NL2014137A - Inrichting voor het aanbrengen van bitumen tegen een opstaande kant van een wegdek, alsmede een werkwijze voor het aanbrengen van bitumen. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het aanbrengen van bitumen, welke inrichting een leiding omvat, welke leiding een mondstuk omvat voor het afgeven van bitumen. Voor het met goede hechting aanbrengen omvat de inrichting een lans omvat, welke een afsteunorgaan voor het neerwaarts afsteunen op een wegdekoppervlak omvat waarbij het mondstuk in de afgesteunde toestand daarvan naar een opstaande kant van een wegdeksectie is gekeerd voor het daartegen afgeven van bitumen. De uitvinding betreft ook een werkwijze voor het aanbrengen van bitumen.

Description

Inrichting voor het aanbrengen van bitumen tegen een opstaande kant van een wegdek, alsmede een werkwijze voor het aanbrengen van bitumen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van bitumen, welke inrichting een leiding omvat, welke leiding een mondstuk omvat voor het afgeven van bitumen.

Het is in het vak bekend om een weg te repareren, waarbij het wegdek aan een mechanische bewerking zoals frezen en/of zagen wordt onderworpen voor het vervangen van een deel van de toplaag. Hierbij wordt van een deel van het wegdek de toplaag (of althans het bovenste deel daarvan) verwijderd waardoor een lager gelegen deel van het wegdek bloot komt te liggen. De sectie van het wegdek waar de toplaag blijft liggen vertoont een door de mechanische bewerking gevormde opstaande kant. Na het verwijderen van de oude toplaag (of bovenste deel daarvan) wordt op de blootliggende lager gelegen laag een nieuwe toplaagsectie aangebracht, die aansluit op de reeds aanwezige toplaagsectie van de sectie van het wegdek waarvan de toplaag bleef liggen.

Een probleem is dat de hechting van de nieuwe toplaagsectie van de gerepareerde wegdeksectie aan de reeds aanwezige toplaagsectie van de oude wegdeksectie te wensen overlaat. Hierdoor ontstaat door omgevingsinvloeden (wisselende temperatuur, regen enz.) bij de overgang tussen de twee toplaagsecties een scheur, welke in de loop van de tijd groter en dieper wordt. Het is bekend om de overgang van een beschermlaag te voorzien, welke echter ook nadelen heeft, zoals weerspiegeling die verkeersdeelnemers kan misleiden (abusievelijk aangezien als wegmarkering) of door motorrijders wordt gemeden uit angst dat het wegdek daar glad is, waarbij de uitgevoerde ontwijkingsmanoeuvre zelf gevaar kan inhouden. Een alternatieve oplossing is de opstaande kant van bitumen te voorzien voordat het asfalt van de toplaagsectie op de onderlaag wordt aangebracht. Deze aanpak geeft echter problemen bij zogeheten zoab-asfalt (zeer open asfalt-beton), omdat regenwater dat op de toplaagsectie valt, daarin dringt en over de onderlaag zijwaarts zou moeten worden afgevoerd door de laag bitumen wordt geblokkeerd. Zand, vuil en steentjes dragen hier verder aan bij.

De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee een goede hechting tussen aanliggende toplaagsecties van de oude en gerepareerde wegdeksecties wordt bereikt, en de bovengenoemde nadelen ten minste deels worden verminderd.

Hiertoe wordt een inrichting volgens de aanhef gekenmerkt doordat de inrichting een inrichting is voor het tegen een opstaande kant van een eerste wegdeksectie voorafgaande aan het aanbrengen van een toplaagsectie voor een tweede wegdeksectie aansluitend aan de eerste wegdeksectie, en de inrichting een lans omvat, welke lans een distale lans-sectie en een verdere lans-sectie omvat, waarbij de distale lans-sectie is voorzien van - een afsteunorgaan voor het met een eerste zijde van het afsteunorgaan die van de verdere lans-sectie is afgekeerd neerwaarts afsteunen op een wegdekoppervlak van de eerste wegdeksectie, en - het mondstuk dat in de genoemde afgesteunde toestand van het afsteunorgaan naar de opstaande kant van de toplaag van de eerste wegdeksectie is gekeerd voor het daartegen afgeven van bitumen.

Met een dergelijke inrichting kan een viskeuze bitumen nabij de bovenzijde van de toplaagsectie tegen de opstaande kant van de eerste wegdeksectie worden aangebracht, terwijl een lager gelegen deel van de opstaande kant vrij blijft van bitumen. Gevonden is dat het volstaat om alleen bitumen aan de bovenzijde aan te brengen en toch een duurzame overgang te verschaffen, welke tevens water-doorlatend is, en dat dit met een inrichting volgens de uitvinding gemakkelijk kan worden aangebracht. In een gebruikstoestand bevindt de verdere lanssectie zich hoger dan het afsteunorgaan en bevindt het mondstuk, althans ten minste een deel ervan zich lager dan het afsteunorgaan, meer in het bijzonder lager dan de onderzijde van het afsteunorgaan dat op de bovenzijde van de eerste wegdeksectie rust. Het afsteunorgaan kan de vorm hebben van een wiel.

De verdere lanssectie zal in de praktijk een handgreep omvatten en/of een bedieningsorgaan voor het aan de lans toevoeren van bitumen.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het afsteunorgaan de vorm heeft van een staaf welke dwars op de lans staat.

De staaf verschaft een goedkope, doelmatige en betrouwbare manier van afsteunen tegen het bovenste oppervlak van de toplaagsectie die tegen een opstaande kant ervan van bitumen moet worden voorzien. De staaf heeft een lengte van bijvoorbeeld ten minste 3 cm, en bij voorkeur ten minste 5 cm.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het kanaal een verwarmbaar kanaal is.

De lans zal daartoe in het algemeen van een verwarmingselement zijn voorzien, zoals een elektrisch verwarmingselement. Aldus wordt voorkomen dat bitumen in het kanaal en/of het mondstuk verstopt.

Een uitvoeringsvorm die de bijzondere voorkeur geniet wordt hierdoor gekenmerkt dat het mondstuk een zelfsluitend mondstuk is.

De bitumen die met de inrichting wordt opgebracht heeft veelal geen constante viscositeit, en het zelfsluitende karakter draagt ertoe bij dat de bitumen meer gelijkmatig wordt afgegeven. Het mondstuk zal in het algemeen een spleet omvatten en welke zich door veerwerking sluit. De spleet wordt geopend door de druk van toegevoerde warme bitumen, en sluit zich wanneer de toevoer wordt gestopt. Aldus kan nauwkeurig en doelmatig worden gewerkt.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het mondstuk een in elastomeer materiaal aanwezige spleet omvat.

Aldus wordt een zeer betrouwbaar functionerende inrichting verschaft. Het elastomere materiaal is bijvoorbeeld siliconen-rubber. Een geschikt mondstuk is verkrijgbaar als een duckbill-mondstuk.

Tenslotte heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een laag asfalt voor een weg, welke weg een onderlaag en een water-doorlatende toplaag omvat, waarbij de weg - een eerste wegdeksectie welke een eerste toplaagsectie met een opstaande kant, en - een tweede wegdeksectie aanliggend aan de eerste wegdeksectie omvat, welke tweede wegdeksectie een blootliggend oppervlak heeft dat lager ligt dan de bovenzijde van de eerste wegdeksectie, waarbij tegen de opstaande kant bitumen wordt aangebracht, waarna een laag asfalt tegen de opstaande kant die van bitumen is voorzien en op het blootliggende oppervlak van de tweede wegdeksectie wordt aangebracht als een tweede toplaagsectie, waarbij een relatief hoog gelegen zone van de opstaande kant van bitumen wordt voorzien terwijl een lager gelegen zone van de genoemde opstaande kant vrij wordt gelaten, waarna de laag asfalt tegen de opstaande kant die van bitumen is voorzien en op het blootliggende oppervlak van de tweede wegdeksectie wordt aangebracht als de tweede toplaagsectie.

Geschikte bitumen is bijvoorbeeld niet-zelfnivellerende bitumen zoals commercieel verkrijgbaar. De opstaande kant van de eerste wegdeksectie en het blootliggende oppervlak van de tweede wegdeksectie zijn bijvoorbeeld door een mechanische bewerking gevormd, zoals bij het repareren en/of vervangen van een deel van een wegdek. De opstaande kant kan ook een zijkant zijn van een eerder aangebrachte toplaagsectie, welke na het aanbrengen ervan inmiddels zover is afgekoeld dat goede hechting niet meer gegarandeerd kan worden.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat voor het aanbrengen van bitumen tegen de relatief hoog gelegen zone een inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 5 wordt toegepast.

Aldus kan op eenvoudige en doelmatige wijze bitumen worden aangebracht. Het toevoeren van bitumen geschiedt op op zichzelf bekende wijze, zoals door middel van pompen uit een verwarmde ketel met bitumen en een tandwielpomp.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de tweede toplaagsectie het aanbrengen van open asfalt beton omvat.

Open asfalt, in het bijzonder zoab, is een zeer belangrijke toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat als de bitumen vezel-omvattende bitumen wordt opgebracht.

De vezels hebben geen invloed op de temperatuur waarbij de bitumen verweken en verpompbaar worden, maar verhogen wel de viscositeit ervan, waardoor deze goed tegen de opstaande kant kunnen worden opgebracht zonder vervolgens uit te zakken. De vezels zijn bijvoorbeeld polyester vezels. De lengte ervan zal bijvoorbeeld 1 cm of minder zijn.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat ten minste de relatief hoog gelegen zone van de opstaande kant wordt onderworpen aan ten minste een behandeling gekozen uit schoonblazen en verhitten.

Aldus kan een betere hechting van de bitumen aan de opstaande rand worden verschaft. Schoonblazen geschiedt bijvoorbeeld met perslucht, zoals met een spuitpistool met een drukval van 5 Bar. Een thermische behandeling geschiedt bijvoorbeeld met een brander voor een lagere koolwaterstof (C<6), zoals een propaan-brander.

Propaan-branders voor het bewerken van het oppervlak van asfalt zijn in het vak bekend.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat ten minste de relatief hoog gelegen zone van de opstaande kant wordt voorzien van een primer alvorens deze van bitumen wordt voorzien.

Een primer is een middel dat de hechting van bitumen aan het aanwezige asfalt verbetert. Primers zijn in het vak bekend, bijvoorbeeld di-isononyl ftalaat in ethylacetaat.

De onderhavige uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin

Fig. 1 een apparaat voor het aanbrengen van bitumen toont welke een inrichting volgens de uitvinding omvat;

Fig. 2a-c stapsgewijs de werkwijze volgens de uitvinding illustreren, waarbij Fig. 2a een wegdek toont waarbij een deel van de toplaag is verwijderd;

Fig. 2b het aanbrengen van bitumen met een lans volgens de uitvinding toont;

Fig. 2c het aanbrengen van een toplaagsectie op een in Fig. 2b zichtbare onderlaag van het toont;

Fig. 3a en Fig. 3b een vooraanzicht van een mondstuk van de inrichting volgens de uitvinding tonen in gesloten en geopende toestand; en

Fig. 4a tot Fig. 4c een alternatieve uitvoeringsvorm tonen van de werkwijze overeenkomstig Fig. 2a tot Fig. 2c.

Fig. 1 toont een apparaat 100 voor het aanbrengen van bitumen, welke apparaat een verwarmbaar voorraadvat 110 voor bitumen, een pomp 115 (tandwielpomp) en een zwenkarm 120 omvat. Aan de zwenkarm 120 is een elektrisch verwarmde leiding 130 opgehangen die het voorraadvat 110 met een inrichting 150 voor het aan de inrichting 150 toevoeren van bitumen omvat. Deze inrichting 150 heeft de vorm van een lans 150, en zal onder verwijzing naar Fig. 3 nader worden besproken. Het apparaat 100 is verrijdbaar, gebruikelijk op een open vrachtwagen, maar kan ook zelf wielen hebben en eventueel een motor voor het aandrijven ervan.

Fig. 2a toont een weg 200 welke een eerste wegdeksectie 210 en een tweede wegdeksectie 220 omvat. Van de tweede wegdeksectie 220 is door middel van frezen een toplaagsectie verwijderd waardoor een voor water ondoordringbare onderlaag 201 zichtbaar is, terwijl de voor water doorlaatbare toplaag bij de eerste wegdeksectie 210 is blijven liggen, onder vorming van een opstaande kant 230.

De opstaande kant 230 kan door middel van sproeien worden voorzien van een primer, zoals di-isononyl ftalaat zoals in het vak bekend. Ook kan de opstaande kant 230 voorafgaande aan het aanbrengen van de primer middels een propaanbrander worden verhit. Beide handelingen dragen bij aan de hechting van de in de volgende stap aan te brengen bitumen.

Fig. 2b toont het aanbrengen van een rups van bitumen 240 tegen de opstaande kant 230 van de eerste wegdeksectie 210. Door het gebruik van vezels in de bitumen 240 wordt uitzakken tegengegaan. Bitumen die dergelijke vezels bevatten zijn verkrijgbaar bij Crafco, Ine (Chandler, Arizona, VS).

De lans 150 omvat een handgreep 251 voor het bedienen van de pomp 115. Aan het distale uiteinde van de lans 150 is een afsteunorgaan 252 voor het afsteunen op de bovenzijde van de eerste wegdeksectie 210 aanwezig, waardoor een mondstuk 253 uit elastomeer materiaal, een "Duckbill" (verkrijgbaar bij Crafco, Inc, Chandler, Arizona, VS), op afstand van de voor water ondoordringbare onderlaag 201 wordt gehouden voor het aldaar tegen de opstaande kant 230 aanbrengen van de bitumen.

Fig. 2c toont de weg 200 nadat een toplaag 221 (asfalt) is aangebracht op de onderlaag 201 van de tweede wegdeksectie 220. Ofschoon de toplaag ter plaatse van de rups van bitumen 240 niet doorlaatbaar is, is het onderste deel wel waterdoorlaatbaar en kan water horizontaal over de ondoordringbare onderlaag 201 stromen voor het afvoeren daarvan, bijvoorbeeld naar het riool. Een goede hechting tussen de aanliggende toplaagsecties van de eerste wegdeksectie 210 en de tweede wegdeksectie 220 is niettemin verzekerd, waardoor bij de overgang niet snel scheurvorming op zal treden.

Fig. 3a en Fig. 3b tonen een vooraanzicht van een mondstuk 253 van de inrichting 150 volgens de uitvinding tonen in gesloten en geopende toestand van spleet 353. Inhomogeniteiten in de bitumen die via de lans 150 worden aangevoerd leiden tot een onregelmatige afgifte van de bitumen. Echter, bij de werkwijze volgens de uitvinding leidt de toename van de druk tot het verder open gaan van de spleet 353 waardoor de variatie in de afgifte beperkt blijft en een voldoende gelijkmatig aanbrengen van de bitumen tegen de opstaande kant 230 wordt bereikt.

Fig. 4a tot Fig. 4c stemmen in wezen overeen met Fig. 2a tot Fig. 2c, met dit verschil dat een extra freesbewerking is uitgevoerd voor het vorm van een groef 412 in de toplaag van de eerste wegdeksectie 210 .

Een rups van bitumen 240 wordt met de lans 150 in de groef 412 gebracht.

Eindtoestand na het aanbrengen van de toplaag 221. Wederom kan (regen)water horizontaal over de onderlaag 201 wegstromen.

Claims (11)

1. Inrichting voor het aanbrengen van bitumen, welke inrichting een leiding omvat, welke leiding een mondstuk omvat voor het afgeven van bitumen, met het kenmerk, dat de inrichting een inrichting is voor het tegen een opstaande kant van een eerste wegdeksectie voorafgaande aan het aanbrengen van een toplaagsectie voor een tweede wegdeksectie aansluitend aan de eerste wegdeksectie, en de inrichting een lans omvat, welke lans een distale lans-sectie en een verdere lans-sectie omvat, waarbij de distale lans-sectie is voorzien van - een afsteunorgaan voor het met een eerste zijde van het afsteunorgaan die van de verdere lans-sectie is afgekeerd neerwaarts afsteunen op een wegdekoppervlak van de eerste wegdeksectie, en - het mondstuk dat in de genoemde afgesteunde toestand van het afsteunorgaan naar de opstaande kant van de toplaag van de eerste wegdeksectie is gekeerd voor het daartegen afgeven van bitumen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het afsteunorgaan de vorm heeft van een staaf welke dwars op de lans staat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het kanaal een verwarmbaar kanaal is.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het mondstuk een zelfsluitend mondstuk is.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het mondstuk een in elastomeer materiaal aanwezige spleet omvat.

6. Werkwijze voor het aanbrengen van een laag asfalt voor een weg, welke weg een onderlaag en een water-doorlatende toplaag omvat, waarbij de weg - een eerste wegdeksectie welke een eerste toplaagsectie met een opstaande kant, en - een tweede wegdeksectie aanliggend aan de eerste wegdeksectie omvat, welke tweede wegdeksectie een blootliggend oppervlak heeft dat lager ligt dan de bovenzijde van de eerste wegdeksectie, waarbij tegen de opstaande kant bitumen wordt aangebracht, waarna een laag asfalt tegen de opstaande kant die van bitumen is voorzien en op het blootliggende oppervlak van de tweede wegdeksectie wordt aangebracht als een tweede toplaagsectie, met het kenmerk, dat een relatief hoog gelegen zone van de opstaande kant van bitumen wordt voorzien terwijl een lager gelegen zone van de genoemde opstaande kant vrij wordt gelaten, waarna de laag asfalt tegen de opstaande kant die van bitumen is voorzien en op het blootliggende oppervlak van de tweede wegdeksectie wordt aangebracht als de tweede toplaagsectie.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij voor het aanbrengen van bitumen tegen de relatief hoog gelegen zone een inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 5 wordt toegepast.

8. Werkwijze volgens een van de conclusies 6 of 7, waarbij de tweede toplaagsectie het aanbrengen van open asfalt beton omvat.

9. Werkwijze volgens een van de conclusies 6 tot 8, waarbij als de bitumen vezel-omvattende bitumen wordt opgebracht.

10. Werkwijze volgens een van de conclusies 6 tot 9, waarbij ten minste de relatief hoog gelegen zone van de opstaande kant wordt onderworpen aan ten minste een behandeling gekozen uit schoonblazen en verhitten.

11. Werkwijze volgens een van de conclusies 6 tot 10, waarbij ten minste de relatief hoog gelegen zone van de opstaande kant wordt voorzien van een primer alvorens deze van bitumen wordt voorzien.