NL2013510B1 - Actuatormechanisme, buitenspiegelinrichting en voertuig. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een actuatormechanisme voor het verstellen van ten minste één hoekstand van een spiegelelement in een buitenspiegelinrichting voor een motorvoertuig. Het actuatormechanisme omvat een basiselement en een beweegbaar met het basiselement gekoppeld spiegelelement dat een spiegeldrager omvat voor het dragen van een spiegelvlak. Het spiegelelement is ten opzichte van het basiselement om ten minste een eerste zwenkas draaibaar met behulp van een in het actuatormechanisme voorziene eerste elektromotor die zich uitstrekt in een langsrichting die in hoofdzaak dwars staat op een draagvlak van de spiegeldrager. Hierdoor kan, bijvoorbeeld ook in het geval van een relatief klein spiegelvlak dat slechts enkele centimeters breed is en/ of slechts enkele centimeters lang is, op elegante wijze worden gefaciliteerd dat, wanneer gezien vanuit een richting van waar tijdens gebruik door een bestuurder op het spiegelvlak wordt gekeken, genoemde elektromotor niet of nauwelijks naast, boven en/of onder het spiegelvlak uitsteekt.

Description

Titel: Actuatormechanisme, buitenspiegehnrichting en voertuig

De uitvinding heeft betrekking op buitenspiegelinrichtingen en op actuatormechanismen, in het bijzonder actuatormechanismen voor het verstellen van de hoekstand van een in een buitenspiegelinrichting voor een motorvoertuig voorzien spiegelelement dat een spiegeldrager en een daardoor gedragen spiegelvlak omvat, dat bijvoorbeeld door een plaat spiegelglas wordt gevormd.

Het is algemeen bekend dat motorvoertuigen, zoals vrachtwagens, autobussen, campers en auto’s, voorzien zijn van hulpmiddelen om te kunnen observeren wat zich naast en/of achter het voertuig afspeelt. Veelal zijn dergelijke hulpmiddelen uitgevoerd als buitenspiegelinrichtingen. Een buitenspiegelinrichting omvat normaal gesproken een behuizing die aan een meer naar voren gelegen deel van de zijkant van het motorvoertuig is aangebracht en dat van een spiegelelement is voorzien. Het spiegelvlak vormend onderdeel van het spiegelelement, bijvoorbeeld een spiegelglas, is dikwijls in hoofdzaak plaatvormig en sluit een in het horizontale vlak gelegen eerste hoek in met de lengterichting van het motorvoertuig en sluit een in een dwars op het spiegelelement staand verticaal vlak gelegen tweede hoek in met het horizontale vlak. De gewenste grootte van de genoemde eerste respectievelijk tweede hoek is onder meer afhankelijk van positionering van de bestuurdersstoel en/of het stuur, en/of van de lengte en/of de persoonlijke voorkeuren van de bestuurder van het motorvoertuig. Om voor de bestuurder de gewenste hoeken in te kunnen stellen, is het spiegelelement gewoonlijk zwenkbaar met de behuizing verbonden om tenminste één zwenkas, maar dikwijls om twee zwenkassen die onderling een loodrechte hoek insluiten.

Omdat de door een bestuurder gewenste hoeken normaal gesproken slechts vanaf de bestuurdersplaats van het voertuig beoordeeld kunnen worden, en omdat de bestuurder vanaf deze positie het spiegelelement doorgaans niet met de hand kan verstellen, is het wenselijk om de positie van het spiegelelement van de buitenspiegelinrichting met behulp van een actuatormechanisme op afstand in te kunnen stellen.

Dergelijke actuatormechanismen zijn algemeen bekend en worden bijvoorbeeld toegepast om een spiegelelement om twee, loodrecht op elkaar staande zwenkassen te kunnen laten verdraaien. Hiertoe omvat het actuatormechanisme gewoonlijk twee achter het spiegelvlak gelegen elektromotoren die onder een hoek van 90° ten opzichte van elkaar zijn geplaatst en die elk via een respectievelijke aandrijftrein het spiegelelement om één van de twee loodrecht op elkaar staande zwenkassen kunnen laten verdraaien.

Hoewel dergelijke actuatormechanismen voor veel situaties waarbij men buitenspiegelinrichtingen wil toepassen prima geschikt zijn, zijn er ook situaties waarvoor dergelijke bekende actuatormechanismen niet goed voldoen.

Dit geldt bijvoorbeeld in het geval men een relatief klein spiegelelement en/of een relatief klein spiegeloppervlak daarvan wil kunnen verstellen. Zo is het door het spiegelglas van een zogenaamde dodehoekspiegel gevormde spiegeloppervlak vaak slechts enkele centimeters lang en/of slechts enkele centimeters breed. In een dergelijk geval, waarbij het spiegelglas bijvoorbeeld slechts ongeveer 2 of 3 centimeter lang is en/of bijvoorbeeld slechts ongeveer 6 centimeter breed is, is er gewoonlijk niet voldoende ruimte om de twee voor actuatormechanismen voor spiegelelementen gebruikelijke elektromotoren dwars op elkaar achter de aan de voorkant vlakke spiegelglashouder te leggen.

Additioneel of alternatief kan de beschikbare ruimte voor een actuatormechanisme beperkt zijn, doordat het bijvoorbeeld gewenst kan zijn om andere elementen achter het spiegelglas op te nemen, zoals bijvoorbeeld een dodehoekcamera of een display.

De onderhavige openbaarmaking beoogt te voorzien in een alternatieve buitenspiegelinrichting met verstelbaar spiegelelement en/of in een alternatief actuatormechanisme, bij voorkeur een buitenspiegehnrichting en/of actuatormechanisme dat ten minste één van de genoemde nadelen tegengaat. Bij grote voorkeur beoogt de uitvinding een actuatormechanisme te verschaffen dat geschikt is voor het verstellen van een relatief klein spiegelelement en/of relatief klein spiegelvlak, bijvoorbeeld gevormd door een relatief klein spiegelglas, waarbij er geen elektromotor is voorzien die in de breedterichting van het spiegelglas achter het spiegelglas of de spiegeldrager uitsteekt en er bij voorkeur ook geen elektromotor is voorzien die in de lengterichting achter het spiegelglas of de spiegeldrager uitsteekt.

In een eerste aspect voorziet de onderhavige openbaarmaking in een actuatormechanisme voor het verstellen van ten minste één hoekstand van een spiegelelement in een buitenspiegelinrichting voor een motorvoertuig, omvattende een basiselement en een beweegbaar met het basiselement gekoppeld spiegelelement dat een spiegeldrager omvat voor het dragen van een spiegelvlak, waarbij het spiegelelement ten opzichte van het basiselement om ten minste een eerste zwenkas draaibaar is met behulp van een in het actuatormechanisme voorziene eerste elektromotor die zich uitstrekt in een langsrichting die in hoofdzaak dwars staat op een draagvlak van de spiegeldrager waarop tijdens gebruik het spiegelvlak door de spiegeldrager wordt gedragen.

In een tweede aspect voorziet de onderhavige openbaarmaking in een buitenspiegelinrichting die is voorzien van een dergelijk actuatormechanisme.

Door genoemde elektromotor zo te plaatsen dat deze zich in hoofdzaak in een langsrichting uitstrekt die in hoofdzaak dwars staat op een draagvlak van de spiegeldrager kan, bijvoorbeeld ook in het geval een relatief klein spiegelvlak dat slechts enkele centimeters breed is en/of slechts enkele centimeters hoog is, op elegante wijze worden gefaciliteerd dat, wanneer gezien vanuit een richting van waar tijdens gebruik door een bestuurder op het spiegelvlak wordt gekeken, genoemde elektromotor niet of nauwelijks naast, boven en/of onder het spiegelvlak uitsteekt.

In uitvoeringsvormen kan het spiegelelement ten opzichte van het basiselement voorts draaibaar zijn om een tweede zwenkas, die in hoofdzaak dwars op de eerste zwenkas staat. Dit, met behulp van een in het actuatormechanisme voorziene tweede elektromotor die zich uitstrekt in een langsrichting die, net als de langsrichting van de eerste elektromotor, in hoofdzaak dwars staat op het draagvlak van de spiegeldrager. Opgemerkt wordt dat de eerste en tweede elektromotor dus in hoofdzaak parallel aan elkaar kunnen worden geplaatst, bij voorkeur beide achter het draagvlak van de spiegeldrager.

In de context van deze openbaarmaking kan bijvoorbeeld ten minste worden begrepen dat de langsrichting en/of de uitgaande as van de elektromotor zich ‘in hoofdzaak dwars’ op het draagvlak uitstrekt indien deze zich uitstrekt in een richting weg van het draagvlak van de spiegeldrager en/of indien de kleinste hoek tussen aan de ene kant het draagvlak of een plat vlak dat qua richting een eventueel gekromd draagvlak zo goed mogelijk benadert en aan de andere kant de langsrichting en/of de uitgaande as van de elektromotor niet kleiner is dan ongeveer 60°, 65°, 70°, 75° of 80°.

Additioneel of alternatief kan hier onder een langsrichting van een motor die zich ‘in hoofdzaak dwars’ op het draagvlak uitrekt ten minste worden verstaan dat de langsrichting van de motor en/of de uitgaande as of zogenaamde aandrijvende as van de motor ten minste in een neutrale stand van het draagvlak zo goed als loodrecht op het draagvlak staat. De neutrale stand van het draagvlak kan dan een positie zijn van waaruit het draagvlak twee kanten op kan worden verdraaid om de eerste zwenkas, en in het geval er ook een tweede in hoofdzaak loodrecht op de eerste zwenkas staande tweede zwenkas is, van waaruit het draagvlak ook twee kanten op kan worden verdraaid om de tweede zwenkas. Bijvoorbeeld kan het draagvlak vanuit de neutrale stand de ene kant op om de eerste zwenkas worden verdraaid over een hoek van maximaal ongeveer 15°, 12°, 10° of 8° en de andere kant op bijvoorbeeld over een hoek van maximaal ongeveer 15°, 12°, 10° of 8°. Indien er een tweede zwenkas is kan het draagvlak vanuit de neutrale stand de ene kant op om de tweede zwenkas bijvoorbeeld worden verdraaid over een hoek van maximaal ongeveer 15°, 12°, 10° of 8° en de andere kant op bijvoorbeeld over een hoek van maximaal ongeveer 15°, 12°, 10° of 8° om genoemde tweede zwenkas.

Door de tweede elektromotor ook zo te plaatsen dat deze zich in hoofdzaak dwars op het draagvlak van de spiegeldrager uitstrekt kan, bijvoorbeeld in het genoemde geval van een relatief klein spiegelvlak voor een dodehoekspiegel, op elegante wijze worden gefaciliteerd dat, ook de tweede elektromotor niet of nauwelijks naast, boven en/of onder het spiegelvlak uitsteekt.

Bovendien kan door het plaatsen van de langsrichting van de eerste en/of de tweede elektromotor in een richting weg van het draagvlak van de spiegeldrager worden gefaciliteerd dat het basiselement van het actuatormechanisme, welk basiselement bijvoorbeeld een huis of een frame voor het huisvesten en/of vasthouden van de eerste en/of tweede elektromotor kan zijn, ook niet of nauwelijks in lengte- en/of breedterichting voorbij het spiegelvlak uitsteekt. Dit kan bijvoorbeeld erg voordelig zijn wanneer het erg gewenst is dat het actuatormechanisme, en/of een buitenspiegelinrichting waarin genoemde actuatormechanisme is voorzien, relatief laag en/of relatief wordt uitgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een dodehoekspiegelinrichting, in het bijzonder wanneer deze tussen, naast, onder en/of boven één of meer andere buitenspiegelinrichtingen geplaatst wordt, waardoor er maar beperkte ruimte beschikbaar kan zijn in de breedte- en/of lengterichting, terwijl er in hoogterichting, dat wil zeggen de richting die aan de achterkant van het spiegelvlak wegloopt, verrassender wijs wel voldoende ruimte beschikbaar kan zijn.

Verder wordt opgemerkt dat dankzij het plaatsen van de elektromotor(en) in een richting in hoofdzaak dwars op genoemd draagvlak, het relatief eenvoudig kan zijn om relatief smalle en/of relatief lage buitenspiegelinrichtingen te verschaffen, die dan weliswaar relatief diep of zogenaamd lang kan zijn, maar niet te lang en/of te breed. Dit blijkt in veel gevallen bijzonder voordelig te zijn. Zo kan, bijvoorbeeld in het geval van een buitenspiegelinrichting die aan de zijkant van het voertuig is bevestigd die tegenover de bestuurderskant ligt, deze extra hoogte vanaf de bestuurder gezien achter een deel van het koetswerk, bijvoorbeeld achter een spijl tussen voorruit en van bestuurder verwijderde zijruit, komen te vallen. Door de beperkte breedte en/of lengte van de buitenspiegelinrichting kan een door genoemde buitenspiegelinrichting veroorzaakte dode hoek, i.e. een vanaf de bestuurder gezien achter deze inrichting gelegen gebied dat door de buitenspiegelinrichting aan zijn zicht wordt onttrokken, relatief klein worden gehouden in tegenstelling tot wat het geval kan zijn bij een buitenspiegelinrichting met een conventioneel actuatormechanisme waarbij de elektromotoren zich uitstrekken in hoofdzaak in een richting die ligt in een vlak parallel aan het spiegelvlak.

De eerste elektromotor en/of de tweede elektromotor kan bij grote voorkeur een elektromotor zijn met mechanische of sensorische positieterugkoppeling van de rotorpositie voor de aansturing van spoelen van de elektromotor.

Bij voorkeur kan de eerste en/of de tweede elektromotor zijn uitgevoerd als een elektromotor met borstels, zoals bijvoorbeeld een gelijkstroommotor met borstels.

Opgemerkt wordt dat hoewel er in voordelige uitvoeringsvormen een spiegelvlak, dat bij voorkeur spiegelglas omvat of daarvan gemaakt is, wordt gedragen door de spiegeldrager, de spiegeldrager alternatief, of additioneel, andere elementen kan dragen, bij voorkeur elementen die kunnen faciliteren te observeren wat zich naast of achter een voertuig afspeelt. Zo kan de spiegeldrager bijvoorbeeld zijn voorzien van een beeldscherm of zogenaamd display dat daartoe bijvoorbeeld door een camera verschafte beelden, nagenoeg zonder noemenswaardige vertraging, kan tonen, bij voorkeur in spiegelbeeld. Alternatief of additioneel kan de spiegeldrager een ander element dragen, bijvoorbeeld een (video)camera.

In een derde aspect van de openbaarmaking wordt een actuatormechanisme verschaft, waarbij op een uitgaande as van een eerste elektromotor van het actuatormechanisme een eerste tandwiel, zoals bijvoorbeeld een evolvent tandwiel of een wormwiel, ten minste in hoofdzaak rotatievast, en bij voorkeur ook in axiale richting in hoofdzaak verschuifbaar, bevestigd is. Het eerste tandwiel kan bijvoorbeeld in hoofdzaak rotatievast zijn bevestigd met behulp van bijvoorbeeld een slipkoppeling, maar kan alternatief ook in, althans de draairichting van de uitgaande as, gefixeerd zijn op de uitgaande as. Bijvoorbeeld in het geval het eerste tandwiel niet met behulp van een slipkoppeling op de uitgaande as is bevestigd, kan het voordelig zijn dat er op ten minste een andere plek in de aandrijftrein een slipkoppeling kan zijn opgenomen. Voorts is in het actuatormechanisme volgens dit derde aspect van de openbaarmaking een tweede tandwiel, zoals bijvoorbeeld een evolvent tandwiel, een hypoïde tandwiel of een wormwiel, voorzien, dat roterend, en bij voorkeur gelagerd, op genoemde uitgaande as van de eerste elektromotor is geplaatst. Bij voorkeur is het tweede tandwiel in axiale richting in hoofdzaak gefixeerd ten opzichte van de uitgaande as.

Door in een actuatormechanisme ten minste een tweede tandwiel, en eventueel zelfs nog één of meer verdere tandwielen, roterend op een uitgaande as van een elektromotor van het actuatormechanisme te plaatsen kan op elegante wijze worden gefaciliteerd dat het actuatormechanisme en/of een aandrijftrein daarvan relatief compact en/of relatief stevig of stabiel kan worden uitgevoerd.

Het moge de vakman duidelijk zijn dat een dergelijk actuatormechanisme volgens dit derde aspect van de openbaarmaking ook voordelig kan worden toegepast in gevallen waarin de verschafte elektromotor(en) zich niet in hoofdzaak in een richting dwars op een eventueel spiegeldraagvlak uitstrekken.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een actuatormechanisme volgens het derde aspect van de openbaarmaking kan het mechanisme zodanig zijn ingericht dat het eerste tandwiel en het tweede tandwiel beide onderdeel uitmaken van eenzelfde aandrijftrein. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Zo kan in uitvoeringsvormen bijvoorbeeld ook een tandwiel van een tweede aandrijftrein op de uitgaande as van een elektromotor van een eerste aandrijftrein worden geplaatst.

Verder wordt opgemerkt dat het voordelig kan zijn dat het actuatormechanisme zodanig kan zijn ingericht dat tijdens gebruik het tweede tandwiel in dezelfde draairichting roteert als genoemde uitgaande as waarop deze roterend gelagerd is. In een dergelijk geval kan het snelheidsverschil tussen genoemde tandwiel en de as waarop deze geplaatst is namelijk relatief klein zijn ten opzichte van een tandwiel dat om een in het actuatormechanisme stilstaande hulp as zou roteren. Derhalve kan slijtage relatief beperkt blijven en/of kan de lagering bijvoorbeeld relatief simpel, goedkoop en/of klein worden uitgevoerd, waardoor het actuatormechanisme bijvoorbeeld relatief duurzaam, eenvoudig, compact en/of goedkoop worden uitgevoerd.

De inventieve actuatormechanismen en buitenspiegehnrichtingen van deze openbaarmaking zullen nader worden toegelicht aan de hand van niet-limiterende uitvoeringsvoorbeelden, die in een tekening zijn weergegeven. In de tekening toont:

Figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een actuatormechanisme volgens een eerste uitvoeringsvorm van een eerste aspect van de openbaarmaking;

Figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht van het actuatormechanisme van Figuur 1, waarbij onder andere een huis van een basiselement van genoemde actuatormechanisme is weggelaten;

Figuur 3 een verder schematisch perspectivisch aanzicht van het actuatormechanisme van Figuren 1 en 2, waarbij voorts ook een spiegeldrager is weggelaten;

Figuur 4 een schematisch perspectivisch aanzicht van een doorsnede van het in Figuur 3 getoonde deel van het actuatormechanisme van Figuren 1 en 2;

Figuur 5 een schematisch perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een alternatief actuatormechanisme;

Figuur 6 een schematisch perspectivisch aanzicht van een aandrijftrein dat een detail vormt van het actuatormechanisme van Figuur 5; en

Figuur 7 een schematisch perspectivisch aanzicht van een detail de aandrijftrein van Figuur 6.

Opgemerkt wordt, dat de figuren slechts schematische weergaven betreffen van voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde of overeenkomende verwijzingscijfers weergegeven.

Voor wat betreft de strekking van deze openbaarmaking wordt er op gewezen, dat al de technische maatregelen en elementen die hier specifiek zijn beschreven en/of zijn getoond, ook geacht worden afzonderlijk te zijn beschreven en getoond en elk ook individueel kunnen worden toegepast en/of in combinatie met één of meerder andere maatregelen en/of elementen kunnen worden toegepast en geacht wordt hierin als zodanig te zijn beschreven. De vakman die de beschrijving leest zal begrijpen dat dergelijke technische maatregelen en/of elementen los kunnen worden gezien van de context van het gegeven uitvoeringsvoorbeeld, en voorts los gezien kunnen worden van de technische maatregelen waarmee zij in de context van het voorbeeld samenwerken. Teneinde de beschrijving beknopt te houden zijn deze maatregelen, elementen en combinaties echter niet alle letterlijk als afzonderlijke maatregel, element, combinatie of uitvoeringsvorm beschreven en/of getoond.

Fig. 1 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een actuatormechanisme 1 volgens een eerste uitvoeringsvorm van een eerste aspect van de openbaarmaking. Het actuatormechanisme 1 is geschikt voor het verstellen van ten minste één hoekstand van een spiegelelement 2 in een buitenspiegelinrichting voor een motorvoertuig. Het actuatormechanisme 1 omvat een basiselement 3 en een beweegbaar met het basiselement 3 gekoppeld spiegelelement 2. Het spiegelelement 2 is ten opzichte van het basiselement 3 draaibaar om ten minste een eerste zwenkas Al. Opgemerkt wordt dat, in uitvoeringsvormen, de beweging van het spiegelelement 2 meerdere bewegingsgraden kan hebben ten opzichte van het basiselement 3.

In een voorkeursuitvoeringsvorm kan het spiegelelement 2 bijvoorbeeld ook draaibaar zijn om een tweede zwenkas A2, die in hoofdzaak dwars op de eerste zwenkas Al staat.

Opgemerkt wordt dat genoemde spiegelelement 2 een spiegeldrager 4 omvat voor het dragen van een spiegelvlak. De spiegeldrager 4 heeft een draagvlak 6 waarop het tijdens gebruik het spiegelvlak kan dragen. Het draagvlak 6 is hier een in hoofdzaak plat vlak, maar kan alternatief ook een in hoofdzaak gekromd vlak zijn. Bijvoorbeeld een enkel gekromd vlak, maar bijvoorbeeld ook een dubbel gekromd vlak. Het gekromde vlak kan bijvoorbeeld hol zijn. In een voorkeursuitvoeringsvorm kan het gekromde vlak bol zijn, bijvoorbeeld voor het dragen van een bol spiegelvlak, dat bijvoorbeeld voor een dodehoekspiegel kan worden toegepast.

Bij voorkeur kan een actuatormechanisme 1 onderdeel uitmaken van een buitenspiegelinrichting voor een motorvoertuig, zoals bijvoorbeeld een dodehoekspiegelinrichting. De buitenspiegelinrichting kan dan een behuizing en een ten opzichte van de behuizing om ten minste een eerste zwenkas draaibaar spiegelelement 2 omvatten dat een door een spiegeldrager 4 gedragen spiegelvlak omvat, dat bijvoorbeeld een bol spiegeloppervlak kan vormen, bijvoorbeeld teneinde als een dodehoekspiegel te kunnen dienen.

In uitvoeringsvormen van het actuatormechanisme 1 kan het draagvlak 6 bijvoorbeeld een breedte 13 hebben die kleiner is dan 10 cm of 8 cm, bij voorkeur kleiner dan 6 cm of 5 cm, bijvoorbeeld kleiner dan 4 cm of kleiner dan 3 cm. Additioneel kan het draagvlak 6 een lengte 14 hebben die zich dwars op de breedte 8 van het draagvlak 6 uitstrekt en die kleiner is dan 10 cm of 8 cm, bij voorkeur kleiner dan 6 cm of 5 cm, bijvoorbeeld kleiner dan 4 cm of kleiner dan 3 cm.

Genoemde spiegelvlak kan bijvoorbeeld gevormd worden door een spiegelglas, maar kan eventueel ook anders zijn gevormd, zoals bijvoorbeeld met behulp van een spiegelende coating die direct door de spiegeldrager 4 wordt gedragen of die bijvoorbeeld op een, bij voorkeur plaatvormig, onderdeel is aangebracht, waarbij genoemde onderdeel door de spiegeldrager 4 wordt gedragen. In uitvoeringsvormen van het actuatormechanisme 1 kan het spiegelelement 2 dus een door de spiegeldrager 4 gedragen spiegelvlak omvatten. Het spiegelvlak kan in hoofdzaak een plat spiegelvlak zijn en op of door een onderdeel, zoals bijvoorbeeld het spiegelglas, worden gevormd dat een in hoofdzaak gelijkmatige dikte heeft in een diepterichting 9 die in hoofdzaak dwars staat op de breedterichting 10 en op de lengterichting 11 van de spiegeldrager 4. Echter, allerlei andere vormen zijn ook mogehjk. Zo kan genoemde onderdeel bijvoorbeeld aan een bol spiegelvlak omvatten aan zijn voorzijde en een platte achterzijde hebben die op of tegen een plat draagvlak 6 van de spiegeldrager 4 kan worden geplaatst.

Met betrekking tot het basiselement 3 wordt opgemerkt dat het bijvoorbeeld een huis 8 kan omvatten, bij voorkeur voor het ten minste gedeeltelijk huisvesten van één of meerdere elektromotoren 5, 7 voor het bewegen van het spiegelelement 2 ten opzichte van genoemd basiselement 3 en/of voor het ten minste gedeeltelijk huisvesten van één of meerdere aandrijftreinen 50, 70 voor het bewegen van genoemde spiegelelement 2. Echter, op gemerkt wordt dat één of meerdere elektromotoren 5, 7 in alternatieve uitvoeringsvormen ten minste gedeeltelijk in het spiegelelement 2 gehuisvest kunnen zijn.

Het basiselement 3 kan in een behuizing van een buitenspiegelinrichting zijn gehuisvest en kan daar in hoofdzaak onbeweeglijk in zijn gefixeerd. Bijvoorbeeld kan het basiselement 3 daartoe zijn voorzien van bevestigings- of fixatiemiddelen 33 en/of van stekker- of stopcontactmiddelen 12 voor het aansluiten van bekabeling, bijvoorbeeld voor een elektromotor 5, 7 van het actuatormechanisme 1. Alternatief kan het basiselement 3 van het actuatormechanisme 1 een geïntegreerd gedeelte van de behuizing van de buitenspiegelinrichting vormen.

Figuur 2 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een deel van het actuatormechanisme 1 van Figuur 1. In Figuur 2 is onder andere het huis 8 van een basiselement 3 weggelaten. Hierdoor is onder meer een eerste elektromotor 5 van het actuatormechanisme 1 zichtbaar.

Met behulp van genoemde in het actuatormechanisme 1 voorziene eerste elektromotor 5 is het spiegelelement 2 ten opzichte van het basiselement 3 draaibaar om ten minste de eerste zwenkas Al.

Zoals opgemerkt kan het spiegelelement 2 voorts ook draaibaar zijn om een tweede zwenkas A2, die in hoofdzaak dwars op de eerste zwenkas Al staat. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een in het actuatormechanisme 1 voorziene tweede elektromotor 7.

Opgemerkt wordt dat de eerste zwenkas Al, en dat bij voorkeur ook de tweede zwenkas A2, zich, althans in de neutrale stand van het draagvlak, kan uitstrekken in hoofdzaak dwars op de diepterichting 9 van de dikte van de het spiegelvlak omvattende onderdeel, en/of zich kan uitstrekken in hoofdzaak parallel aan een vlak dat zich uitstrekt in de breedterichting 10 en in de lengterichting 11 van de spiegeldrager 4. Additioneel of alternatief kan de eerste zwenkas Al, en bij voorkeur ook de tweede zwenkas A2, zo zijn geplaatst dat deze zich tijdens gebruik in hoofdzaak parallel aan een plat spiegelvlak uitstrekt en/of en hoofdzaak parallel aan een plat vlak dat qua richting een eventueel gekromd, bijvoorbeeld bol, spiegelvlak zo goed mogelijk benadert. Opgemerkt wordt dat in deze alinea met ‘in hoofdzaak’ ten minste kan worden bedoeld dat de zwenkas(sen) en/of het vlak waarin de zwenkassen zich uitstrekken een kleinste hoek insluit met het spiegelvlak of met een plat vlak dat qua richting een eventueel gekromd spiegelvlak zo goed mogelijk benadert die tussen 0° en 35°, 25°, 20°, 15° of 10° kan liggen.

In het actuatormechanisme 1 strekt de eerste elektromotor 5 zich uit in een eerste langsrichting D1 die in hoofdzaak dwars staat op het draagvlak 6. Een eventuele tweede elektromotor 7 kan zich bij grote voorkeur uitstrekken in een tweede langsrichting D2 die ook in hoofdzaak dwars staat op het draagvlak 6 van de spiegeldrager 4. In uitvoeringsvormen kunnen de eerste en tweede motor 5, 7, die bijvoorbeeld, althans gedeeltelijk, in het basiselement 3 of juist in het spiegelelement 2 kunnen zijn gehuisvest, in hoofdzaak parallel aan elkaar, bij voorkeur in hoofdzaak naast elkaar, zijn geplaatst.

In voordelige uitvoeringsvormen kan het basiselement 3 van het actuatormechanisme 1 een lengte 16 en/of een breedte 15 hebben, die, zoals bijvoorbeeld in het voorbeeld van Figuur 1, bijvoorbeeld overeenkomt met de lengte 14, respectievelijk de breedte 13 van het draagvlak 6, waarbij genoemde lengte 16 en/of een breedte 15 van het basiselement 3 in hoofdzaak niet groter is, en bij voorkeur kleiner is, dan de zich in hoofdzaak dwars op het draagvlak 6 van de spiegeldrager 4 uitstrekkende hoogte 17 van het actuatormechanisme 1 en/of de zich in hoofdzaak dwars op het draagvlak 6 van de spiegeldrager 4 uitstrekkende hoogte van basiselement 3. Dit betekent dat in uitvoeringsvormen de ‘footprint’ van het draagvlak, de lengte van het draagvlak en/of de breedte van het draagvlak dus relatief klein kunnen zijn gehouden ten koste van de hoogte van de hoogte van het actuatormechanisme 1.

Verder kan het spiegelelement 2 ten minste één sferisch gevormd scharnier- en/of lager deel 18, bijvoorbeeld een concaaf- of kom vormig deel 18, omvatten met behulp waarvan het spiegelelement 2 scharnierbaar kan zijn verbonden met het basiselement 3 en/of ten opzichte daarvan kan zijn gelagerd. Het basiselement 3 kan dan ten minste één sferisch gevormd scharnier- en/of lager deel, bijvoorbeeld een bolvormig deel, omvatten om met het ten minste ene sferisch gevormde scharnier- en/of lagerdeel 18 van het spiegelelement 2 samen te werken. Alternatief kan bijvoorbeeld ook het spiegelelement een bol scharnier- en/of lagervlak omvatten dat samen met een komvormig scharnier- en/of lagervlak van het basisdeel een soort bolscharnier en/of bollager kan vormen.

Figuur 3 en 4 tonen verdere schematische perspectivische aanzichten van het actuatormechanisme 1 van Figuren 1 en 2, waarin ook de spiegeldrager 4 is weggelaten teneinde de aandrijftreinen 50, 70 relatief goed zichtbaar te maken via welke de elektromotoren 5, 7 de spiegeldrager 4 kunnen bewegen ten opzichte van het basiselement 3.

Hieronder zal aan de hand van het voorbeeld van de aandrijftreinen 50, 70 van het uitvoeringsvoorbeeld van Figuren 1-4 worden beschreven hoe een mogelijke aandrijftrein, via welke de respectievelijke elektromotor 5, 7 de spiegeldrager 4 in zekere mate om de respectievelijke zwenkas Al, A2 kan laten verdraaien, bijvoorbeeld kan zijn gevormd. Opgemerkt wordt dat in het getoonde voorbeeld de eerste en tweede aandrijftrein 50, 70 van vergelijkbaar ontwerp zijn en in hoofdzaak zijn gespiegeld ten opzichte van elkaar, maar dat dit in alternatieve uitvoeringsvormen niet het geval hoeft te zijn.

Zoals te zien in Figuur 2 is de uitgaande as 51, 71 van de motor 5, 7 voorzien van een als wormwiel 52, 72 uitgevoerd eerste tandwiel 52, 72 dat aangrijpt op een tweede tandwiel 53a, 73a met relatief veel tanden dat in hoofdzaak rotatievast gekoppeld is met een derde tandwiel 53b, 73b met relatief weinig tanden, dat bijvoorbeeld een evoloïde vertanding kan hebben, bijvoorbeeld zoals bekend uit internationale octrooipublicatie WO 02/068 242. De vertanding van genoemde derde tandwiel 53b, 73b grijpt aan op een vierde tandwiel 54a, 54b dat tijdens gebruik in hoofdzaak rotatievast gekoppeld is met een vijfde tandwiel 54b, 74b (zie Figuur 3), bijvoorbeeld met behulp van een slipkoppeling. Genoemde vijfde tandwiel 54b, 74b werkt samen met een binnenvertanding van een niet-rechte, hier een gedeelte van een cirkelboog vormende, aandrijfstang 55, 75.

Genoemde aandrijfstang 55, 75, die hier via genoemde tandwielen, maar in andere uitvoeringsvormen via andere aandrijfmiddelen, met de betreffende elektromotor 5, 7 is gekoppeld, is gelagerd ten opzichte van het basiselement 3, bijvoorbeeld met behulp van een lagersleuf 56, 76.

Wanneer de uitgaande as 50, 70 van de motor 5, 7 wordt aangedreven zal deze, bij grote voorkeur sterk vertraagd, de aandrijfstang 55, 75 laten bewegen. Het actuatormechanisme 1 kan bijvoorbeeld zo zijn ingericht dat de aandrijfstang 55, 75 het spiegelelement 4 plaatselijk omhoog kan drukken en/of juist naar beneden kan trekken. Dit kan bijvoorbeeld zijn verzorgd met behulp van een aandrijfdeel 57, 77, dat bijvoorbeeld draaibaar om de betreffende zwenkas A2, Al bevestigd kan zijn, bijvoorbeeld in een uitsparing 58, 78 in het spiegelelement 4. Het aandrijfdeel 57, 77 kan dus bijvoorbeeld een zwenkpunt vormen van de zwenkas A2, Al waaromheen het andere aandrijfdeel 77, 57, wanneer aangedreven met behulp van betreffende aandrijftrein 70, 50, het spiegelelement 2 kan doen verdraaien.

Door het scharnierbaar ten opzichte van het basiselement 3 voorziene spiegelelement 4 plaatselijk omhoog te drukken en/of juist naar beneden te trekken ter plaatse van het betreffende aandrijfdeel 57, 77 kan het spiegelelement 4 verdraaien om de zwenkas Al, A2, die bij voorkeur dus door het andere aandrijfdeel 77, 57 kan lopen.

Aangezien in de uitvoeringsvorm van Figuren 1 - 4 de twee draaibare aandrijfstangen 55, 75 niet in een vlak gelegen zijn dat dwars staat op de zwenkas Al, A2 waaromheen de betreffende aandrijfstangen 55, 75 het spiegelelement 4 kan laten verdraaien, maar in dit geval bijvoorbeeld een hoek van ongeveer 45° daarmee insluiten, kan het in deze uitvoeringsvorm voordelig zijn de aandrijfdelen 57, 77 met enige speling te bevestigen tussen de betreffende aancLrijfstang 55, 75 en het spiegelelement 4.

Zoals te zien is in Figuur 4 kan in uitvoeringsvormen een sensor, bijvoorbeeld een potentiometer 58, 78 zijn voorzien, die bijvoorbeeld met behulp van één of meer tandwielen 59, 78 aan één 54, 74 van de elementen van de aandrijftrein 50, 70 gekoppeld kan zijn teneinde de verdraaiing van spiegelelement 4 om de betreffende zwenkas Al, A2 te kunnen monitoren. Hiervoor zou ook een andere sensor, zoals bijvoorbeeld een Hall-sensor of een druksensor kunnen worden gebruikt.

Figuur 5 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een alternatief actuatormechanisme 1. Hier is het draagvlak 6 van het spiegelelement 4 in hoofdzaak ringvormig uitgevoerd. Ook hier is het spiegelelement 4 om zwenkassen draaibaar ten opzichte van het basiselement 3 waarin de elektromotoren 5, 7 zich in hoofdzaak dwars op het enigszins te verdraaien draagvlak 6 uitstrekken.

Figuur 6 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een aandrijftrein 80 dat een detail vormt van het actuatormechanisme 1 van Figuur 5. Figuur 7 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een detail hiervan. Ook hier omvat het actuatormechanisme 1 een eerste elektromotor 5 met een uitgaande as 81 die door middel van een eerste aandrijftrein 80 een eerste aandrijfstang 86 aandrijft om zo het spiegelelement 2 op een zijwaarts op afstand van de eerste zwenkas Al geplaatste positie plaatselijk omhoog en/of omlaag te doen bewegen ten opzichte van het basiselement 3 ten einde het spiegelelement 2 om de eerste zwenkas A2 te doen verdraaien ten opzichte van het basiselement 3.

Zoals te zien is in Figuren 5 - 7 is in dit uitvoeringsvoorbeeld op een uitgaande as 81 van de motor 5 een eerste tandwiel 82 in hoofdzaak rotatievast bevestigd. Genoemde eerste tandwiel 82 drijft een tweede tandwiel 83a aan dat in hoofdzaak rotatievast met een derde tandwiel 83b is gekoppeld dat een vierde tandwiel 84a aandrijft. In hoofdzaak rotatievast met genoemde tandwiel 84a verbonden is een vijfde tandwiel 84b, dat bijvoorbeeld een evoloïde vertanding kan hebben, voorzien dat aangrijpt op een binnenvertanding 85a van een daarmee in hoofdzaak rotatievast voorziene buitenvertanding 85b, hier in de vorm van een worm 85b, die aangrijpt op een aandrijfstang 86, die hier is uitgevoerd als een wormwielsegment met inwendige vertanding. Door de aandrijfstang 86 met behulp van de eerste elektromotor 5 en de eerste aandrijftrein 80 omhoog of omlaag te roteren om zwenkas Al wordt het om de twee dwars op elkaar staande zwenkassen of zogenaamde scharnierassen Al, A2 scharnierbaar ten opzichte van het basiselement 3 voorziene spiegelelement 2 verdraait om de eerste zwenkas Al.

Een tweede (hier niet getoonde) elektromotor 6 kan met behulp van een tweede (hier niet getoonde) aandrijftrein 90 een tweede aandrijfstang 96 aandrijven om het spiegelelement 96 ook om een tweede zwenkas A2 te kunnen laten verdraaien.

Bijvoorbeeld zoals in het hier getoonde voorbeeld kan de eerste aandrijfstang 86 tevens een scharnier vormen voor de zwenkas A2 waaromheen het spiegelelement verdraait kan worden wanneer de tweede aandrijfstang 96 wordt aangedreven. Ten einde als scharnieren te kunnen dienen kunnen de aandrijfstangen 86, 96 draaibaar in het spiegelelement A2 zijn opgehangen.

Zoals aan de hand van Figuur 7 zichtbaar is gemaakt kan een eerste tandwiel 82, zoals bijvoorbeeld een evolvent tandwiel of een wormwiel, in hoofdzaak tenminste in hoofdzaak rotatievast bevestigd zijn op een uitgaande as 81 van een eerste elektromotor 5 van een actuatormechanisme 1, terwijl ten minste een ander tandwiel 84a, 84b, zoals bijvoorbeeld een evolvent tandwiel, een hyploïde tandwiel of een wormwiel, dat bij voorkeur onderdeel uitmaakt van dezelfde aandrijftrein 80 als het eerste tandwiel 82, roterend, en bij voorkeur gelagerd, op genoemde uitgaande as van de eerste elektromotor is voorzien en bij voorkeur in axiale richting in hoofdzaak is gefixeerd. Hierdoor kan een actuatormechanisme 1 bijvoorbeeld relatief compact en/of stevig worden uitgevoerd. Aangezien lagerassen, die gewoonbjk van staal zijn gemaakt, relatief kostbaar zijn, kunnen door het monteren van een ander tandwiel op een reeds voorhanden zijnde motoras kostprijsreducties worden gerealiseerd.

Net als het eerste tandwiel 82 kan het andere tandwiel 84a, 84b tijdens gebruik bij voorkeur in dezelfde draairichting roteren als de uitgaande as 81 van de eerste elektromotor 5, bij grote voorkeur met een kleinere omwentebngssnelheid dan de uitgaande as 81.

De uitvinding is niet beperkt tot de hier gegeven uitvoeringsvoorbeelden. Vele uitvoeringsvarianten zijn mogebjk.

Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn, en worden geacht te hggen binnen het bereik van de uitvinding zoals verwoord in de hierna volgende conclusies.

Claims (17)

1. Actuatormechanisme voor het verstellen van ten minste één hoekstand van een spiegelelement in een buitenspiegehnrichting voor een motorvoertuig, omvattende een basiselement en een beweegbaar met het basiselement gekoppeld spiegelelement dat een spiegeldrager omvat voor het dragen van een spiegelvlak, waarbij het spiegelelement ten opzichte van het basiselement om ten minste een eerste zwenkas draaibaar is met behulp van een in het actuatormechanisme voorziene eerste elektromotor die zich uitstrekt in een langsrichting die in hoofdzaak dwars staat op een draagvlak van de spiegeldrager waarop tijdens gebruik het spiegelvlak door de spiegeldrager wordt gedragen.

2. Actuatormechanisme volgens conclusie 1, waarbij het spiegelelement ten opzichte van het basiselement voorts draaibaar is om een tweede zwenkas, die in hoofdzaak dwars op de eerste zwenkas staat, met behulp van een in het actuatormechanisme voorziene tweede elektromotor die zich uitstrekt in een langsrichting die in hoofdzaak dwars staat op het draagvlak van de spiegeldrager.

3. Actuatormechanisme volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste elektromotor in hoofdzaak in het basiselement is gehuisvest, en bij voorkeur waarbij ook de tweede elektromotor in hoofdzaak in het basiselement is gehuisvest.

4. Actuatormechanisme volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste elektromotor in hoofdzaak in het spiegelelement is gehuisvest, en bij voorkeur waarbij ook de tweede elektromotor in hoofdzaak in het spiegelelement is gehuisvest.

5. Actuatormechanisme volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het draagvlak een breedte heeft die kleiner is dan 10 cm of 8 cm, bij voorkeur kleiner dan 6 cm of 5 cm, bijvoorbeeld kleiner dan 4 cm of kleiner dan 3 cm.

6. Actuatormechanisme volgens één van de voorgaande conclusies, bij voorkeur volgens conclusie 5, waarbij het draagvlak een lengte heeft die zich dwars op de breedte van het draagvlak uitstrekt en welke lengte kleiner is dan 10 cm of 8 cm, bij voorkeur kleiner dan 6 cm of 5 cm, zoals bijvoorbeeld kleiner dan 4 cm of kleiner dan 3 cm.

7. Actuatormechanisme volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het draagvlak van de spiegeldrager zich in hoofdzaak in een plat vlak uitstrekt.

8. Actuatormechanisme volgens één van de conclusies 1-6, waarbij het draagvlak van de spiegeldrager als een gekromd, bij voorkeur bol, vlak is gevormd.

9. Actuatormechanisme volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het basiselement van het actuatormechanisme een lengte en/of een breedte heeft die in hoofdzaak niet groter is, en bij voorkeur kleiner is, dan de zich in hoofdzaak dwars op het draagvlak van de spiegeldrager uitstrekkende hoogte van het actuatormechanisme en/of de zich in hoofdzaak dwars op het draagvlak van de spiegeldrager uitstrekkende hoogte van basiselement.

10. Actuatormechanisme volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het spiegelelement ten minste één sferisch gevormd scharnierdeel, bijvoorbeeld een concaaf- of komvormig deel, omvat met behulp waarvan het spiegelelement draaibaar is verbonden met het basiselement en waarbij het basiselement ten minste één sferisch gevormd scharnierdeel, bijvoorbeeld een bolvormig deel, omvat om met het ten minste ene sferisch gevormde scharnierdeel van het spiegelelement samen te werken.

11. Actuatormechanisme volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste elektromotor een uitgaande as heeft die door middel van een eerste aandrijftrein een eerste aandrijfstang aandrijft om het spiegelelement op een zijwaarts op afstand van de eerste zwenkas geplaatste positie plaatselijk omhoog en/of omlaag te doen bewegen ten opzichte van het basiselement teneinde het spiegelelement om de eerste zwenkas te doen verdraaien ten opzichte van het basiselement.

12. Actuatormechanisme, bij voorkeur volgens conclusie 11, waarbij een eerste tandwiel, zoals bijvoorbeeld een evolvent tandwiel of een wormwiel, in hoofdzaak ten minste in hoofdzaak rotatievast bevestigd is op een uitgaande as van een eerste elektromotor van het actuatormechanisme, bijvoorbeeld met behulp van een slipkoppeling, met het kenmerk dat een tweede tandwiel, zoals bijvoorbeeld een evolvent tandwiel, een hypoïde tandwiel of een wormwiel, roterend, bij voorkeur gelagerd, op genoemde uitgaande as van de eerste elektromotor is voorzien en bij voorkeur in axiale richting in hoofdzaak is gefixeerd.

13. Actuatormechanisme volgens conclusie 12, waarbij het actuatormechanisme zodanig is ingericht dat het eerste tandwiel en het tweede tandwiel beide onderdeel uitmaken van eenzelfde aancLrijftrein, en/of dat tijdens gebruik van het actuatormechanisme het tweede tandwiel in dezelfde draairichting roteert als genoemde uitgaande as, bij voorkeur met een kleinere omwentelingssnelheid dan genoemde uitgaande as.

14. Buitenspiegelinrichting voor een motorvoertuig, bijvoorbeeld een dodehoekspiegelinrichting, omvattende een behuizing en een ten opzichte van de behuizing om ten minste een eerste zwenkas draaibaar spiegelelement dat een door een spiegeldrager gedragen spiegelvlak omvat, omvattende een actuatormechanisme volgens één van de voorgaande conclusies.

15. Buitenspiegelinrichting volgens conclusie 14, waarbij het spiegelvlak een bol spiegeloppervlak vormt, bijvoorbeeld teneinde als een dodehoekspiegel te kunnen dienen.

16. Buitenspiegelinrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij het basiselement van het actuatormechanisme in de behuizing van de buitenspiegehnrichting is gehuisvest en daar in hoofdzaak onbeweeglijk in is gefixeerd, of waarbij het basiselement van het actuatormechanisme een geïntegreerd gedeelte van de behuizing van de buitenspiegelinrichting vormt.

17. Voertuig, in het bijzonder een motorvoertuig, voorzien van een actuatormechanisme volgens een van de conclusies 1-13 en/of een buitenspiegelinrichting volgens één van de conclusies 14-16.