NL2016168B1 - Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine. Download PDF

Info

Publication number
NL2016168B1
NL2016168B1 NL2016168A NL2016168A NL2016168B1 NL 2016168 B1 NL2016168 B1 NL 2016168B1 NL 2016168 A NL2016168 A NL 2016168A NL 2016168 A NL2016168 A NL 2016168A NL 2016168 B1 NL2016168 B1 NL 2016168B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rotor blade
support member
engaging
frame
members
Prior art date
Application number
NL2016168A
Other languages
English (en)
Inventor
Michel Beukers René
Original Assignee
Irmato Beheer B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Irmato Beheer B V filed Critical Irmato Beheer B V
Priority to NL2016168A priority Critical patent/NL2016168B1/nl
Priority to PCT/NL2017/050047 priority patent/WO2017131515A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2016168B1 publication Critical patent/NL2016168B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F03MACHINES OR ENGINES FOR LIQUIDS; WIND, SPRING, OR WEIGHT MOTORS; PRODUCING MECHANICAL POWER OR A REACTIVE PROPULSIVE THRUST, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F03DWIND MOTORS
    • F03D80/00Details, components or accessories not provided for in groups F03D1/00 - F03D17/00
    • F03D80/50Maintenance or repair
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F03MACHINES OR ENGINES FOR LIQUIDS; WIND, SPRING, OR WEIGHT MOTORS; PRODUCING MECHANICAL POWER OR A REACTIVE PROPULSIVE THRUST, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F03DWIND MOTORS
    • F03D13/00Assembly, mounting or commissioning of wind motors; Arrangements specially adapted for transporting wind motor components
    • F03D13/40Arrangements or methods specially adapted for transporting wind motor components
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/70Wind energy
    • Y02E10/72Wind turbines with rotation axis in wind direction

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Sustainable Development (AREA)
  • Sustainable Energy (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Wind Motors (AREA)

Abstract

De uitvinding verschaft een inrichting en werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine. De inrichting omvat eerste aangrijpingsmiddelen voor het aangrijpen van een ronde basis van het rotorblad en tweede aangrijpingsmiddelen voor het aangrijpen van de onronde tip van het rotorblad. De eerste en tweede aangrijpingsmiddelen zijn ingericht voor het roteren van het rotorblad om een langsas van het rotorblad, waarbij de inrichting verder aandrijfmiddelen voor het roterend om de langsas aandrijven van het rotorblad omvat terwijl het rotorblad is aangegrepen door de eerste aangrijpingsmiddelen en door de tweede aangrijpingsmiddelen. Ten minste één van de eerste aangrijpingsmiddelen en van de tweede aangrijpingsmiddelen omvatten een gestel, omlooporganen die roteerbaar zijn verbonden met het gestel en een flexibel langwerpig draagorgaan dat is geslagen om de omlooporganen. Twee hogere omlooporganen zijn dusdanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd dat het draagorgaan tussen de twee hogere omlooporganen een concave vorm heeft voor het in de concave vorm van het draagorgaan dragend opnemen van een deel van het rotorblad, en dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het aandrijven van het flexibele langwerpige draagorgaan.

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine.
Beschrijving
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine, welk rotorblad een althans in hoofdzaak ronde basis alsmede een tegenover de basis gelegen onronde tip omvat, de inrichting omvattende eerste aangrijpingsmiddelen voor het aangrijpen van de basis van het rotorblad en tweede aangrijpingsmiddelen voor het aangrijpen van de tip van het rotorblad welke eerste en tweede aangrijpingsmiddelen zijn ingericht voor het roteren van het rotorblad om een langsas van het rotorblad, waarbij de inrichting verder aandrijfmiddelen voor het roterend om de langsas aandrijven van het rotorblad omvat terwijl het rotorblad is aangegrepen door de eerste aangrijpingsmiddelen en door de tweede aangrijpingsmiddelen.
Een dergelijke inrichting is bekend uit de Amerikaanse publicatie US 2014/0356113 A1. In deze publicatie wordt een ondersteuningsinrichting voor een rotorblad omschreven. Deze inrichting omvat voor toepassing bij de ronde basis van het rotorblad een gestel met een viertal rollen die komvormig zijn opgesteld en waar de basis op kan rusten. De komvorm is daarbij dusdanig gekozen dat het middelpunt van de komvorm concentrisch is met het hart van de ronde basis. De inrichting omvat voor toepassing bij de tip van het rotorblad een ring die zwenkbaar om een horizontale zwenkas die zich loodrecht op de lengterichting van het rotorblad uitstrekt is bevestigd aan twee poten. Binnen de ring is een framedeel voorzien met een doorgang. Het framedeel is zwenkbaar met de ring verbonden om een zwenkas die zich uitstrekt in een verticaal vlak evenwijdig aan de lengterichting van het rotorblad. Bij toepassing strekt de tip van het rotorblad zich door de doorgang uit en wordt op positie gehouden door een viertal houdorganen behorende bij het framedeel. De ring is over maximaal 260 graden roteerbaar om zijn hartlijn aandrijfbaar waardoor ook het rotorblad kan worden geroteerd.
Een dergelijke inrichting heeft als gevolg dat de toepassing van de houdorganen aan de zijde van de tip en met name van de rollen aan de zijde van de basis lokaal op het oppervlak van het rotorblad een hoge vlaktedruk teweeg kan brengen. Dit brengt het risico met zich mee dat lokaal delaminatie optreedt aan het oppervlak van het rotorblad. Dit risico is groter indien de basis niet perfect rond is en/of indien de basis en de komvorm van de rollen niet precies concentrisch zijn. Feitelijk kan de situatie daardoor ontstaan dat de basis niet op vier rollen rust maar slechts op drie of twee rollen.
De uitvinding stelt zich ten doel bovengenoemd risico in aanzienlijke mate te reduceren. Hiertoe kenmerkt de inrichting volgens de uitvinding zich doordat ten minste één van de eerste aangrijpingsmiddelen en van de tweede aangrijpingsmiddelen een gestel, omlooporganen die roteerbaar zijn verbonden met het gestel en een flexibel langwerpig draagorgaan dat is geslagen om de omlooporganen omvat waarbij twee hogere omlooporganen dusdanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd dat het draagorgaan tussen de twee hogere omlooporganen een concave vorm heeft voor het in de concave vorm van het draagorgaan dragend opnemen van een deel van het rotorblad en dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het aandrijven van het flexibele langwerpige draagorgaan. Door toepassing van het flexibele langwerpige draagorgaan, bijvoorbeeld uitgevoerd als een band van kunststof materiaal, vindt ondersteuning van het rotorblad over een groter oppervlak plaats waardoor de oppervlaktedruk op het rotorblad en daardoor het risico op delaminatie afneemt.
Bij voorkeur is het langwerpig omlooporgaan eindloos. Aldus is geen separate bevestiging van uiteinden van het omlooporgaan aan het gestel noodzakelijk en kan bovendien de aandrijving van het omlooporgaan in twee tegengestelde richtingen op eenvoudige wijze met een enkele aandrijfmotor of in zijn algemeenheid met een enkel aandrijfsysteem plaats vinden.
Bij voorkeur omvat de inrichting verstelmiddelen voor het in hoogte kunnen verstellen van de twee hogere omlooporganen binnen een bereik van ten minste 30 cm, bij verdere voorkeur binnen een bereik van ten minste 60 cm. Door het in hoogte verstellen van de omlooporganen kan ook het rotorblad in hoogte worden versteld.
De inrichting kan tevens verdere verstelmiddelen omvatten voor het in hoogte kunnen verstellen van het gestel tussen een positie waarbij het gestel op de ondergrond rust en een positie waarbij het gestel vrij is van de ondergrond, bij voorkeur ten minste 2 cm vrij is van de ondergrond. Aldus kan het voordeel worden bereikt dat in eerstgenoemde positie een uitermate stabiele situatie kan worden verkregen terwijl in laatstgenoemde positie de betreffende aangrijpingsmiddelen eenvoudig kunnen worden verplaatst, bijvoorbeeld indien de aangrijpingsmiddelen dan via wielen op de ondergrond afsteunen.
Het kan ook zeer voordelig zijn indien de eerste aangrijpingsmiddelen eerste weegmiddelen omvatten voor het meten van de belasting op de aangrijpingsmiddelen vanwege het gewicht van een deels door de eerste aangrijpingsmiddelen gedragen rotorblad en dat de tweede aangrijpingsmiddelen tweede weegmiddelen omvatten voor het meten van de belasting op de tweede aangrijpingsmiddelen vanwege het gewicht van een deels door de tweede aangrijpingsmiddelen gedragen rotorblad, waarbij de inrichting verder rekenmiddelen heeft voor het in afhankelijkheid van signalen van de eerste weegmiddelen en van de tweede weegmiddelen bepalen van de massa en/of de positie van het zwaartepunt van het rotorblad. Deze informatie kan bijvoorbeeld van nut zijn bij het met een kraan van de inrichting volgens de uitvinding overnemen van het rotorblad.
De toepassing van onder andere het flexibele langwerpige draagorgaan kan met name voordelig zijn voor de basis van een rotorblad. Binnen dat kader omvatten bij voorkeur ten minste de eerste aangrijpingsmiddelen een gestel, omlooporganen die roteerbaar zijn verbonden met het gestel en een flexibel langwerpig draagorgaan dat is geslagen om de omlooporganen omvatten waarbij twee hogere omlooporganen dusdanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd dat het draagorgaan tussen de betreffende twee omlooporganen een concave vorm heeft voor het in de concave vorm van het draagorgaan dragend opnemen van een deel van het rotorblad, waarbij de aandrijfmiddelen een eerste 55orgaan omvatten voor het aandrijven van het draagorgaan behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen.
In combinatie met voorgaande mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding kan het verder voordeel bieden indien de aandrijfmiddelen een tweede aandrijforgaan omvatten voor het roterend aandrijven van de tweede aangrijpingsmiddelen of althans een deel daarvan dat in gebruik in aangrijpend contact is met een rotorblad. Dit tweede aandrijforgaan dient bij voorkeur ter ondersteuning van het eerste aandrijforgaan om aldus de torsiebelasting op het rotorblad te verkleinen.
Het kan verder voordelig zijn indien de inrichting ten minste één arm omvat die zwenkbaar om een zwenkas tussen een buitenste stand en een binnenste stand met het gestel behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen is verbonden waarbij één van de twee hogere omlooporganen roteerbaar met de ten minste ene arm is verbonden, waarbij het betreffend hogere omlooporgaan in de binnenste stand dichter bij het andere hogere omlooporgaan is gelegen dan in de buitenste stand en de inrichting is ingericht om de arm van de buitenste stand naar de binnenste stand te zwenken tijdens of na het dragend doen opnemen van de basis van het rotorblad in de concave vorm van het draagorgaan. Aldus kan de lengte van draagorgaan dat aanligt tegen de basis worden vergroot zodat de contactdruk wordt verlaagd en een stabielere ondersteuning wordt verkregen. De onderhavige uitvoeringsvorm biedt de voordelige mogelijkheid dat de basis over meer dan 180 graden wordt omsloten door het draagorgaan zodat de basis wordt opgesloten door het draagorgaan hetgeen de veiligheid waarmee de inrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast verder verhoogt.
Om het dragend doen opnemen van het rotorblad te vergemakkelijken geniet het de verdere voorkeur dat de inrichting twee armen omvat die ieder zwenkbaar om een zwenkas tussen respectievelijke buitenste standen en binnenste standen met het gestel behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen zijn verbonden waarbij ieder van de twee hogere omlooporganen roteerbaar met één van de twee armen is verbonden.
Bij voorkeur is de zwenkas behorende bij de ten minste ene arm zowel in de binnenste stand als in de buitenste stand onder het bijbehorende hogere omlooporgaan gelegen en/of verloopt in de buitenste stand van de ten minste ene arm de verbindingslijn tussen de zwenkas van de bijbehorende ten minste ene arm en de hartlijn van het bijbehorende hogere omlooporgaan verticaal of helt deze maximaal 15 graden. Aldus kan een compacte constructie worden verkregen.
De constructieve eenvoud alsmede het gebruiksgemak zijn er mee gediend indien de inrichting veermiddelen omvat voor het doen neigen van de ten minste ene arm naar de buitenste stand. Het naar elkaar toe zwenken van de hogere omlooporganen vindt daarbij plaats tegen de werking van de veermiddelen in en wordt in zijn algemeenheid bij voorkeur veroorzaakt door de belasting die het rotorblad uitoefent op het draagorgaan tijdens het in gebruik dragend doen opnemen van de basis van het rotorblad in de concave vorm van het draagorgaan.
De voordelen van de uitvinding zijn met name aan de orde indien zowel de eerste aangrijpingsmiddelen als de tweede aangrijpingsmiddelen een gestel, omlooporganen die roteerbaar zijn verbonden met het gestel en een flexibel langwerpig draagorgaan dat is geslagen om de omlooporganen omvatten waarbij twee van de omlooporganen dusdanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd dat het draagorgaan tussen de betreffende twee omlooporganen een concave vorm heeft voor het in de concave vorm van het draagorgaan dragend opnemen van een deel van het rotorblad.
De tweede aangrijpingsmiddelen omvatten bij voorkeur een klemorgaan dat op het draagorgaan behorende bij de tweede aangrijpingsmiddelen is voorzien ter plaatse van de concave vorm daarvan en dat ten minste twee klemorgaandelen omvat die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn tussen een open stand waarbij de onronde tip van een rotorblad op ten minste één klemorgaandeel kan worden geplaatst en een dichte stand waarbij de klemorgaandelen aan de binnenzijde daarvan een vorm bepalen die overeenkomt met de dwarsdoorsnede van de tip waardoor de tip, althans in hoofdzaak, vormgesloten in het klemorgaan is opgenomen. Aldus kan een uiterst betrouwbare en stabiele aangrijping van de tip van een rotorblad worden verkregen.
Om de stabiliteit verder te verhogen tijdens het dragend doen opnemen van de tip van een rotorblad in de tweede aangrijpingsmiddelen heeft het ten minste ene klemorgaandeel waarop in de open stand van het klemorgaan de onronde tip van een rotorblad kan worden geplaatst vormdelen en dat het gestel van de tweede aangrijpingsmiddelen is voorzien van contra-vormdelen waarbij het ten minste ene klemorgaandeel kan rusten op het gestel waarbij de vormdelen en de contra-vormdelen samen werken ter voorkoming van het verschuiven van het ten minste ene klemorgaandeel ten opzichte van het gestel.
In zijn algemeenheid geldt dat het voordelig kan zijn dat de eerste aangrijpingsmiddelen en/of de tweede aangrijpingsmiddelen althans in hoofdzaak U-vormig zijn. Het liggende lijfdeel van de U-vorm draagt bij aan de stabiliteit waarmee de inrichting op een ondergrond kan rusten terwijl het rotorblad geheel of gedeeltelijk binnen de poten van de U-vorm kan worden gepositioneerd waardoor het zwaartepunt van het rotorblad relatief laag kan zijn gelegen.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine onder toepassing van een inrichting volgens de uitvinding zoals voorgaand omschreven. De werkwijze omvat de stappen van het met de eerste aangrijpingsmiddelen aangrijpen van de basis van het rotorblad, waartoe de basis van het rotorblad ten minste deels tussen twee hogere omlooporganen van de eerste aangrijpingsmiddelen neerwaarts wordt bewogen en op het concave deel van het flexibel langwerpig draagorgaan behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen wordt geplaatst, het met de twee aangrijpingsmiddelen aangrijpen van de tip van het rotorblad, het met de aandrijfmiddelen aandrijven van het flexibele langwerpige draagorgaan behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen voor het roteren van het rotorblad om de langsas daarvan.
De voordelen van de werkwijze volgens de uitvinding zijn analoog aan die van de inrichting volgens de uitvinding zoals voorgaand reeds toegelicht.
In zijn algemeenheid geldt dat het voordelig kan zijn dat ten behoeve van het aangrijpen van de basis van het rotorblad door de eerste aangrijpingsmiddelen de basis van het rotorblad ten minste het middelpunt van de basis tussen twee hogere omlooporganen van de eerste aangrijpingsmiddelen neerwaarts wordt bewogen.
Zoals voorgaand reeds toegelicht kan het tevens de voorkeur genieten indien ten behoeve van het aangrijpen van de basis van het rotorblad door de eerste aangrijpingsmiddelen tijdens of na het neerwaarts bewegen van de basis van het rotorblad, de twee hogere omlooporganen naar elkaar toe worden bewogen. Absoluut gezien zou het daarbij ook zo kunnen zijn dat slechts één van de twee hogere omlooporganen wordt bewogen. Aldus kan de lengte van draagorgaan dat aanligt tegen de basis worden vergroot zodat de contactdruk wordt verlaagd, een stabielere ondersteuning wordt verkregen, en er een grotere aandrijfkracht van het draagorgaan op het rotorblad kan worden overgebracht.
Bij een verdere mogelijke uitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding worden de twee hogere omlooporganen in een dusdanige mate naar elkaar toe bewogen dat de naar elkaar gerichte zijden van de twee hogere omlooporganen op een afstand die kleiner is dan de diameter van de basis van elkaar zijn gelegen. Dientengevolge zal de basis over meer dan 180 graden worden omsloten door het draagorgaan zodat de basis wordt opgesloten door het draagorgaan hetgeen de veiligheid waarmee de inrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast verder wordt verhoogd.
De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde figuren getoond uitvoeringsvoorbeeld, waarin:
Figuur 1 een eerste perspectivisch aanzicht van een rotorblad van een windturbine alsmede een inrichting voor het manipuleren van het rotorblad toont;
Figuur 2 een tweede perspectivisch aanzicht van het in figuur 1 getoonde rotorblad en de in figuur 1 getoonde inrichting toont;
Figuren 3a-d verschillende aanzichten, deels in doorsnede, van een eerste deel van de in figuren 1 en 2 getoonde inrichting voor het manipuleren van het rotorblad tonen;
Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een tweede deel van de in figuren 1 en 2 getoonde inrichting voor het manipuleren van het rotorblad toont;
Figuren 5a-f verschillende aanzichten, deels in doorsnede, van het tweede deel van de inrichting voor het manipuleren van het rotorblad tonen met het rotorblad daarin bevestigd.
In de figuren zijn overeenkomstige onderdelen voorzien van hetzelfde verwijzingscijfer.
De figuren 1 en 2 tonen een op een ondergrond gepositioneerde inrichting 100 die is voorzien van een eerste aangrijpingsdeel 1 alsmede van een tweede aangrijpingsdeel 3. Het tweede aangrijpingsdeel 3 is verplaatsbaar over de ondergrond en op een vooraf te bepalen afstand van het eerste aangrijpingsdeel 1 op te stellen.
Een rotorblad 5 van een windturbine is met behulp van de op een ondergrond opgestelde aangrijpingsdelen 1, 3 te ondersteunen. Zoals bijvoorbeeld zichtbaar in de figuren 3a en 5a zijn zowel het eerste aangrijpingsdeel 1 als het tweede aangrijpingsdeel 3 U-vormig. Aldus kan een stabiele ondersteuning van een rotorblad 5 worden verkregen. Met behulp van de aangrijpingsdelen 1, 3 van de inrichting 100 wordt het rotorblad 5 op een vooraf bepaalde of in te stellen hoogte vanaf een ondergrond opgehangen en is het rotorblad te manipuleren, zodat het rotorblad 5 eenvoudig machinaal of handmatig bewerkt of behandeld kan worden. Met behulp van de inrichting 100 is het bijvoorbeeld mogelijk om het rotorblad 5 ten minste gedeeltelijk of nagenoeg volledig van een coatingslaag te voorzien.
Rotorblad 5 heeft een basis 7 en een tip 9. De basis 7 wordt gevormd door een deel van het rotorblad 5 dat is gelegen aan het ronde uiteinde (in figuur 1 linksonder), via welke rotorblad 5 uiteindelijk aan een rotor wordt bevestigd. In dat deel heeft het rotorblad 5 een ronde of althans in hoofdzaak ronde dwarsdoorsnede, bijvoorbeeld dusdanig dat twee loodrechte diameters van de dwarsdoorsnede maximaal 80 % van elkaar verschillen. De tip 9 wordt gevormd door een tegenover basis 7 gelegen deel van het rotorblad 5 welk deel grenst aan het tegenover het ronde uiteinde gelegen puntvormige uiteinde van rotorblad 5 (in figuur 1 rechtsboven). Aan de tip 9 heeft het rotorblad 5 een duidelijk onronde, in de regel platte, vorm bijvoorbeeld met een breedte/dikte verhouding van minimaal 2. De basis 7 en de tip 9 liggen aan tegenover elkaar gelegen zijden van het zwaartepunt van het rotorblad 5, welk zwaartepunt typisch binnen een afstand van 20 tot 45 %, bijvoorbeeld op een afstand van 30 %, van de lengte van het rotorblad 5 vanaf het ronde uiteinde van het rotorblad 5 is gelegen.
Het eerste aangrijpingsdeel 1 is geconfigureerd voor het aangrijpend ondersteunen van de basis 7 van het rotorblad 5 en het tweede aangrijpingsdeel 3 voor het aangrijpend ondersteunen van de tip 9 van het rotorblad 5. De eerste en tweede aangrijpingsdelen 1, 3 zijn verder ingericht voor het kunnen roteren van het rotorblad 5 om een langsas van het rotorblad 5 voor het manipuleren van het rotorblad 5.
Het eerste aangrijpingsdeel 1 en het tweede aangrijpingsdeel 3 zijn elk voorzien van een gestel 11, 13, van vier omlooporganen 15, 17, 27, 29 en 19, 21, 23, 25 die roteerbaar zijn verbonden met het bijbehorend gestel 11, 13, en van een flexibele langwerpige eindloze draagband 35, 37 die is geslagen ten minste om de bijbehorende vier omlooporganen. De draagbanden 35, 37 kunnen bijvoorbeeld van een polyester weefsel zijn vervaardigd die bijvoorbeeld kunnen zijn voorzien van een coating om de wrijvingsweerstand te verhogen, bijvoorbeeld een poly-urethaan coating. Voor elk gestel 11,13 zijn de twee hoogste omlooporganen 15, 17 en 19,21 dusdanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd dat de draagband 35, 37 tussen de betreffende twee omlooporganen een concave vorm heeft voor het in de concave vorm van de draagband dragend opnemen van een deel van het rotorblad. Voor het eerste gestel 1 is bijvoorbeeld de concave vorm van de draagband 35 tussen de twee omlooporganen 15, 17 duidelijk zichtbaar getoond in figuur 3a.
Het eerste aangrijpingsdeel 1 is in het in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeeld anders geconfigureerd dan het tweede aangrijpingsdeel 3. Om de basis 7 van het rotorblad 5 aan te grijpen omvat het eerste aangrijpingsdeel 1 armen 61, 63 die elk zwenkbaar om een zwenkas 65, 67 zijn verbonden met de poten 69, 71 van het gestel 11. De armen 61, 63 zijn middels de zwenkassen 65, 67 zwenkbaar tussen een buitenste stand zoals deze bijvoorbeeld getoond is in de figuren 3a en 3b en een binnenste stand zoals deze bijvoorbeeld getoond is in figuren 1, 3c en 3d. De twee hogere omlooporganen 15, 17 van het eerste aangrijpingsdeel 1 zijn roteerbaar met de armen 61, 63 verbonden, waarbij de hogere omlooporganen 15, 17 in de binnenste stand dichter bij elkaar zijn gelegen dan in de buitenste stand. De zwenkassen 65, 67 zijn zowel in de binnenste stand als in de buitenste stand onder het betreffende bijbehorende hogere omlooporgaan 15, 17 gelegen. De inrichting 100 is ingericht om de armen 61, 63 van de buitenste stand naar de binnenste stand te zwenken tijdens het dragend doen opnemen van de basis 7 van het rotorblad 5 in de concave vorm van de draagband 35 als gevolg van het gewicht van het rotorblad 5.
In de buitenste stand van de armen 61, 63 verloopt de verbindingslijn tussen de zwenkas 65, 67 van de bijbehorende ten minste ene arm en de hartlijn van het bijbehorende hogere omlooporgaan 15, 17 nagenoeg verticaal. Het gestel 11 omvat verder een veer 75 (figuur 3a) voor het doen neigen van de ten minste ene arm 61, 63 naar de buitenste stand in rust (figuur 3a) dat wil zeggen zonder dat het eerste aangrijpingsdeel 1 van de inrichting 100 een rotorblad 5 draagt. In de binnenste stand van de armen 61, 63 hellen deze enigszins naar elkaar toe waardoor de afstand tussen de naar elkaar gerichte zijden van de hogere omlooporganen 15, 17 kleiner is dan de diameter van de basis 7. Aldus wordt basis 7, waarvan het middelpunt 66 onder de hogere omlooporganen 15, 17 is gelegen, over meer dan 180 graden van de omtrek ervan omspannen door draagband 35.
Het eerste aangrijpingsdeel 1 van de inrichting 100 omvat verder een aandrijforgaan 20 voor het roterend om de langsas aandrijven van het rotorblad 5 terwijl het rotorblad 5 is aangegrepen door het eerste aangrijpingsdeel 1 en door het tweede aangrijpingsdeel 3. Het aandrijforgaan 20 omvat een motor 22 en een aandrijfrol 31 voor het aandrijven van de om vier omlooporganen 15, 17, 27, 29 geslagen draagband 35 van het eerste aangrijpingsdeel 1.
Het tweede aangrijpingsdeel 3 is geconfigureerd voor het dragend ontvangen van de tip 9 van het rotorblad 5. Op de draagband 37, in het concave deel dat zich uitstrekt tussen de hogere omlooporganen 19, 21, is een klemschaal 4545 aangebracht die voorzien kan zijn van een voering (niet getoond), bijvoorbeeld van een rubberachtig materiaal of in zijn algemeenheid van een materiaal met een relatief hoge wrijvingscoëfficiënt. De klemschaal 55 omvat in het gekozen voorbeeld twee licht gebogen klemschaaldelen 56, 58 die scharnierend met scharnier 57 met elkaar zijn verbonden. In een geopende klemschaal 55 (zie figuur 4) kan de tip 9 van het rotorblad 5 in de klemschaal 55 op het onderste klemschaaldeel 58 worden gepositioneerd, waarna de klemschaal 55 kan worden gesloten door het bovenste klemschaaldeel 56 om scharnier 57 neerwaarts te scharnieren. Zoals getoond in figuur 5e kunnen de twee klemschaaldelen 56, 58 van de klemschaal 55 handmatig door een operator met elkaar worden verbonden en gesloten door sluiting 60. De klemschaaldelen 56, 58 bepalen aan de binnenzijde een vorm die overeenkomt met de dwarsdoorsnede van de tip 9 waardoor de tip 9 vormgesloten in een dichte stand van de klemschaal 55 is opgenomen.
Het tweede aangrijpingsdeel 3 omvat tevens vier in hoogte verstelbare poten 45 voor het in hoogte kunnen verstellen van respectievelijk het gestel 13 behorende bij het tweede aangrijpingsdeel 3. Het bereik van de in hoogte te verstellen poten 45 bedraagt bijvoorbeeld circa 100 cm. De poten 45 kunnen in de niet-verstelde compacte toestand op de ondergrond steunen via wielen 47, zodat de onderzijde van het gestel 13 op een afstand van bijvoorbeeld 10 cm boven de ondergrond is gelegen (niet specifiek weergegeven) en het tweede aangrijpingsdeel 3 verrijdbaar is over een ondergrond ten opzichte van het eerste aangrijpingsdeel 1 waardoor het mogelijk is om de afstand daartussen aan te passen en het tweede aangrijpingsdeel 3 kan worden uitgelijnd ten opzichte van het eerste aangrijpingsdeel 1. Middels de in hoogte verstelbare poten 45 is de hoogte van de aan de bovenste uiteinden van de poten 45 bevestigde omlooporganen 19, 21 ten opzichte van de ondergrond te variëren. De in hoogte verstelbare poten 45 omvatten elk een tweezijdig werkzame cilinder 90 om de pootdelen van elke poot 45 van het tweede aangrijpingsdeel 3 ten opzichte van elkaar te verplaatsen (zie figuren 5c en 5d).
Door het vanuit de niet-verstelde compacte toestand verlengen van de cilinders 90 komt in eerste instantie het gestel 13 op de ondergrond te rusten doordat de wielen 47 los komen van de ondergrond. Vervolgens verplaatsen de omlooporganen 19, 21 zich omhoog. Dientengevolge zal de klemschaal 55 met daarin eventueel de tip 9 zich eveneens omhoog verplaatsen en wel over een afstand die twee keer zo groot is als de afstand waarover de omlooporganen 19, 21 omhoog bewegen. Dit hoogteverschil resulteert aan de basis in een hoekverdraaiing. Doordat draagband 35 van het eerste aangrijpingsdeel 1 flexibel is uitgevoerd wordt deze hoekverdraaiing gecompenseerd.
Verder omvat het gestel 13 van het tweede aangrijpingsdeel 3 van de inrichting 100 een ondersteuningselement 40 voor het ondersteunen van het onderste klemschaaldeel 58 van de klemschaal 55 zodat de tip 9 eenvoudig in het onderste klemschaaldeel 58 te positioneren is zonder dat de draagband 37 met het klemschaaldeel 58 zich kan verdraaien. Het ondersteuningselement 40 is voorzien van twee van uitsparingen 42 voorziene ondersteuningsplaten 46, 48 waartussen het onderste klemschaaldeel 58 kan worden gepositioneerd, waarbij uitstekende pennen 52 van de klemschaal 55 vallen in de uitsparingen 42, zodat de klemschaal 55 nagenoeg onverdraaibaar op het ondersteuningselement is gelegen. De pennen 52 vormen de vormdelen van de klemschaal 55, en de uitsparingen 42 vormen de contra-vormdelen, waarbij de vormdelen en de contra-vormdelen samenwerken ter voorkoming van het verschuiven van de klemschaal 55 ten opzichte van het gestel 13. Behalve het onderste klemschaaldeel 58 is ook het bovenste klemschaaldeel 56 voorzien van uitstekende pennen 52 die ook kunnen samenwerken met de uitsparingen 42 in het geval een rotorblad over 180 graden is geroteerd. Het aanvankelijk bovenste klemschaaldeel 56 ligt dan onder het aanvankelijk onderste klemschaaldeel 58.
Verder is het mogelijk om de inrichting 100 te voorzien van een verplaatsbaar ondersteunorgaan (niet getoond). Het verplaatsbare ondersteunorgaan kan bijvoorbeeld tussen de ondersteuningsplaten 46, 48 zijn opgesteld, waarbij het ondersteunorgaan onder de concave vorm van de draagband 37 op en neer verplaatsbaar is ten opzichte van het gestel 13 tussen een niet-werkzame lage stand en een werkzame hoge stand waarbij in de werkzame stand het ondersteunorgaan aanligt tegen de onderzijde van de draagband 37 en in de niet-werkzame stand het ondersteunorgaan vrij is van de draagband 37.
Het eerste aangrijpingsdeel 1 omvat een eerste weegeenheid (niet getoond) voor het meten van de belasting op de inrichting 100 vanwege het gewicht van een deels door het eerste aangrijpingsmiddel 1 gedragen rotorblad 5 en het tweede aangrijpingsdeel 3 omvat een tweede weegeenheid (niet getoond) voor het meten van de belasting op het tweede aangrijpingsdeel 3 vanwege het gewicht van een deels door de tweede aangrijpingsmiddelen gedragen rotorblad 5. De inrichting 100 omvat verder rekenmiddelen (niet getoond) voor het in afhankelijkheid van signalen van de eerste weegeenheid en van de tweede weegeenheid bepalen van de massa en/of de positie van het zwaartepunt van het rotorblad 5.
In een niet getoonde variant is het mogelijk dat in plaats van of in aanvulling op het aandrijforgaan 20, het tweede aangrijpingsdeel 3 uit te rusten met een verder aandrijforgaan (niet getoond) voor het roterend aandrijven van een door het tweede aangrijpingsdeel 3 aangegrepen tip 9 van het rotorblad 5. Met behulp van het verdere aandrijforgaan is bij voorkeur de tot de tweede aangrijpingsmiddelen behorende draagband 37 aan te drijven. Dit optionele aandrijforgaan is bij voorkeur ondersteunend werkzaam aan de werking van aandrijforgaan 20 om aldus de torsiebelasting op rotorblad 5 te beperken.
Het is verder ook mogelijk om het ondersteuningselement 40 van het gestel 13 van het tweede aangrijpingsdeel in hoogte verstelbaar uit te voeren.

Claims (21)

1. Inrichting voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine, welk rotorblad een althans in hoofdzaak ronde basis alsmede een tegenover de basis gelegen onronde tip omvat, de inrichting omvattende eerste aangrijpingsmiddelen voor het aangrijpen van de basis van het rotorblad en tweede aangrijpingsmiddelen voor het aangrijpen van de tip van het rotorblad welke eerste en tweede aangrijpingsmiddelen zijn ingericht voor het roteren van het rotorblad om een langsas van het rotorblad, waarbij de inrichting verder aandrijfmiddelen voor het roterend om de langsas aandrijven van het rotorblad omvat terwijl het rotorblad is aangegrepen door de eerste aangrijpingsmiddelen en door de tweede aangrijpingsmiddelen, met het kenmerk, dat ten minste één van de eerste aangrijpingsmiddelen en van de tweede aangrijpingsmiddelen een gestel, omlooporganen die roteerbaar zijn verbonden met het gestel en een flexibel langwerpig draagorgaan dat is geslagen om de omlooporganen omvat waarbij twee hogere omlooporganen dusdanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd dat het draagorgaan tussen de twee hogere omlooporganen een concave vorm heeft voor het in de concave vorm van het draagorgaan dragend opnemen van een deel van het rotorblad, en dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het aandrijven van het flexibele langwerpige draagorgaan.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het langwerpig omlooporgaan eindloos is.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de inrichting verstelmiddelen omvat voor het in hoogte kunnen verstellen van de twee hogere omlooporganen, bij voorkeur binnen een bereik van ten minste 30 cm.
4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de inrichting verdere verstelmiddelen omvat voor het in hoogte kunnen verstellen van het gestel tussen een positie waarbij het gestel op de ondergrond rust en een positie waarbij het gesteld vrij is van de ondergrond, bij voorkeur ten minste 2 cm vrij is van de ondergrond.
5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste aangrijpingsmiddelen eerste weegmiddelen omvatten voor het meten van de belasting op de aangrijpingsmiddelen vanwege het gewicht van een deels door de eerste aangrijpingsmiddelen gedragen rotorblad en dat de tweede aangrijpingsmiddelen tweede weegmiddelen omvatten voor het meten van de belasting op de tweede aangrijpingsmiddelen vanwege het gewicht van een deels door de tweede aangrijpingsmiddelen gedragen rotorblad, waarbij de inrichting verder rekenmiddelen heeft voor het in afhankelijkheid van signalen van de eerste weegmiddelen en van de tweede weegmiddelen bepalen van de massa en/of de positie van het zwaartepunt van het rotorblad.
6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste de eerste aangrijpingsmiddelen een gestel, omlooporganen die roteerbaar zijn verbonden met het gestel en een flexibel langwerpig draagorgaan dat is geslagen om de omlooporganen omvatten waarbij twee hogere omlooporganen dusdanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd dat het draagorgaan tussen de betreffende twee omlooporganen een concave vorm heeft voor het in de concave vorm van het draagorgaan dragend opnemen van een deel van het rotorblad, waarbij de aandrijfmiddelen een eerste aandrijforgaan omvatten voor het aandrijven van het draagorgaan behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen een tweede aandrijforgaan omvatten voor het roterend aandrijven van de tweede aangrijpingsmiddelen of althans een deel daarvan dat in gebruik in aangrijpend contact is met een rotorblad.
8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de inrichting ten minste één arm omvat die zwenkbaar om een zwenkas tussen een buitenste stand en een binnenste stand met het gestel behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen is verbonden waarbij één van de twee hogere omlooporganen roteerbaar met de ten minste ene arm is verbonden, waarbij het betreffend hogere omlooporgaan in de binnenste stand dichter bij het andere hogere omlooporgaan is gelegen dan in de buitenste stand en de inrichting is ingericht om de arm van de buitenste stand naar de binnenste stand te zwenken tijdens of na het dragend doen opnemen van de basis van het rotorblad in de concave vorm van het draagorgaan.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de inrichting twee armen omvat die ieder zwenkbaar om een zwenkas tussen respectievelijke buitenste standen en binnenste standen met het gestel behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen zijn verbonden waarbij ieder van de twee hogere omlooporganen roteerbaar met één van de twee armen is verbonden.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de zwenkas behorende bij de ten minste ene arm zowel in de binnenste stand als in de buitenste stand onder het bijbehorende hogere omlooporgaan is gelegen.
11. Inrichting volgens één van de conclusies 8, 9 of 10, met het kenmerk, dat in de buitenste stand van de ten minste ene arm de verbindingslijn tussen de zwenkas van de bijbehorende ten minste ene arm en de hartlijn van het bijbehorende hogere omlooporgaan verticaal verloopt of maximaal 15 graden helt.
12. Inrichting volgens één van de conclusies 8 tot en met 11, met het kenmerk, dat de inrichting veermiddelen omvat voor het doen neigen van de ten minste ene arm naar de buitenste stand.
13. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zowel de eerste aangrijpingsmiddelen als de tweede aangrijpingsmiddelen een gestel, omlooporganen die roteerbaar zijn verbonden met het gestel en een flexibel langwerpig draagorgaan dat is geslagen om de omlooporganen omvatten waarbij twee van de omlooporganen dusdanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd dat het draagorgaan tussen de betreffende twee omlooporganen een concave vorm heeft voor het in de concave vorm van het draagorgaan dragend opnemen van een deel van het rotorblad.
14. Inrichting volgens conclusie 13 en volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het verdere aandrijforgaan is ingericht voor het aandrijven van het tot de tweede aangrijpingsmiddelen behorende draagorgaan.
15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de tweede aangrijpingsmiddelen een klemorgaan omvatten dat op het draagorgaan behorende bij de tweede aangrijpingsmiddelen is voorzien ter plaatse van de concave vorm daarvan en dat bij voorkeur ten minste twee klemorgaandelen omvat die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn tussen een open stand waarbij de onronde tip van een rotorblad op ten minste één klemorgaandeel kan worden geplaatst en een dichte stand waarbij de klemorgaandelen aan de binnenzijde daarvan een vorm bepalen die overeenkomt met de dwarsdoorsnede van de tip waardoor de tip, althans in hoofdzaak, vormgesloten in het klemorgaan is opgenomen.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het ten minste ene klemorgaandeel waarop in de open stand van het klemorgaan de onronde tip van een rotorblad kan worden geplaatst vormdelen heeft en dat het gestel is voorzien van contra-vormdelen waarbij het ten minste ene klemorgaandeel kan rusten op het gestel van de tweede aangrijpingsmiddelen waarbij de vormdelen en de contra-vormdelen samen werken ter voorkoming van het verschuiven van het ten minste ene klemorgaandeel ten opzichte van het gestel.
17. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste aangrijpingsmiddelen en/of de tweede aangrijpingsmiddelen althans in hoofdzaak U-vormig zijn.
18. Werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine onder toepassing van een inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende de stappen van het met de eerste aangrijpingsmiddelen aangrijpen van de basis van het rotorblad, waartoe de basis van het rotorblad ten minste deels tussen twee hogere omlooporganen van de eerste aangrijpingsmiddelen neerwaarts wordt bewogen en op het concave deel van het flexibel langwerpig draagorgaan behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen wordt geplaatst, het met de twee aangrijpingsmiddelen aangrijpen van de tip van het rotorblad, het met de aandrijfmiddelen aandrijven van het flexibele langwerpige draagorgaan behorende bij de eerste aangrijpingsmiddelen voor het roteren van het rotorblad om de langsas daarvan.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij ten behoeve van het aangrijpen van de althans in hoofdzaak ronde basis van het rotorblad door de eerste aangrijpingsmiddelen de basis van het rotorblad ten minste het middelpunt van de basis tussen twee hogere omlooporganen van de eerste aangrijpingsmiddelen neerwaarts wordt bewogen.
20. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, waarbij ten behoeve van het aangrijpen van de basis van het rotorblad door de eerste aangrijpingsmiddelen tijdens of na het neerwaarts bewegen van de basis van het rotorblad, de twee hogere omlooporganen naar elkaar toe worden bewogen.
21. Werkwijze volgens conclusies 19 en 20, waarbij de twee hogere omlooporganen in een dusdanige mate naar elkaar toe worden bewogen dat de naar elkaar gerichte zijden van de twee hogere omlooporganen op een afstand die kleiner is dan de diameter van de basis van elkaar zijn gelegen.
NL2016168A 2016-01-27 2016-01-27 Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine. NL2016168B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2016168A NL2016168B1 (nl) 2016-01-27 2016-01-27 Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine.
PCT/NL2017/050047 WO2017131515A1 (en) 2016-01-27 2017-01-25 Device and method for handling a wind turbine rotor blade

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2016168A NL2016168B1 (nl) 2016-01-27 2016-01-27 Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2016168B1 true NL2016168B1 (nl) 2017-08-01

Family

ID=56084310

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2016168A NL2016168B1 (nl) 2016-01-27 2016-01-27 Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL2016168B1 (nl)
WO (1) WO2017131515A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP4290073A1 (en) * 2022-06-07 2023-12-13 LM Wind Power A/S Tools for supporting wind turbine blades

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102017206349B4 (de) 2017-04-12 2019-04-11 Siemens Gamesa Renewable Energy A/S Wiegevorrichtung für ein Windenergieanlagen-Rotorblatt
ES2836706T3 (es) * 2017-11-21 2021-06-28 Siemens Gamesa Renewable Energy As Estructura de soporte para pala de turbina eólica
JP7267298B2 (ja) 2018-04-02 2023-05-01 ティーピーアイ コンポジッツ,インコーポレーティッド 風力タービンブレード回転装置のシザーリフトシステム及びプラグイン移動機構
WO2022211768A1 (en) * 2021-04-01 2022-10-06 Yektamak Maki̇na Mühendi̇sli̇k İmalat Sanayi̇ Ve Ti̇caret Li̇mi̇ted Şi̇rketi̇ Rotating cart mechanism root module
CN113339197A (zh) * 2021-07-02 2021-09-03 华能陈巴尔虎旗风力发电有限公司 一种风电叶片翻转前缘支撑装置
EP4245993A1 (en) * 2022-03-18 2023-09-20 LM Wind Power A/S A method of rotating a wind turbine blade
CN116906271B (zh) * 2023-09-12 2023-12-05 常州亿麟电气科技有限公司 一种风电叶片安装装置

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2010216317A (ja) * 2009-03-14 2010-09-30 Kuribayashi Kiko Kk 風力発電翼の反転支持装置
WO2012048719A1 (de) * 2010-10-14 2012-04-19 Wft Gmbh & Co. Kg Wendevorrichtung, insbesondere für ein rotorblatt für eine windkraftanlage
EP2584191A1 (en) * 2010-06-16 2013-04-24 Naditec Ingenieria S.L. Improved centre rest for rotary seat of wind-turbine blades

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2808540B1 (en) 2013-05-31 2016-01-20 Siemens Aktiengesellschaft System and method of moving a wind turbine rotor blade

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2010216317A (ja) * 2009-03-14 2010-09-30 Kuribayashi Kiko Kk 風力発電翼の反転支持装置
EP2584191A1 (en) * 2010-06-16 2013-04-24 Naditec Ingenieria S.L. Improved centre rest for rotary seat of wind-turbine blades
WO2012048719A1 (de) * 2010-10-14 2012-04-19 Wft Gmbh & Co. Kg Wendevorrichtung, insbesondere für ein rotorblatt für eine windkraftanlage

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP4290073A1 (en) * 2022-06-07 2023-12-13 LM Wind Power A/S Tools for supporting wind turbine blades
WO2023237509A1 (en) * 2022-06-07 2023-12-14 Lm Wind Power A/S Tools for supporting wind turbine blades

Also Published As

Publication number Publication date
WO2017131515A1 (en) 2017-08-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2016168B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van een rotorblad van een windturbine.
CA3002784C (fr) Systeme et methode de manutention pour faciliter la maintenance d'une unite de couchage, en particulier un lit medicalise
NL2013274B1 (nl) Voertuig, systeem en werkwijze voor het verplaatsen van voer.
US7017220B2 (en) Spring counterbalance method and apparatus for variably biasing a dock leveler
WO2016071591A1 (fr) Piètement roulant pour un mât télescopique d'un appareil de levage de plaques, appareil muni d'un tel piètement, et procédé de mise en œuvre
EP0558597A1 (en) Improvements in or relating to tiltable load supporting platforms
US4609111A (en) Rotatable stand
EP1050207A2 (en) A bale wrapping apparatus
FR2991562A1 (fr) Element de mobilier comprenant un plateau articule de surface variable
NL1023556C2 (nl) Inrichting met hefbaar werkplatform.
FR2607535A1 (fr) Echafaudage a plate-forme mobile
FR2922438A1 (fr) Dispositif d'alitement motorise
CN104839031A (zh) 一种旋转式挤奶平台
US5769201A (en) Safety apparatus for a novice ski lift
EP3835133B1 (fr) Dispositif pour placer un objet sur le toit d'un véhicule
FR2837193A1 (fr) Table elevatrice a ciseaux
BE1009924A6 (fr) Dispositif pour mesurer le poids d'une personne.
FR2465671A1 (fr) Appareil en vue de couper des rouleaux de distribution de bandes dans des machines de pliage
FR2746776A1 (fr) Equerre pour basculer sur 90[ des charges telles que des bobines, et dispositif pour la mise en place d'une bobine sur une telle equerre
FR2687040A1 (fr) Machine a enrubanner des objets parallelepipediques ou rectangulaires ou cylindriques, notamment des balles de paille, fourrage, ensilage.
US4166510A (en) Continuous automatic weighing conveyor for flowable solids
CH274334A (fr) Appareil de levage.
EP4041419A1 (fr) But mobile pour jeux de balle
AU2014274616B2 (en) A Milking Platform
FR2607925A1 (fr) Dispositif de support et de mesure d'une charge

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: FMI DEVELOPMENT HOLDING B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: IRMATO BEHEER B.V.

Effective date: 20171011

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200201