NL2014570B1 - Device and method for unfolding stems from a bulbous plant. - Google Patents

Device and method for unfolding stems from a bulbous plant. Download PDF

Info

Publication number
NL2014570B1
NL2014570B1 NL2014570A NL2014570A NL2014570B1 NL 2014570 B1 NL2014570 B1 NL 2014570B1 NL 2014570 A NL2014570 A NL 2014570A NL 2014570 A NL2014570 A NL 2014570A NL 2014570 B1 NL2014570 B1 NL 2014570B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transport
stems
conveying
auxiliary
bulbs
Prior art date
Application number
NL2014570A
Other languages
Dutch (nl)
Other versions
NL2014570A (en
Inventor
Van Duijn Arend
Original Assignee
Havatec B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Havatec B V filed Critical Havatec B V
Priority to NL2014570A priority Critical patent/NL2014570B1/en
Publication of NL2014570A publication Critical patent/NL2014570A/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2014570B1 publication Critical patent/NL2014570B1/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G5/00Floral handling

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Structure Of Belt Conveyors (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)

Abstract

De inrichting voor het ontbollen van stelen van een bolgewas is voorzien van een eerste transportinrichting voor transport van de stelen geklemd op de eerste transportinrichting. Aanvankelijk zitten de bollen daarbij aan de stelen. De bollen worden ingevangen tussen een paar hulpbanden. De hulpbanden hebben met oppervlakken die in een heengaand transporttraject naar elkaar gekeerd lopen met daartussen een ruimte om de bollen aan de stelen op de eerste transportinrichting tussen de oppervlakken samengeknepen te houden. In een eerste deel van het heengaande transporttraject van de hulpbanden lopen de transportrichtingen van de stelen en de bollen parallel aan elkaar. In een tweede deel divergeren de transportrichtingen. Zodoende dient hetzelfde paar hulpbanden zowel voor het kneuzen van de bollen, om de verbinding van de bollen met de stelen minstens ten dele te verbreken, als voor het aftrekken van de bollen van de stelen.The device for unfolding stems from a bulb crop is provided with a first transport device for transporting the stems clamped on the first transport device. Initially, the bulbs are attached to the stems. The bulbs are trapped between a pair of auxiliary bands. The auxiliary belts have surfaces that face each other in an outgoing transport path with a space between them to hold the bulbs on the stems on the first transport device between the surfaces. In a first part of the forward transport path of the auxiliary belts, the transport directions of the stems and spheres run parallel to each other. The transport directions diverge in a second part. Thus, the same pair of auxiliary belts serves both for crushing the bulbs, at least partially breaking the connection of the bulbs with the stems, and for pulling the bulbs off the stems.

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor het ontbollen van stelen van een bolgewasTitle: Device and method for unfolding stems from a bulb

De uitvinding heeft betrekking op het geautomatiseerd ontbollen van bolgewassen zoals tulpen en op een inrichting voor het ontbollen van bolbloemen.The invention relates to the automated unrolling of bulb plants such as tulips and to an apparatus for unrolling bulb flowers.

De Nederlandse ter inzagelegging no. 7202266 beschrijft een inrichting voor het ontbollen van bolgewassen zoals tulpen. Deze inrichting snijdt de bodem van de bol af en plet het daarboven bggende deel van de bol tussen een paar rollen of kettingwielen, terwijl de tulpen op een hoofdtransportband bggen. De bollen worden op een aanvoerband naar de pletrollen toegevoerd.The Netherlands for public inspection No. 7202266 describes a device for unfolding bulbous plants such as tulips. This device cuts the bottom of the bulb and crushes the portion of the bulb above it between a pair of rollers or sprockets, while the tulips bend on a main conveyor belt. The bulbs are supplied to the crushing rollers on a conveyor belt.

Na het pletten trekt de inrichting het geplette resterende deel van de bol zijdebngs weg van de steel van de tulp. NL7202266 beschrijft hiervoor het gebruik van een tweetal met elkaar samenwerkende aftrekbanden die schuin op de hoofdtransportband gelegen zijn. Nadat de geplette bollen de pletrollen hebben verlaten worden zij tussen de aftrekbanden opgevangen. De aftrekbanden lopen onderling evenwijdig op een onderlinge afstand zodanig dat de geplette bollen stevig tussen de aftrekbanden worden vastgegrepen. Doordat de afstand tussen de hoofdtransportband en de aftrekbanden geleidelijk groter wordt, worden de bollen van de tulpen afgetrokken. NL7202266 beschrijft dat de aftrekrollen eventueel kunnen worden vervangen door een vaste leistang die de bolresten zijdebngs wegdrukt. Zodoende blijft een zo lang mogelijk steel over, inclusief een deel van de steel dat zich oorspronkelijk in de bol bevond. NL 8200419 beschrijft andere manieren om het geplette deel zijdelings weg te trekken van de steel van de tulp. NL 8200419 stelt het gebruik van twee evenwijdige draaiende schroefstangen voor, die onder een hoek ten opzichte van de transportband zijn opgesteld.After crushing, the device pulls the crushed remaining part of the bulb away from the stem of the tulip. NL7202266 describes for this purpose the use of two mutually cooperating deduction belts which are situated obliquely on the main conveyor belt. After the crushed spheres have left the crushing rolls, they are collected between the deduction bands. The deduction bands run parallel to each other at a mutual distance such that the crushed spheres are firmly grasped between the deduction bands. Because the distance between the main conveyor belt and the deduction belts gradually increases, the bulbs are subtracted from the tulips. NL7202266 describes that the deduction rollers can optionally be replaced by a fixed guide rod that pushes the bulb remnants sideways. This leaves a stem as long as possible, including a part of the stem that was originally in the sphere. NL 8200419 describes other ways of pulling the crushed part sideways away from the stem of the tulip. NL 8200419 proposes the use of two parallel rotating screw rods, which are arranged at an angle with respect to the conveyor belt.

In praktijk treden met dit soort inrichtingen fouten op. Stelen breken of de bol gaat niet van de steel af wanneer de steel niet goed wordt ingevangen tussen de schroefstangen, geleidingen of schuine banden of kettingen. Ook is dit soort inrichting kritisch afhankelijk van een juiste afstelling op de steel dikte en bolgrootte.In practice, errors occur with this type of device. Stems break or the bulb does not move away from the stem if the stem is not properly trapped between the threaded rods, guides, or oblique bands or chains. This type of device is also critically dependent on a correct adjustment to the stem thickness and bulb size.

Het is onder meer een doel om te voorzien in een betrouwbaardere manier van geautomatiseerd ontbollen van bolgewassen.It is, among other things, an aim to provide a more reliable method of automated bulb unwinding.

Er wordt voorzien in een inrichting voor het ontbollen van stelen van een bolgewas, welke inrichting is voorzien van - een eerste transportinrichting voor transport van de stelen, aanvankelijk met daaraan de bollen; - klemmiddelen voor het vastgeklemd houden van de stelen op de eerste transportinrichting, waardoor de eerste transportinrichting een transportrichting van de stelen bepaalt; - een paar hulpbanden, met oppervlakken die in een heengaand transporttraject naar elkaar gekeerd lopen met daartussen een ruimte om de bollen aan de stelen op de eerste transportinrichting tussen de oppervlakken samengeknepen te houden, waardoor de hulpbanden een transportrichting van de samengeknepen bollen bepaalt, en waarin de hulpbanden aan een ingang van het heengaande transporttraject een invangopening vormen, ingericht om de bollen tussen de oppervlakken in te vangen; en - waarin transportrichtingen van de stelen en de bollen in een eerste en tweede deel van het heengaande transporttraject van de hulpbanden respectievelijk parallel aan elkaar lopen en divergeren.A device is provided for unfolding stems from a bulb crop, which device is provided with - a first transport device for transporting the stems, initially with the bulbs attached thereto; - clamping means for keeping the stems clamped on the first transport device, whereby the first transport device determines a direction of transport of the stems; - a pair of auxiliary belts, with surfaces running towards each other in a forward conveying path with a space between them to hold the bulbs on the stems on the first conveyor device between the surfaces, whereby the auxiliary belts determine a conveying direction of the squeezed bulbs, and in which the auxiliary bands form an entrance opening at an entrance of the outgoing transport path, arranged to catch the spheres between the surfaces; and - in which conveying directions of the stems and spheres run parallel and diverge in a first and second part of the forward conveying path of the auxiliary belts, respectively.

Door gebruik te maken van hulpbanden, in plaats van een paar rollen, om daartussen de bollen samen te knijpen en vervolgens daarmee van de stelen te trekken wordt het proces betrouwbaarder. Het is niet nodig om de stelen na het samenknijpen opnieuw in te vangen. De hulpbanden vangen de bollen al voor het samenknijpen of het begin daarvan in tussen de naar elkaar gekeerde oppervlakken. Onder de term “hulpband” worden banden per se begrepen, maar bijvoorbeeld ook kettingen, of constructies met een opbouw met bijvoorbeeld blokken, die de oppervlakken van de hulpbanden vormen waartussen de bollen samengeknepen worden.By using auxiliary belts, instead of a pair of rollers, to squeeze the bulbs between them and then pull them off the stems, the process becomes more reliable. It is not necessary to re-capture the stems after squeezing. The auxiliary bands capture the spheres between the facing surfaces before squeezing or the beginning thereof. The term "auxiliary band" includes tires per se, but also chains, for example, or structures with a structure with, for example, blocks, which form the surfaces of the auxiliary bands between which the spheres are squeezed.

De oppervlakken van de hulpbanden zijn in het heengaande transporttraject bijvoorkeur minstens nagenoeg parallel aan het vlak gedefinieerd door de lengte richting van de stelen en de transportrichting van de eerste transportinrichting, en nagenoeg in dit vlak zodat nagenoeg geen kromming van de stelen optreedt. De oppervlakken kunnen zich bijvoorbeeld aan weerszijden van dit vlak bevinden en de divergentie kan binnen dit vlak blijven. Als de eerste transportinrichting de stelen horizontaal liggend in een horizontale richting transporteert is dit vlak een horizontaal vlak, maar het vlak kan ook onder een hoek met de horizontaal staan. Als de stelen bijvoorbeeld verticaal gericht op de eerste transportrichting getransporteerd worden kunnen de oppervlakken van de hulpbanden verticaal georiënteerd zijn, bijvoorbeeld boven of onder de eerste transportinrichting. Het samenknijpen helpt om het mogelijk te maken om de bollen na het samenknijpen van de stelen te trekken. Bijvoorkeur wordt dit beheersbaar gemaakt door de bodem van de bollen met snijmiddelen zoals een roterend mes af te snijden. In een uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van snijmiddelen voor het afsnijden van bodems van de bollen, waarin de snijmiddelen gepositioneerd zijn om de bodem na invangen van de bollen tussen de hulpbanden in het eerste deel van het transporttraject af te snijden.The surfaces of the auxiliary belts are preferably at least substantially parallel to the plane defined by the longitudinal direction of the stems and the conveying direction of the first conveying device in the outgoing conveying path, and substantially in this plane so that virtually no curvature of the stems occurs. The surfaces may, for example, be on either side of this plane and the divergence may remain within this plane. If the first transport device transports the stems lying horizontally in a horizontal direction, this surface is a horizontal surface, but the surface can also be at an angle to the horizontal. For example, if the stems are transported vertically directed to the first conveying direction, the surfaces of the auxiliary belts may be oriented vertically, for example above or below the first conveying device. The squeezing helps to make it possible to pull the bulbs after squeezing the stems. This is preferably made manageable by cutting the bottom of the spheres with cutting means such as a rotating knife. In one embodiment the device is provided with cutting means for cutting off bottoms from the bulbs, wherein the cutting means are positioned to cut off the bottom after catching the bulbs between the auxiliary belts in the first part of the transport path.

In een uitvoeringsvorm zijn de hulpbanden ingericht om de transportrichting van de bollen na het eerste deel van het heengaande transporttraject af te buigen van de transportrichting van de stelen.In one embodiment, the auxiliary belts are adapted to deflect the conveying direction of the bulbs after the first part of the forward conveying path from the conveying direction of the stems.

Deze laatste transportinrichting kan dan rechtdoor lopen. Als alternatief of als aanvulling kan de eerste transportinrichting schuin van de banden weglopen, of kan het transportpad van de stelen divergerend gemaakt worden door de stelen met grijpers dwars te transporteren. Het is echter eenvoudiger om de transportrichting van de bollen door middel van de hulpbanden te besturen. Hierbij kan worden opgemerkt dat de transportrichting van de bollen tot stand kan komen door buiging van het transportpad van de hulpbanden als geheel, maar ook bijvoorbeeld door verschuiven van onderdelen van de hulpbanden die de oppervlakken vormen, waarbij die onderdelen in een richting dwars op de transportrichting van de rest van de hulpbanden verschoven wordt.This latter transport device can then continue straight. Alternatively or additionally, the first conveying device can run obliquely away from the tires, or the conveying path of the stems can be made divergent by transversely transporting the stems with grippers. However, it is easier to control the conveying direction of the bulbs by means of the auxiliary belts. It can be noted here that the conveying direction of the spheres can be achieved by bending the conveying path of the auxiliary belts as a whole, but also, for example, by shifting parts of the auxiliary belts that form the surfaces, said parts in a direction transverse to the conveying direction from the rest of the auxiliary bands.

In een uitvoeringsvorm lopen de hulpbanden elk minstens over een deel van het heengaande transporttraject tussen een respectievelijke steun en genoemde ruimte, zodat de steunen de hulpbanden aan weerszijden van genoemde ruimte steunen tegen een reactiekracht op het samengeknepen houden van de bollen. De steunen kunnen bijvoorbeeld deel uitmaken van geleiderbanen voor de hulpbanden. De steunen helpen om de bollen ook samen te knijpen als de hulpbanden van zichzelf flexibel zijn.In one embodiment, the auxiliary belts each run at least over a part of the forward transport path between a respective support and said space, so that the supports support the auxiliary bands on either side of said space against a reaction force to hold the bulbs squeezed together. The supports can for instance form part of conductor tracks for the auxiliary bands. The supports also help to squeeze the bulbs together if the auxiliary bands are flexible.

In een uitvoeringsvorm neemt een afstand tussen de hulpbanden minstens in het tweede deeltraject in de transportrichting geleidelijk toe.In one embodiment, a distance between the auxiliary belts gradually increases in the conveying direction at least in the second section.

Dit kan de resterende wrijvingskracht tussen de bollen en de stelen verminderen.This can reduce the remaining frictional force between the bulbs and the stems.

In een uitvoeringsvorm bevat elke van de banden een rondgaande keten van blokken, waarin elk blok een klemoppervlak heeft dat in het transporttraject in hoofdzaak parallel aan een vlak door de transportrichting van de eerste transportinrichting en de lengterichting van de stelen gericht is, en waarin de klemoppervlakken van de blokken in het transporttraject naar elkaar toegekeerd zijn. Zodoende kunnen de bollen tussen de blokken geklemd worden.In one embodiment, each of the belts comprises a circular chain of blocks, in which each block has a clamping surface which in the conveying path is oriented substantially parallel to a plane through the conveying direction of the first conveying device and the longitudinal direction of the stems, and wherein the clamping surfaces of the blocks in the transport path are facing each other. In this way the bulbs can be clamped between the blocks.

In een uitvoeringsvorm zijn de blokken binnen de eerste keten en binnen de tweede keten minstens tot een beperkte hoek rond een normaal op het genoemde vlak draaibaar ten opzichte van elkaar aangebracht. Daardoor kunnen stijve blokken door een bocht geleid worden. In een andere uitvoeringsvorm is de tweede transportinrichting voorzien van een rondlopende transportband waaraan de blokken verschuifbaar zijn aangebracht. Zodoende kan het divergerende transport met behulp van verschuiving worden gerealiseerd. De inrichting kan worden voorzien van geleiders om het transportpad van de blokken te sturen.In one embodiment, the blocks are arranged within the first chain and within the second chain at least to a limited angle about a normal on said plane rotatable with respect to each other. As a result, rigid blocks can be guided through a bend. In another embodiment, the second transport device is provided with a revolving conveyor belt on which the blocks are slidably arranged. Thus, the diverging transport can be realized with the aid of shifting. The device can be provided with guides to control the transport path of the blocks.

In een uitvoeringsvorm zijn de klemoppervlakken van de blokken voorzien van tanden die dwars op de klemoppervlakken uitsteken. Dit vergroot de greep van de blokken op de bollen en kan bovendien verkleving van de bollen aan de stelen verminderen om ze makkelijker van de stelen te trekken.In one embodiment, the clamping surfaces of the blocks are provided with teeth protruding transversely of the clamping surfaces. This increases the grip of the blocks on the spheres and can moreover reduce adhesion of the spheres to the stems to make them easier to pull from the stems.

In een uitvoeringsvorm bevatten de klemmiddelen een schuimband, ingericht om de stelen tegen een transportoppervlak van de eerste transportinrichting te klemmen. Dit voorziet in een eenvoudige manier om de stelen zodanig vast te klemmen dat ze bij het scheiden van de bollen achterblijven. In plaats van een schuimband kunnen andere klemmiddelen zoals grijpers, klemrollen of andere klemmen gebruikt worden.In one embodiment the clamping means comprise a foam tape adapted to clamp the stems against a transport surface of the first transport device. This provides a simple way to clamp the stems in such a way that they remain behind when separating the bulbs. Instead of a foam tape, other clamping means such as grippers, clamping rollers or other clamps can be used.

Korte beschrijving van de figurenBrief description of the figures

Deze en andere voordelen en aspecten worden beschreven onder verwijzing naar de bij gevoegde figuren.These and other advantages and aspects are described with reference to the accompanying figures.

Figuur 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een ontb olinrichtin gFigure 1 shows a schematic top view of a design device

Figuur 2 toont een zij-aanzicht van een paar hulpbandenFigure 2 shows a side view of a pair of auxiliary bands

Figuur 2a toont een zij-aanzicht van een uitvoeringsvorm van de hulpbandenFigure 2a shows a side view of an embodiment of the auxiliary bands

Figuur 3, 3 a, 3b tonenaanzichten van een uitvoeringsvorm van een hulpband3, 3a, 3b show views of an embodiment of an auxiliary band

Figuur 4 toont een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een hulpbandFigure 4 shows a top view of an embodiment of an auxiliary band

Gedetailleerde beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormenDetailed description of exemplary embodiments

Figuur 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een ontbolinrichting. De inrichting omvat een transportband 10, een schuimband 12 en een paar hulpbanden 14 en een snij-inrichting 15. Het paar hulpbanden wordt in het schematische bovenaanzicht als een enkele schematische hulpband 14 aangegeven. Snij-inrichting 15 is bijvoorbeeld een draaiend mes.Figure 1 shows a schematic top view of a debarking device. The device comprises a conveyor belt 10, a foam belt 12 and a pair of auxiliary belts 14 and a cutting device 15. The pair of auxiliary belts is indicated in the schematic plan view as a single schematic auxiliary belt 14. Cutting device 15 is, for example, a rotating knife.

In bedrijf voert de inrichting tulpen, of andere bolgewassen, met steel 16 en bol 17 aan en scheidt de inrichting de bol van de steel. Stelen 16 van de tulpen, of andere bolgewassen, liggen bij aanvoer grotendeels op een bovenoppervlak van transportband 10, dwars op de transportrichting van dat bovenoppervlak transportband 10, waarbij een stuk van de steel 16 met daaraan de bol 17 uitsteekt naast transportband 10. (Met “dwars” wordt hier “anders dan parallel” bedoeld, bijvoorbeeld loodrecht, bijvoorbeeld tenminste onder een hoek groter dan vijfenveertig graden. In het geval van de stelen 16 impliceert “dwars” dat de stelen enerzijds op transportband 10 liggen en anderzijds deels uitsteken over de rand van transportband 10). Het transport van transportband 10 en hulpbanden 14 kan door eigen aandrijvingen of indirect via een gemeenschappelijke aandrijving op nagenoeg dezelfde transportsnelheid aangedreven worden.In operation, the device feeds tulips, or other bulb crops, with stem 16 and bulb 17 and the device separates the bulb from the stem. Stems 16 of the tulips, or other bulbous plants, lie largely on an upper surface of conveyor belt 10, transverse to the conveying direction of that upper surface conveyor belt 10, wherein a part of the stem 16 with the bulb 17 thereon protrudes next to conveyor belt 10. (Met "Transverse" is here understood to mean "other than parallel", for example perpendicularly, for example at least at an angle greater than forty-five degrees. In the case of the stems 16 "transverse" implies that the stems lie on the one hand on conveyor belt 10 and on the other hand partially extend over edge of conveyor belt 10). The transport of conveyor belt 10 and auxiliary belts 14 can be driven by own drives or indirectly via a common drive at substantially the same transport speed.

Tijdens tenminste een deel van het transport van stelen 16 worden bollen 17 tussen de hulpbanden 14 samengeknepen gehouden. De hulpbanden 14 kunnen daarom ook als “knijpbanden” worden aangeduid.During at least part of the transport of stems 16, spheres 17 are held squeezed between auxiliary belts 14. The auxiliary bands 14 can therefore also be referred to as "squeeze bands".

De term “band” wordt hierbij in algemene zin gebruikt als een structuur die langs een continu transportpad getransporteerd wordt, zoals één of meer parallel lopende banden, één of meer parallel lopende kettingen, of een verzameling van onderling beweeglijke structuren die gezamenlijk langs zo’n transportpad getransporteerd worden, zonder dat ze een integraal doorlopende structuur hoeven te vormen. Een hulpband 14 kan bijvoorbeeld een keten van onderling beweegbare blokken bevatten, of een reeks blokken op een verbindend element.The term "band" is used here in a general sense as a structure that is transported along a continuous transport path, such as one or more parallel-running tires, one or more parallel-running chains, or a collection of mutually movable structures that collectively along such a transport path, without having to form an integral continuous structure. For example, an auxiliary belt 14 may contain a chain of mutually movable blocks, or a series of blocks on a connecting element.

Schuimband 12 strekt zich uit in de transportrichting van transportband 10 en bevindt zich boven het bovenoppervlak van transportband 10. Schuimband 12 is ingericht om de stelen 16 minstens langs een deel van de transportweg van stelen van transportband 10 tegen het bovenoppervlak van transportband 10 aan te drukken. Schuimband 12 transporteert minstens in dit deel mee met transportband 10, biivoorkeur met eigen aandrijvingen voor transportband 10 en schuimband 12. Hoewel bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm met een schuimband getoond wordt, moet worden op gemerkt dat in plaats daarvan of in aanvulling daarop andere middelen voor het vasthouden van de stelen op transportband 10 gebruikt kunnen worden, zoals grijpers, klemmen en dergelijke.Foam belt 12 extends in the conveying direction of conveyor belt 10 and is located above the upper surface of conveyor belt 10. Foam belt 12 is adapted to press the stems 16 against the upper surface of conveyor belt 10 along at least a part of the conveying path of stems of conveyor belt 10 . Foam belt 12 transports at least in this part along with conveyor belt 10, preferably with its own drives for conveyor belt 10 and foam belt 12. Although by way of example an embodiment with a foam belt is shown, it should be noted that instead of or additionally to other means can be used for holding the stems on conveyor belt 10, such as grippers, clamps and the like.

Het heengaande transporttraject van hulpbanden 14a,b bevat een eerste en tweede deeltraject 19a,b dat door beide banden doorlopen wordt.The forward-going transport path of auxiliary tires 14a, b comprises a first and second sub-path 19a, b which is traversed by both tires.

In het eerste deeltraject 19a lopen hulpbanden 14a,b parallel aan transportband 10. In het tweede deeltraject 19a divergeren hulpbanden 14a,b van transportband 10In the first sub-section 19a, auxiliary belts 14a, b run parallel to conveyor belt 10. In the second sub-section 19a, auxiliary belts 14a, b diverge from conveyor belt 10

Figuur 2 toont schematisch een zijaanzicht van de eerste en tweede hulpband 14a,b (verhoudingen niet op schaal). In de getoonde uitvoeringsvorm loopt elke hulpband 14a, b rond over een eigen paar wielen 20a,b, 21a,b, zodat hulpbanden 14a, b over een transporttraject heen van het ene wiel 20a, 21a naar het andere wiel 20b, 21b lopen en daarna weer terug. De assen van de wielen 20a,b voor eerste hulpband 14a staan onder een hoek ongelijk nul ten opzichte van elkaar. Hetzelfde geldt voor de wielen 21a,b voor tweede hulpband 14b. In het heengaande transporttraject van hulpbanden 14a,b tussen de wielen 20a,b, 21a,b zijn de oppervlakken van hulpbanden 14a,b naar elkaar toegekeerd. De wielen 20a, 21a voor de verschillende hulpbanden 14a, b aan de ingang van het transporttraject staan op een zodanige afstand dat er een afstand is tussen de naar elkaar gekeerde oppervlakken die kleiner is dan de normale diameter van bollen 17, maar voldoende groot om bollen 17 samengeknepen tussen de oppervlakken te klemmen zonder de stelen te beschadigen. De naar elkaar gekeerde oppervlakken zijn parallel aan het bovenoppervlak van transportband 10 gericht, bevinden zich in het heengaande transporttraject naast het bovenoppervlak en op nagenoeg dezelfde hoogte als het bovenoppervlak.Figure 2 shows schematically a side view of the first and second auxiliary belt 14a, b (ratios not to scale). In the embodiment shown, each auxiliary tire 14a, b runs around its own pair of wheels 20a, b, 21a, b, so that auxiliary tires 14a, b run over a transport path from one wheel 20a, 21a to the other wheel 20b, 21b and thereafter back again. The axles of the wheels 20a, b for first auxiliary tire 14a are at an angle unequally zero with respect to each other. The same applies to the wheels 21a, b for second auxiliary tire 14b. In the outgoing transport path of auxiliary tires 14a, b between the wheels 20a, b, 21a, b, the surfaces of auxiliary tires 14a, b face each other. The wheels 20a, 21a for the various auxiliary belts 14a, b at the entrance of the transport path are at such a distance that there is a distance between the facing surfaces that is smaller than the normal diameter of spheres 17, but sufficiently large to hold spheres 17 squeezing between the surfaces without damaging the stems. The surfaces facing each other are oriented parallel to the top surface of conveyor belt 10, are located in the forward conveyor path adjacent to the top surface and at substantially the same height as the top surface.

In eerste deeltraject 19a transporteren hulpbanden 14a,b parallel aan de transportrichting van transportband 10, gelijk op met transportband 10. In tweede deeltraject 19b divergeert de transportrichting van hulpbanden 14a,b, of van minstens een deel daarvan dat bollen 17 samenknijpt, van de transportrichting van transportband 10 (waarbij hulpbanden 14a,b zelf parallel aan elkaar blijven lopen). Snij-inrichting 15 is langs het eerste deeltraject 20a op gesteld.In the first sub-section 19a, auxiliary belts 14a, b convey parallel to the conveying direction of conveyor belt 10, equal to conveyor belt 10. In second sub-section 19b, the conveying direction of auxiliary belts 14a, b, or of at least a part thereof that squeezes bulbs 17, diverges from the conveying direction of conveyor belt 10 (wherein auxiliary belts 14a, b themselves continue to run parallel to each other). Cutting device 15 is arranged along the first sub-path 20a.

De transportsnelheid van hulpbanden 14a,b is bijvoorkeur gelijk of nagenoeg gelijk aan die van transportband 10. Dit minimaliseert, laterale krachten op de stelen. Opgemerkt kan worden dat vanwege het verschil in transportrichting in de twee deeltrajecten 19a,b de component van de transportsnelheid van hulpbanden 14a,b in de transportrichting van transportband 10 in de twee deeltrajecten 19a,b iets verschilt. De divergentie hoek kan echter zo klein gehouden worden dat dit niet tot problematische laterale krachten op de stelen leidt. Eventueel kunnen de transportsnelheden zo gekozen worden dat de snelheidscomponent in de transportrichting van transportband in het eerste en tweede deeltraject respectievelijk boven en onder de transportsnelheid van transportband 10 ligt. Als alternatief kunnen hulpbanden 14a,b voorzien worden van dwars verplaatsbare oppervlakken. In dat geval kan de rest van hulpbanden 14a,b over het hele transporttraject parallel aan en gelijk op met transportband 10 lopen, terwijl de oppervlakken van hulpbanden 14a,b in het tweede deeltraject dwars verplaatst worden. Zodoende is er geen snelheidsverschil.The conveying speed of auxiliary belts 14a, b is preferably the same or substantially the same as that of conveyor belt 10. This minimizes lateral forces on the stems. It can be noted that due to the difference in conveying direction in the two sub-paths 19a, b, the component of the conveying speed of auxiliary belts 14a, b differs slightly in the conveying direction of conveyor belt 10 in the two sub-paths 19a, b. However, the divergence angle can be kept so small that this does not lead to problematic lateral forces on the stems. Optionally, the transport speeds can be selected such that the speed component in the transport direction of conveyor belt in the first and second sub-trajectory is above and below the transport speed of conveyor belt 10, respectively. Alternatively, auxiliary bands 14a, b can be provided with transversely movable surfaces. In that case, the remainder of auxiliary belts 14a, b can run parallel to and parallel to conveyor belt 10 over the entire transport path, while the surfaces of auxiliary belts 14a, b in the second sub-path are displaced transversely. There is therefore no speed difference.

In bedrijf voert de inrichting tulpen, of andere bolgewassen, aan op transportband 10. Daarbij liggen stelen 16 op het bovenoppervlak van transportband 10, en steken bollen 17 uit naast transportband 10 aan de kant van hulpbanden 14a,b. Transportband 10 voert zodoende bollen 17 naar het begin van het heengaande transporttraject van eerste en tweede hulpband 14a,b. In een uitvoeringsvorm (niet getoond) bevat de inrichting nog extra middelen om bollen 17 naar het heengaande transporttraject te voeren. Wanneer bollen 17 eerste en tweede hulpband 14a,b bereiken worden de bollen ingevangen tussen eerste en tweede hulpband 14a,b, waardoor bollen 17 tussen eerste en tweede hulpband 14a,b samengeknepen worden en in samengeknepen toestand langs het heengaande transporttraject getransporteerd worden.In operation, the device feeds tulips, or other bulbous crops, onto conveyor belt 10. Thereby stems 16 lie on the upper surface of conveyor belt 10, and bulbs 17 protrude from conveyor belt 10 on the side of auxiliary belts 14a, b. Conveyor belt 10 thus conveys spheres 17 to the beginning of the forward transport path of first and second auxiliary belt 14a, b. In an embodiment (not shown), the device still comprises additional means for carrying bulbs 17 to the forward transport path. When spheres 17 reach first and second auxiliary belt 14a, b, the spheres are trapped between first and second auxiliary belt 14a, b, whereby spheres 17 are squeezed between first and second auxiliary belt 14a, b and transported in the pinched state along the forward transport path.

Daarbij passeren bollen 17 snij-inrichting 15, die de bodems van bollen 17 afsnijdt. De gewassen worden bijvoorkeur zodanig op transportband 10 uitgelijnd dat de bolbodem naast eerste en tweede hulpband 14a,b uitsteekt, zodat de snijwerking naast eerste en tweede hulpband 14a,b plaatsvindt, maar in andere uitvoeringsvormen kan snij-inrichting 15 tussen eerste en tweede hulpband 14a,b bolbodems snijden.Bulbs 17 thereby pass cutting device 15, which cuts off the bottoms of bulbs 17. The crops are preferably aligned on conveyor belt 10 such that the bulb bottom protrudes next to first and second auxiliary belt 14a, b, so that the cutting action takes place next to first and second auxiliary belt 14a, b, but in other embodiments cutting device 15 may be between first and second auxiliary belt 14a , b cut bulb bottoms.

Bij het samenknijpen worden de bollen minstens vervormd zodat ze in doorsnede platter en langwerpiger worden (in hoofdzaak ellipsvormig).Het samenknijpen van de bollen tussen hulpbanden 14a,b dient onder andere om verkleving tussen de bolrokken en de steel te verminderen of zelfs te verbreken. Door het samenknijpen worden de bolrokken ten opzichte van de steel bewogen en minstens voor een deel van de steel afgedrukt. Daarbij worden de bolrokken bijvoorkeur gekneusd, dat wil zeggen dat de hechting tussen de bolrokken onderling verminderd of verbroken wordt en bijvoorkeur minstens een deel van de bolrokken geknakt wordt. Zodoende wordt de hechting van de bolrokken aan de steel vermindert die na het afsnijden resteert.When squeezing, the spheres are at least deformed so that they become flatter and elongated in cross-section (essentially elliptical). The squeezing of the spheres between auxiliary bands 14a, b serves, among other things, to reduce or even break adhesion between the bulb skirts and the stem. By pinching together, the bulb skirts are moved relative to the stem and are printed at least for part of the stem. Thereby, the bulb skirts are preferably bruised, that is, the adhesion between the bulb skirts is mutually reduced or broken, and preferably at least a portion of the bulb skirts are crushed. Thus, the adhesion of the bulb skirts to the stem is reduced which remains after cutting.

Na het passeren van snij-inrichting 15 bereiken bollen 17 inmiddels zonder bolbodem het tweede deeltraject 19b, waarin de transportrichting van hulpbanden 14a,b, of van minstens een deel daarvan dat bollen 17 samenknijpt, divergeert van de transportrichting van transportband 10. Schuimband 12 is ingericht om de stelen 16 minstens langs het tweede deeltraject 19b tegen het bovenoppervlak van transportband 10 aan te drukken. Door de divergentie van de transportrichting trekken hulpbanden 14a,b de samengeknepen bollen 17 van stelen 16 af. Zoals op zich bekend loopt de steel 16 van een bolgewas zoals een tulp door tot in de bol 17. Na het afsnijden van de bolbodem en het samenknijpen van de bol is de verbinding tussen steel 16 en bol 17 echter verbroken. Zodoende scheidt de dwarskracht die door de divergerende beweging van eerste en tweede hulpband 14a,b op bol 17 wordt uitgeoefend om bol 17 van de steel te trekken. Bollen 17 vallen aan het einde van het heengaande transporttraject van eerste en tweede hulpband 14a,b in een opvangeenheid (niet getoond). Stelen 16 worden zonder bollen verder getransporteerd op transportband 10 vanwaar de stelen in bossen verzameld kunnen worden (niet getoond).After passing cutting device 15, spheres 17 now reach the second sub-section 19b without bulb bottom, in which the conveying direction of auxiliary belts 14a, b, or at least a part thereof that squeezes bulbs 17, diverges from the conveying direction of conveyor belt 10. Foam belt 12 is arranged to press the stems 16 at least along the second sub-path 19b against the upper surface of conveyor belt 10. Due to the divergence of the conveying direction, auxiliary belts 14a, b pull the squeezed spheres 17 from stems 16. As is known per se, the stem 16 of a bulb crop such as a tulip continues into the bulb 17. However, after cutting off the bulb bottom and squeezing the bulb together, the connection between stem 16 and bulb 17 is broken. Thus, the transverse force exerted by diverging movement of first and second auxiliary bands 14a, b separates on sphere 17 to pull sphere 17 from the stem. Bulbs 17 fall at the end of the forward transport path of first and second auxiliary belt 14a, b into a collecting unit (not shown). Stems 16 are further transported without bulbs on conveyor belt 10 from which the stems can be collected in bunches (not shown).

Figuur 2a toont een uitvoeringsvorm waarin de afstand tussen hulpbanden 14a,b in het tweede deeltraject 19b al voor het bereiken van eindwielen 20b, 21b geleidelijk toeneemt. Een deel 24 van hulpband 14a ligt hier op grotere afstand van de andere hulpband 14b. Zodoende worden een bol 17 geleidelijk minder samengeknepen bij verloop van het transport door hulpbanden 14a, b, en wordt de steel minder ingeklemd tussen de bolrokken. Daardoor wordt de kracht verkleind die nodig is om de steel uit de bol te trekken.Figure 2a shows an embodiment in which the distance between auxiliary tires 14a, b in the second sub-section 19b already increases gradually before reaching end wheels 20b, 21b. A part 24 of auxiliary band 14a is located at a greater distance from the other auxiliary band 14b. Thus, a sphere 17 is gradually squeezed less as the transport progresses through auxiliary bands 14a, b, and the stem is less clamped between the sphere skirts. This reduces the force required to pull the stem out of the sphere.

Figuur 3 toont een detailaanzicht van een uitvoeringsvorm van hulpband 14a (verhoudingen niet op schaal). In deze uitvoeringsvorm bevat hulpband 14a een keten van blokken 30 die onderling met beweegbare verbindingen 32 gekoppeld zijn. (In de figuur worden slechts twee blokken schematisch getoond, maar overeenkomstige blokken 30 bevinden zich op gehele hulpband 14a). De oppervlakken van blokken 30 vormen het oppervlak van hulpband 14a,b. In de getoonde uitvoeringvorm bevatten de blokken 30 tanden 34 die dwars op de het oppervlak uitsteken. Tanden 34 vergroten de greep van hulpband 14a op de bollen. Daarnaast kunnen tanden 34 de bollen verder kraken. Tanden 34 hebben bijvoorkeur een wigvormige doorsnede, zodat de bolrokken aan weerszijden van een tand uit elkaar gedrukt worden. Ook dit vermindert de houdkracht van de bolrokken op de steel. De hoogte van tanden 34 is zo klein dat er tussen de tanden van de tegenoverliggende hulpbanden voldoende ruimte overblijft dat de tanden de stelen niet raken. Hoewel in dwarsaanzicht op elk blok 30 slechts één rij tanden 34 getoond wordt kunnen zich op elk blok 30 meerdere parallelle rijen tanden 34 bevinden, elke rij parallel aan de transportrichting. Tanden 34 kunnen ook op een andere manier dan in rijen over een blok 30 verdeeld worden.Figure 3 shows a detailed view of an embodiment of auxiliary band 14a (ratios not to scale). In this embodiment, the auxiliary band 14a comprises a chain of blocks 30 which are mutually coupled with movable connections 32. (In the figure, only two blocks are shown schematically, but corresponding blocks 30 are located on entire auxiliary band 14a). The surfaces of blocks 30 form the surface of auxiliary belt 14a, b. In the embodiment shown, the blocks 30 have teeth 34 protruding transversely of the surface. Teeth 34 increase the grip of auxiliary band 14a on the spheres. In addition, teeth 34 can further crack the spheres. Teeth 34 preferably have a wedge-shaped cross section so that the bulb skirts are pressed apart on either side of a tooth. This also reduces the holding power of the bulb skirts on the stem. The height of teeth 34 is so small that sufficient space remains between the teeth of the opposing auxiliary belts that the teeth do not touch the stems. Although only one row of teeth 34 is shown in transverse view on each block 30, there can be several parallel rows of teeth 34 on each block 30, each row parallel to the direction of transport. Teeth 34 can also be divided in a manner other than in rows over a block 30.

In de getoonde uitvoeringsvorm loopt hulpband 14a door een stijve geleiderbaan 36. Geleiderbaan 36 is vast opgesteld en loopt tussen wielen 20 en rond deze wielen 20. Geleiderbaan 36 definieert de geometrie van het transporttraject van hulpband 14a, inclusief de bocht tussen de deeltrajecten.In the embodiment shown, auxiliary belt 14a runs through a rigid conductor track 36. Conductor track 36 is fixedly arranged and runs between wheels 20 and around these wheels 20. Conductor track 36 defines the geometry of the transport path of auxiliary belt 14a, including the bend between the sub-paths.

Figuur 3a toont een dwarsdoorsnede door een blok 30 en deze uitvoeringsvorm van geleiderbaan 36, in een doorsnede loodrecht op de transportrichting. In de figuur bevat geleiderbaan 36 L-vormige doorsnedes, met verticale zijwanden, die blok 30 zijdebngs geleiden, en een horizontale wand die een steun vormt voor blok 30 tegen reactiekrachten (verticale krachten) op blok 30 (alternatief, of elders langs de geleiderbaan kunnen de L-vormige doorsnedes verbonden zijn in een U-vorm). De verticale zijwanden geleiden de blokken door de parallelle en divergerende delen van het transporttraject. De horizontale wand steunt blokken 30 om tegendruk te geven tegen veerkracht van de bollen.Figure 3a shows a cross section through a block 30 and this embodiment of conductor track 36, in a section perpendicular to the direction of transport. In the figure, conductor track 36 comprises L-shaped cross sections, with vertical side walls that guide block 30 laterally, and a horizontal wall that forms a support for block 30 against reaction forces (vertical forces) on block 30 (alternatively, or elsewhere along the conductor track). the L-shaped cross-sections are connected in a U-shape). The vertical side walls guide the blocks through the parallel and diverging parts of the transport path. The horizontal wall supports blocks 30 to provide counter-pressure against resilience of the spheres.

Figuur 3b illustreert een uitvoeringsvorm van de koppeling 32 tussen blokken 30 in een bovenaanzicht. In de figuur liggen blokken 30 in geleiderbaan 36. Koppefing 32 strekt zich uit van een eerste blok 30 naar een tweede, naburig blok 30. Koppeling is via een horizontale scharnier-as 32a (loodrecht op de transportrichting) aan het eerste blok 30 verbonden en via een verticale scharnier-as 32b aan het tweede blok 30. Zodoende kunnen blokken 30 onderfing zowel in de bocht tussen het parallelle en divergerende deel van het transporttraject als rond de wielen ten opzichte van elkaar bewegen. Elk paar opeenvolgende blokken 30 in de eerste en tweede hulpband 14a,b kan op deze manier verbonden zijn, zodat blokken 30 met verbindingen 32 een keten vormen die als hulpband dient.Figure 3b illustrates an embodiment of the coupling 32 between blocks 30 in a top view. In the figure, blocks 30 lie in conductor track 36. Coupling ring 32 extends from a first block 30 to a second, neighboring block 30. Coupling is connected to the first block 30 via a horizontal pivot axis 32a (perpendicular to the direction of transport) and via a vertical pivot axis 32b to the second block 30. Thus, blocks 30 can move relative to each other both in the bend between the parallel and diverging part of the transport path and around the wheels. Each pair of consecutive blocks 30 in the first and second auxiliary bands 14a, b can be connected in this way, so that blocks 30 with connections 32 form a chain that serves as an auxiliary band.

In bedrijf zorgen wielen 20 voor de beweging van de keten van blokken 30 door geleiderbaan 36. Geleiderbaan 36 zorgt ervoor dat blokken 30 eerst parallel aan de transportband transporteren en vervolgens divergerend. Verbindingen 32 maken het mogelijk om blokken 30 in de bocht over een beperkte hoek rond een as loodrecht op de oppervlakken van blokken 30 ten opzichte van elkaar te draaien zonder dat daarvoor de stijfheid van blokken 30 zelf verminderd hoeft te worden. Verder maken verbindingen 32 het mogelijk om blokken 30 rond wielen 20a,b, 21a,b ten opzichte van elkaar te draaien.In operation, wheels 20 provide for the movement of the chain of blocks 30 through conductor track 36. Conductor track 36 ensures that blocks 30 first convey parallel to the conveyor belt and then diverge. Connections 32 make it possible to rotate blocks 30 relative to each other through a limited angle about an axis perpendicular to the surfaces of blocks 30 in the bend without the stiffness of blocks 30 itself having to be reduced. Furthermore, connections 32 make it possible to turn blocks 30 around wheels 20a, b, 21a, b relative to each other.

Hoewel figuur 3 een specifieke, voordelige uitvoeringsvorm toont zal het duidebjk zijn dat de gewenste functie van hulpbanden 14a,b ook op andere manieren kan worden gerealiseerd. In plaats van een rondlopende geleiderbaan 36 kan voor de definitie van de bocht in het transporttraject ook gebruik gemaakt worden van een locale hoekgeleider zoals een rol of wielen waarover hulpbanden 14a,b door de bocht lopen. Verbindingen 32 kunnen elastische verbindingen zijn zonder scharnieren, bijvoorbeeld via één of meer bladveren, of met verbindingen via bolscharnieren enzovoort.Although Figure 3 shows a specific, advantageous embodiment, it will be clear that the desired function of auxiliary bands 14a, b can also be realized in other ways. Instead of a circumferential guide track 36, a local angle guide such as a roller or wheels over which bends 14a, b run through the curve can also be used for defining the bend in the transport path. Connections 32 can be elastic connections without hinges, for example via one or more leaf springs, or with connections via ball joints and so on.

Als hulpbanden 14a,b onvoldoende stijf zijn om tegendruk te geven aan veerkracht van de bollen kan ook gebruikt gemaakt worden van locale ruggesteunen aan weerszijden van de hulpbanden 14a,b, zodat elke hulpband 14a,b zich tussen zijn ruggesteun en de ruimte voor de bollen bevindt, enzovoort.If auxiliary straps 14a, b are insufficiently rigid to give counter-pressure to the resilience of the bulbs, local back supports on either side of the auxiliary straps 14a, b can also be used, so that each auxiliary strap 14a, b is located between its back support and the space for the bulbs is located, and so on.

Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een hulpband in bovenaanzicht, waarin een transportinrichting 42 gebruikt wordt die over het hele transporttraject parallel loopt aan de transportband waarop de stelen liggen (niet getoond). Transportinrichting 42 is voorzien van sleuven 40. Blokken 30 zijn in sleuven 40 op transportinrichting 42 aangebracht, zodat ze dwars verschoven kunnen worden. Een geleider 44 dwingt blokken 30 om in het tweede deel 19b van het transporttraject dwars te verschuiven. Een andere geleider (niet getoond) kan blokken 30 in eerste deel 19a van het transporttraject parallel laten lopen. Zodoende vormen de blokken een band (zonder dat de term “band” noodzakehjkerwijs een rechtstreekse verbinding tussen de blokken vereist) met een transporttraject met een eerste en tweede deel waarin de band respectievebjk parallel aan en divergerend met de transportband loopt waarop de stelen bggen (niet getoond). Transportinrichting 42 en de transportband waarop de stelen bggen kunnen gezamenlijk aangedreven worden.Figure 4 shows an embodiment of an auxiliary belt in top view, in which a conveyor device 42 is used which runs parallel to the conveyor belt on which the stems lie (not shown) over the entire conveyor track. Transport device 42 is provided with slots 40. Blocks 30 are arranged in slots 40 on transport device 42, so that they can be displaced transversely. A guide 44 forces blocks 30 to transverse transversely in the second part 19b of the transport path. Another conductor (not shown) can cause blocks 30 in the first part 19a of the transport path to run parallel. Thus, the blocks form a band (without the term "band" necessarily requiring a direct connection between the blocks) with a transport path with a first and second part in which the band runs parallel to and diverging with the conveyor belt on which the stems bend (not shown). Conveyor device 42 and the conveyor belt on which the stems are attached can be driven jointly.

In deze en andere uitvoeringsvormen waarin gebruik wordt gemaakt van blokken kunnen deze op een continue band aangebracht worden, of op één of meer transportsnaren. De blokken kunnen dwars verschuifbaar op zo’n band of zulke snaren worden aangebracht om de divergentie te implementeren. Ook kan gebruik gemaakt worden van hulpbanden die kettingen bevatten, zonder daarop blokken.In these and other embodiments in which blocks are used, they can be arranged on a continuous belt or on one or more conveyor belts. The blocks can be slidably mounted on such a band or strings to implement the divergence. Use can also be made of auxiliary bands that contain chains, without blocks on them.

Hoewel figuur 1 een uitvoeringsvorm toont met een transportband 10 voor transport zal het duidelijk zijn dat uiteenlopende soorten transportinrichtingen gebruikt kunnen worden. Transportband 10 kan vervangen worden door elk ander soort transportinrichting waarmee stelen getransporteerd kunnen worden. In plaats van horizontaal liggend kunnen de stelen onder een andere hoek getransporteerd worden, bijvoorbeeld verticaal hangend, in welk geval ook de oppervlakken van de hulpbanden verticaal georiënteerd kunnen zijn, boven of onder de transportinrichting voor de stelen. Transportband 10 kan een rondlopend gesloten oppervlak hebben, maar in plaats daarvan kan de transportinrichting een reeks bakken voor individuele bloemen hebben, op een transportoppervlak of aan transportkettingen of snaren enzovoort. Bij verticaal hangend transport kan gebruik gemaakt worden van een paar snaren, of schuimbanden waar de stelen tussen hangen, of van grijpers voor de stelen. Bij gebruik van snaren kunnen de bollen aanvankelijk op de snaren hangen, wat het uitlijnen vereenvoudigt. Hoewel transportband 10 in figuur 1 alleen naast hulpbanden 14 getoond wordt kunnen er ook andere verwerkingsstations langs transportband 10 staan, zoals oplegstations, inspectiestations, uitlijnstations enzovoort.Although Figure 1 shows an embodiment with a conveyor belt 10 for transport, it will be clear that various types of transport devices can be used. Conveyor belt 10 can be replaced by any other type of transport device with which stems can be transported. Instead of lying horizontally, the stems can be transported at a different angle, for example hanging vertically, in which case also the surfaces of the auxiliary belts can be oriented vertically, above or below the transport device for the stems. Conveyor belt 10 may have a circumferentially closed surface, but instead, the conveyor may have a series of trays for individual flowers, on a conveyor surface or on conveyor chains or strings and so on. For vertically suspended transport, use can be made of a pair of strings, or foam bands between which the stems hang, or of grippers for the stems. When using strings, the spheres can initially hang on the strings, which simplifies alignment. Although conveyor belt 10 in figure 1 is only shown next to auxiliary belts 14, other processing stations can also stand along conveyor belt 10, such as support stations, inspection stations, alignment stations and so on.

Hoewel figuur 1 een voorkeursuitvoeringsvorm toont waarin de divergentie tussen transportband 10 en hulpbanden 14 ontstaat door dat er een bocht in het transporttraject van hulpbanden 14 zit, zal het duidelijk zijn dat de divergentie ook op andere manieren verkregen kan worden. Zo kunnen de transportpaden van transportband 10 en schuimband 12 een bocht maken die de divergentie veroorzaakt of er minstens aan bijdraagt.Although Figure 1 shows a preferred embodiment in which the divergence between conveyor belt 10 and auxiliary belts 14 results from the fact that there is a bend in the conveying path of auxiliary belts 14, it will be clear that the divergence can also be obtained in other ways. For example, the transport paths of conveyor belt 10 and foam belt 12 can make a bend that causes or at least contributes to the divergence.

Ook kan de divergentie tot stand gebracht worden met verplaatsbare grijpers waarmee stelen 16 in het tweede deel van het transporttraject dwars op de transportrichting van transportband 10 verplaatst kunnen worden.The divergence can also be achieved with displaceable grippers with which stems 16 can be moved transversely to the conveying direction of conveyor belt 10 in the second part of the transport path.

Claims (16)

1. Inrichting voor het ontbollen van stelen van een bolgewas, welke inrichting is voorzien van - een eerste transportinrichting voor transport van de stelen, aanvankelijk met daaraan de bollen; - klemmiddelen voor het vastgeklemd houden van de stelen op de eerste transportinrichting, waardoor de eerste transportinrichting een transportrichting van de stelen bepaalt; - een paar hulpbanden, met oppervlakken die in een heengaand transporttraject naar elkaar gekeerd lopen met daartussen een ruimte om de bollen aan de stelen op de eerste transportinrichting tussen de oppervlakken samengeknepen te houden, waardoor de hulpbanden een transportrichting van de samengeknepen bollen bepaalt, en waarin de hulpbanden aan een ingang van het heengaande transporttraject een invangopening vormen, ingericht om de bollen tussen de oppervlakken in te vangen; en - waarin transportrichtingen van de stelen en de bollen in een eerste en tweede deel van het heengaande transporttraject van de hulpbanden respectievelijk parallel aan elkaar lopen en divergeren.Device for unfolding stems from a bulb crop, which device is provided with - a first conveying device for conveying the stems, initially with the bulbs attached thereto; - clamping means for keeping the stems clamped on the first transport device, whereby the first transport device determines a direction of transport of the stems; - a pair of auxiliary belts, with surfaces running towards each other in a forward conveying path with a space between them to hold the bulbs on the stems on the first conveyor device between the surfaces, whereby the auxiliary belts determine a conveying direction of the squeezed bulbs, and in which the auxiliary bands form an entrance opening at an entrance of the outgoing transport path, arranged to catch the spheres between the surfaces; and - in which conveying directions of the stems and spheres run parallel and diverge in a first and second part of the forward conveying path of the auxiliary belts, respectively. 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de transportrichting van de stelen rechtdoor loopt in het tweede deel van het heengaande transporttraject en de hulpbanden ingericht zijn om de transportrichting van de bollen na het eerste deel van het heengaande transporttraject af te buigen van de transportrichting van de stelen.2. Device as claimed in claim 1, wherein the conveying direction of the stems runs straight on in the second part of the going-ahead conveying path and the auxiliary belts are adapted to deflect the conveying direction of the bulbs after the first part of the going-on conveying path from the conveying direction of the steal. 3. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin de hulpbanden elk minstens over een deel van het heengaande transporttraject tussen een respectievelijke steun en genoemde ruimte lopen, zodat de steunen de hulpbanden aan weerszijden van genoemde ruimte steunen tegen een reactiekracht op het samengeknepen houden van de bollen.3. Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the auxiliary belts each run at least over a part of the forward transport path between a respective support and said space, so that the supports support the auxiliary bands on either side of said space against a reaction force on holding the squeezed together bulbs. 4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin een afstand tussen de hulpbanden minstens in het tweede deeltraject in de transportrichting geleidelijk toeneemt.Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein a distance between the auxiliary belts gradually increases in the conveying direction at least in the second sub-section. 5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin het paar hulpbanden een eerste en tweede rondgaande keten van blokken bevatten, en de inrichting is voorzien van een tweede transportinrichting, ingericht om de eerste en tweede keten beiden door het eerste en tweede deel van het heengaande transporttraject te transporteren, waarin elk blok een klemoppervlak heeft dat in het transporttraject in hoofdzaak parallel aan een vlak door de transportrichting van de eerste transportinrichting en de lengterichting van de stelen gericht is, en waarin de klemoppervlakken van de blokken in het transporttraject naar elkaar toegekeerd zijn.5. Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the pair of auxiliary belts comprise a first and second revolving chain of blocks, and the device is provided with a second transport device adapted to pass the first and second chain both through the first and second part of the forward transport path, in which each block has a clamping surface which in the transport path is directed substantially parallel to a plane through the transport direction of the first transport device and the longitudinal direction of the stems, and in which the clamping surfaces of the blocks in the transport path face each other . 6. Inrichting volgens conclusie 5, waarin de blokken binnen de eerste keten en binnen de tweede keten minstens tot een beperkte hoek rond een normaal op het genoemde vlak draaibaar ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.Device as claimed in claim 5, wherein the blocks are arranged within the first chain and within the second chain at least to a limited angle about a normal on said plane for rotation with respect to each other. 7. Inrichting volgens conclusie 6, waarin elk van de hulpbanden een rondlopende transportband bevat waaraan de blokken dwars op de transportband verschuifbaar zijn aangebracht.7. Device as claimed in claim 6, wherein each of the auxiliary belts comprises a revolving conveyor belt on which the blocks are arranged slidably transversely of the conveyor belt. 8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, waarin de tweede transportinrichting een geleider bevat die ingericht is om de blokken in het eerste en tweede deel van het heengaande transporttraject respectievelijk parallel aan en divergerend van de transportrichting van de eerste transportinrichting te geleiden.Device as claimed in claim 5, 6 or 7, wherein the second transport device comprises a conductor which is adapted to guide the blocks in the first and second part of the forward transport path parallel to and diverging from the transport direction of the first transport device, respectively. 9. Inrichting volgens één der conclusies 5-8, waarin de klemoppervlakken van de blokken zijn voorzien van tanden die dwars op de klemoppervlakken uitsteken.Device as claimed in any of the claims 5-8, wherein the clamping surfaces of the blocks are provided with teeth protruding transversely of the clamping surfaces. 10. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de transportrichting van de eerste transportinrichting langs het eerste en tweede deel van de tweede transportinrichting doorloopt langs een rechte lijn, en waarin de transportrichting van de tweede transportinrichting in het tweede deel van de tweede transportinrichting onder een hoek loopt ten opzichte van de transportrichting van de tweede transportinrichting in het eerste deel van de tweede transportinrichting, in beide delen parallel aan een vlak door de transportrichting van de eerste transportinrichting en de lengterichting van de stelen.Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the conveying direction of the first conveying device runs along the first and second part of the second conveying device along a straight line, and wherein the conveying direction of the second conveying device in the second part of the second conveying device under a angle with respect to the conveying direction of the second conveying device in the first part of the second conveying device, in both parts parallel to a plane through the conveying direction of the first conveying device and the longitudinal direction of the stems. 11. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, voorzien van snijmiddelen voor het afsnijden van bodems van de bollen, waarin de snijmiddelen gepositioneerd zijn om de bodem in het eerste deel van het transporttraject na invangen van de bollen tussen de hulpbanden af te snijden.Device as claimed in any of the foregoing claims, provided with cutting means for cutting off bottoms from the bulbs, wherein the cutting means are positioned to cut off the bottom in the first part of the transport path after catching the bulbs between the auxiliary belts. 12. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de eerste transportinrichting ingericht is om de stelen horizontaal liggend te transporteren.Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the first transport device is adapted to transport the stalks horizontally. 13. Inrichting volgens één der conclusies 1-12, waarin de eerste transportinrichting ingericht is om de stelen verticaal hangend te transporteren.Device as claimed in any of the claims 1-12, wherein the first transport device is adapted to transport the stems vertically suspended. 14. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de klemmiddelen een schuimband bevatten, ingericht om de stelen tegen een transportoppervlak van de eerste transportinrichting te klemmen.Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the clamping means comprise a foam tape adapted to clamp the stems against a transport surface of the first transport device. 15. Inrichting volgens conclusie 14, waarin de eerste transportinrichting een verdere schuimband bevatten, ingericht om de stelen tegen de schuimband aan te klemmen.Device as claimed in claim 14, wherein the first transport device comprises a further foam tape, adapted to clamp the stems against the foam tape. 16. Werkwijze voor het ontbollen van bolgewassen, waarin - stelen met daaraan aanvankelijk de bollen met een eerste transportinrichting getransporteerd worden, met de stelen vastgeklemd; - de bollen aan de stelen ingevangen worden tussen hulpbanden, die de bol aanvankelijk parallel aan transport door de eerste transportinrichting transporteren terwijl de bol tussen de hulpbanden samengeknepen wordt, en vervolgens de bol divergerend transporteren van transport door de eerste transportinrichting, waardoor de bol van de steel getrokken wordt.16. A method for unfolding bulbous plants, wherein - stems with the bulbs initially being transported with a first conveying device, clamped with the stems; - the spheres on the stems are trapped between auxiliary belts, which initially transport the sphere parallel to transport through the first conveying device while squeezing the sphere between the auxiliary belts, and then divergent conveying the sphere of transport through the first conveying device, whereby the sphere of the handle is pulled.
NL2014570A 2015-04-01 2015-04-01 Device and method for unfolding stems from a bulbous plant. NL2014570B1 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014570A NL2014570B1 (en) 2015-04-01 2015-04-01 Device and method for unfolding stems from a bulbous plant.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014570A NL2014570B1 (en) 2015-04-01 2015-04-01 Device and method for unfolding stems from a bulbous plant.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2014570A NL2014570A (en) 2016-10-10
NL2014570B1 true NL2014570B1 (en) 2017-01-06

Family

ID=53277006

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2014570A NL2014570B1 (en) 2015-04-01 2015-04-01 Device and method for unfolding stems from a bulbous plant.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2014570B1 (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2030316B1 (en) * 2021-12-28 2023-07-03 Havatec B V Flower bunch processing system and method for the automated shaking of flower bunches

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL167836C (en) * 1972-02-21 1982-02-16 Franciscus Potveer Apparatus for removing stems from bulbous plants.
NL175580C (en) * 1982-02-04 1984-12-03 Franciscus Potveer Apparatus for removing stems from bulbous plants.
NL8901384A (en) * 1989-05-31 1990-12-17 Exploitatiemaatschappij H J Va Conveyor system positioning items across endless belt - used to bring flower heads into line along direction of travel
KR20140091267A (en) * 2013-01-11 2014-07-21 은 식 신 Pressure belt for automatic flowers binding machine

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2030316B1 (en) * 2021-12-28 2023-07-03 Havatec B V Flower bunch processing system and method for the automated shaking of flower bunches
WO2023128761A1 (en) * 2021-12-28 2023-07-06 Havatec B.V. Flower bouquet processing system and method for shaking up flower bouquets automatically

Also Published As

Publication number Publication date
NL2014570A (en) 2016-10-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9750266B2 (en) Fish processing system and method
NL1041439B1 (en) Device for harvesting vegetable plants from the land
US4645058A (en) Apparatus for orienting eggs in a egg handling systems
NL2014570B1 (en) Device and method for unfolding stems from a bulbous plant.
US3179138A (en) Mushroom trimmer
BE1023145B1 (en) Corn harvesting machine and combine harvester that contains corn harvesting machines
US20090238927A1 (en) Method of processing avocados
US1985323A (en) Citrus fruit juice machine
US20130081356A1 (en) Combination of closing and suspension device for sausage-type packaging units
US9301534B2 (en) System for food product casing removal
FR2690637A1 (en) Handling installation for transporting blanks from a cutting machine to a stacking device.
JP5200390B2 (en) Root crop harvesting machine
US20150291299A1 (en) Heat Shrink Device for a Bottom of a Sleeve Label
RU2446666C2 (en) Pulling unit of flax combine
FR2594794A1 (en) Device permitting the bunching of vegetables or plants in a continuous and automatic manner
FR2539948A1 (en) Machine for harvesting leafy vegetables
FR2899439A1 (en) Tobacco`s lighting end stripping device for separating leaves, has pantograph system adjusting height of assembly conveyor which is retractable using slide, driving roller maintaining lighting end on conveyor, and plates below conveyor
US8919089B2 (en) Biasing guide assembly for harvesting agricultural row crops
JP2018164411A (en) Crop pull-out machine
NL2003705C2 (en) DEVICE AND METHOD FOR PROCESSING FLOWERS.
NO121318B (en)
NL1031289C2 (en) Device and method for peeling an elongated vegetable.
US5211525A (en) Device for unbinding sacks bound into packs
FR3016547A1 (en) MACHINES FOR STRETCHING FILMS OR SHEETS
NL2024327B1 (en) Apparatus for crushing chicory

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220501