NL2012731B1 - Geventileerde kapconstructie voor kas of warenhuis - Google Patents

Description

Geventileerde kapconstructie voor kas of warenhuis

De uitvinding betreft een kapconstructie voor een kas of warenhuis, omvattende onderling evenwijdige en zich in langsrichting uitstrekkende goten en een zich tussen de goten uitstrekkend opstaand dek, welk dek omvat een op de goten ondersteunde draagconstructie, een buitenste voor licht doorlaatbare deklaag alsmede een binnenste voor licht doorlaatbare deklaag die samen een spouw begrenzen.

Een dergelijke kapconstructie is bekend uit NL-A-8105447. De binnenste deklaag daarvan bestaat uit een folie die is gespannen tussen onderling evenwijdige lijsten nabij de goot en de nok. De aldus tussen de folie en de buitenste deklaag uit roeden en glaspanelen gevormde spouw kan zijn afgesloten ter verkrijging van een isolatie-effect. Daardoor kunnen de energiekosten in verband met het verwarmen van de kas aanzienlijk worden verlaagd. Eventueel kan de spouw open zijn om condenswater daaruit af te voeren. Ter verkrijging van het gewenste isolerende effect mag de spouw niet al te dik zijn, en hooguit een dikte bezitten van enkele centimeters. Tevens kan de dikte van de spouw uniform zijn, hoewel dat niet noodzakelijk is. In een dergelijk geval is verzekerd dat in de spouw een stilstaande luchtlaag wordt gevormd die de isolatie gunstig beïnvloedt.

Deze bekende kapconstructie heeft echter ook verschillende nadelen. Als gevolg van het isolerende effect van de spouw is het lastig om sneeuw van de kapconstructie te verwijderen. Bij bekende kapconstructies met enkellaags panelen smelt de sneeuw weg onder invloed van de warmte in het inwendige van de kas. De isolerende werking van de dubbele deklagen verhindert dat. Een sneeuwlaag blokkeert echter de toetreding van licht aanzienlijk, waardoor de teelt nadeel ondervindt.

Een verder nadeel is dat de lucht in de spouw in de zomer dusdanig warm wordt dat de afkoeling in de avond en de nacht te langzaam verloopt. De warme lucht blijft nog gedurende aanzienlijke tijd als warmtebron fungeren. Dit is echter onwenselijk, aangezien bij de teelt ‘s-avonds een snelle afkoeling gewenst is.

Het doel van de uitvinding is daarom een kapconstructie te verschaffen die enerzijds de voordelen biedt van een goede isolatie en energiebesparing, maar waarbij anderzijds de hiervoor genoemde nadelen kunnen worden vermeden. Dat doel wordt bereikt doordat ventilatiemiddelen zijn voorzien die in de spouw uitmonden voor het ventileren van de inwendige ruimte van de spouw.

Normaal gesproken bevindt zich in de spouw van de kapconstructie volgens de uitvinding een stilstaande luchtlaag, zodanig dat de gewenste isolatie is verzekerd. Indien echter om wat voor reden dan ook de nadelige effecten van deze isolatie dienen te worden vermeden, kunnen de ventilatiemiddelen in werking worden gesteld. De lucht in de spouw kan dan worden vervangen door relatief warme of relatief koude lucht, afhankelijk van het gewenste effect.

Eventueel kunnen klepmiddelen voor het openen respectievelijk sluiten van de ventilatiemiddelen zijn voorzien. In geopende toestand kan de spouw geventileerd kan worden. Wanneer de klepmiddelen zijn gesloten is de lucht in de spouw in rust, zodanig dat de isolerende werking verzekerd is. Het is echter niet altijd noodzakelijk om klepmiddelen toe te passen. Indien de ventilatiemiddelen openingen voor het toevoeren en afvoeren van lucht in de spouw bezitten die een zekere smorende werking bezitten, kan het voldoende zijn om de ventilatiemiddelen in- respectievelijk uit te schakelen. Verder kunnen toevoer- en de afvoeropeningen op verschillende hoogten zijn voorzien.

In verband met het toevoeren van de ventilatielucht kan een ventilatiekanaal zijn voorzien dat zich uitstrekt langs de spouw en dat via tenminste een opening, bij voorkeur via een zich in de langsrichting uitstrekkende reeks openingen of een sleuf, in verbinding is met het inwendige van de spouw en waarbij het kanaal onderdeel vormt van de ventilatiemiddelen voor het tussen dat kanaal en de spouw uitwisselen van een ventilatiemedium via de opening(en) of sleuf. Indien een reeks openingen of een sleuf wordt toegepast, kan de ventilatielucht gelijkmatig over de gehele lengte van de spouw worden toegevoerd. Daardoor kan de buitenste deklaag ook gelijkmatig worden verwarmd ter verwijdering van sneeuw.

Bekend zijn goten die een kokervorm bezitten. Deze kokervorm verschaft de goot een bepaalde gewenste sterkte en stijfheid, bij relatief geringe dwarsafmetingen. Dit bevordert de inval van zonlicht in de kas. Het kokervormig kanaal in het inwendige van de goot heeft daarnaast het voordeel dat dit gebruikt kan worden voor het afvoeren van condenswater dat afkomstig is van de binnenzijde van de deklaag. Volgens de uitvinding kan nu verder met voordeel gebruik worden gemaakt van deze kokervormige kanalen door deze (tevens) te laten fungeren als ventilatiekanaal waarmee ventilatielucht kan worden toegevoerd aan, of afgevoerd uit, de spouw.

In een bijzondere uitvoeringsvorm kan de goot zijn voorzien van een condensopvangrichel onder de buitenste deklaag; in dat geval kan (kunnen) ter hoogte van deze condensopvangrichel zich de opening(en) of sleuf bevindt (bevinden).

Bij voorkeur omvat tenminste een der deklagen een folie. In dat geval kan het dek ter weerszijden van de spouw een bevestigingsprofiel omvatten met een ondersneden kamer voor de folie. De folie heeft aan tegenoverliggende randen een respectievelijke langsverdikking, zodanig dat elke langsverdikking zich uitstrekt in de ondersneden kamer van het respectievelijke bevestigingsprofiel. Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de folie op relatief eenvoudige wijze aangebracht kan worden door de langsverdikkingen in langsrichting in de ondersneden kamers van de bevestigingsprofielen te trekken.

Volgens een verdere mogelijke uitvoeringsvorm is de spouw in dwarsrichting gecompartimenteerd, dat wil zeggen met in dwarsrichting van de nok naar de goot gerichte verdelingen. Dit betekent dat de spouw meerdere zich in dwarsrichting uitstrekkende compartimenten naast elkaar omvat, in elk waarvan zich een luchtlaag bevindt. Een dergelijk compartimentering heeft als voordeel dat daarin nog beter de vorming van een stationaire luchtlaag wordt bevorderd. De kas of het warenhuis staat gewoonlijk namelijk onder (een zeer gering) afschot, gezien in de langsrichting evenwijdig aan de goten en de nokken. Reden daarvoor is het bevorderen van de afwatering van de goten. Als gevolg van dit afschot kunnen echter ongewenste stromingen in de langsrichting in de spouw ontstaan, die het isolerend vermogen verminderen.

Een dergelijke compartimentering kan op verschillende manieren worden verkregen. Volgens een eerste mogelijkheid kan zich in de spouw in de dwarsrichting daarvan een compartimenteringswand uitstrekken die is verbonden met de buitenste en de binnenste voor licht doorlaatbare deklagen. Een dergelijke compartimenteringswand kan bijvoorbeeld worden gevormd door een metalen profiel, of een foliebaan en dergelijke,

Volgens een tweede mogelijkheid kan de compartimentering worden verkregen zonder gebruik te maken van een dergelijke aparte compartimenteringswand, indien de folie tussen beide langsranden daarvan wordt bevestigd aan de andere deklaag volgens een bevestigingsconstructie die zich in de dwarsrichting uitstrekt. De folie kan bijvoorbeeld met geschikte klemmen worden bevestigd aan de roeden van een uit roeden en glaspanelen bestaande deklaag.

De klepmiddelen voor het afsluiten respectievelijk openen van de spouw kunnen op verschillende manieren zijn uitgevoerd, Bij voorkeur is de spouw begrensd door een evenwijdig aan de goot verlopende langsafdichting, in het bijzonder een zich in langsrichting uitstrekkend afsluitprofiel, met tenminste een al of niet afsluitbare opening, bij voorkeur een zich in de langsrichting van de afdichting zich uitstrekkende reeks afsluitbare openingen of een sleuf, die uitmondt/uitmonden in de inwendige ruimte van de spouw. Ook hierbij bevordert de variant met een reeks openingen of een sleuf de gelijkmatige stroming van de ventilatielucht door de spouw.

Het dek van de kas volgens de uitvinding kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Als voorbeeld wordt genoemd een kas met twee uit folie bestaande deklagen, die zij ondersteund door spanten die zich tussen beide goten uitstrekken. Deze spanten kunnen een gebogen vorm bezitten, zodanig dat het hoogste punt van het dek zich midden tussen de goten bevindt. De spouw kan dan zich continu vanaf de ene goot naar de ander goot voortzetten. In dat geval kan de ene goot als toevoer voor ventilatiemedium, en de ander goot als afvoer voor dat ventilatiemedium fungeren. Eventueel kan zich op het hoogste punt van een dergelijk dek een nok bevinden.

Het dek kan echter ook op andere wijzen zijn uitgevoerd, zoals met een zich tussen de goten op een hoger niveau bevindende nok, een buitenste deklaag ter weerszijden vanaf de nok en schuin neerwaarts naar een bijbehorende goot lopende roeden, voor licht doorlaatbare panelen tussen onderling evenwijdige roeden en een goot, waarbij de binnenste deklaag zich uitstrekt onder een reeks roeden en panelen aan een of beide zijden van de nok. De buitenste deklaag kan uit glaspanelen of uit folie bestaan. De binnenste deklaag kan eveneens uit folie of uit glaspanelen bestaan.

De langsafsluiting kan zich op verschillende posities op afstand van de goot bevinden. Volgens een eerste mogelijkheid valt deze langsafsluiting samen met de nok. Ook is het mogelijk de langsafsluiting uit te voeren met een apart profiel dat zich bevindt nabij of dat aanligt tegen de nok. Volgens een verdere mogelijkheid kan de langsafsluiting zijn uitgevoerd als langsligger of kalf liggend tussen de goot en de nok. In het laatste geval kan een luchtraam zijn voorzien dat aan een rand scharnierbaar is verbonden met de nok en aan de tegenoverliggende rand samenwerkt met de langsligger of het kalf, of omgekeerd.

Bij voorkeur is deze kapconstructie zodanig uitgevoerd dat deze geheel is voorzien van een binnenste deklaag zoals hiervoor beschreven. Bij elk puntdak is daartoe tenminste een verdere binnenlaag voorzien die zich uitstrekt onder de andere reeks roeden en panelen aan de andere zijde van de nok onder vorming van een verdere gelijkmatige spouw die aan een zijde aansluit op de verdere goot een aan de tegenoverliggende zijde op een verdere langsafdichting, waarbij in de verdere spouwuitmondende verdere ventilatiemiddelen zijn voorzien voor het ventileren van de inwendige ruimte van de verdere spouw.

Verder kunnen de ventilatiemiddelen een actieve ventilator omvatten voor het uitwisselen van ventilatiemedium met de inwendige ruimte van de spouw. Deze ventilator kan zijn aangesloten op het ventilatiekanaal, bijvoorbeeld op een kokervormig kanaal in de hiervoor genoemde kokervormige goot. Het is echter niet altijd noodzakelijk om een actieve ventilator toe te passen. De gewenste ventilatie zou ook kunnen worden bereikt indien de ventilatiemiddelen de genoemde, op verschillende hoogten zich bevindende openingen omvatten.

Verder kunnen de ventilatiemiddelen zijn uitgevoerd voor het uitwisselen van ventilatiemedium tussen de inwendige ruimte van de spouw en de ruimte binnen de kapconstructie en/of met de ruimte buiten de kapconstructie.

De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het bedrijven van een kapconstructie voor een kas of warenhuis, welke kapconstructie omvat onderling evenwijdige goten en een zich tussen de goten uitstrekkend opstaand dek, welk dek omvat een op de goten ondersteunde draagconstructie, een buitenste voor licht doorlaatbare deklaag alsmede een binnenste voor licht doorlaatbare deklaag die samen een spouw begrenzen en die zijn ondersteund door de draagconstructie, omvattende de stappen van: - het gedurende een eerste tijdsperiode stationair houden van de lucht in de spouw ter verschaffing van een isolerende werking van het dek, - het gedurende een tweede tijdsperiode buiten de eerste tijdsperiode toevoeren van lucht in een eerste gebied van de spouw en het afvoeren van lucht uit een ander gebied van de spouw op afstand van het eerste gebied ter verschaffing van een verwarmingseffect, een koel effect en/of een droogeffect in de spouw.

De in de spouw toegevoegde lucht kan afkomstig zijn uit het inwendige van de kas, bijvoorbeeld in verband met het in de winter afsmelten van sneeuw van de kap. Ook is het mogelijk om koele lucht of geconditioneerde lucht toe te voeren.

De werkwijze kan, voor het bedrijven van een kapconstructie waarbij de ventilatiemiddelen een actieve ventilator omvatten voor het uitwisselen van ventilatiemedium met de inwendige ruimte van de spouw, de stappen omvatten van: - het gedurende de eerste tijdsperiode buiten werking laten van de actieve ventilator, - het gedurende de tweede tijdsperiode activeren van de ventilator.

Bij een dergelijke werkwijze is het niet altijd noodzakelijk om de openingen in de spouw door welke de lucht toetreedt in de spouw, respectievelijk de spouw verlaat, van een klep of kleppen te voorzien. De openingen kunnen een smorende werking bezitten, die enerzijds de doorgang van lucht onder invloed van het door de ventilator opgewekte drukverschil mogelijk maakt, maar die anderzijds bij inactieve ventilator er voor zorgt dat de lucht in min of meer stationaire toestand blijft verkeren.

Verder kan de werkwijze, in verband met het bedrijven van een kapconstructie waarbij klepmiddelen zijn voorzien voor het openen respectievelijk sluiten van de ventilatiemiddelen, de stappen omvatten van: - het gesloten houden van de klepmiddelen gedurende de eerste tijdsperiode, - het geopend houden van de klepmiddelen gedurende de tweede tijdsperiode.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een helft van een kapconstructie.

Figuur 2 toont het detail II van figuur 1 op grotere schaal.

Figuur 3 toont detail III van figuur 1 op grotere schaal.

Het in figuur 1 weergegeven deel van een kapconstructie bestaat uit een goot 1 en het in zijn geheel met 2 aangeduide dek waarvan slechts een deel is weergegeven. De goot kan op een op zich bekende wijze door middel van (niet getoonde) kolommen zijn ondersteund. Het dek 2 op zijn beurt bestaat uit roeden 3 die zich uitstrekken tussen de goot 1 en de nok 5. Tussen de goot 1, de roeden 3 en het kalf 4 of de nok 5 zijn glaspanelen 6 opgenomen. Zowel aan de goot 1 als aan het kalf 4 zijn ondersneden profielen 6 bevestigd waaraan een folie 7 is opgehangen die zich uitstrekt onder de glaspanelen 15 en de roeden 3. De folie bezit daartoe aan de randen verdikkingen 9 die zijn opgenomen in de kamer van de ondersneden profielen. Aldus is een in wezen luchtdichte spouw 8 gevormd die een in wezen uniforme dikte bezit.

In verband met het afvoeren van condens die zich verzamelt aan de onderzijde van de het dek 2 is de goot 1 uitgevoerd met condensrichels 10 waarin zich condensafvoeropeningen 11 bevinden. De goot 1 heeft een kokervormig kanaal 12 waarin het condensvocht worden afgevoerd.

De stilstaande lucht in de spouw verschaft het dek een isolerende werking. Daardoor kan de energiebehoefte van de kas waarop zich de kapconstructie bevindt beperkt blijven. Evenwel kan de isolerende werking van het dek 2 tot gevolg hebben dat sneeuw lastig is te verwijderen door smelten. Ook in de zomer kan de warmte die zich verzamelt in de spouw nadelen meebrengen. Met als doel deze nadelen op te heffen, is het dek zodanig uitgevoerd dat de spouw 8 van het dek 2 min of meer luchtdicht aansluit op de openingen 11 in de condensrichel 10 zoals weergegeven in figuur 2. Verder is op het kokervormige kanaal 12 waarin de openingen 11 uitmonden, een actieve ventilator 13 aangesloten. In het kalf is een afsluitbare opening of reeks openingen 14 voorzien zoals weergegeven in figuur 3.

Door middel van deze actieve ventilator 13 kan via de openingen 11 lucht aan de spouw 8 worden toegevoerd, en bij geopende klep 17 uit de afvoer 14 daaruit worden afgevoerd. Aldus kan de spouw 8 bijvoorbeeld worden verwarmd in verband met het doen smelten van sneeuw op het dek 2. Aan de nok 5 is het luchtraam 16 draaibaar opgehangen. In gesloten stand sluit dit luchtraam aan op het kalf 4. Indien niet wordt geventileerd, kan de klep 17 gesloten zijn zodanig dat in de spouw een stilstaande luchtlaag is verzekerd die een goede isolatie garandeert.

Lijst van verwijzingstekens 1. Goot 2. Dek 3. Roede 4. Kalf 5. Nok 6. Ondersneden bevestigingsprofiel 7. Folie 8. Spouw 9. Verdikking aan folie 10. Condensrichel 11. Opening in condensgoot 12. Kokervormig kanaal van goot 13. Actieve ventilator 14. Afsluitbare opening 15. Glaspaneel 16. Luchtraam 17. Klep

Claims (24)

1. Kapconstmctie voor een kas of warenhuis, omvattende onderling evenwijdige en zich in langsrichting uitstrekkende goten (1) en een zich tussen de goten uitstrekkend opstaand dek (2), welk dek omvat een op de goten ondersteunde draagconstructie (3, 5), een buitenste voor licht doorlaatbare deklaag (6) alsmede een binnenste voor licht doorlaatbare deklaag (7) die samen een spouw (8) begrenzen en die zijn ondersteund door de draagconstructie (3, 5), met het kenmerk dat ventilatiemiddelen (11-14) zijn voorzien die in de spouw (8) uitmonden voor het ventileren van de inwendige ruimte van de spouw.

2. Kapconstructie volgens conclusie 1, waarbij klepmiddelen (17) zijn voorzien voor het openen respectievelijk sluiten van de ventilatiemiddelen (11-14).

3. Kapconstructie volgens conclusie 1 of 2, waarbij de ventilatiemiddelen op verschillende hoogten zich bevindende openingen (11, 14) omvatten.

4. Kapconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een ventilatiekanaal (12) is voorzien dat zich uitstrekt langs de spouw (8) en dat via tenminste een opening (11), bij voorkeur via een zich in de langsrichting uitstrekkende reeks openingen of een sleuf, in verbinding is met het inwendige van de spouw en waarbij het kanaal onderdeel vormt van de ventilatiemiddelen voor het tussen dat kanaal en de spouw uitwisselen van een ventilatiemedium via de opening(en) of sleuf.

5. Kapconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de goot (1) tenminste een kokervorm omvat, welke kokervorm het ventilatiekanaal (12) bepaalt.

6. Kapconstructie volgens conclusie 5, waarbij de goot (1) is voorzien van een condensopvangrichel (10) onder tenminste een der deklagen, ter hoogte van welke condensopvangrichel zich de opening(en) (11) of sleuf bevindt (bevinden).

7. Kapconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tenminste een der deklagen een folie (7) omvat.

8. Kapconstructie volgens conclusie 7, waarbij zich ter weerszijden van de spouw (8) een bevestigingsprofiel (6) met ondersneden kamer bevindt, de folie aan tegenoverliggende randen een respectievelijke langsorgaan (9) heeft en elk langsorgaan zich uitstrekt in de ondersneden kamer van het respectievelijke bevestigingsprofiel.

9. Kapconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de spouw (8) in dwarsrichting gecompartimenteerd is.

10. Kapconstructie volgens conclusie 9, waarbij zich in de spouw in de dwarsrichting daarvan een compartimenteringswand (18) uitstrekt die is verbonden met de buitenste en de binnenste voor licht doorlaatbare deklagen (6, 7).

11. Kapconstructie volgens conclusie 9 wanneer afhankelijk van conclusie 7 of 8, waarbij de folie (7) tussen beide langsranden daarvan is bevestigd aan de andere deklaag volgens een bevestigingsconstructie die zich in de dwarsrichting uitstrekt.

12. Kapconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de spouw (8) is begrensd door een afdichting (4) met tenminste een afsluitbare opening (14), bij voorkeur een zich in de langsrichting van de afdichting uitstrekkende reeks afsluitbare openingen of een afsluitbare sleuf, heeft die uitmondt in de inwendige ruimte van de spouw.

13. Kapconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ventilatiemiddelen een actieve ventilator (13) omvatten voor het uitwisselen van ventilatiemedium met de inwendige ruimte van de spouw (8).

14. Kapconstructie volgens conclusie 13 wanneer afhankelijk van conclusie 5 of 6, waarbij de actieve ventilator is aangesloten op het kanaal in de kokervormige goot.

15. Kapconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ventilatiemiddelen (11-14) zijn uitgevoerd voor het uitwisselen van ventilatiemedium tussen de inwendige ruimte van de spouw (8) en de ruimte binnen de kapconstructie en/of met de ruimte buiten de kapconstructie.

16. Kapconstructie volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een zich tussen de goten op een hoger niveau bevindende nok, ter weerszijden vanaf de nok schuin neerwaarts naar een bijbehorende goot lopende roeden, een buitenste deklaag uit voor licht doorlaatbare panelen tussen onderling evenwijdige roeden en een goot, waarbij de binnenste voor licht doorlaatbare deklaag zich uitstrekt onder een reeks roeden en panelen aan een zijde van de nok.

17. Kapconstructie volgens conclusie 16, waarbij de spouw (8) is begrensd door de nok (5).

18. Kapconstructie volgens conclusie 16, waarbij de spouw (8) is begrensd door een langsligger (4) liggend tussen de goot en de nok.

19. Kapconstructie volgens conclusie 18, waarbij een luchtraam is voorzien dat aan een rand scharnierbaar is verbonden met de nok of de langsligger en aan de tegenoverliggende rand samenwerkt met de langsligger of de nok.

20. Kapconstructie volgens een der conclusies 16-19, waarbij tenminste een verdere binnenlaag is voorzien dat zich uitstrekt onder de andere reeks roeden en panelen aan de andere zijde van de nok onder vorming van een verdere gelijkmatige spouw die aan een zijde aansluit op de verdere goot een aan de tegenoverliggende zijde op een verdere langsafdichting, waarbij in de verdere spouw uitmondende verdere ventilatiemiddelen zijn voorzien voor het ventileren van de inwendige ruimte van de verdere spouw.

21. Kapconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de spouw een uniforme dikte heeft.

22. Werkwijze voor het bedrijven van een kapconstructie voor een kas of warenhuis, welke kapconstructie omvat onderling evenwijdige goten (1) en een zich tussen de goten uitstrekkend opstaand dek (2), welk dek omvat een op de goten ondersteunde draagconstructie (3, 5), een buitenste voor licht doorlaatbare deklaag (6) alsmede een binnenste voor licht doorlaatbare deklaag (7) die samen een spouw (8) begrenzen en die zijn ondersteund door de draagconstructie (3, 5), omvattende de stappen van: - het gedurende een eerste tijdsperiode stationair houden van de lucht in de spouw (8) ter verschaffing van een isolerende werking van het dek, - het gedurende een tweede tijdsperiode buiten de eerste tijdsperiode toevoeren van lucht in een eerste gebied van de spouw en het afvoeren van lucht uit een ander gebied van de spouw op afstand van het eerste gebied ter verschaffing van een verwarmingseffect, een koeleffect en/of een droogeffect in de spouw.

23. Werkwijze volgens conclusie 22, voor het bedrijven van een kapconstructie waarbij de ventilatiemiddelen een actieve ventilator (12) omvatten voor het uitwisselen van ventilatiemedium met de inwendige ruimte van de spouw (8) omvattende de stappen van: - het gedurende de eerste tijdsperiode buiten werking laten van de actieve ventilator, - het gedurende de tweede tijdsperiode activeren van de ventilator.

24. Werkwijze volgens conclusie 22 of 23, voor het bedrijven van een kapconstructie waarbij klepmiddelen (14) zijn voorzien voor het openen respectievelijk sluiten van de ventilatiemiddelen (11-13), omvattende de stappen van: - het gesloten houden van de klepmiddelen gedurende de eerste tijdsperiode, - het geopend houden van de klepmiddelen gedurende de tweede tijdsperiode.