NL2018393B1 - Inrichting voor het inklemmen van een gereedschap en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting - Google Patents
Inrichting voor het inklemmen van een gereedschap en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting Download PDFInfo
- Publication number
- NL2018393B1 NL2018393B1 NL2018393A NL2018393A NL2018393B1 NL 2018393 B1 NL2018393 B1 NL 2018393B1 NL 2018393 A NL2018393 A NL 2018393A NL 2018393 A NL2018393 A NL 2018393A NL 2018393 B1 NL2018393 B1 NL 2018393B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- protective layer
- tool
- localization
- communication means
- recess
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B21—MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
- B21D—WORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
- B21D5/00—Bending sheet metal along straight lines, e.g. to form simple curves
- B21D5/02—Bending sheet metal along straight lines, e.g. to form simple curves on press brakes without making use of clamping means
- B21D5/0209—Tools therefor
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B21—MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
- B21D—WORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
- B21D37/00—Tools as parts of machines covered by this subclass
- B21D37/01—Selection of materials
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Materials Engineering (AREA)
- Bending Of Plates, Rods, And Pipes (AREA)
- Casings For Electric Apparatus (AREA)
- Mounting, Exchange, And Manufacturing Of Dies (AREA)
Abstract
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vasthouden van een gereedschap, in het bijzonder een buiggereedschap, die een opnameruimte voor het opnemen van een aangrijpingsdeel van het gereedschap omvat, alsmede in of nabij de opnameruimte aangebrachte middelen voor het lokaliseren van en/ of communiceren met het gereedschap. De inrichting is verder voorzien van een eerste beschermingslaag die de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen althans ten dele van de opnameruimte scheidt. Het gereedschap kan een lokalisatie- en/ of communicatie-element omvatten dat met de lokalisatie- en/ of communicatiemiddelen samenwerkt en dat van de omgeving afgesloten is door een tweede beschermingslaag. De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke vasthoudinrichting.
Description
Octrooicentrum
Θ 2018393
(21) Aanvraagnummer: 2018393 © Aanvraag ingediend: 20 februari 2017 (g) Int. CL:
B21D 5/02 (2018.01) B21D 37/01 (2018.01)
(4^ Aanvraag ingeschreven: | (73) Octrooihouder(s): |
17 september 2018 | Wila B.V. te Lochem. |
(43) Aanvraag gepubliceerd: | |
- | (72) Uitvinder(s): |
Franciscus Wilhelmus Rouweler te Arnhem. | |
(¢7) Octrooi verleend: | Huub Hubertus Johannes Kienhuis |
17 september 2018 | te ALMELO. |
(45) Octrooischrift uitgegeven: | |
13 november 2018 | (74) Gemachtigde: |
ir. P.J. Hylarides c.s. te Den Haag. |
54) Inrichting voor het inklemmen van een gereedschap en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting © De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vasthouden van een gereedschap, in het bijzonder een buiggereedschap, die een opnameruimte voor het opnemen van een aangrijpingsdeel van het gereedschap omvat, alsmede in of nabij de opnameruimte aangebrachte middelen voor het lokaliseren van en/of communiceren met het gereedschap. De inrichting is verder voorzien van een eerste beschermingslaag die de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen althans ten dele van de opnameruimte scheidt. Het gereedschap kan een lokalisatieen/of communicatie-element omvatten dat met de lokalisatie- en/ of communicatiemiddelen samenwerkt en dat van de omgeving afgesloten is door een tweede beschermingslaag.
De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke vasthoudinrichting.
NL Bl 2018393
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.
Inrichting voor het vasthouden van een gereedschap en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vasthouden van een gereedschap, in het bijzonder een buiggereedschap, omvattende een opnameruimte voor het opnemen van een aangrijpingsdeel van het gereedschap en in of nabij de opnameruimte aangebrachte middelen voor het lokaliseren van en/of communiceren met het gereedschap. Een dergelijke inrichting is bekend, bijvoorbeeld uit aanvraagster’s oudere octrooiaanvragen EP 1 600 256 Al of EP 1 864 752 Al.
De eerstgenoemde octrooipublicatie EP 1 600 256 Al beschrijft een systeem voor het lokaliseren en identificeren van een buiggereedschap dat ingeklemd wordt in een klembalk van een kantpers. Bij een eerste variant van het systeem wordt gebruik gemaakt van een elektrische geleider die zich uitstrekt in een langwerpige opnameruimte van de klembalk, en een elektrisch contact op het gereedschap. Bij een andere variant zijn in de opnameruimte condensatorvlakken gevormd, die de aanwezigheid van het gereedschap langs capacitatieve weg waarnemen. Daarbij kan het gereedschap nog een identificatieschakeling omvatten die via een elektrische verbinding contact kan maken met een geleider in de opnameruimte om te worden uitgelezen. De signalen die afkomstig zijn van de condensatorvlakken en de elektrische geleider worden uitgelezen en verwerkt door een besturingssysteem van de kantpers.
In het bovengenoemde octrooischrift EP 1 864 752 Al wordt een verdere ontwikkeling van dit systeem beschreven, waarbij er een draadloze gegevensoverdracht plaats heeft tussen het gereedschap en het klemmechanisme. Bij een eerste variant vindt de communicatie langs optische weg plaats, terwijl bij een andere variant sprake is van communicatie langs elektromagnetische weg.
De beide oudere systemen maken het mogelijk om een gereedschap in het klemsysteem van een kantpers te identificeren, dus bijvoorbeeld het type gereedschap en de afmetingen daarvan vast te stellen. Ook kan de positie van hel gereedschap in het klemsysteem zo nauwkeurig worden bepaald, en kunnen in ‘real time’ gegevens worden uitgewisseld tussen het klemsysteem en het gereedschap. Op basis van deze gegevens kan een besturingssysteem dan controleren of het gereedschap juist is voor de voorgenomen bewerking, en zich op de juiste plaats bevindt. Het besturingssysteem kan verder aangeven welke gereedschappen op welke posities in de klembalk geplaatst moeten worden, en kan de kantpers voor een bewerking vrijgeven op het moment dat de gereedschappen zich op de juiste positie bevinden. Dan kan het besturingssysteem aangeven in welke volgorde een werkstuk door de verschillende gereedschappen bewerkt moet worden. Dit systeem biedt in vergelijking met conventionele klemsystemen een grote verbetering van de bewerkingssnelheid, nauwkeurigheid en procesbetrouwbaarheid.
Overigens kan de vasthoudinrichting niet slechts in een kantpers of ander werktuig worden toegepast, maar ook in een magazijn voor gereedschappen. Ook daar kan positiebepaling van en communicatie met gereedschappen van belang zijn, bijvoorbeeld om gereedschappen in een geautomatiseerd proces in het magazijn te kunnen vinden, ophalen en terugplaatsen.
De uitvinding heeft nu tot doel het hiervoor beschreven systeem zodanig te verbeteren, dat dit onder nagenoeg alle omstandigheden betrouwbaar en storingsvrij functioneert. Volgens de uitvinding wordt dit bij een inrichting van de hiervoor beschreven soort bereikt, wanneer deze is voorzien van een de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen althans ten dele van de opnameruimte scheidende eerste beschermingslaag. Door een dergelijke beschermingslaag wordt voorkomen dat de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen beschadigd worden door uitstekende delen van het gereedschap, bijvoorbeeld bramen. Ook wordt zo voorkomen dat de werking van de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen wordt beïnvloed door stof, vet of vuil dat zich in de opnameruimte verzamelt en dat mogelijk tussen de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen en het gereedschap wordt gedrukt.
Het risico van beschadiging wordt nog verder verminderd, wanneer de lokalisatie en/of communicatiemiddelen in een uitsparing in een wand van de opnameruimte zijn aangebracht en de eerste beschermingslaag de uitsparing althans ten dele afsluit.
In een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting zijn de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen door de eerste beschermlaag geheel afgesloten van de opnameruimte. Anderzijds is het mogelijk dat de eerste beschermingslaag ten minste een deel van de lokalisatieen/of communicatiemiddelen vrij laat. Dit laatste kan met name praktisch zijn wanneer de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen niet of slechts ten dele contactloos werken.
Hoewel de positie van het gereedschap passief kan worden bepaald door capacitieve of optische waarneming, kan het aangrijpingsdeel van het gereedschap ook een met de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen samenwerkend lokalisatie- en/of communicatie-element omvatten. In dat geval verdient het de voorkeur dat dit lokalisatie- en/of communicatie-element althans ten dele van de omgeving afgesloten is door een tweede beschermingslaag. Zo worden beide componenten van het lokalisatie- en/of communicatiesysteem beschermd tegen omgev ingsin vloeden.
Ook hier verdient het voor een optimale bescherming de voorkeur dat het lokalisatie- en/of communicatie-element in een uitsparing in hel aangrijpingsdeel van het gereedschap is aangebracht en de tweede beschermingslaag de uitsparing althans ten dele afsluit van de omgeving.
Voor een optimale bescherming van het lokalisatie- en/of communicatie-element kan dit door de tweede beschermingslaag geheel afgesloten zijn van de omgeving. Anderzijds kan, met name bij niet-contactloos bedrijf de tweede beschermingslaag ten minste één deel van het lokalisatie- en/of communicatie-element vrij laten.
Om het risico van beschadiging nog verder te verkleinen, verdient het de voorkeur dat de uitsparing een zodanige diepte heeft, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag daarin verzonken is. Zo is de kans dat de beschermingslaag geraakt wordt al zeer klein, terwijl de onderdelen van hel lokalisatie- en/of communicatiesysteem nog verder weg liggen.
Volgens een eerste variant van de inrichting volgens de uitvinding is de eerste en/of tweede beschermingslaag vervaardigd van een materiaal waarvan een hardheid ten minste even groot is als een hardheid van het gereedschap. Bijvoorbeeld kan de eerste en/of tweede beschermingslaag een materiaal omvatten met een Mohs-hardheid die groter is dan 5, bij voorkeur groter is dan 6, meer bij voorkeur groter is dan 7 en meest bij voorkeur groter is dan 8. Zo kan de betreffende beschermingslaag beschadiging door uitstekende delen, bijvoorbeeld bramen op het gereedschap, weerstaan. Dit kan bereikt worden, door het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag te kiezen uil de groep die omvat: mineralen, metalen, in het bijzonder geharde staalsoorten, keramische materialen en glas.
Volgens een andere variant van de inrichting volgens de uitvinding is de eerste en/of tweede beschermingslaag vervaardigd van een materiaal waarvan een hardheid aanzienlijk kleiner is dan een hardheid van het gereedschap. Dergelijke materialen kunnen taai of schokabsorberend zijn, en zo voor bescherming zorgen. Bij voorkeur is het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag een zelf herstellend materiaal. Zo kunnen eventuele beschadigingen direct ongedaan gemaakt worden, waardoor de bescherming in stand blijft.
Het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag kan gekozen zijn uit de groep die omvat: epoxy, al dan niet met vezels versterkte kunststoffen, hotmelts en organische of anorganische stoffen.
Wanneer de eerste en/of tweede beschermingslaag voorzien is van een naar de opnameruimte gekeerde gladde toplaag glijdt het gereedschap heel eenvoudig de opnameruimte in. Ook wordt zo het risico verkleind dat vuil of vet op de betreffende beschermingslaag hecht.
Om de gegevensoverdracht tussen het gereedschap en de vasthoudinrichting niet te beïnvloeden is bij voorkeur het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag niet of nauwelijks elektrisch geleidend.
Wanneer de eerste en/of tweede beschermingslaag rechtstreeks op de lokalisatieen/of communicatiemiddelen, respectievelijk op het lokalisatie- en/of communicatie-element is aangebracht, kan de component van het lokalisatie- en/of communicatiesysteem en de bijbehorende beschermlaag als één geheel in de opnameruimte, respectievelijk op het gereedschap worden gemonteerd.
Anderzijds is het denkbaar dat de eerste en/of tweede beschermingslaag op de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen, respectievelijk op het lokalisatie- en/of communicatieelement is aangebracht onder tussenkomst van een drager, in het bijzonder een lijmlaag. Hierdoor bestaat er een grotere vrijheid in de keuze van materialen voor de beschermlaag, omdat de drager dan de verbinding vormt tussen de beschermlaag en de onderliggende component van het lokalisatie- en/of communicatiesysteem.
Bovendien is het in dat geval mogelijk dat de eerste en/of tweede beschermlaag losneembaar is. Op deze wijze kan de laag worden vervangen, bijvoorbeeld wanneer die beschadigd of sterk verontreinigd is.
Om een goede communicatie tussen de componenten van het lokalisatie- en/of communicatiesysteem te waarborgen, verdient het de voorkeur dat het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag een relatief grote diëlektrische waarde heeft.
Wanneer de opnameruimte langwerpig is, strekken bij voorkeur de lokalisatieen/of communicatiemiddelen en de eerste beschermingslaag zich in hoofdzaak over de lengte van de opnameruimte uit. Zo kunnen gereedschappen op iedere plek in de opnameruimte worden gelokaliseerd en kan de uitvinding dus toegepast worden over de gehele lengte van de inrichting.
Wanneer de inrichting middelen vertoont voor het in de opnameruimte inklemmen van het gereedschap, kan deze onderdeel vormen van een klemsysteem van een werktuig, in het bijzonder een pers.
Teneinde beschadiging van de componenten te voorkomen verdient het dan de voorkeur dat de inrichting voorzien is van middelen voor het detecteren van contact van het gereedschap met de eerste beschermingslaag, welke detectiemiddelen ingericht zijn om een inklemming van het gereedschap te onderbreken. Door het inklemmen te onderbreken zodra wordt vastgesteld dat de beschermingslaag geraakt is door het gereedschap kan worden voorkomen dat bij het toenemen van de inklemkracht het gereedschap de beschermingslaag en de daarachter gelegen component verder beschadigd. Overigens hoeft bij deze uitvoering de beschermingslaag niet noodzakelijkerwijs hard en krasvast of juist taai en zelfherstellend uitgevoerd te zijn, omdat de laag hier in eerste instantie de functie vervult van contactdetector. De beschermingslaag is hier dus een actieve beschermingslaag die in tegenstelling tot een passieve beschermingslaag geen mechanische weerstand hoeft te bieden - hoewel het natuurlijk wel denkbaar is dat de contact detecterende laag toch hard en krasvast of juist taai en zelfherstellend uilgevoerd wordt.
De uitvinding betreft ook een werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting van de hiervoor beschreven soort. De beide bovengenoemde oudere octrooischriften van aanvraagster beschrijven reeds impliciet een werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het vasthouden van een gereedschap, in het bijzonder een buiggereedschap, omvattende de stappen van het in een vasthoudlichaam vormen van een opnameruimte voor hel opnemen van een aangrijpingsdeel van het gereedschap, en het in of nabij de opnameruimte aanbrengen van middelen voor het lokaliseren van en/of communiceren met het gereedschap.
De werkwijze volgens de uitvinding onderscheidt zich hiervan door de stap van het aanbrengen van een eerste beschermingslaag die de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen althans ten dele scheidt van de opnameruimte.
Bij voorkeur toegepaste uitvoeringen van de werkwijze volgens de uitvinding vormen de materie van de volgconclusies 26-32.
De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin:
Figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een inrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, met een bovenbalk waarin een opnameruimte is bepaald en een daarin te klemmen gereedschap,
Figuur 2 een detailaanzicht is volgens de pijl II in figuur 1,
Figuur 3 een doorsnede is door de kleminrichting van figuur 1 met het daarin geklemde gereedschap,
Figuur 4 een detailaanzicht op vergrote schaal is volgens de pijl IV in figuur 3,
Figuur 5 een doorsnede is door een onderste klembalk waarin een ondergereedschap geplaatst wordt, waarbij het gereedschap schuin in de opnameruimte wordt gestoken,
Figuren 6A-C detailaanzichten zijn volgens de pijl VI in figuur 5 tijdens verschillende fases van het in de opnameruimte steken van het ondergereedschap,
Figuur 7 een vooraanzicht is van langwerpige lokalisatie- en/of communicatiemiddelen met een beschermingslaag als bijvoorbeeld toegepast in de inrichting van figuren 1-4,
Figuur 8 een zijaanzicht op vergrote schaal is van de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen en de beschermingslaag van figuur 7, en
Figuur 9 een detail is volgens de pijl IX in figuur 7.
Een inrichting 1 voor het vasthouden van een gereedschap 2, in het getoonde voorbeeld een buiggereedschap, omvat een balk 3 waarin een opnameruimte 4 bepaald is voor het opnemen van een aangrijpingsdeel 5 van het gereedschap 2 (Fig. 1). De opnameruimte 4 strekt zich hier uit over de gehele lengte van de balk 3. In het getoonde voorbeeld is de balk 3 een klembalk die onderdeel vormt van een klemsysteem van een werktuig, hier een kantpers. Het aangrijpingsdeel 5 van het gereedschap 2 vertoont aan weerszijden een groef 30 die ingericht is voor het opnemen van een in de opnameruimte 4 te steken klemnok 31. Deze klemnok 31 aangedreven door een klemmechanisme 29 zoals bijvoorbeeld beschreven in aanvraagsters oudere octrooischrift WO 2010/056110 Al.
Het buiggereedschap 2 vertoont aan zijn van het aangrijpingsdeel 5 afgekeerde eind een neus 6 die een buigrand 7 bepaalt. De vorm van de buigrand 7 bepaalt samen met de vorm van een hierna te bespreken ondergereedschap een buighoek die gevormd wordt in een plaat die in de kantpers wordt bewerkt. In de praktijk zal een product meerdere buigbewerkingen moeten ondergaan, en daartoe worden verschillende buiggereedschappen naast elkaar in de balk 3 ingeklemd.
Een besturingssysteem 8 geeft op basis van ontwerpinformatie van een product aanwijzingen over de volgorde waarin bewerkingen uitgevoerd moeten worden. Ook geeft het besturingssysteem 8 aan welke gereedschappen daartoe gebruikt moeten worden en waar die in de kantpers geplaatst moeten worden.
Bij een kantpers die door een operator bediend wordt kunnen de aan wij zingen de vorm hebben van lichtsignalen ter plaatse van de klembalk of berichten op een beeldscherm. In een volledig geautomatiseerde kantpers kan het besturingssysteem één of meer robots aansturen, die de gereedschappen plaatsen of verwijderen en die de werkstukken in de pers brengen.
Teneinde het besturingssysteem 8 terugkoppeling te geven over de daadwerkelijke positie van de verschillende gereedschappen in de klembalk 3 is de inrichting 1 voorzien van middelen 9 voor het lokaliseren van en/of communiceren met het gereedschap 2. Deze lokalisatieen/of communicatiemiddelen 9 kunnen de vorm hebben als beschreven in de oudere oclrooidocumenten EP 1 600 256 A l of EP 1 864 752 A l van aanvraagster. Teneinde op elke positie in de klembalk 3 de aanwezigheid van gereedschappen 2 te kunnen waarnemen zijn de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 hier over de gehele lengte van de opnameruimte 4 verdeeld aangebracht.
In de praktijk omvatten de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen een aantal elektronische en/of optische componenten die zijn aangebracht op een ondergrond, bijvoorbeeld in de vorm van een bord met gedrukte schakelingen 10 (printed circuit board - PCB). De componenten van de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 zijn relatief kwetsbaar, met name in een industriële omgeving waar grote krachten worden uitgeoefend. Zo wordt elk gereedschap 2 met kracht in geklemd in de opnameruimte 4 van de klembalk 3. Omdat de afmetingen van de opnameruimte 4 groter zijn dan die van het aangrijpingsdeel 5 van het gereedschap 2, kan het gereedschap 2 bij het in de opnameruimte 4 steken daarvan nog enigszins bewegen, waardoor het risico bestaat dal uitstekende delen van het gereedschap 2 met de PCB 10 in contact komen. Een uitstekend deel zou bijvoorbeeld gevormd kunnen worden door een braam of andere beschadiging aan het gereedschap, die bij het inklemmen van het gereedschap tegen de componenten van de PCB 10 gedrukt zou kunnen worden.
Om dergelijke beschadigingen van de PCB 10 te voorkomen is de inrichting 1 volgens de uitvinding voorzien van een beschermingslaag 11, hierna ook wel aangeduid als “eerste beschermingslaag”, die de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 scheidt van de opnameruimte 4. In het getoonde voorbeeld is de PCB 10 van de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 opgenomen in een langwerpige uitsparing of groef 12 die zich in langsrichting uitstrekt in een zijwand 13 van de opnameruimte 4 (Fig. 4). De eerste beschermingslaag 11 is op de PCB 10 aangebracht en strekt zich eveneens uit over de lengte van de opnameruimte 4 (Fig. 7).
Hoewel de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 in beginsel de aanwezigheid en zelfs de positie van het gereedschap 2 kunnen waarnemen uitsluitend op basis van veranderingen in de omgeving - bijvoorbeeld veranderingen in een elektrische of magnetische veldsterkte of veranderingen in de lichtinval, in het geval van een optische waarneming - is het gereedschap 2 bij voorkeur voorzien van een lokalisatie- en/of communicatie-element 14 dat samenwerkt met de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 in de opnameruimte 4. Op deze wijze kan het gereedschap 2 niet slechts waargenomen, maar ook geïdentificeerd worden. Ook het lokalisatie- en/of communicatie-element 14, dat de gedaante kan hebben van een chip, kan tegen beschadiging beschermd zijn doormiddel van een eigen (of “tweede”) beschermingslaag 15. Ook hier is de chip van het lokalisatie- en/of communicatie-element 14 opgenomen in een uitsparing 16 in het gereedschap 2 en sluit de tweede beschermingslaag 15 die uitsparing 16 geheel of gedeeltelijk af.
Het lokalisatie- en/of communicatie-element 14 is in het getoonde voorbeeld in hoofdzaak op de hartlijn van het gereedschap 2 aangebracht, zodat hierdoor een nauwkeurige aanduiding van de positie van het midden van het gereedschap 2 wordt verkregen. Zoals te zien is het lokalisatie- en/of communicatie-element 14 aangebracht nabij de bovenzijde van het gereedschap 2, enigszins boven een beweegbare veiligheidsnok 17 van het gereedschap 2. In het getoonde voorbeeld is het gereedschap 2 aan weerszijden voorzien van een lokalisatie- en/of communicatie-element 14, zodat het gereedschap 2 in twee richtingen kan worden ingespannen en dan toch kan samen werken met de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 van de inrichting 1, die in het getoonde voorbeeld slechts aan één zijde van de opnameruimte 4 zijn aangebracht. De veiligheidsnok 17 werkt zoals gebruikelijk bij dit soort inrichtingen samen met een groef 18 in de opnameruimte 4.
De lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 zijn hier overigens met het besturingssysteem 8 verbonden onder tussenkomst van een verbindingsmodule 19. Deze verbindingsmodule 19, die zich eveneens over de gehele lengte van de klembalk 3 uitstrekt, is opgenomen in een groef 20 in een buitenwand 21 van de klembalk 3. De verbindingsmodule communiceert met de PCB 10 van de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 via één of meer kabels 22 die door de klembalk 3 steken, maar ook een draadloze verbinding is denkbaar. De verbindingsmodule is in het getoonde voorbeeld niet rechtstreeks met het besturingssysteem 8 verbonden, maar onder tussenkomst van een verwerkingseenheid 23. Deze verwerkingseenheid 23 verwerkt informatie die afkomstig is van de PCB 10 en converteert deze naar een standaard formaat, bijvoorbeeld TCP/IP of CAN voor verzending naar het besturingssysteem 8. Op deze wijze kunnen de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 9 gebruikt worden in combinatie met verschillende besturingssystemen. Dit is van belang omdat de inrichting 1 veelal afzonderlijk van de kantpers geleverd wordt, en toepasbaar is in kampersen van verschillend fabricaat.
De eerste beschermingslaag 11 vormt in het getoonde voorbeeld geen volledige afscheiding tussen de PCB 10 en de opnameruimte 4. De beschermingslaag 11 strekt zich vanaf een bovenzijde 24 van de PCB slechts over een deel van de hoogte daarvan uit, en laat aan de onderzijde een deel van de PCB 10 vrij. Op dit vrij liggend deel is een geleidingsbaan 25 gevormd waardoor elektrisch verbinding gemaakt kan worden met een op het gereedschap 2 aanwezig elektrisch contact. Overigens is het risico van beschadiging van de niet door de eerste beschermingslaag 11 bedekte zijde van de PCB 10 iets geringer, omdat het gereedschap 2 in het getoonde voorbeeld een bovengereedschap is, dal vanaf de onderzijde in de opnameruimte 4 wordt gestoken. Daarbij wordt het vrij liggende onderste deel van de PCB 10 enigszins beschermd door de onderrand van de groef 12, met name wanneer de PCB 10 enigszins verzonken daarin aangebracht is.
Dit is duidelijk te zien in figuur 5 en figuren 6A-C, waarin een ondergereedschap
102 is getoond. Dit ondergereedschap 102, dat aan zijn bovenzijde voorzien is van een groef 107 die samenwerkt met de neus 6 van het bovengereedschap 2, is opgenomen in een opnameruimte 104 in een onderste balk 103, in dit voorbeeld de onderste klembalk van de kleminrichting 1. Ook hier zijn lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 109 voorzien, die onder meer een PCB 110 omvatten die opgenomen is in een langwerpige uitsparing of groef 112 in een zijwand 113 van de opnameruimte 104. In dit geval is de PCB 110 uitsluitend aan zijn bovenzijde voorzien van een beschermingslaag 111, aangezien het onderste deel van de PCB 110 onbereikbaar is voor de eindrand 126 van het ondergereedschap 102. Dit deel wordt beschermd door de boven- en onderrand 127, 129 van de groef 112 en door de onderrand van de beschermingslaag 111. Het is anderzijds denkbaar om in de ruimte onder de niet-geleidende beschermingslaag 111 een elektrisch geleidende beschermingslaag (hier niet getoond) aan te brengen, waardoor de PCB 110 extra beschermd wordt en toch elektrisch contact met de geleidingsbaan 125 mogelijk is. Overigens zijn in deze figuur ook de componenten 128 op de PCB 110 van de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 109 beter te zien dan in de tekening van de boveninklemming. Ook hier omvatten de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 109 verder een verbindingsmodule 119 die in een groef 120 is opgenomen en via bekabeling 122 met de PCB 110 verbonden is.
Hoewel hier niet getoond, kan ook het ondergereedschap 102 natuurlijk voorzien zijn van een lokalisatie- en/of communicatie-element voor samenwerking met de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 109. Een dergelijk lokalisatie- en/of communicatie-element kan dan eveneens afgeschermd zijn van de omgeving door middel van een beschermingslaag.
Het materiaal van de eerste beschermingslaag 11, 111 kan ten minste net zo hard zijn als het staal waarvan het gereedschap 2, 102 is vervaardigd. Geschikte materialen in dat verband zijn extra gehard en krasvast glas, bijvoorbeeld zogeheten Gorilla® Glass of Willow® Glass van Coming (www.corning.com) of overeenkomstige glassoorten zoals Dragontrail ™ van Asahi (www.agc.com) of saffierglas van GTAT (www.gtat.com), of keramisch materiaal. Glas is uiteraard het materiaal bij uitstek wanneer de communicatie tussen de PCB en het gereedschap 2 langs optische weg verloopt. Door voor de beschermingslaag gebruik te maken van een materiaal dat harder is dan het staal van het gereedschap wordt een zeer goede bescherming bereikt.
Een andere mogelijkheid is om voor de beschermingslaag gebruik te maken van een materiaal dat minder hard is dan het gereedschapsstaal, maar wel taai en schokabsorberend. Door een dergelijk materiaal toe te passen worden hoge belastingen op de PCB 10 gedempt, terwijl bovendien de beschermingslaag mogelijk wel zal meegeven, maar niet geheel zal openscheuren of zal worden doorboord door uitsteeksels op het gereedschap. Wanneer als materiaal van de beschermingslaag een zelf herstellend materiaal wordt gekozen, zal de beschermingslaag na het wegnemen van de belasting door het gereedschap weer zijn oorspronkelijke vorm aannemen en een zelfde bescherming bieden als voordat dit met het uitsteeksel van het gereedschap in aanraking kwam. Geschikte materialen in dit verband zijn epoxy, al dan niet met vezels versterkte kunststoffen, hotmelts en organische of anorganische stoffen. De beschermingslaag kan nog worden voorzien van een gladde toplaag om hechting van vuil en vet tegen te gaan en om ervoor te zorgen dat het gereedschap met minimale wrijving in de opnameruimte kan glijden, waardoor het risico op beschadiging verder wordt verkleind.
Teneinde lokalisatie op basis van capacitieve waarneming mogelijk te maken kan het materiaal van de beschermingslaag een hoge diëlectrische waarde vertonen.
Als aanvulling op of als alternatief voor de mechanische bescherming die geboden wordt door de beschermingslaag, kan de kleminrichting 1 verder voorzien zijn van een elektronisch beveiligingsmechanisme. Daartoe kan op de PCB 10, 110 een drukgevoelige laag aangebracht zijn (hier niet getoond), die een signaal afgeeft wanneer de PCB aan een belasting wordt onderworpen. Op basis van dit signaal kan dan het besturingssysteem 8 de inklemming onderbreken, waardoor de belasting niet verder toeneemt. Zo worden de gevolgen van onbedoeld contact tussen het gereedschap 2, 102 en de PCB 10, 110 zoveel mogelijk beperkt. Overigens moet daarbij de drukwaarde die leidt tot een waarschuwingssignaal zo gekozen worden, dat normaal contact tussen het gereedschap en de geleidende strip 25, 125 van de PCB niet tot een waarschuwingssignaal leidt. Het is in dat verband denkbaar dat de drukgevoelige laag uitsluitend wordt aangebracht op dat deel van de PCB 10, 110 waar ook de beschermingslaag 11, 111 zich bevindt. Het is ook denkbaar dat de beschermingslaag 11, 111 zelf de drukgevoelige laag vormt. Het is dan niet strikt noodzakelijk dal de beschermingslaag 11, 111 ook mechanische weerstand biedt; de laag zou uitsluitend als drukgevoelige sensor kunnen fungeren, die het signaal levert voor de elektronische beveiliging. Overigens zou een soortgelijke voorziening aangebracht kunnen worden in het gereedschap 2, 102, om het lokalisatie- en/of communicatie-element 14, 114 extra tegen beschadiging te beveiligen.
De beschermingslaag kan rechtstreeks op de PCB 10, 110 worden aangebracht, waarvoor gebruik gemaakt kan worden van elke geschikte techniek. Het is echter ook mogelijk om tussen de beschermingslaag 11, 111 en de PCB 10, 110 een drager of tussenlaag aan te brengen, bijvoorbeeld een lijmlaag of andere hechtlaag (hier niet getoond). Op deze wijze is het mogelijk om de beschermingslaag 11, 111 na verloop van tijd weer los te nemen van de PCB 10, 110, bijvoorbeeld omdat de beschermingslaag 11, 111 beschadigd of vervuild is. Zo hoeft na beschadiging van de beschermingslaag niet de gehele PCB 10, 110 vervangen te worden.
Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt, maar op velerlei wijze kan worden gevarieerd.
Zo kan de beschermingslaag over het gehele oppervlak van de PCB worden aangebracht, wanneer er geen noodzaak is voor het vormen van een rechtstreeks elektrisch contact tussen het gereedschap en de PCB. Ook kunnen verschillende beschermingslagen worden gecombineerd, bijvoorbeeld een beschermingslaag van gehard, kras vast glas voor de lokalisatieen/of communicatiemiddelen 9 in de bovenbalk 3 en een beschermingslaag van een taai, absorberend of zelf herstellend materiaal op de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen 109 in de onderbalk 103. Ook kunnen de beschermingslagen in de klembalk en de beschermingslaag in het gereedschap anders zijn. Verder kunnen meerdere beschermingslagen over elkaar worden aangebracht, bijvoorbeeld een laag van keramisch materiaal die wordt afgedekt door een taaie of zelf herstellende laag, of juist andersom. En tenslotte kunnen passieve en actieve beschermingslagen gecombineerd worden.
Daarnaast kunnen de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen en het lokalisatieen/of communicatie-element op andere posities in de opnameruimte, respectievelijk op het gereedschap zijn aangebracht. In samenhang daarmee zullen ook de beschermingslagen op andere posities aangebracht worden. En hoewel de vasthoudinrichting hier is beschreven als een kleminrichting die onderdeel vormt van een werktuig, hier een kantpers, kan deze ook worden toegepast in andere omgevingen, bijvoorbeeld in een magazijn waar gereedschappen eveneens met hun aangrijpingsdelen in opnameruimten worden geplaatst.
Tenslotte kan de uitvinding, die hier is beschreven in samenhang met zogeheten “New Standard” gereedschappen en daarvoor gevormde opnameruimten, ook worden toegepast in combinatie met andere soorten gereedschap, zoals “America Style”, “European Style”, “RFA
Style” en dergelijke, die elk een specifieke gevormde opnameruimte vereisen. Daarnaast kan de balk met klemmechanisme die hier als bovenbalk getoond is ook als onderbalk gebruikt worden voor het inklemmen van ondergereedschappen, waarbij eveneens de uitvinding toepassing kan 5 vinden.
De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies.
Claims (32)
- Conclusies1. Inrichting voor het vasthouden van een gereedschap, in het bijzonder een buiggereedschap, omvattende een opnameruimte voor het opnemen van een aangrijpingsdeel van het gereedschap en in of nabij de opnameruimte aangebrachte middelen voor het lokaliseren van en/of communiceren met het gereedschap, gekenmerkt door een de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen althans ten dele van de opnameruimte scheidende eerste beschermingslaag.
- 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen in een uitsparing in een wand van de opnameruimte zijn aangebracht en de eerste beschermingslaag de uitsparing althans ten dele afsluit.
- 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen door de eerste beschermingslaag geheel afgesloten zijn van de opnameruimte.
- 4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de eerste beschermingslaag tenminste een deel van de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen vrij laat.
- 5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aangrijpingsdeel van het gereedschap een met de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen samenwerkend lokalisatie- en/of communicatie-element omvat, welk lokalisatie- en/of communicatie-element althans ten dele van de omgeving afgesloten is door een tweede beschermingslaag.
- 6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het lokalisatie- en/of communicatie-element in een uitsparing in het aangrijpingsdeel van het gereedschap is aangebrachl en de tweede beschermingslaag de uitsparing althans ten dele afsluit van de omgeving.
- 7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het lokalisatie- en/of communicatie-element door de tweede beschermingslaag geheel afgesloten is van de omgeving.
- 8. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de tweede beschermingslaag ten minste één deel van het lokalisatie- en/of communicatie-element vrij laat.
- 9. Inrichting volgens conclusie 2 of 6, met het kenmerk, dat de uitsparing een zodanige diepte heeft, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag daarin verzonken is.
- 10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag vervaardigd is van een materiaal waarvan een hardheid ten minste even groot is als een hardheid van het gereedschap.
- 11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag een materiaal omvatten met een Mohs-hardheid die groter is dan 5, bij voorkeur groter is dan 6, meer bij voorkeur groter is dan 7 en meest bij voorkeur groter is dan 8.
- 12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag gekozen is uit de groep die omvat: mineralen, metalen, in het bijzonder geharde staalsoorten, keramische materialen en glas.
- 13. Inrichting volgens één der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag vervaardigd is van een materiaal waarvan een hardheid aanzienlijk kleiner is dan een hardheid van het gereedschap.
- 14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag een zelfherstellend materiaal is.
- 15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag gekozen is uit de groep die omvat: epoxy, al dan niet met vezels versterkte kunststoffen, hotmelts en organische of anorganische stoffen.
- 16. Inrichting volgens één der conclusies 13-15, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag voorzien is van een naar de opnameruimte gekeerde gladde toplaag.
- 17. Inrichting volgens één der conclusies 10-16, met het kenmerk, dat het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag niet of nauwelijks elektrisch geleidend is.
- 18. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag rechtstreeks op de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen, respectievelijk op hel lokalisatie- en/of communicatie-element is aangebracht.
- 19. Inrichting volgens één der conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag op de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen, respectievelijk op het lokalisatie- en/of communicatie-element is aangebracht onder tussenkomst van een drager, in het bijzonder een lijmlaag.
- 20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag losneembaar is.
- 21. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het materiaal van de eerste en/of tweede beschermingslaag een relatief grote dielektrische waarde heeft.
- 22. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opnameruimte langwerpig is en de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen en de eerste beschermingslaag zich in hoofdzaak over de lengte van de opnameruimte uitstrekken.
- 23. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting middelen vertoont voor het in de opnameruimte inklemmen van het gereedschap en onderdeel vormt van een klemsysteem van een werktuig, in het bijzonder een pers.
- 24. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen voor het detecteren van contact van het gereedschap met de eerste beschermingslaag, welke detectiemiddelen ingericht zijn om een inklemming van het gereedschap te onderbreken.
- 25. Werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het vasthouden van een gereedschap, in het bijzonder een buiggereedschap, omvattende de stappen van:a) het in een vasthoudlichaam vormen van een opnameruimte voor het opnemen van een aangrijpingsdeel van het gereedschap, enb) het in of nabij de opnameruimte aanbrengen van middelen voor het lokaliseren van en/of communiceren met het gereedschap, gekenmerkt door de stap van het aanbrengen van een eerste beschermingslaag die de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen althans ten dele scheidt van de opnameruimte.
- 26. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de stap (a) de substappen omvat van:al) het in een wand van de opnameruimte vormen van een uitsparing, en a2) het in de uitsparing aanbrengen van de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen, waarbij de eerste beschermingslaag zodanig wordt aangebracht dat deze de uitsparing althans ten dele afsluit.
- 27. Werkwijze volgens conclusie 25 of 26, gekenmerkt door de stappen van:c) het met het aangrijpingsdeel van het gereedschap verbinden van een met de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen samenwerkend lokalisatie- en/of communicatie-element, end) het op het gereedschap aanbrengen van een tweede beschermingslaag die het lokalisatie- en/of communicatie-element althans ten dele afsluit van de omgeving.
- 28. Werkwijze volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de stap (c) de substappen omvat van:cl) het in het aangrijpingsdeel van het gereedschap vormen van een uitsparing, en dl) het in de uitsparing uitbrengen van het lokalisatie- en/of communicatieelement, waarbij de tweede beschermingslaag zodanig aangebracht wordt, dat deze de uitsparing althans ten dele afsluit van de omgeving.
- 29. Werkwijze volgens conclusie 26 of 28, met het kenmerk, dat in stap (al), respectievelijk (cl) de uitsparing gevormd wordt met een zodanige diepte, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag daarin verzonken aangebracht kan worden.
- 30. Werkwijze volgens één der conclusies 25-29, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag rechtstreeks op de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen, respectievelijk het lokalisatie- en/of communicatie-element wordt aangebracht.
- 31. Werkwijze volgens één der conclusies 25-29, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag op de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen, respectievelijk het lokalisatie- en/of communicatie-element wordt aan gebracht door daar een drager, in het bijzonder een lijmlaag tussen te plaatsen.
- 32. Werkwijze volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede beschermingslaag ter vervanging wordt losgenomen van de lokalisatie- en/of communicatiemiddelen, respectievelijk het lokalisatie- en/of communicatie-element en een nieuwe beschermingslaag daarop wordt aangebracht.2/4 ooCXIFill \7 FIG. 43/U-j· θ CXIFIG. 8 FIG. 9
Priority Applications (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2018393A NL2018393B1 (nl) | 2017-02-20 | 2017-02-20 | Inrichting voor het inklemmen van een gereedschap en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting |
PCT/NL2018/050109 WO2018151600A1 (en) | 2017-02-20 | 2018-02-19 | Device for securing a tool and method for manufacturing such a device |
CN201880010883.0A CN110461489B (zh) | 2017-02-20 | 2018-02-19 | 用于固定工具的设备和用于制造这种设备的方法 |
US16/481,361 US11904378B2 (en) | 2017-02-20 | 2018-02-19 | Device for securing a tool and method for manufacturing such a device |
JP2019544073A JP7145164B2 (ja) | 2017-02-20 | 2018-02-19 | 工具を固定するための装置及びこのような装置を製造するための方法 |
EP18710931.9A EP3582909A1 (en) | 2017-02-20 | 2018-02-19 | Device for securing a tool and method for manufacturing such a device |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2018393A NL2018393B1 (nl) | 2017-02-20 | 2017-02-20 | Inrichting voor het inklemmen van een gereedschap en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2018393B1 true NL2018393B1 (nl) | 2018-09-17 |
Family
ID=58455613
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2018393A NL2018393B1 (nl) | 2017-02-20 | 2017-02-20 | Inrichting voor het inklemmen van een gereedschap en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US11904378B2 (nl) |
EP (1) | EP3582909A1 (nl) |
JP (1) | JP7145164B2 (nl) |
CN (1) | CN110461489B (nl) |
NL (1) | NL2018393B1 (nl) |
WO (1) | WO2018151600A1 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1052480A1 (de) * | 1999-05-14 | 2000-11-15 | Rexroth Star GmbH | Einrichtung zur Ermittlung der Relativposition zweier Körper |
EP1600256A1 (en) * | 2004-05-24 | 2005-11-30 | Wila B.V. | Location and identification of a tool in a tool receiving part |
EP1864752A1 (en) * | 2006-06-07 | 2007-12-12 | Wila B.V. | Data exchange system |
DE102015100655A1 (de) * | 2015-01-19 | 2016-07-21 | Cord Winkelmann | Linearführungseinrichtung für eine Vorschubachse einer Werkzeugmaschine |
Family Cites Families (21)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3880610A (en) * | 1973-12-14 | 1975-04-29 | Us Transport | Universal function module |
JPS5814610Y2 (ja) * | 1978-11-15 | 1983-03-23 | 富士通株式会社 | 半導体装置 |
DE3326615A1 (de) * | 1983-07-23 | 1985-01-31 | Otto Bilz, Werkzeugfabrik, 7302 Ostfildern | Werkzeug oder werkzeughalter, insbesondere fuer die zerspanende bearbeitung auf numerisch gesteuerten bearbeitungszentren |
ATE47484T1 (de) * | 1986-01-02 | 1989-11-15 | Birger Alvelid | Herstellungsverfahren von zustandsmesswertaufnehmern fuer mechanische bestandteile und solche mechanische bestandteile. |
JPS63185546A (ja) * | 1987-01-26 | 1988-08-01 | Tokyo Keiki Co Ltd | メモリモジユ−ルの工具ホルダ−取付構造 |
JPH03259702A (ja) * | 1990-03-09 | 1991-11-19 | Komatsu Ltd | カッタビットの摩耗検出装置 |
JPH07335909A (ja) * | 1994-06-10 | 1995-12-22 | Fuji Electric Co Ltd | 静電容量型センサ及びその製造方法 |
JP2001150059A (ja) | 1999-12-01 | 2001-06-05 | Amada Co Ltd | タレットパンチプレスにおける金型装着検知方法及びその装置 |
AT408729B (de) | 2000-08-14 | 2002-02-25 | Trumpf Maschinen Austria Gmbh | Werkzeugspannvorrichtung für ein formwerkzeug, insbesondere einer abkantpresse |
AT412071B (de) * | 2001-08-17 | 2004-09-27 | Trumpf Maschinen Austria Gmbh | Fertigungseinrichtung, insbesondere abkantpresse, und verfahren zum betrieb einer fertigungseinrichtung |
AT412453B (de) * | 2002-07-01 | 2005-03-25 | Trumpf Maschinen Austria Gmbh | Fertigungseinrichtung, insbesondere abkantpresse, mit elektronischer werkzeugerfassung |
JP5539605B2 (ja) | 2006-04-19 | 2014-07-02 | 株式会社ダイセル | 活性エネルギー線硬化性コーティング剤およびその用途 |
AT506604B1 (de) * | 2008-03-28 | 2009-12-15 | Trumpf Maschinen Austria Gmbh | Biegewerkzeug mit messelement |
DE102008037871A1 (de) * | 2008-08-15 | 2010-02-25 | Amg Coating Technologies Gmbh | Gleitelement mit Mehrfachschicht |
NL1037464C2 (nl) | 2008-11-11 | 2010-08-17 | Wila Bv | Inrichting voor het inspannen van een gereedschap. |
AT510409B1 (de) * | 2011-02-01 | 2012-04-15 | Trumpf Maschinen Austria Gmbh & Co Kg | Fertigungseinrichtung mit mitteln zur werkzeug-positionserfassung sowie verfahren zu deren betrieb |
JP6131095B2 (ja) * | 2012-06-19 | 2017-05-17 | 株式会社アマダホールディングス | 金型位置検出装置、曲げ加工装置、金型、被装着装置に対する装着部材の位置検出方法 |
NL2009340C2 (nl) * | 2012-07-06 | 2014-01-07 | Wila Bv | In een werktuig verplaatsbaar gereedschap. |
JP5998047B2 (ja) | 2012-12-27 | 2016-09-28 | 株式会社アマダホールディングス | 金型検出装置、曲げ加工装置、金型 |
WO2016170952A1 (ja) | 2015-04-21 | 2016-10-27 | 日東電工株式会社 | 自己修復型電気絶縁性樹脂組成物およびそれを用いた電線 |
US10369614B2 (en) | 2015-05-06 | 2019-08-06 | Honda Motor Co., Ltd. | Die clamp assembly for a press machine having a position sensing apparatus and method of operating a press machine |
-
2017
- 2017-02-20 NL NL2018393A patent/NL2018393B1/nl active
-
2018
- 2018-02-19 US US16/481,361 patent/US11904378B2/en active Active
- 2018-02-19 EP EP18710931.9A patent/EP3582909A1/en active Pending
- 2018-02-19 WO PCT/NL2018/050109 patent/WO2018151600A1/en active Application Filing
- 2018-02-19 JP JP2019544073A patent/JP7145164B2/ja active Active
- 2018-02-19 CN CN201880010883.0A patent/CN110461489B/zh active Active
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1052480A1 (de) * | 1999-05-14 | 2000-11-15 | Rexroth Star GmbH | Einrichtung zur Ermittlung der Relativposition zweier Körper |
EP1600256A1 (en) * | 2004-05-24 | 2005-11-30 | Wila B.V. | Location and identification of a tool in a tool receiving part |
EP1864752A1 (en) * | 2006-06-07 | 2007-12-12 | Wila B.V. | Data exchange system |
DE102015100655A1 (de) * | 2015-01-19 | 2016-07-21 | Cord Winkelmann | Linearführungseinrichtung für eine Vorschubachse einer Werkzeugmaschine |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP3582909A1 (en) | 2019-12-25 |
JP2020508220A (ja) | 2020-03-19 |
CN110461489B (zh) | 2024-04-12 |
JP7145164B2 (ja) | 2022-09-30 |
US20190388946A1 (en) | 2019-12-26 |
WO2018151600A1 (en) | 2018-08-23 |
US11904378B2 (en) | 2024-02-20 |
CN110461489A (zh) | 2019-11-15 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7325428B2 (en) | Location and identification of a tool in a tool receiving part | |
EP1577826B1 (en) | IC card reader | |
CN110494230B (zh) | 用于将导电的工件部分从导电的剩余工件部分取出的设备、方法及加工机器 | |
US10547827B2 (en) | Method for aligning two image recording elements of a stereo camera system | |
EP0234904A3 (en) | Systems for sensing and forming objects such as leads of electronic components | |
BRPI0406582A (pt) | Método e dispositivo para o processamento de sinais ópticos em um mouse de computador | |
US11260532B2 (en) | Calibration method for robot arm and calibration device thereof | |
NL2018393B1 (nl) | Inrichting voor het inklemmen van een gereedschap en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting | |
NL9300171A (nl) | Computer-Muis gebaseerd op een daarin aangebracht stelsel van versnelling-opnemers. | |
CN103123695A (zh) | 微电路卡以及制造卡的工具和方法 | |
CN103531970A (zh) | 卡连接器 | |
CN101589323B (zh) | 光连接装置 | |
CN112766433A (zh) | 一种产品自动追溯系统 | |
GB2191588A (en) | Method and apparatus for detecting the presence of an object in a predetermined position | |
CN207866976U (zh) | Ic载板线路检测报废系统 | |
CN1701470A (zh) | 存储卡用连接器 | |
CN209830622U (zh) | 一种高精度2D-Barcode镭刻机 | |
CN107289898A (zh) | 一种扁平封装电子元器件引脚共面性检测系统 | |
CN108152715A (zh) | Ic载板线路检测报废系统 | |
US10151578B2 (en) | Thickness measurement device and thickness measurement method | |
DE10056112A1 (de) | Einrichtung zur Steigerung der Rückverfolgbarkeit von aus Kunststoff ausgebildeten Trägern für elektronische Bauteile | |
CN110391510A (zh) | 用于电气设备的自动化装配和布线的方法和系统 | |
CN220101736U (zh) | 一种粘接按压装置 | |
US20240035613A1 (en) | System including a holding part | |
WO2010028714A1 (en) | Transponder device |