NL2014570B1 - Inrichting en werkwijze voor het ontbollen van stelen van een bolgewas. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het ontbollen van stelen van een bolgewas. Download PDF

Info

Publication number
NL2014570B1
NL2014570B1 NL2014570A NL2014570A NL2014570B1 NL 2014570 B1 NL2014570 B1 NL 2014570B1 NL 2014570 A NL2014570 A NL 2014570A NL 2014570 A NL2014570 A NL 2014570A NL 2014570 B1 NL2014570 B1 NL 2014570B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transport
stems
conveying
auxiliary
bulbs
Prior art date
Application number
NL2014570A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2014570A (nl
Inventor
Van Duijn Arend
Original Assignee
Havatec B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Havatec B V filed Critical Havatec B V
Priority to NL2014570A priority Critical patent/NL2014570B1/nl
Publication of NL2014570A publication Critical patent/NL2014570A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2014570B1 publication Critical patent/NL2014570B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G5/00Floral handling

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Structure Of Belt Conveyors (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)

Abstract

De inrichting voor het ontbollen van stelen van een bolgewas is voorzien van een eerste transportinrichting voor transport van de stelen geklemd op de eerste transportinrichting. Aanvankelijk zitten de bollen daarbij aan de stelen. De bollen worden ingevangen tussen een paar hulpbanden. De hulpbanden hebben met oppervlakken die in een heengaand transporttraject naar elkaar gekeerd lopen met daartussen een ruimte om de bollen aan de stelen op de eerste transportinrichting tussen de oppervlakken samengeknepen te houden. In een eerste deel van het heengaande transporttraject van de hulpbanden lopen de transportrichtingen van de stelen en de bollen parallel aan elkaar. In een tweede deel divergeren de transportrichtingen. Zodoende dient hetzelfde paar hulpbanden zowel voor het kneuzen van de bollen, om de verbinding van de bollen met de stelen minstens ten dele te verbreken, als voor het aftrekken van de bollen van de stelen.

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor het ontbollen van stelen van een bolgewas
De uitvinding heeft betrekking op het geautomatiseerd ontbollen van bolgewassen zoals tulpen en op een inrichting voor het ontbollen van bolbloemen.
De Nederlandse ter inzagelegging no. 7202266 beschrijft een inrichting voor het ontbollen van bolgewassen zoals tulpen. Deze inrichting snijdt de bodem van de bol af en plet het daarboven bggende deel van de bol tussen een paar rollen of kettingwielen, terwijl de tulpen op een hoofdtransportband bggen. De bollen worden op een aanvoerband naar de pletrollen toegevoerd.
Na het pletten trekt de inrichting het geplette resterende deel van de bol zijdebngs weg van de steel van de tulp. NL7202266 beschrijft hiervoor het gebruik van een tweetal met elkaar samenwerkende aftrekbanden die schuin op de hoofdtransportband gelegen zijn. Nadat de geplette bollen de pletrollen hebben verlaten worden zij tussen de aftrekbanden opgevangen. De aftrekbanden lopen onderling evenwijdig op een onderlinge afstand zodanig dat de geplette bollen stevig tussen de aftrekbanden worden vastgegrepen. Doordat de afstand tussen de hoofdtransportband en de aftrekbanden geleidelijk groter wordt, worden de bollen van de tulpen afgetrokken. NL7202266 beschrijft dat de aftrekrollen eventueel kunnen worden vervangen door een vaste leistang die de bolresten zijdebngs wegdrukt. Zodoende blijft een zo lang mogelijk steel over, inclusief een deel van de steel dat zich oorspronkelijk in de bol bevond. NL 8200419 beschrijft andere manieren om het geplette deel zijdelings weg te trekken van de steel van de tulp. NL 8200419 stelt het gebruik van twee evenwijdige draaiende schroefstangen voor, die onder een hoek ten opzichte van de transportband zijn opgesteld.
In praktijk treden met dit soort inrichtingen fouten op. Stelen breken of de bol gaat niet van de steel af wanneer de steel niet goed wordt ingevangen tussen de schroefstangen, geleidingen of schuine banden of kettingen. Ook is dit soort inrichting kritisch afhankelijk van een juiste afstelling op de steel dikte en bolgrootte.
Het is onder meer een doel om te voorzien in een betrouwbaardere manier van geautomatiseerd ontbollen van bolgewassen.
Er wordt voorzien in een inrichting voor het ontbollen van stelen van een bolgewas, welke inrichting is voorzien van - een eerste transportinrichting voor transport van de stelen, aanvankelijk met daaraan de bollen; - klemmiddelen voor het vastgeklemd houden van de stelen op de eerste transportinrichting, waardoor de eerste transportinrichting een transportrichting van de stelen bepaalt; - een paar hulpbanden, met oppervlakken die in een heengaand transporttraject naar elkaar gekeerd lopen met daartussen een ruimte om de bollen aan de stelen op de eerste transportinrichting tussen de oppervlakken samengeknepen te houden, waardoor de hulpbanden een transportrichting van de samengeknepen bollen bepaalt, en waarin de hulpbanden aan een ingang van het heengaande transporttraject een invangopening vormen, ingericht om de bollen tussen de oppervlakken in te vangen; en - waarin transportrichtingen van de stelen en de bollen in een eerste en tweede deel van het heengaande transporttraject van de hulpbanden respectievelijk parallel aan elkaar lopen en divergeren.
Door gebruik te maken van hulpbanden, in plaats van een paar rollen, om daartussen de bollen samen te knijpen en vervolgens daarmee van de stelen te trekken wordt het proces betrouwbaarder. Het is niet nodig om de stelen na het samenknijpen opnieuw in te vangen. De hulpbanden vangen de bollen al voor het samenknijpen of het begin daarvan in tussen de naar elkaar gekeerde oppervlakken. Onder de term “hulpband” worden banden per se begrepen, maar bijvoorbeeld ook kettingen, of constructies met een opbouw met bijvoorbeeld blokken, die de oppervlakken van de hulpbanden vormen waartussen de bollen samengeknepen worden.
De oppervlakken van de hulpbanden zijn in het heengaande transporttraject bijvoorkeur minstens nagenoeg parallel aan het vlak gedefinieerd door de lengte richting van de stelen en de transportrichting van de eerste transportinrichting, en nagenoeg in dit vlak zodat nagenoeg geen kromming van de stelen optreedt. De oppervlakken kunnen zich bijvoorbeeld aan weerszijden van dit vlak bevinden en de divergentie kan binnen dit vlak blijven. Als de eerste transportinrichting de stelen horizontaal liggend in een horizontale richting transporteert is dit vlak een horizontaal vlak, maar het vlak kan ook onder een hoek met de horizontaal staan. Als de stelen bijvoorbeeld verticaal gericht op de eerste transportrichting getransporteerd worden kunnen de oppervlakken van de hulpbanden verticaal georiënteerd zijn, bijvoorbeeld boven of onder de eerste transportinrichting. Het samenknijpen helpt om het mogelijk te maken om de bollen na het samenknijpen van de stelen te trekken. Bijvoorkeur wordt dit beheersbaar gemaakt door de bodem van de bollen met snijmiddelen zoals een roterend mes af te snijden. In een uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van snijmiddelen voor het afsnijden van bodems van de bollen, waarin de snijmiddelen gepositioneerd zijn om de bodem na invangen van de bollen tussen de hulpbanden in het eerste deel van het transporttraject af te snijden.
In een uitvoeringsvorm zijn de hulpbanden ingericht om de transportrichting van de bollen na het eerste deel van het heengaande transporttraject af te buigen van de transportrichting van de stelen.
Deze laatste transportinrichting kan dan rechtdoor lopen. Als alternatief of als aanvulling kan de eerste transportinrichting schuin van de banden weglopen, of kan het transportpad van de stelen divergerend gemaakt worden door de stelen met grijpers dwars te transporteren. Het is echter eenvoudiger om de transportrichting van de bollen door middel van de hulpbanden te besturen. Hierbij kan worden opgemerkt dat de transportrichting van de bollen tot stand kan komen door buiging van het transportpad van de hulpbanden als geheel, maar ook bijvoorbeeld door verschuiven van onderdelen van de hulpbanden die de oppervlakken vormen, waarbij die onderdelen in een richting dwars op de transportrichting van de rest van de hulpbanden verschoven wordt.
In een uitvoeringsvorm lopen de hulpbanden elk minstens over een deel van het heengaande transporttraject tussen een respectievelijke steun en genoemde ruimte, zodat de steunen de hulpbanden aan weerszijden van genoemde ruimte steunen tegen een reactiekracht op het samengeknepen houden van de bollen. De steunen kunnen bijvoorbeeld deel uitmaken van geleiderbanen voor de hulpbanden. De steunen helpen om de bollen ook samen te knijpen als de hulpbanden van zichzelf flexibel zijn.
In een uitvoeringsvorm neemt een afstand tussen de hulpbanden minstens in het tweede deeltraject in de transportrichting geleidelijk toe.
Dit kan de resterende wrijvingskracht tussen de bollen en de stelen verminderen.
In een uitvoeringsvorm bevat elke van de banden een rondgaande keten van blokken, waarin elk blok een klemoppervlak heeft dat in het transporttraject in hoofdzaak parallel aan een vlak door de transportrichting van de eerste transportinrichting en de lengterichting van de stelen gericht is, en waarin de klemoppervlakken van de blokken in het transporttraject naar elkaar toegekeerd zijn. Zodoende kunnen de bollen tussen de blokken geklemd worden.
In een uitvoeringsvorm zijn de blokken binnen de eerste keten en binnen de tweede keten minstens tot een beperkte hoek rond een normaal op het genoemde vlak draaibaar ten opzichte van elkaar aangebracht. Daardoor kunnen stijve blokken door een bocht geleid worden. In een andere uitvoeringsvorm is de tweede transportinrichting voorzien van een rondlopende transportband waaraan de blokken verschuifbaar zijn aangebracht. Zodoende kan het divergerende transport met behulp van verschuiving worden gerealiseerd. De inrichting kan worden voorzien van geleiders om het transportpad van de blokken te sturen.
In een uitvoeringsvorm zijn de klemoppervlakken van de blokken voorzien van tanden die dwars op de klemoppervlakken uitsteken. Dit vergroot de greep van de blokken op de bollen en kan bovendien verkleving van de bollen aan de stelen verminderen om ze makkelijker van de stelen te trekken.
In een uitvoeringsvorm bevatten de klemmiddelen een schuimband, ingericht om de stelen tegen een transportoppervlak van de eerste transportinrichting te klemmen. Dit voorziet in een eenvoudige manier om de stelen zodanig vast te klemmen dat ze bij het scheiden van de bollen achterblijven. In plaats van een schuimband kunnen andere klemmiddelen zoals grijpers, klemrollen of andere klemmen gebruikt worden.
Korte beschrijving van de figuren
Deze en andere voordelen en aspecten worden beschreven onder verwijzing naar de bij gevoegde figuren.
Figuur 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een ontb olinrichtin g
Figuur 2 toont een zij-aanzicht van een paar hulpbanden
Figuur 2a toont een zij-aanzicht van een uitvoeringsvorm van de hulpbanden
Figuur 3, 3 a, 3b tonenaanzichten van een uitvoeringsvorm van een hulpband
Figuur 4 toont een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een hulpband
Gedetailleerde beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen
Figuur 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een ontbolinrichting. De inrichting omvat een transportband 10, een schuimband 12 en een paar hulpbanden 14 en een snij-inrichting 15. Het paar hulpbanden wordt in het schematische bovenaanzicht als een enkele schematische hulpband 14 aangegeven. Snij-inrichting 15 is bijvoorbeeld een draaiend mes.
In bedrijf voert de inrichting tulpen, of andere bolgewassen, met steel 16 en bol 17 aan en scheidt de inrichting de bol van de steel. Stelen 16 van de tulpen, of andere bolgewassen, liggen bij aanvoer grotendeels op een bovenoppervlak van transportband 10, dwars op de transportrichting van dat bovenoppervlak transportband 10, waarbij een stuk van de steel 16 met daaraan de bol 17 uitsteekt naast transportband 10. (Met “dwars” wordt hier “anders dan parallel” bedoeld, bijvoorbeeld loodrecht, bijvoorbeeld tenminste onder een hoek groter dan vijfenveertig graden. In het geval van de stelen 16 impliceert “dwars” dat de stelen enerzijds op transportband 10 liggen en anderzijds deels uitsteken over de rand van transportband 10). Het transport van transportband 10 en hulpbanden 14 kan door eigen aandrijvingen of indirect via een gemeenschappelijke aandrijving op nagenoeg dezelfde transportsnelheid aangedreven worden.
Tijdens tenminste een deel van het transport van stelen 16 worden bollen 17 tussen de hulpbanden 14 samengeknepen gehouden. De hulpbanden 14 kunnen daarom ook als “knijpbanden” worden aangeduid.
De term “band” wordt hierbij in algemene zin gebruikt als een structuur die langs een continu transportpad getransporteerd wordt, zoals één of meer parallel lopende banden, één of meer parallel lopende kettingen, of een verzameling van onderling beweeglijke structuren die gezamenlijk langs zo’n transportpad getransporteerd worden, zonder dat ze een integraal doorlopende structuur hoeven te vormen. Een hulpband 14 kan bijvoorbeeld een keten van onderling beweegbare blokken bevatten, of een reeks blokken op een verbindend element.
Schuimband 12 strekt zich uit in de transportrichting van transportband 10 en bevindt zich boven het bovenoppervlak van transportband 10. Schuimband 12 is ingericht om de stelen 16 minstens langs een deel van de transportweg van stelen van transportband 10 tegen het bovenoppervlak van transportband 10 aan te drukken. Schuimband 12 transporteert minstens in dit deel mee met transportband 10, biivoorkeur met eigen aandrijvingen voor transportband 10 en schuimband 12. Hoewel bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm met een schuimband getoond wordt, moet worden op gemerkt dat in plaats daarvan of in aanvulling daarop andere middelen voor het vasthouden van de stelen op transportband 10 gebruikt kunnen worden, zoals grijpers, klemmen en dergelijke.
Het heengaande transporttraject van hulpbanden 14a,b bevat een eerste en tweede deeltraject 19a,b dat door beide banden doorlopen wordt.
In het eerste deeltraject 19a lopen hulpbanden 14a,b parallel aan transportband 10. In het tweede deeltraject 19a divergeren hulpbanden 14a,b van transportband 10
Figuur 2 toont schematisch een zijaanzicht van de eerste en tweede hulpband 14a,b (verhoudingen niet op schaal). In de getoonde uitvoeringsvorm loopt elke hulpband 14a, b rond over een eigen paar wielen 20a,b, 21a,b, zodat hulpbanden 14a, b over een transporttraject heen van het ene wiel 20a, 21a naar het andere wiel 20b, 21b lopen en daarna weer terug. De assen van de wielen 20a,b voor eerste hulpband 14a staan onder een hoek ongelijk nul ten opzichte van elkaar. Hetzelfde geldt voor de wielen 21a,b voor tweede hulpband 14b. In het heengaande transporttraject van hulpbanden 14a,b tussen de wielen 20a,b, 21a,b zijn de oppervlakken van hulpbanden 14a,b naar elkaar toegekeerd. De wielen 20a, 21a voor de verschillende hulpbanden 14a, b aan de ingang van het transporttraject staan op een zodanige afstand dat er een afstand is tussen de naar elkaar gekeerde oppervlakken die kleiner is dan de normale diameter van bollen 17, maar voldoende groot om bollen 17 samengeknepen tussen de oppervlakken te klemmen zonder de stelen te beschadigen. De naar elkaar gekeerde oppervlakken zijn parallel aan het bovenoppervlak van transportband 10 gericht, bevinden zich in het heengaande transporttraject naast het bovenoppervlak en op nagenoeg dezelfde hoogte als het bovenoppervlak.
In eerste deeltraject 19a transporteren hulpbanden 14a,b parallel aan de transportrichting van transportband 10, gelijk op met transportband 10. In tweede deeltraject 19b divergeert de transportrichting van hulpbanden 14a,b, of van minstens een deel daarvan dat bollen 17 samenknijpt, van de transportrichting van transportband 10 (waarbij hulpbanden 14a,b zelf parallel aan elkaar blijven lopen). Snij-inrichting 15 is langs het eerste deeltraject 20a op gesteld.
De transportsnelheid van hulpbanden 14a,b is bijvoorkeur gelijk of nagenoeg gelijk aan die van transportband 10. Dit minimaliseert, laterale krachten op de stelen. Opgemerkt kan worden dat vanwege het verschil in transportrichting in de twee deeltrajecten 19a,b de component van de transportsnelheid van hulpbanden 14a,b in de transportrichting van transportband 10 in de twee deeltrajecten 19a,b iets verschilt. De divergentie hoek kan echter zo klein gehouden worden dat dit niet tot problematische laterale krachten op de stelen leidt. Eventueel kunnen de transportsnelheden zo gekozen worden dat de snelheidscomponent in de transportrichting van transportband in het eerste en tweede deeltraject respectievelijk boven en onder de transportsnelheid van transportband 10 ligt. Als alternatief kunnen hulpbanden 14a,b voorzien worden van dwars verplaatsbare oppervlakken. In dat geval kan de rest van hulpbanden 14a,b over het hele transporttraject parallel aan en gelijk op met transportband 10 lopen, terwijl de oppervlakken van hulpbanden 14a,b in het tweede deeltraject dwars verplaatst worden. Zodoende is er geen snelheidsverschil.
In bedrijf voert de inrichting tulpen, of andere bolgewassen, aan op transportband 10. Daarbij liggen stelen 16 op het bovenoppervlak van transportband 10, en steken bollen 17 uit naast transportband 10 aan de kant van hulpbanden 14a,b. Transportband 10 voert zodoende bollen 17 naar het begin van het heengaande transporttraject van eerste en tweede hulpband 14a,b. In een uitvoeringsvorm (niet getoond) bevat de inrichting nog extra middelen om bollen 17 naar het heengaande transporttraject te voeren. Wanneer bollen 17 eerste en tweede hulpband 14a,b bereiken worden de bollen ingevangen tussen eerste en tweede hulpband 14a,b, waardoor bollen 17 tussen eerste en tweede hulpband 14a,b samengeknepen worden en in samengeknepen toestand langs het heengaande transporttraject getransporteerd worden.
Daarbij passeren bollen 17 snij-inrichting 15, die de bodems van bollen 17 afsnijdt. De gewassen worden bijvoorkeur zodanig op transportband 10 uitgelijnd dat de bolbodem naast eerste en tweede hulpband 14a,b uitsteekt, zodat de snijwerking naast eerste en tweede hulpband 14a,b plaatsvindt, maar in andere uitvoeringsvormen kan snij-inrichting 15 tussen eerste en tweede hulpband 14a,b bolbodems snijden.
Bij het samenknijpen worden de bollen minstens vervormd zodat ze in doorsnede platter en langwerpiger worden (in hoofdzaak ellipsvormig).Het samenknijpen van de bollen tussen hulpbanden 14a,b dient onder andere om verkleving tussen de bolrokken en de steel te verminderen of zelfs te verbreken. Door het samenknijpen worden de bolrokken ten opzichte van de steel bewogen en minstens voor een deel van de steel afgedrukt. Daarbij worden de bolrokken bijvoorkeur gekneusd, dat wil zeggen dat de hechting tussen de bolrokken onderling verminderd of verbroken wordt en bijvoorkeur minstens een deel van de bolrokken geknakt wordt. Zodoende wordt de hechting van de bolrokken aan de steel vermindert die na het afsnijden resteert.
Na het passeren van snij-inrichting 15 bereiken bollen 17 inmiddels zonder bolbodem het tweede deeltraject 19b, waarin de transportrichting van hulpbanden 14a,b, of van minstens een deel daarvan dat bollen 17 samenknijpt, divergeert van de transportrichting van transportband 10. Schuimband 12 is ingericht om de stelen 16 minstens langs het tweede deeltraject 19b tegen het bovenoppervlak van transportband 10 aan te drukken. Door de divergentie van de transportrichting trekken hulpbanden 14a,b de samengeknepen bollen 17 van stelen 16 af. Zoals op zich bekend loopt de steel 16 van een bolgewas zoals een tulp door tot in de bol 17. Na het afsnijden van de bolbodem en het samenknijpen van de bol is de verbinding tussen steel 16 en bol 17 echter verbroken. Zodoende scheidt de dwarskracht die door de divergerende beweging van eerste en tweede hulpband 14a,b op bol 17 wordt uitgeoefend om bol 17 van de steel te trekken. Bollen 17 vallen aan het einde van het heengaande transporttraject van eerste en tweede hulpband 14a,b in een opvangeenheid (niet getoond). Stelen 16 worden zonder bollen verder getransporteerd op transportband 10 vanwaar de stelen in bossen verzameld kunnen worden (niet getoond).
Figuur 2a toont een uitvoeringsvorm waarin de afstand tussen hulpbanden 14a,b in het tweede deeltraject 19b al voor het bereiken van eindwielen 20b, 21b geleidelijk toeneemt. Een deel 24 van hulpband 14a ligt hier op grotere afstand van de andere hulpband 14b. Zodoende worden een bol 17 geleidelijk minder samengeknepen bij verloop van het transport door hulpbanden 14a, b, en wordt de steel minder ingeklemd tussen de bolrokken. Daardoor wordt de kracht verkleind die nodig is om de steel uit de bol te trekken.
Figuur 3 toont een detailaanzicht van een uitvoeringsvorm van hulpband 14a (verhoudingen niet op schaal). In deze uitvoeringsvorm bevat hulpband 14a een keten van blokken 30 die onderling met beweegbare verbindingen 32 gekoppeld zijn. (In de figuur worden slechts twee blokken schematisch getoond, maar overeenkomstige blokken 30 bevinden zich op gehele hulpband 14a). De oppervlakken van blokken 30 vormen het oppervlak van hulpband 14a,b. In de getoonde uitvoeringvorm bevatten de blokken 30 tanden 34 die dwars op de het oppervlak uitsteken. Tanden 34 vergroten de greep van hulpband 14a op de bollen. Daarnaast kunnen tanden 34 de bollen verder kraken. Tanden 34 hebben bijvoorkeur een wigvormige doorsnede, zodat de bolrokken aan weerszijden van een tand uit elkaar gedrukt worden. Ook dit vermindert de houdkracht van de bolrokken op de steel. De hoogte van tanden 34 is zo klein dat er tussen de tanden van de tegenoverliggende hulpbanden voldoende ruimte overblijft dat de tanden de stelen niet raken. Hoewel in dwarsaanzicht op elk blok 30 slechts één rij tanden 34 getoond wordt kunnen zich op elk blok 30 meerdere parallelle rijen tanden 34 bevinden, elke rij parallel aan de transportrichting. Tanden 34 kunnen ook op een andere manier dan in rijen over een blok 30 verdeeld worden.
In de getoonde uitvoeringsvorm loopt hulpband 14a door een stijve geleiderbaan 36. Geleiderbaan 36 is vast opgesteld en loopt tussen wielen 20 en rond deze wielen 20. Geleiderbaan 36 definieert de geometrie van het transporttraject van hulpband 14a, inclusief de bocht tussen de deeltrajecten.
Figuur 3a toont een dwarsdoorsnede door een blok 30 en deze uitvoeringsvorm van geleiderbaan 36, in een doorsnede loodrecht op de transportrichting. In de figuur bevat geleiderbaan 36 L-vormige doorsnedes, met verticale zijwanden, die blok 30 zijdebngs geleiden, en een horizontale wand die een steun vormt voor blok 30 tegen reactiekrachten (verticale krachten) op blok 30 (alternatief, of elders langs de geleiderbaan kunnen de L-vormige doorsnedes verbonden zijn in een U-vorm). De verticale zijwanden geleiden de blokken door de parallelle en divergerende delen van het transporttraject. De horizontale wand steunt blokken 30 om tegendruk te geven tegen veerkracht van de bollen.
Figuur 3b illustreert een uitvoeringsvorm van de koppeling 32 tussen blokken 30 in een bovenaanzicht. In de figuur liggen blokken 30 in geleiderbaan 36. Koppefing 32 strekt zich uit van een eerste blok 30 naar een tweede, naburig blok 30. Koppeling is via een horizontale scharnier-as 32a (loodrecht op de transportrichting) aan het eerste blok 30 verbonden en via een verticale scharnier-as 32b aan het tweede blok 30. Zodoende kunnen blokken 30 onderfing zowel in de bocht tussen het parallelle en divergerende deel van het transporttraject als rond de wielen ten opzichte van elkaar bewegen. Elk paar opeenvolgende blokken 30 in de eerste en tweede hulpband 14a,b kan op deze manier verbonden zijn, zodat blokken 30 met verbindingen 32 een keten vormen die als hulpband dient.
In bedrijf zorgen wielen 20 voor de beweging van de keten van blokken 30 door geleiderbaan 36. Geleiderbaan 36 zorgt ervoor dat blokken 30 eerst parallel aan de transportband transporteren en vervolgens divergerend. Verbindingen 32 maken het mogelijk om blokken 30 in de bocht over een beperkte hoek rond een as loodrecht op de oppervlakken van blokken 30 ten opzichte van elkaar te draaien zonder dat daarvoor de stijfheid van blokken 30 zelf verminderd hoeft te worden. Verder maken verbindingen 32 het mogelijk om blokken 30 rond wielen 20a,b, 21a,b ten opzichte van elkaar te draaien.
Hoewel figuur 3 een specifieke, voordelige uitvoeringsvorm toont zal het duidebjk zijn dat de gewenste functie van hulpbanden 14a,b ook op andere manieren kan worden gerealiseerd. In plaats van een rondlopende geleiderbaan 36 kan voor de definitie van de bocht in het transporttraject ook gebruik gemaakt worden van een locale hoekgeleider zoals een rol of wielen waarover hulpbanden 14a,b door de bocht lopen. Verbindingen 32 kunnen elastische verbindingen zijn zonder scharnieren, bijvoorbeeld via één of meer bladveren, of met verbindingen via bolscharnieren enzovoort.
Als hulpbanden 14a,b onvoldoende stijf zijn om tegendruk te geven aan veerkracht van de bollen kan ook gebruikt gemaakt worden van locale ruggesteunen aan weerszijden van de hulpbanden 14a,b, zodat elke hulpband 14a,b zich tussen zijn ruggesteun en de ruimte voor de bollen bevindt, enzovoort.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een hulpband in bovenaanzicht, waarin een transportinrichting 42 gebruikt wordt die over het hele transporttraject parallel loopt aan de transportband waarop de stelen liggen (niet getoond). Transportinrichting 42 is voorzien van sleuven 40. Blokken 30 zijn in sleuven 40 op transportinrichting 42 aangebracht, zodat ze dwars verschoven kunnen worden. Een geleider 44 dwingt blokken 30 om in het tweede deel 19b van het transporttraject dwars te verschuiven. Een andere geleider (niet getoond) kan blokken 30 in eerste deel 19a van het transporttraject parallel laten lopen. Zodoende vormen de blokken een band (zonder dat de term “band” noodzakehjkerwijs een rechtstreekse verbinding tussen de blokken vereist) met een transporttraject met een eerste en tweede deel waarin de band respectievebjk parallel aan en divergerend met de transportband loopt waarop de stelen bggen (niet getoond). Transportinrichting 42 en de transportband waarop de stelen bggen kunnen gezamenlijk aangedreven worden.
In deze en andere uitvoeringsvormen waarin gebruik wordt gemaakt van blokken kunnen deze op een continue band aangebracht worden, of op één of meer transportsnaren. De blokken kunnen dwars verschuifbaar op zo’n band of zulke snaren worden aangebracht om de divergentie te implementeren. Ook kan gebruik gemaakt worden van hulpbanden die kettingen bevatten, zonder daarop blokken.
Hoewel figuur 1 een uitvoeringsvorm toont met een transportband 10 voor transport zal het duidelijk zijn dat uiteenlopende soorten transportinrichtingen gebruikt kunnen worden. Transportband 10 kan vervangen worden door elk ander soort transportinrichting waarmee stelen getransporteerd kunnen worden. In plaats van horizontaal liggend kunnen de stelen onder een andere hoek getransporteerd worden, bijvoorbeeld verticaal hangend, in welk geval ook de oppervlakken van de hulpbanden verticaal georiënteerd kunnen zijn, boven of onder de transportinrichting voor de stelen. Transportband 10 kan een rondlopend gesloten oppervlak hebben, maar in plaats daarvan kan de transportinrichting een reeks bakken voor individuele bloemen hebben, op een transportoppervlak of aan transportkettingen of snaren enzovoort. Bij verticaal hangend transport kan gebruik gemaakt worden van een paar snaren, of schuimbanden waar de stelen tussen hangen, of van grijpers voor de stelen. Bij gebruik van snaren kunnen de bollen aanvankelijk op de snaren hangen, wat het uitlijnen vereenvoudigt. Hoewel transportband 10 in figuur 1 alleen naast hulpbanden 14 getoond wordt kunnen er ook andere verwerkingsstations langs transportband 10 staan, zoals oplegstations, inspectiestations, uitlijnstations enzovoort.
Hoewel figuur 1 een voorkeursuitvoeringsvorm toont waarin de divergentie tussen transportband 10 en hulpbanden 14 ontstaat door dat er een bocht in het transporttraject van hulpbanden 14 zit, zal het duidelijk zijn dat de divergentie ook op andere manieren verkregen kan worden. Zo kunnen de transportpaden van transportband 10 en schuimband 12 een bocht maken die de divergentie veroorzaakt of er minstens aan bijdraagt.
Ook kan de divergentie tot stand gebracht worden met verplaatsbare grijpers waarmee stelen 16 in het tweede deel van het transporttraject dwars op de transportrichting van transportband 10 verplaatst kunnen worden.

Claims (16)

1. Inrichting voor het ontbollen van stelen van een bolgewas, welke inrichting is voorzien van - een eerste transportinrichting voor transport van de stelen, aanvankelijk met daaraan de bollen; - klemmiddelen voor het vastgeklemd houden van de stelen op de eerste transportinrichting, waardoor de eerste transportinrichting een transportrichting van de stelen bepaalt; - een paar hulpbanden, met oppervlakken die in een heengaand transporttraject naar elkaar gekeerd lopen met daartussen een ruimte om de bollen aan de stelen op de eerste transportinrichting tussen de oppervlakken samengeknepen te houden, waardoor de hulpbanden een transportrichting van de samengeknepen bollen bepaalt, en waarin de hulpbanden aan een ingang van het heengaande transporttraject een invangopening vormen, ingericht om de bollen tussen de oppervlakken in te vangen; en - waarin transportrichtingen van de stelen en de bollen in een eerste en tweede deel van het heengaande transporttraject van de hulpbanden respectievelijk parallel aan elkaar lopen en divergeren.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de transportrichting van de stelen rechtdoor loopt in het tweede deel van het heengaande transporttraject en de hulpbanden ingericht zijn om de transportrichting van de bollen na het eerste deel van het heengaande transporttraject af te buigen van de transportrichting van de stelen.
3. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin de hulpbanden elk minstens over een deel van het heengaande transporttraject tussen een respectievelijke steun en genoemde ruimte lopen, zodat de steunen de hulpbanden aan weerszijden van genoemde ruimte steunen tegen een reactiekracht op het samengeknepen houden van de bollen.
4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin een afstand tussen de hulpbanden minstens in het tweede deeltraject in de transportrichting geleidelijk toeneemt.
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin het paar hulpbanden een eerste en tweede rondgaande keten van blokken bevatten, en de inrichting is voorzien van een tweede transportinrichting, ingericht om de eerste en tweede keten beiden door het eerste en tweede deel van het heengaande transporttraject te transporteren, waarin elk blok een klemoppervlak heeft dat in het transporttraject in hoofdzaak parallel aan een vlak door de transportrichting van de eerste transportinrichting en de lengterichting van de stelen gericht is, en waarin de klemoppervlakken van de blokken in het transporttraject naar elkaar toegekeerd zijn.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarin de blokken binnen de eerste keten en binnen de tweede keten minstens tot een beperkte hoek rond een normaal op het genoemde vlak draaibaar ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarin elk van de hulpbanden een rondlopende transportband bevat waaraan de blokken dwars op de transportband verschuifbaar zijn aangebracht.
8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, waarin de tweede transportinrichting een geleider bevat die ingericht is om de blokken in het eerste en tweede deel van het heengaande transporttraject respectievelijk parallel aan en divergerend van de transportrichting van de eerste transportinrichting te geleiden.
9. Inrichting volgens één der conclusies 5-8, waarin de klemoppervlakken van de blokken zijn voorzien van tanden die dwars op de klemoppervlakken uitsteken.
10. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de transportrichting van de eerste transportinrichting langs het eerste en tweede deel van de tweede transportinrichting doorloopt langs een rechte lijn, en waarin de transportrichting van de tweede transportinrichting in het tweede deel van de tweede transportinrichting onder een hoek loopt ten opzichte van de transportrichting van de tweede transportinrichting in het eerste deel van de tweede transportinrichting, in beide delen parallel aan een vlak door de transportrichting van de eerste transportinrichting en de lengterichting van de stelen.
11. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, voorzien van snijmiddelen voor het afsnijden van bodems van de bollen, waarin de snijmiddelen gepositioneerd zijn om de bodem in het eerste deel van het transporttraject na invangen van de bollen tussen de hulpbanden af te snijden.
12. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de eerste transportinrichting ingericht is om de stelen horizontaal liggend te transporteren.
13. Inrichting volgens één der conclusies 1-12, waarin de eerste transportinrichting ingericht is om de stelen verticaal hangend te transporteren.
14. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de klemmiddelen een schuimband bevatten, ingericht om de stelen tegen een transportoppervlak van de eerste transportinrichting te klemmen.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarin de eerste transportinrichting een verdere schuimband bevatten, ingericht om de stelen tegen de schuimband aan te klemmen.
16. Werkwijze voor het ontbollen van bolgewassen, waarin - stelen met daaraan aanvankelijk de bollen met een eerste transportinrichting getransporteerd worden, met de stelen vastgeklemd; - de bollen aan de stelen ingevangen worden tussen hulpbanden, die de bol aanvankelijk parallel aan transport door de eerste transportinrichting transporteren terwijl de bol tussen de hulpbanden samengeknepen wordt, en vervolgens de bol divergerend transporteren van transport door de eerste transportinrichting, waardoor de bol van de steel getrokken wordt.
NL2014570A 2015-04-01 2015-04-01 Inrichting en werkwijze voor het ontbollen van stelen van een bolgewas. NL2014570B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014570A NL2014570B1 (nl) 2015-04-01 2015-04-01 Inrichting en werkwijze voor het ontbollen van stelen van een bolgewas.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014570A NL2014570B1 (nl) 2015-04-01 2015-04-01 Inrichting en werkwijze voor het ontbollen van stelen van een bolgewas.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2014570A NL2014570A (nl) 2016-10-10
NL2014570B1 true NL2014570B1 (nl) 2017-01-06

Family

ID=53277006

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2014570A NL2014570B1 (nl) 2015-04-01 2015-04-01 Inrichting en werkwijze voor het ontbollen van stelen van een bolgewas.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2014570B1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2030316B1 (nl) * 2021-12-28 2023-07-03 Havatec B V Bloembosverwerkingssysteem en werkwijze voor het geautomatiseerd opschudden van bloembossen

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL167836C (nl) * 1972-02-21 1982-02-16 Franciscus Potveer Inrichting voor het van bolgewassen verwijderen van stelen.
NL175580C (nl) * 1982-02-04 1984-12-03 Franciscus Potveer Inrichting voor het van bolgewassen verwijderen van stelen.
NL8901384A (nl) * 1989-05-31 1990-12-17 Exploitatiemaatschappij H J Va Inrichting voor het in een gewenste positie op een transportband brengen van langwerpige voorwerpen.
KR20140091267A (ko) * 2013-01-11 2014-07-21 은 식 신 꽃다발 자동 결속장치용 가압벨트

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2030316B1 (nl) * 2021-12-28 2023-07-03 Havatec B V Bloembosverwerkingssysteem en werkwijze voor het geautomatiseerd opschudden van bloembossen
WO2023128761A1 (en) * 2021-12-28 2023-07-06 Havatec B.V. Flower bouquet processing system and method for shaking up flower bouquets automatically

Also Published As

Publication number Publication date
NL2014570A (nl) 2016-10-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8690645B2 (en) Fish processing system and method
NL1041439B1 (nl) Inrichting voor het van het land oogsten van groenteplanten
NL2014570B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het ontbollen van stelen van een bolgewas.
US3179138A (en) Mushroom trimmer
US3841071A (en) Tobacco harvester
US1985323A (en) Citrus fruit juice machine
US20090238927A1 (en) Method of processing avocados
US20130081356A1 (en) Combination of closing and suspension device for sausage-type packaging units
US9301534B2 (en) System for food product casing removal
JP5200390B2 (ja) 根菜類収穫機
RU2446666C2 (ru) Теребильный аппарат льноуборочной машины
EP0568417A1 (fr) Installation de manutention pour le transport de flans d'une machine de découpage à un dispositif d'empilage
FR2594794A1 (fr) Dispositif permettant la mise en botte de legumes ou plantes de facon continue et automatique
FR2539948A1 (fr) Machine a recolter les legumes-feuilles
US8919089B2 (en) Biasing guide assembly for harvesting agricultural row crops
NL2003705C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen.
US20150291299A1 (en) Heat Shrink Device for a Bottom of a Sleeve Label
NO121318B (nl)
CN105253591A (zh) 一种出瓶收料装置
NL1031289C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het pellen van een langwerpige groente.
US5211525A (en) Device for unbinding sacks bound into packs
NL2024327B1 (nl) Inrichting voor het breken van witlof
FR2462851A1 (fr) Machine a recolter la lavande et plantes similaires
NL1027474C1 (nl) Inrichting voor het verwerken van spruiten.
RU2552428C1 (ru) Теребильный аппарат льноуборочной машины

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220501