NL2009054C2

NL2009054C2 - Kleminrichting.

Info

Publication number: NL2009054C2
Application number: NL2009054A
Authority: NL
Inventors: Roel Nicolai
Original assignee: R N Machb B V
Priority date: 2012-06-22
Filing date: 2012-06-22
Publication date: 2013-12-24
Also published as: EP2864563A1; EP2864563B1; WO2013191555A1

Description

KLEMINRICHTING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het klemmend opnemen van een aantal voorwerpen, omvattende een aantal 5 klemorganen en een aandrijving voor de beweging van de klemorganen.

Een dergelijke kleminrichting is bekend op het vakgebied, bijvoorbeeld voor het klemmen van een rij stenen. De op het vakgebied bekende inrichtingen zijn veelal voorzien van een aandrijving, die is gevormd uit meerdere pneumatische of hydraulische cilinders. Een voorbeeld van een dergelijke inrichting is bekend uit het 10 Amerikaanse octrooi US3782047.

De uitvinding heeft tot doel om een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen met lagere productiekosten en gebruikskosten door eenvoud en bedrijfszekerheid.

De inrichting volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat de 15 aandrijving een aandrijflichaam omvat dat is ingericht om in volume toe te nemen onder opname van een fluïdum, welk aandrijflichaam aansluitbaar is op middelen voor het aan het aandrijflichaam toevoeren van het fluïdum, waarin het aandrijflichaam aanligt tegen de klemorganen. Bij voorkeur is het aandrijflichaam een met lucht opblaasbaar aandrijflichaam, dat bijvoorbeeld slangvormig kan zijn.

2 0 Toepassing van deze inventieve aandrijving in de vorm van een met fluïdum vulbaar en uitzetbaar aandrijflichaam voor het aandrijven van de beweging van de klemorganen levert een enorme besparing in productiekosten op. Bovendien is de inrichting gemakkelijk te transporteren, aangezien het gewicht van deze aandrijving veel lager is dan bij de bekende inrichting. Daar komt nog bij dat het aandrijflichaam 2 5 een flexibele vorm aanneemt, die zich aanpast aan de tegendruk van elk voorwerp op de klemorganen, waardoor de inrichting volgens de uitvinding bijzonder geschikt is voor het opnemen van een reeks onregelmatig gevormde voorwerpen, zoals gebruikte stenen.

In een praktische uitvoeringsvorm omvat althans een deel van de 3 0 klemorganen een hefboom, die aanligt tegen het aandrijflichaam.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting voorspanmiddelen voor het voorspannen van een althans een deel van de klemorganen in de niet-klemmende stand.

In weer een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting een reeks 35 paarsgewijs samenwerkende eerste en tweede klemorganen, die ten opzichte van 2 elkaar beweegbaar zijn voor het inklemmen van de voorwerpen, waarin het aandrijflichaam tenminste aanligt tegen één van beide klemorganen van elk paar.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin: 5

Figuur 1 een schematisch aanzicht toont van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; en

Figuur 2 een detailaanzicht van een deel van de inrichting uit figuur 1 toont.

10 In de figuren zijn gelijke onderdelen van gelijke verwijzingscijfers voorzien.

Figuur 1 toont inrichting 1 voor het klemmend opnemen van een aantal voorwerpen in schematisch aanzicht. Figuur 2 toont inrichting 1 in detailaanzicht. In de getoonde uitvoeringsvorm is inrichting 1 geschikt voor het klemmen van stenen.

15 Inrichting 1 is daartoe voorzien van een aantal klemorganen 10 en 20. De klemorganen zijn ten opzichte van elkaar beweegbaar. Deze relatieve beweging vindt plaats onder invloed van een aandrijving. De aandrijving omvat een aandrijflichaam 2 en middelen 3 voor het vullen van het aandrijflichaam 2 met een fluïdum. Het aandrijflichaam 2 ligt aan tegen een aantal van de klemorganen, in dit voorbeeld 2 0 tegen klemorganen 10.

Een geschikt aandrijflichaam neemt in volume toe door vulling met een fluïdum en neemt in volume af door het laten weglopen van het fluïdum uit het aandrijflichaam. Bij voorkeur is het fluïdum lucht en is het aandrijflichaam een opblaasbaar lichaam. Het aandrijflichaam kan slangvormig zijn uitgevoerd. Geschikte 2 5 materialen voor het aandrijflichaam zijn op het relevante vakgebied bekend.

Klemorgaan 10 omvat een hefboom, die is gevormd uit twee onderdelen 12A en 12B, die onder een hoek met elkaar zijn verbonden. Aan één uiteinde omvat het klemorgaan een aandruklichaam 11. Het klemorgaan kan ook worden aangeduid als klembek.

30 Klemorgaan 10 is scharnierbaar bevestigd op as 13. Hefboomarm 12B rust op het aandrijflichaam 2. Ter voorkoming van beschadigingen aan het aandrijflichaam 2 vindt het contact met hefboomarm 12B bij voorkeur plaats middels een rol 15.

Hefboomarm 12A is voorzien van een veer 14 die onder tussenkomst van een 35 afsteunelement 16 afsteunt op aandrijflichaam 2. Zo is klemorgaan 10 3 voorgespannen in de niet-klemmende stand.

Inrichting 1 omvat een tweede type klemorgaan 20, dat beweegbaar is ten opzichte van klemorgaan 10 en paarsgewijs samenwerkt met klemorgaan 10. Klemorgaan 20 omvat eveneens een hefboom, die is gevormd door delen 22A en 5 22B, die onder een hoek met elkaar zijn verbonden. Aan één uiteinde omvat klemorgaan 20 een aandruklichaam 21. Ook klemorgaan 20 kan worden aangeduid als klembek. Aan het andere uiteinde is klemorgaan 20 vast bevestigd aan een koker 23. Het aandruklichaam 21 is vast bevestigd op een grondplaat 24.

In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm omvat inrichting 1 een reeks naast 10 elkaar geplaatste paarsgewijs samenwerkende eerste en tweede klemorganen 10 respectievelijk 20. De klemorganen 10 rusten allemaal op het slangvormige aandrijflichaam 2 en zijn beweegbaar aan inrichting 1 bevestigd. Door het opblazen van de slang met middelen 3 zullen alle aandruklichamen 11 naar het tegenoverliggende aandruklichaam 21 toe worden bewogen. Een zich daartussen 15 bevindend voorwerp, bijvoorbeeld een steen 100, zal vervolgens worden ingeklemd tussen aandruklichamen 11 en 21 van een paar klemorganen.

De luchtdruk zal zich in de slang verdelen afhankelijk van de weerstand die de klemorganen ondervinden van het voorwerp. De inrichting 1 volgens de uitvinding is daarmee in staat om een reeks voorwerpen in te klemmen, ook als de afmetingen 2 0 van deze voorwerpen niet uniform zijn. Kleminrichting 1 is bijvoorbeeld bijzonder geschikt voor het inklemmen van gebruikte straatstenen.

Kleminrichting 1 is hefbaar middels hefmiddelen 4.

In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is koker 23 hol en is het aandrijflichaam 2 luchtdicht aangesloten op de koker. De vulmiddelen 3 zijn 2 5 aangesloten op de koker voor het vullen van het aandrijflichaam 2. Als alternatief hiervoor zou een aandrijflichaam in de vorm van een eindloze slang kunnen worden aangesloten op de vulmiddelen 3.

De uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot de beschreven en getoonde voorkeursuitvoeringsvorm, maar strekt zich uit tot elke uitvoeringsvorm die valt 30 binnen de reikwijdte van de beschermingsomvang, zoals gedefinieerd in de conclusies en bezien in het licht van de voorgaande beschrijving en bijbehorende tekeningen.

35

Claims

1. Inrichting voor het klemmend opnemen van een aantal voorwerpen, omvattende een aantal klemorganen en een aandrijving voor de beweging 5 van de klemorganen, met het kenmerk, dat de aandrijving een aandrijflichaam omvat dat is ingericht om in volume toe te nemen onder opname van een fluïdum, welk aandrijflichaam aansluitbaar is op middelen voor het aan het aandrijflichaam toevoeren van het fluïdum, waarin het aandrijflichaam aanligt tegen de klemorganen. 10

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin het aandrijflichaam een met lucht opblaasbaar aandrijflichaam is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin het aandrijflichaam een slang is. 15

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarin althans een deel van de klemorganen een hefboom omvat, die aanligt tegen het aandrijflichaam.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende 2. voorspanmiddelen voor het voorspannen van althans een deel van de klemorganen in de niet-klemmende stand.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de inrichting een reeks paarsgewijs samenwerkende eerste en tweede klemorganen 2. omvat, die ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn voor het inklemmen van de voorwerpen, waarin het aandrijflichaam tenminste aanligt tegen één van beide klemorganen van elk paar.