NL2013671B1 - Inrichting en werkwijze voor het in de grond plaatsen van een houderelement voor een minitunnelsysteem voor een aspergebed. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een inrichting en werkwijze voor het in de grond op of nabij een aspergebed plaatsen van een houderelement voor een minitunnelsysteem. Het houderelement is daarbij in hoofdzaak U-vormig. Het omvat een foliedraagdeel voor het dragen van een folieelement van het minitunnelsysteem, alsmede twee zich aan weerszijden van het foliedraagdeel uitstrekkende bevestigingsdelen waarmee het houderelement in de grond plaatsbaar is. De inrichting volgens de uitvinding omvat een gestel dat voorzien is van een houderopening waarin het houderelement plaatsbaar is; alsmede van plaatsingsmiddelen die zijn ingericht om het houderelement in de grond op of nabij het aspergebed te plaatsen.

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het in de grond plaatsen van een houderelement voor een minitunnelsysteem voor een aspergebed

Beschrijving

De uitvinding betreft een inrichting en werkwijze voor het in de grond op of nabij een aspergebed plaatsen van een houderelement voor een minitunnelsysteem.

Een minitunnelsysteem voor een aspergebed is bekend uit DE 10 2010 047 591 B3. Het bekende minitunnelsysteem omvat een aspergebed en een veelheid in de langsrichting van het aspergebed op afstand van elkaar geplaatste houderelementen. Over de houderelementen is een folie-element voorzien. Het houderelement is in hoofdzaak U-vormig, met twee profielbenen die verbonden zijn door een staafvormig draagprofiel. De profielbenen steken met een uiteinde daarvan in de ondergrond nabij het aspergebed, zodat het draagprofiel zich in hoofdzaak parallel aan de ondergrond uitstrekt. Op het draagprofiel rust het folie-element, zodat het folie-element op afstand van het aspergebed gehouden is. Hierdoor ontstaat een warmte-werking op het aspergebed, en wordt als het ware een isolerende laag tussen het folie-element van het aspergebed verschaft. Door de isolerende laag wordt een verbeterde groei van de asperges verkregen. Het in contact met het folie-element staande deel van het draagprofiel strekt zich in hoofdzaak recht, evenwijdig aan de ondergrond, uit. DE 10 2011 001917 A1 openbaart met name C-vormige, U-vormige, of V-vormige houderelementen.

De bekende houderelementen dienen, voor een optimale werking, uiterst nauwkeurig bij het aspergebed geplaatst te worden. Een plaatsing te ver van het bed zorgt bijvoorbeeld voor een slechte afsluiting tussen het aspergebed en het folie-element, waardoor de tunnel gevoelig wordt voor wind. Het is de uitvinder gebleken dat ook de hoek waaronder de houderelementen geplaatst wordt, van belang is voor een optimale werking. Plaatsing van de houderelementen vindt handmatig plaats, hetgeen veel tijd kost, en hetgeen de gewenste nauwkeurigheid van de plaatsing niet ten goede komt.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding, om de nadelen van de stand van de techniek op te lossen.

Daartoe verschaft de uitvinding een inrichting volgens conclusie 1.

De onderhavige uitvinding verschaft een inrichting die met name geschikt voor gebruik met U-vormige houderelementen, die voorzien zijn van een foliedraagdeel voor het dragen van een folie-element van het minitunnelsysteem, alsmede van twee zich aan weerszijden van het foliedraagdeel uitstrekkende bevestigingsdelen waarmee het houderelement in de grond plaatsbaar is.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat een gestel dat voorzien is van: - een houderopening waarin het houderelement plaatsbaar is; alsmede van - plaatsingsmiddelen die zijn ingericht om het houderelement in de grond op of nabij het aspergebed te plaatsen.

Met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is op een snelle, en een betrouwbare wijze, een houderelement in de grond op of nabij het aspergebed plaatsbaar.

Daarmee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.

In een uitvoeringsvorm is de inrichting met name geschikt voor toepassing op houderelementen waarvan de bevestigingsdelen zich onder een hoek ongelijk nul ten opzichte van elkaar uitstrekken, waarbij de bevestigingsdelen zich, gezien vanaf het foliedraagdeel, in hoofdzaak in tegengestelde richtingen aan elkaar uitstrekken.

De inrichting is in deze uitvoeringsvorm voorzien van voorspanmiddelen die ten minste zijn ingericht om in een in de opneemopening geplaatste toestand van het houderelement het houderelement in een voorgespannen toestand te houden, in welke voorgespannen toestand de bevestigingsdelen naar elkaar toe bewogen zijn en zich bij voorkeur in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken. Door de voorspanning blijft een houderelement op eenvoudige wijze geplaatst in de houderopening.

De inrichting is daarbij in het bijzonder zodanig uitgevoerd, dat de voorspanmiddelen zijn ingericht om het hier boven beschreven houderelement zodanig op spanning te brengen of te houden, dat het foliedraagdeel in hoofdzaak gekromd, in het bijzonder cirkelboogvormig, is. Een dergelijke kromming van het foliedraagdeel zorgt voor minder spanning op het folie-element, hetgeen voordelig is. De voordelen van een minitunnelsysteem met dergelijke gekromd uitgevoerde houderelementen zijn beschreven in NL 2011629 en EP 14188301, beiden op naam van aanvrager.

In een uitvoeringsvorm, omvatten de plaatsingsmiddelen een duwelement, dat is ingericht om in een in de houderopening geplaatste toestand van het houderelement in contact te zijn met ten minste een deel van het foliedraagdeel van het houderelement. De duwmiddelen zijn zodanig ingericht dat het duwelement tegen ten minste een gedeelte van het foliedraagdeel van het houderelement duwt om het houderelement in de grond te plaatsen. De houderopening kan voorzien zijn van geleiderelementen, die delen van het houderelement, zoals bijvoorbeeld de bevestigingsdelen, geleiden, zodanig dat het houderelement op een gewenste positie en/of oriëntatie in de grond geplaatst wordt.

In een bijzonder eenvoudige, doeltreffende en compacte uitvoeringsvorm, zijn de plaatsingsmiddelen voorzien van een hefboommechanisme voor het in de grond plaatsen van het houderelement. Het hefboommechanisme kan handmatig bedienbaar zijn, of door middel van een aandrijving worden bediend.

Het hefboommechanisme kan een scharnierbaar met het gestel verbonden hefboom omvatten, die werkzaam met bijvoorbeeld het duwelement verbonden is om het houderelement vanuit een in de houderopening geplaatste toestand in de voorgespannen toestand in de grond te plaatsen.

In een uitvoeringsvorm, is de inrichting voorzien van geleidmiddelen die zijn ingericht om de inrichting op een gewenste afstand en/of oriëntatie van het aspergebed te plaatsen, zodat het houderelement op een gewenste afstand en/of oriëntatie in de grond op of nabij het aspergebed plaatsbaar is. De geleidmiddelen kunnen daarbij ingericht zijn om het aspergebed te volgen, zodat de inrichting telkens op de juiste afstand en/of oriëntatie geplaatst is.

Het heeft de voorkeur, wanneer de inrichting verplaatsingsmiddelen omvat voor het langs het aspergebed verplaatsen van de inrichting. In een eenvoudige uitvoeringsvorm, omvatten de verplaatsingsmiddelen een of meer met het gestel van de inrichting verbonden wielelementen. In een bijzonder efficiënte uitvoeringsvorm, zonder daarbij beperkend te willen zijn, kunnen de verplaatsingsmiddelen gevormd zijn door een inrichting voor het optillen van een folie-element en een verder folie-element van een aspergebed, zoals beschreven in EP 2 710 882 A1, op naam van aanvrager, welke publicatie door middel van verwijzing volledig is opgenomen in de onderhavige beschrijving.

De plaatsingsmiddelen van de inrichting zijn in een uitvoeringsvorm ingericht om het houderelement zodanig in de grond te plaatsen, dat het foliedraagdeel zich in hoofdzaak in een langsrichting van het aspergebed uitstrekt. Een minitunnelsysteem met dergelijk geplaatste houderelementen is beschreven in het eerder genoemde EP 2 710 882 A1 op naam van aanvrager. De inrichting zou in dat geval aan een of meer zijkanten van de in EP 2 710 882 A1 beschreven inrichting geplaatst kunnen zijn. Opgemerkt wordt echter dat de uitvinding in principe ook toepasbaar is voor houderelementen die zich dwars over het aspergebed uitstrekken.

Volgens een aspect van de uitvinding, verschaft deze een werkwijze voor het plaatsen van een houderelement met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de werkwijze omvat het verschaffen van een in hoofdzaak U-vormig houderelement met: - een foliedraagdeel voor het dragen van een folie-element van het minitunnelsysteem; alsmede met - twee zich aan weerszijden van het foliedraagdeel uitstrekkende bevestigingsdelen waarmee het houderelement in de grond plaatsbaar is, waarbij de werkwijze de verdere stappen omvat van - het in de houderopening plaatsen van het houderelement; - het met de plaatsingsmiddelen in de grond plaatsen van het houderelement.

Voordelen van de werkwijze zijn reeds bij de toelichting van de inrichting aan bod gekomen.

In een uitvoeringsvorm, omvat de werkwijze het verschaffen van een houderelement waarvan de bevestigingsdelen zich onder een hoek ongelijk nul ten opzichte van het foliedraagdeel en ten opzichte van elkaar uitstrekken.

In een uitvoeringsvorm, omvat de werkwijze de stap van het in een voorgespannen toestand brengen van het hierboven genoemde houderelement, in welke voorgespannen toestand de bevestigingsdelen naar elkaar toe bewogen zijn en zich in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken.

De werkwijze kan dan de stap omvatten van het in de voorgespannen toestand in de houderopening plaatsen van het houderelement. De houderopening is daarbij ingericht om het houderelement in hoofdzaak in deze voogespannen toestand te houden, waarna de plaatsingsmiddelen zijn ingericht om het houderelement in voorgespannen toestand in de grond te plaatsen.

In het bijzonder omvat de werkwijze in een uitvoeringsvorm de stap van het zodanig op spanning brengen van het houderelement dat het foliedraagdeel in hoofdzaak gekromd, in het bijzonder cirkelboogvormig, is.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm van een volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende figuren. Hierin tonen:

Fig. 1a en 1b - schematische aanzichten van houderelementen voor toepassing in de inrichting en werkwijze volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2a en 2b - een aanzicht in perspectief, en een vooraanzicht, respectievelijk, van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 3 - een aanzicht van de in Fig. 2a en 2b getoonde inrichting, in een werkzame toestand;

Fig. 4-6 - een aanzicht in perspectief, een zijaanzicht en vooraanzicht, respectievelijk, van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, die geplaatst is op een systeem voor het optillen en neerleggen van folie-elementen van een minitunnelsysteem voor een aspergebed.

In de navolgende figuren en de bijbehorende beschrijving zijn gelijke onderdelen telkens voorzien van hetzelfde verwijzingscijfer.

Figuur 1a toont in detail een houderelement 1 voor toepassing in een uitvoeringsvorm van de uitvinding, welk houderelement 1 is ingericht voor het daarmee vormen van een minitunnelsysteem. Het houderelement 1 is U-vormig uitgevoerd, en omvat twee bevestigingsdelen 3, die de benen 5 van de U vormen, die met elkaar verbonden zijn door middel van een foliedraagdeel 7, dat de basis van de U vormt. De verbinding tussen de bevestigingsdelen 3 en het foliedraagdeel 7 komt telkens tot stand door middel van een koppeldeel 11, dat zich onder een hoek ten opzichte van het bijbehorende bevestigingsdeel 3 en het foliedraagdeel 7 uitstrekt. Te zien is dat de profielbenen 5 van het houderelement 1 zich niet parallel aan elkaar uitstrekken. De basis van het U-vormige houderelement 1 wordt gevormd door een zich in hoofdzaak recht uitstrekkend foliedraagdeel 7. De benen strekken zich onder een hoek γ ten opzichte van een dwarslijn op het foliedraagdeel 7 uit. De hoek γ is ongeveer 20°, maar kan groter of kleiner gekozen worden. Bij voorkeur is de hoek gelegen tussen 10° en 45°. Koppeldelen 11, die onder een hoek ten opzichte van de benen 5 en het foliedraagdeel 7 staan, verbinden de profielbenen 5 met het foliedraagdeel 7.

De in Figuur 1a getoonde uitvoeringsvorm maakt een voorspannen van het houderelement 1 mogelijk, door de benen 5 naar elkaar toe te bewegen tot de situatie in Fig. 1b, of althans een soortgelijke toestand verkregen is, en de benen dan met hun bevestigingsdelen 3 in de ondergrond te steken. Bij het naar elkaar toe bewegen van de benen 5 wordt elastische energie opgeslagen in het foliedraagdeel 7, waardoor het foliedraagdeel 7 een gekromde vorm, in het bijzonder de cirkelboogvormige vorm zoals getoond in Figuur 1b verkrijgt. De in Figuur 1a getoonde uitvoering van het houderelement 1 is op zeer eenvoudige wijze te vervaardigen, en vereist slechts het op 4 plaatsen buigen van een rechte staaf.

Verwijzend naar Fig. 1b, is te zien dat de hoek β die het koppeldeel 11 in een geplaatste toestand van het houderelement 1 maakt met de ondergrond (horizontaal) ongeveer gelijk is aan 25 graden. Bij voorkeur is de hoek van het koppeldeel 11 met de ondergrond groter dan de hoek van het met het koppeldeel 11 verbonden einddeel van het foliedraagdeel 7. In een gewenste uitvoeringsvorm, die ervoor zorgt dat een eventueel toegepaste oogstmachine niet, of althans moeilijker, kan blijven haken, is het koppeldeel 11 zodanig uitgevoerd dat deze een hoek met de ondergrond maakt die kleiner is dan 45°, zoals bijvoorbeeld 25°, alhoewel andere hoeken ook denkbaar zijn. Te zien is verder dat het foliedraagdeel 7 zich op continu gladde wijze uitstrekt tussen de twee koppeldelen 11, waarbij het foliedraagdeel 7 van links naar rechts in de Figuur eerst stijgt, en vervolgens daalt. Het foliedraagdeel 7 maakt dus in hoodzaak over diens volledige lengte een hoek met de ondergrond die in hoofdzaak ongelijk is aan 0°. Slechts bij de overgang van het stijgen naar het dalen verloopt het foliedraagdeel 7 horizontaal. Echter, de totale lengte waarover het foliedraagdeel 7 een horizontaal verloop heeft, is zeer klein. In de getoonde uitvoeringsvorm, is het foliedraagdeel 7 cirkelboogvormig uitgevoerd. Een bijbehorende krommingsstraal van het foliedraagdeel is bij voorkeur gelegen tussen 0,5 keer en 4 keer de afstand tussen de ondergrond en het foliedraagdeel, of tussen 0,5 keer en 4 keer de lengte van het been 5 van de U-vormig houderelement 1. In het bijzonder kan de krommingsstraal tussen 1 keer en 2 keer de respectievelijke waarde bedragen.

De bijbehorende cirkelboog α is bij voorkeur gelegen tussen 20° en 90°. In de getoonde uitvoeringsvorm is de cirkelboog α ongeveer 34°.

Het foliedraagdeel 7 bevindt zich verder in de getoonde uitvoeringsvorm volledig boven de koppeldelen 11. In Fig. 1 is het houderelement 1 symmetrisch uitgevoerd, in het bijzonder spiegelsymmetrisch ten opzichte van een as die parallel aan de profielbenen 5 van het houderelement 1 verloopt, en die midden tussen de profielbenen 5 geplaatst is. Asymmetrische uitvoeringen zijn echter ook denkbaar.

Het onder voorspanning plaatsen van een houderelement 1, zoals hierboven toegelicht, is bijzonder moeilijk gebleken. Met name de nauwkeurigheid van de positionering, de reproduceerbaarheid en de snelheid van plaatsing is moeilijk. De inrichting en werkwijze volgens de onderhavige uitvinding zorgen ervoor dat de plaatsing van een houderelement 1, met name een voorgespannen houderelement, bijzonder nauwkeurig, reproduceerbaar en snel kan worden uitgevoerd. De inrichting en werkwijze zullen aan de hand van de navolgende figuren worden toegelicht.

Fig. 2a en 2b tonen een aanzicht in perspectief, en een vooraanzicht, respectievelijk, van een inrichting 11 volgens de onderhavige uitvinding, die tevens geschikt is voor toepassing in de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.

Onder gelijktijdige verwijzing naar Fig. 2a en 2b, is te zien dat de inrichting 11 een gestel omvat dat in hoofdzaak gevormd is uit een aantal profielen 12, 13, 16. De inrichting is zodanig vormgegeven dat deze een houderopening O definieert, in welke houderopening O het houderelement 1 plaatsbaar is, zoals ook te zien is in Fig. 2a en 2b. De inrichting omvat verder plaatsingsmiddelen 20 die zijn ingericht om het houderelement 1 vanuit de opneemopening O een richting op te bewegen, zodat het houderelement in de grond op of nabij het aspergebed plaatsbaar is.

Het in de inrichting 11 geplaatste houderelement 1 is hier een houderelement zoals beschreven aan de hand van Fig. 1a. Het houderelement 1 is onder voorspanning in de houderopening O geplaatst. Het houderelement 1 wordt in deze voorgespannen toestand gehouden, doordat het houderelement 1 aanligt op voorspanmiddelen, die in het getoonde voorbeeld gevormd zijn uit profielen 14, 15. De profielen strekken zich in hoofdzaak parallel aan elkaar uit, zodat ook de bevestigingsdelen 3 zich in deze voorgespannen toestand in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken. Te zien is daarbij, dat het foliedraagdeel 7 daarbij in hoofdzaak gekromd, in het bijzonder cirkelboogvormig, is.

De plaatsingsmiddelen 20 van de inrichting omvatten een duwelement 23 omvatten. Het duwelement 23 is in de getoonde uitvoeringsvorm een profiel, dat in contact brengbaar is met een gedeelte van het foliedraagdeel 7 van het houderelement 1. Om het houderelement 1 een richting op te bewegen, zijn de plaatsingsmiddelen 20 voorzien van een hefboommechanisme 20, welke een door middel van een scharnier 22 scharnierbaar met het gestel 12, 13, 16 verbonden hefboom 21 omvat. De hefboom is door middel van koppelelementen 25, 26 werkzaam met het duwelement 23 verbonden, zodat door middel van het bewegen van de hefboom, kracht wordt overgedragen op het duwelement 23, waardoor vervolgens het houderelement 1 beweegbaar is. Door bediening van de hefboom 21 is aldus het houderelement 1 in de grond te plaatsen. Bij het naar beneden bewegen van de hefboom, wordt de in Fig. 3 getoonde situatie verkregen, waarbij te zien is dat het houderelement 1 omlaag bewogen is, en de bevestigingsdelen 3 verder naar beneden bewogen zijn. Op deze wijze is het houderelement dus in de grond plaatsbaar.

Alternatief aan een hefboom, is het denkbaar dat het duwelement 23 op andere wijze wordt aangestuurd, bijvoorbeeld door middel van hydraulische en/of pneumatische cilinders, spindelaandrijvingen, tandwiel- en/of -heugelaandrijvingen, krukasaandrijvingen en/of andere aandrijvingen.

De overbrenging 25, 26 tussen hefboom en duwelement 23 is in de getoonde uitvoeringsvorm uitgevoerd als een profiel met twee scharnierbare koppelingen 25, 26. Ook hier geldt dat de overbrenging anders kan zijn uitgevoerd.

Zoals later nog zal worden toegelicht, omvat de inrichting 11 geleidmiddelen 15, 17 in de vorm van twee platen 15, 17. De geleidmiddelen zijn ingericht om langs het aspergebed te bewegen, zodat de inrichting -en dus het houderelement- op een gewenste afstand van het aspergebed plaatsbaar is. Daartoe is de inrichting tevens voorzien van zwenkmiddelen 31 in de vorm van een met profiel 12 van het gestel verbonden scharnier 31, waaraan bevestigingsmiddelen 32 voorzien zijn.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding is eenvoudig toepasbaar, door deze, bijvoorbeeld met de bevestigingsmiddelen 32, te bevestigen op een systeem 101 voor het optillen en neerleggen van folie-elementen van het minitunnelsysteem, zoals getoond in Fig. 4, 5 en 6. Een dergelijk systeem 101 is uitvoerig beschreven in NL 2009501 en EP 2710882, welke publicaties hierbij volledig zijn opgenomen door middel van referentie.

Onder gelijktijdige verwijzing naar Figs. 4-6, is te zien dat het systeem 101 een gestel omvat met aan een onderzijde daarvan voorwielen 123 en achterwielen 124, die zodanig voorzien zijn dat het systeem 101 verplaatsbaar is in de langsrichting van een op de bodem 203 voorzien aspergebed 202. In een werkzame toestand van het systeem 101, wordt deze handmatig of door middel van aandrijfmiddelen verplaatst in de richting van pijl P1. Het systeem 101 is verder voorzien van nabij de voorwielen 123 geplaatste geleiderwielen 125 voor het volgen van het aspergebed 202, welke geleiderwielen zich in hoofdzaak in een horizontale richting uitstrekken.

Het systeem 101 is ingericht voor het daarmee optillen en neerleggen van hier niet getoonde, maar op zich voor de vakman bekende folie-elementen. Het systeem omvat daartoe draagmiddelen 122 in de vorm van een gootelement 122, die op verticale afstand van de bovenzijde van het aspergebed 202 geplaatst zijn, zodat een werkruimte bij het aspergebed verschaft wordt. Het systeem omvat verder een roteerbare opneemrol 126, via welke de folie-elementen samengedrukt worden en op het relatief smalle gootelement 122 getild worden. Aan de achterzijde van het systeem 101 zijn folie-leg-middelen 128 voorzien, die zijn ingericht voor het vormen en neerleggen van het eerste folie-element (zwart-witte afdekfolie) in een vorm die is aangepast aan het aspergebed, alsmede van het tweede folie-element (transparante folie) over de houderelementen 1.

De achterzijde van het systeem 101 omvat verder nog centreerorganen 160, die zijn ingericht voor het centreren van de zijlings van het aspergebed geplaatste houderelementen 1. Elk centreerorgaan 160 omvat daarbij een trechtervormige opening, bepaald door twee naast elkaar gelegen, onder een hoek ten opzichte van elkaar geplaatste centreerplaten. De centreerplaten bevinden zich aan een naar de voorzijde van de inrichting gerichte zijde. Aan een achterzijde van dit gedeelte van de inrichting is een centreergoot voorzien. Deze houdt het houderelement 1 op diens plek, op het moment dat het folie omlaag bewogen wordt. Zo wordt bij het neerleggen verzekerd, dat het folie op de juiste wijze op het houderelement 1 voorzien wordt.

De inrichting 11 volgens de onderhavige uitvinding is voorzien op het hierboven beschreven systeem 101. De inrichting 11 is daarbij in een uitvoeringsvorm aan een zijkant van het systeem 101 voorzien, en in de getoonde uitvoeringsvorm nabij het gootelement 122, tussen de voorwielen 123 en de achterwielen 124. De geleiderplaat 15, 17 bevindt zich ter hoogte van het aspergebed 202. Doordat de inrichting 11 door middel van de zwenkmiddelen 31, 32 scharnierbaar bevestigd is aan het gestel van het systeem 101, is de inrichting in staat om over een kleine hoek te zwenken ten gevolge van contact tussen de geleiderplaat 15, 17 en het aspergebed 202. Dit brengt de inrichting 11 in de juiste positie en de juiste hoek, zodat bij het in werking stellen van de inrichting 11, het houderelement 1 op de juiste plek, en onder de juiste hoek wordt aangebracht.

Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding hierboven omschreven is aan de hand van enkele mogelijke uitvoeringsvormen, welke de voorkeur genieten. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze uitvoeringsvormen.

Zo is de uitvinding hierboven met name toegelicht aan de hand van het gebruik van een voorspannen van het houderelement. De uitvinding is echter ook toepasbaar zonder het houderelement voor te spannen.

Binnen het kader van de uitvinding zijn vele modificaties denkbaar. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de aangehechte conclusies.

Claims (13)

1. Inrichting (11) voor het in de grond op of nabij een aspergebed (202) plaatsen van een houderelement (1) voor een minitunnelsysteem, waarbij het houderelement (1) in hoofdzaak U-vormig is, omvattende: - een foliedraagdeel (7) voor het dragen van een folieelement van het minitunnelsysteem, alsmede - twee zich aan weerszijden van het foliedraagdeel uitstrekkende bevestigingsdelen (3) waarmee het houderelement in de grond plaatsbaar is, waarbij de inrichting (11) een gestel (12, 13, 16) omvat dat voorzien is van: - plaatsingsmiddelen (20) met een houderopening (O) waarin het houderelement (1) plaatsbaar is, welke plaatsingsmiddelen (20) zijn ingericht om het houderelement (1) in de grond op of nabij het aspergebed (202) te plaatsen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de bevestigingsdelen (3) van het houderelement (1) zich onder een hoek ongelijk nul ten opzichte van elkaar uitstrekken, en waarbij de inrichting (11) voorzien is van voorspanmiddelen (14, 15) die ten minste zijn ingericht om in een geplaatste toestand van het houderelement (1) het houderelement (1) in een voorgespannen toestand te houden, in welke voorgespannen toestand de bevestigingsdelen (3) naar elkaar toe bewogen zijn en zich in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de voorspanmiddelen (14, 15) zijn ingericht om het houderelement (1) zodanig op spanning te brengen of te houden, dat het foliedraagdeel (7) in hoofdzaak gekromd, in het bijzonder cirkelboogvormig, is.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de plaatsingsmiddelen (20) een beweegbaar ten opzichte van het gestel voorzien duwelement (23) omvatten, dat is ingericht om in een in de houderopening (O) geplaatste toestand van het houderelement (1) in contact te zijn met ten minste een gedeelte van het foliedraagdeel (7) van het houderelement (1).

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de plaatsingsmiddelen (20) voorzien zijn van een hefboommechanisme (20) voor het in de grond plaatsen van het houderelement.

6. Inrichting volgens conclusie 4 en 5, waarbij het hefboommechanisme (20) een scharnierbaar (22) met het gestel verbonden hefboom (21) omvat, en die werkzaam met het duwelement (23) verbonden is om het houderelement (1) vanuit een in de houderopening (O) geplaatste toestand in de grond te plaatsen.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting (11) voorzien is van een geleidmiddelen (15, 17) die zijn ingericht om de inrichting telkens op een gewenste afstand van het aspergebed te plaatsen.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting (11) verplaatsingsmiddelen (101) omvat voor het langs het aspergebed verplaatsen van de inrichting.

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de plaatsingsmiddelen (20) zijn ingericht om het houderelement zodanig in de grond te plaatsen, dat het foliedraagdeel (7) van het houderelement (1) zich in hoofdzaak in een langsrichting (P1) van het aspergebed (202) uitstrekt.

10. Werkwijze voor het plaatsen van een houderelement (1) met een inrichting (11) volgens een van de conclusies 1 tot 9, waarbij de werkwijze omvat het verschaffen van een in hoofdzaak U-vormig houderelement (1) met - een foliedraagdeel (7) voor het dragen van een folieelement van het minitunnelsysteem; alsmede met - twee zich aan weerszijden van het foliedraagdeel (7) uitstrekkende bevestigingsdelen (3) waarmee het houderelement (1) in de grond plaatsbaar is; waarbij de werkwijze de verdere stappen omvat van - het in de houderopening (O) plaatsen van het houderelement (1); - het met de plaatsingsmiddelen in de grond plaatsen van het houderelement.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, omvattende de verdere stap van het in een voorgespannen toestand brengen van het houderelement (1), in welke voorgespannen toestand de bevestigingsdelen (3) naar elkaar toe bewogen zijn en zich in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de werkwijze de stap omvat van het in de voorgespannen toestand in de houderopening (O) plaatsen van het houderelement (1).

13. Werkwijze volgens conclusie 10, 11 of 12, omvattende de stap van het zodanig op spanning brengen van het houderelement dat het foliedraagdeel in hoofdzaak gekromd, in het bijzonder cirkelboogvormig, is.