van het tuitvormige lichaam gedurende een gewenste tijdsperiode voor het met een gewenste hoeveelheid vloeistof vullen van de tweede houder met vloeistof uit de houder, en (c) het uit de vloeistofinlaatopening verwijderen van het tuitvormige lichaam, waarbij de afsluitmiddelen door de voorspanmiddelen terug naar hun eerste stand verplaatst worden.
De houder kan elk kenmerk uit de conclusies en/of zoals hierboven beschreven omvatten, in elke geschikte combinatie.
Bij voorkeur worden de stappen (a) tot en met (c) opeenvolgend worden uitgevoerd zonder andere stappen daartussen.
In het bijzonder is er bijvoorbeeld geen sprake van het koppelen van de houder met de tweede houder, zoals hierboven reeds toegelicht.
In het bijzonder is er bijvoorbeeld geen sprake van het vrijgeven van (niet-verschafte) verdere borg-, blokkeer- of afsluitmiddelen om de vloeistofuitlaatopening vrij te geven en vloeistof daaruit te kunnen laten stromen of om het verplaatsen van de afsluitmiddelen van hun eerste stand naar hun tweede stand toe te staan.
Er kan wel sprake zijn van het losnemen of verwijderen van een dop zoals hierboven is beschreven, maar een degelijke stap w'ordt uitgevoerd vóór stap (a).
De uitvinding wordt nader omschreven met behulp van de volgende figuren, w'aarbij:
Figuur 1 een longitudinale doorsnede door een houder volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding in perspectivisch, schematisch aanzicht toont;
Figuur 2 een deel van de houder uit figuur 1 in een perspectivisch plofaanzicht toont, en
De figuren 3A en 3B de houder uit figuur 1 in twee verschillende standen weergeeft, waarbij figuur 3A de stand toont waarin afsluitmiddelen een vloeistofuitlaatopening afsluiten en waarbij figuur 3B de stand toont waarin de afsluitmiddelen de vloeistofuitlaatopening vrijgeven.
In de figuren worden gelijke elementen met gelijke verwijzingsgetallen aangeduid.
De figuren 1 tot en met 4 tonen een houder 1 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding. In dit voorbeeld omvat de houder 1 een flesvormig lichaam of fles 2, welke fles 2 in het inwendige daarvan een opneemruimte 3 definieert waarin een vloeistof is bevat. Op de fles 2 zijn drie onderdelen aangebracht met behulp waarvan een in de fles 2 bevatte vloeistof (nagenoeg) zonder lekker in een te vullen tweede houder kan worden overgedragen.
Als eerste onderdeel is op de fles 2 een verbindingselement 4 aangebracht, welk verbindingselement 4 in dit voorbeeld op de fles 2 is geschroefd. Het verbindingselement 4 omvat een tuitvormig lichaam 5 met een aantal vloeistofuitlaatopeningen 6 en een luchtopening 8.Zoals zichtbaar is in met name figuur 2, monden de vloeistofuitlaatopeningen 6 en de luchtopening 8 in de omtrekswand van het tuitvormige lichaam 5 uit. De luchtopening is nabij het vrije einde van het tuitvormige lichaam 5 opgesteld. De vloeistofuitlaatopeningen 6 strekken zich over een relatief lang deel van de lengte van het tuitvormige lichaam 5 in een axiale of longitudinale richting daarvan uit, zodat de vloeistof relatief snel uit de relatief grote vloeistofuitlaatopeningen 6 kan stromen. De luchtopening 8 is via een leiding 7 mediumdoorstromend met de opneemruimte 3 verbonden, zodanig, dat lucht via de luchtopening 8 en leiding 7 in de opneemruimte 3 van de fles 2 kan stromen. De fles 2 en leiding 7 zijn in figuur 1 slechts voor een deel getoond, maar duidelijk is, dat de leiding 7 zich over althans een deel van de lengte van de opneemruimte 3 daarin uitstrekt en bij voorkeur uitmondt nabij de bodem van de fles 2, zodanig, dat de lucht die in de opneemruimte 3 stroomt de vloeistof (mede) uit de fles 2 perst. Het in dit voorbeeld cilindervormige tuitvormige lichaam 5 is hol uitgevoerd, waarbij de leiding 7 een buitendiameter heeft die kleiner is dan de binnendiameter van het tuitvormige lichaam 5. Hierdoor is een ringvormige ruimte verschaft tussen de buitenwand van de leiding 7 en de binnenwand van het tuitvormige lichaam 5, door welke ringvormige ruimte een mediumdoorstroombare verbinding tussen de opneemruimte 3 en de vloeistofuitlaatopeningen 6 verschaft, zodanig, dat vloeistof uit de opneemruimte 3 via de ringvormige ruimte en de vloeistofuitlaatopeningen 6 uit de houder 1 kan stromen en via een vloeistofinlaatopening in een te vullen tweede houder (niet getoond) kan stromen. Het tuitvormige lichaam 5 wordt hierbij over een deel van de lengte daarvan in de vloeistofinlaatopening van de te vullen tweede houder aangebracht, zodat er geen of althans weinig vloeistof wordt gelekt tijdens het vullen van de tweede houder met vloeistof uit de houder 1. Zoals verder zichtbaar is in met name figuur 2, is het tuitvormige lichaam 5 van in dit voorbeeld drie oringen 13 voorzien. De o-ringen 13 zijn aan weerszijden van de openingen 6, 8 opgesteld voor het verschaffen van een vloeistofdichte afdichting tussen het tuitvormige lichaam 5 en een afsluitklep 20, en tussen de luchtopening 8 en vloeistofuitlaatopeningen 6. De o-ringen 13 zijn opgesteld in uitsparingen van het tuitvormige lichaam 5. Het verbindingselement 4 omvat verder een aanslagrand 9, tandvormige vergrendelingselementen 10, schroefdraad 11, en uitstekende elementen 12 zoals later nader zal worden toegelicht. Het verbindingselement 4 met de elementen zoals hierboven beschreven (eventueel zonder bijvoorbeeld de o-ringen 13) kan bijvoorbeeld integraal zijn vervaardigd als één onderdeel, bijvoorbeeld van een kunststof, bijvoorbeeld door spuitgieten.
Als tweede onderdeel is om het tuitvormige lichaam 5 een afsluitklep 20 met een hol, cilindervormig lichaam 24 aangebracht. De afsluitklep 20 omvat een zich in radiale richting van het lichaam 24 uitstrekkende aanslagflens 21. De aanslagflens 21 omvat aan zijn van het lichaam 24 afgewende zijde een integraal daarmee verbonden drukveer 22. Aan het van de aanslagflens 21 tegenovergelegen einde van de drukveer 22 omvat de drukveer 22 een ring 23, met welke ring 23 de drukveer 22 kan aanliggen tegen de aanslagrand 9 van het verbindingselement 4. De afsluitklep 22 is verplaatsbaar ten opzichte van het tuitvormige lichaam 5 daaromheen aangebracht. Figuur 3A toont een eerste stand van de afsluitklep 22 waarin de afsluitklep 22 de vloeistofuitlaatopeningen 6 en luchtopening 8 afsluit, doordat het lichaam 24 zich om de openingen 6, 8 heen uitstrekt. Wanneer het tuitvormige lichaam 5 in een vloeistofinlaatopening van een te vullen tweede houder wordt aangebracht, zal de aanslagflens 21 komen aan te liggen tegen een omtreksrand van de tweede houder die de vloeistofinlaatopening omgeeft. Daardoor zal de aanslagflens 21 en daarmee het lichaam 24 van de afsluitklep 20 in een richting van pijlen 25 worden verplaatst, ofwel parallel aan de axiale, longitudinale richting van het tuitvormige lichaam 5, tot een tweede stand van de afsluitklep 20 zoals getoond in figuur 3B. Zoals zichtbaar is in figuur 3B zijn de vloeistofuitlaatopeningen 6 en luchtopening 8 in de tweede stand van de afsluitklep 20 vrijgegeven. Doordat de drukveer 22 met de ring 23 aanligt tegen de aanslagrand 9, zal de afsluitklep 20 onder indrukken van de drukveer 22 naar zijn tweede stand verplaatst worden. Wanneer de indrukkracht op de drukveer 22 wordt opgegeven, hetgeen gebeurt wanneer het tuitvormige lichaam 5 uit de vloeistofinlaatopening van de tweede houder wordt verwijderd, zal de drukveer 22 zich naar zijn normale, niet-ingedrukte stand uitzetten en daarbij de afsluitklep 20 terug naar zijn eerste stand zoals getoond in figuur 3A verplaatsen, in een richting tegengesteld aan pijlen 25. Uitstekende elementen 12, die in radiale richting uitsteken vanaf het verbindingselement 4, zorgen ervoor dat de drukveer 22 en daardoor de afsluitklep 20 niet roteert om het tuitvormige lichaam 5. Nabij een van de drukveer 22 afgekeerd einde van het lichaam 24 is het lichaam 24 van uitwendig schroefdraad 26 voorzien, zoals later nader zal worden toegelicht. De afsluitklep 20 met de elementen zoals hierboven beschreven kan bijvoorbeeld integraal zijn vervaardigd als één onderdeel, bijvoorbeeld van een kunststof, bijvoorbeeld door spuitgieten.
Het derde onderdeel is een dop 40 met een bodemvlak 41 en een zich van het bodem vlak 41 uitstrekkende mantel 44. De dop 40 dient voor het accommoderen van het tuitvormige lichaam 5 en afsluitklep 20, ter bescherming daarvan. De dop 40 omvat aan het binnenopper vlak van de mantel 44 nabij het vrije einde daarvan, welk vrije einde tegenovergelegen is aan het bodemvlak 41, inwendig schroefdraad 45. Met behulp van het inwendige schroefdraad 45 van de dop 40 en het uitwendige schroefdraad 11 van het verbindingselement 4 kan de dop 40 met het verbindingselement 4 verbonden worden. Nabij het bodemvlak 41 omvat de dop 40 verder inwendig schroefdraad 43, welk schroefdraad 43 in dit voorbeeld op een zich van hel bodemvlak 41 naar het vrije einde van de dop 40 uitstrekkende rand is aangebracht. Met behulp van het inwendige schroefdraad 43 van de dop 40 en uitwendig schroefdraad 26 van de afsluitklep 20, kan de dop 40 met de afsluitklep 20 verbonden worden. Hierdoor is de afsluitklep in zijn in figuur 3A getoonde eerste stand geborgd wanneer de dop 40 met het verbindingselement 4 en de afsluitklep 20 is verbonden. In het bijzonder kan de afsluitklep 20 in de richting van zijn tweede stand zakken wanneer de druk van de drukveer 22 afneemt, bijvoorbeeld door materiaalmoeheid. De dop 40 omvat verder aan zijn vrije einde een tamper-evident zegel 42, welke met de tandvormige vergrendelingselementen 10 is verbonden zolang de dop 40 nog niet eerder is losgenomen van de fles 2. De vergrendelingselement 10 zijn hierbij zodanig opgesteld, dat ze rotatie van de dop 40 in een vastdraairichting toestaan. Bij rotatie van de dop 40 in een losdraairichting zal de zegel 42 echter losgetrokken worden van de dop 40, na welk lostrekken van de zegel de dop 40 verder kan worden geroteerd in de losdraairichting voor het verwijderen van de dop 40. Door het lostrekken van de zegel 42 wordt deze verbroken. Na het breken van het zegel 42 is zichtbaar dat de fles 2 geopend zou kunnen zijn. De dop 40 met de elementen zoals hierboven beschreven kan bijvoorbeeld integraal zijn vervaardigd als één onderdeel, bijvoorbeeld van een kunststof, bijvoorbeeld door spuitgieten.
Het vullen van de tweede houder met vloeistof uit de houder 1 kan als volgt plaatsvinden. Eerst, als de dop 40 nog niet eerder verwijderd is geweest, dient de zegel 42 te worden verbroken zoals hierboven is beschreven. Daarna, of als de dop 40 eerder verwijderd is geweest, kan de dop 40 losgedraaid worden van de fles 2 en daarvan verwijderd worden. Daarna kan het tuitvormige lichaam 5 in de vloeistofinlaatopening van de tweede houder worden aangebracht, in het bijzonder tot een zodanige inbrengdiepte, dat de afsluitklep 20 tijdens het inbrengen van het tuitvormige lichaam 5 in de vloeistofinlaatopening van zijn in figuur 3A getoonde eerste stand naar zijn in figuur 3B getoonde tweede stand wordt verplaatst, zoals hierboven is beschreven. Zodra de afsluitklep 20 de vloeistofuitlaatopeningen 6 althans gedeeltelijk vrijgeeft zal de vloeistof via de vloeistofuitlaatopeningen 6 uit de houder 1 stromen en via de vloeistofinlaatopening van de tweede houder de tweede houder althans gedeeltelijk vullen. Hierbij is geen verdere actie van de gebruiker vereist, hetgeen een eenvoudig te gebruiken houder verschaft. Het uit de houder 1 stromen van de vloeistof vindt plaats totdat ofwel de houder 1 leeg is, ofwel de luchtopening 8 in vloeistof in de tweede houder wordt ondergedompeld, ofwel de gebruiker het tuitvormige lichaam 5 uit de vloeistofinlaatopening van de tweede houder verwijderd en de afsluitklep 20 zich automatisch sluit zoals hierboven is beschreven.
Opgemerkt wordt, dat de uitvinding zich niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen, maar zich tevens uitstrekt tot varianten binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

Claims (11)

  1. Conclusies
    1. Houder voor het houden van een vloeistof, welke houder omvat:
    - een houderlichaam met een opneemruimte voor het daarin bevatten van de vloeistof;
    - een tuitvormig lichaam met een vloeistofuitlaatopening, welk tuitvormige lichaam mediumdoostromend is verbonden met de opneemruimte, en welk tuitvormige lichaam is ingericht om met een bepaalde inbrengdiepte in een vloeistofinlaatopening van een met vloeistof uit de houder althans gedeeltelijk te vullen tweede houder te worden aangebracht;
    - afsluitmiddelen voor het afsluiten van de vloeistofuitlaatopening, welke afsluitmiddelen verplaatsbaar zijn tussen een eerste stand waarin de vloeistofuitlaatopening is afgesloten en een tweede stand waarin de vloeistofuitlaatopening is vrijgegeven en vloeistof uit de opneemruimte via de vloeistofuitlaatopening kan stromen, waarbij de afsluitmiddelen een aanslagelement omvatten, welk aanslagelement is ingericht om bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeitstofinlaatopening van de te vullen tweede houder aan te grijpen op een omtreksrand van de vloeistofinlaatopening, zodanig, dat bij het inbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening het aanslagelement en daardoor de afsluitmiddelen verplaatst worden van hun eerste stand naar de tweede stand, waarbij voorspanmiddelen zijn voorzien om de afsluitmiddelen naar hun eerste stand voor te spannen, zodanig, dat bij het verwijderen van het tuitvormige lichaam uit de vloeistofinlaatopening de afsluitmiddelen door de voorspanmiddelen terug naar hun eerste stand verplaatst worden.
  2. 2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de voorspanmiddelen integraal onderdeel uitmaken van de afsluitmiddelen.
  3. 3. Houder volgens conclusie 1 of 2, waarbij de afsluitmiddelen en de voorspanmiddelen van een kunststof zijn vervaardigd.
  4. 4. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de voorspanmiddelen een drukveer omvatten, die zich uitstrekt tussen het aanslagelement van de afsluitmiddelen en een tweede aanslagelement, welke tweede aanslagelement ten opzichte van de vloeistofuitlaatopening meer nabij het houderlichaam is opgesteld.
  5. 5. Houder volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een dop, welke dop een opneemruimte definieert voor het daarin accommoderen van het tuitvormige lichaam en de afsluitmiddelen.
  6. 6. Houder volgens conclusie 5, waarbij de dop en een ander onderdeel van de houder van met elkaar samenw'erkende eerste verbindingsmiddelen zijn voorzien, welke eerste verbindingsmiddelen bijvoorbeeld respectievelijk zijn aangebracht nabij een vrije omtreksrand van de dop en op het andere onderdeel van de houder.
  7. 7. Houder volgens conclusie 5 of 6, waarbij de dop en de afsluitmiddelen van met elkaar samenwerkende tweede verbindingsmiddelen zijn voorzien zodanig, dat de afsluitmiddelen in hun eerste stand zijn geborgd wanneer de dop met de afsluitmiddelen is verbonden, welke tweede verbindingsmiddelen bijvoorbeeld respectievelijk zijn aangebracht nabij een bodemeinde van de dop, welke bodemeinde tegenovergelegen is aan een of de vrije omtreksrand van de dop, en nabij een einde van de afsluitmiddelen, welk einde het verst van het houderlichaam opgestelde einde van de afsluitmiddelen is.
  8. 8. Houder volgens conclusie 6 of 7, waarbij de met elkaar samenwerkende eerste verbindingsmiddelen en/of de met elkaar samenwerkende tweede verbindingsmiddelen met elkaar samenwerkend schroefdraad omvatten.
  9. 9. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houder vrij is van koppelmiddelen om te worden gekoppeld met de te vullen tw'eede houder.
  10. 10. Werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een houder volgens een der conclusies 1-9, omvattende de volgende stappen:
    (a) het met een zodanige bepaalde inbrengdiepte aanbrengen van het tuitvormige lichaam van de houder in een vloeistofinlaatopening van de tweede houder, dat tijdens het aanbrengen van het tuitvormige lichaam in de vloeistofinlaatopening tot de genoemde inbrengdiepte het aanslagelement van de afsluitmiddelen aangrijpt op de omtreksrand van de vloeistofinlaatopening en daardoor de afsluitmiddelen met het aanslagelement verplaatst worden van hun eerste stand naar hun tweede stand;
    (b) het op de genoemde inbrengdiepte in de vloeistofinlaatopening houden van het tuitvormige lichaam gedurende een gewenste tijdsperiode voor het met een gewenste hoeveelheid vloeistof vullen van de tweede houder met vloeistof uit de houder, en (c) het uit de vloeistofinlaatopening verwijderen van het tuitvormige lichaam, waarbij de afsluitmiddelen door de voorspanmiddelen terug naar hun eerste stand verplaatst worden.
  11. 11. Werkwijze volgens conclusie 10, w'aarbij de stappen (a) tot en met (c) opeenvolgend worden uitgevoerd zonder andere stappen daartussen.
    1/4
    3/4
    FIG, 3A
    4/4
    FIG. 3B
NL2018467A 2017-03-03 2017-03-03 Houder voor het houden van een vloeistof en werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder NL2018467B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2018467A NL2018467B1 (nl) 2017-03-03 2017-03-03 Houder voor het houden van een vloeistof en werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder
PCT/NL2018/050095 WO2018160059A1 (en) 2017-03-03 2018-02-12 Container for containing a liquid and method for at least partially filling a second container with liquid from such a container
EP18707987.6A EP3589579A1 (en) 2017-03-03 2018-02-12 Container for containing a liquid and method for at least partially filling a second container with liquid from such a container

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2018467A NL2018467B1 (nl) 2017-03-03 2017-03-03 Houder voor het houden van een vloeistof en werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2018467B1 true NL2018467B1 (nl) 2018-09-21

Family

ID=58501793

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2018467A NL2018467B1 (nl) 2017-03-03 2017-03-03 Houder voor het houden van een vloeistof en werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3589579A1 (nl)
NL (1) NL2018467B1 (nl)
WO (1) WO2018160059A1 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5228487A (en) * 1991-09-27 1993-07-20 Briggs & Stratton Corporation Pour spout
US20040025968A1 (en) * 2002-08-12 2004-02-12 Allen Clifford Harry No-spill, vapor-recovery, container spout
US20040035895A1 (en) * 2002-08-23 2004-02-26 Harald Schliemann Device for decanting a liquid
EP2361692A1 (en) * 2010-02-18 2011-08-31 Starborn Industries Inc. Nozzle assembly
FR2978753A1 (fr) * 2011-08-05 2013-02-08 Techniplast Dispositif de remplissage
DE202013103516U1 (de) * 2013-08-05 2014-11-06 Ralf Kämpf Verbindungsbaugruppe zur Verbindung eines Ausgangsbehälters mit einem Zielbehälter
EP2957539A1 (de) * 2014-06-20 2015-12-23 Andreas Stihl AG & Co. KG Tankbefüllsystem

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5228487A (en) * 1991-09-27 1993-07-20 Briggs & Stratton Corporation Pour spout
US20040025968A1 (en) * 2002-08-12 2004-02-12 Allen Clifford Harry No-spill, vapor-recovery, container spout
US20040035895A1 (en) * 2002-08-23 2004-02-26 Harald Schliemann Device for decanting a liquid
EP2361692A1 (en) * 2010-02-18 2011-08-31 Starborn Industries Inc. Nozzle assembly
FR2978753A1 (fr) * 2011-08-05 2013-02-08 Techniplast Dispositif de remplissage
DE202013103516U1 (de) * 2013-08-05 2014-11-06 Ralf Kämpf Verbindungsbaugruppe zur Verbindung eines Ausgangsbehälters mit einem Zielbehälter
EP2957539A1 (de) * 2014-06-20 2015-12-23 Andreas Stihl AG & Co. KG Tankbefüllsystem

Also Published As

Publication number Publication date
EP3589579A1 (en) 2020-01-08
WO2018160059A1 (en) 2018-09-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DK2985015T3 (en) Syringe Adapter
CA2144494C (en) Valve assemblage and method of use
RU2385774C2 (ru) Емкость для хранения капельно дозируемой жидкости, обратимо деформируемая в результате всасывания воздуха
DK3083431T3 (en) Dispensing apparatus for discharging pharmaceutical and / or cosmetic liquids
KR101766924B1 (ko) 용시 혼합 용기
CA2438013C (en) Device for decanting a liquid
US20160311588A1 (en) Protective cap for a dispenser and dispenser for discharging pharmaceutical and/or cosmetic liquids
EP3554451B1 (fr) Dispositif de prelevement d'un liquide contenu dans recipient, recipient lie et utlisation de ce recipient
US5000360A (en) Pouring spout which can be selectively opened and closed
US10646306B2 (en) Capsule for mixing and dispensing a dental material
MXPA01003192A (es) Dispositivo de inyeccion desechable disenado para prellenarse.
EP2905040A1 (en) Discharger
NL2018467B1 (nl) Houder voor het houden van een vloeistof en werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder
JP6653555B2 (ja) 液体注出塗布容器とその使用方法
US20180140119A1 (en) Container fitting
US5067639A (en) Pouring spout which can be selectively opened and closed
WO2020154792A1 (en) Vented spout for a liquid-storage container
NL2018664B1 (nl) Houder voor het houden van een vloeistof en werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder
JP6952991B2 (ja) 塗布体付き容器
NL2020035B1 (nl) Houder voor het houden van een vloeistof en werkwijze voor het althans gedeeltelijk vullen van een tweede houder met vloeistof uit een dergelijke houder
FR3032095A1 (fr) Dispositif de distribution d'un produit cosmetique sous forme aerosol
EP3214010A2 (en) Spout for a refill container and method for manufacturing a spout
US20170283135A1 (en) Container for viscous liquid comprising a cap provided with a tap
US11400020B2 (en) Medicine container for storing and providing at least two medicine substances that can be mixed with one another, and method for operating a medicine container of this type
GB2518406A (en) A Safety Liquid Dispenser

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220401