NL2012684A - Snijwerk voor een oogstmachine. - Google Patents

Snijwerk voor een oogstmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL2012684A
NL2012684A NL2012684A NL2012684A NL2012684A NL 2012684 A NL2012684 A NL 2012684A NL 2012684 A NL2012684 A NL 2012684A NL 2012684 A NL2012684 A NL 2012684A NL 2012684 A NL2012684 A NL 2012684A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
knife
lever
cutting
carrier
retaining
Prior art date
Application number
NL2012684A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2012684B1 (nl
Inventor
Walter Pointner
Florian Eder
Barbara Gittmaier
Original Assignee
Alois P Ttinger Maschinenfabrik Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Alois P Ttinger Maschinenfabrik Gmbh filed Critical Alois P Ttinger Maschinenfabrik Gmbh
Publication of NL2012684A publication Critical patent/NL2012684A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2012684B1 publication Critical patent/NL2012684B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D90/00Vehicles for carrying harvested crops with means for selfloading or unloading
    • A01D90/02Loading means
    • A01D90/04Loading means with additional cutting means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • A01F2015/107Means for withdrawing knives, rotor or walls of the feeding chamber in case of plugging or congestion
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • A01F2015/108Cutting devices comprising cutter and counter-cutter

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Perforating, Stamping-Out Or Severing By Means Other Than Cutting (AREA)

Description

Snijwerk voor een oogstmachine.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een snijwerk voor een oogstmachine, bijvoorbeeld een balenpers en/of een opraapwagen, met ten minste één mes, dat in een snijstand uitstekend in een oogstgoedkanaal wordt gehouden, waarbij het mes aan een messendrager translerend verschuifbaar en om een dwarsas dwars op het lemmet van het mes scharnierbaar is opgehangen zodanig, dat het mes bij treffen met een obstakel op de snede van het mes door translerende en/of roterende beweging uit zijn snijstand in een uit-wijkstand kan worden gebracht, waarbij het mes is voorzien van terughoudmiddelen voor het in de snijstand houden en/of tegenwerken van de beweging naar de uitwijkstand, waarbij de genoemde terughoudmiddelen een bekrachtigde terughoudhefboom omvatten, die met een ongeveer nokvormige rugcontour van het mes in aangrijping staat.
Landbouw balenpersen of opraapwagens zijn regelmatig voorzien van een in de op-raapinrichting aangebracht snijwerk, om door de opraapinrichting van de grond opgenomen ofwel in de balenvormkamer ofwel de laadruimte getransporteerd oogstgoed te versnijden. Gewoonlijk bezitten de opraapinrichting van dergelijke landbouwkundige oogstmachine een verzamelrotor in de vorm van bijvoorbeeld een stekelwals, om het oogstgoed van de grond op te nemen, en een op de opraaprotor volgend aangebrachte transportrotor, die navolgend op de stekelwals is voorzien en het overgenomen oogstgoed verder in de balenvormkamer ofwel de laadruimte transporteert. Het voornoemde snijwerk omvat regelmatig een veelvoud aan messen, die in een transportkanaal uitsteken, waardoor de genoemde transportrotor het oogstgoed transporteert, zodat oogstgoed in het genoemde transportkanaal versneden wordt.
Om bij botsingen van in oogstgoed aanwezige vreemde voorwerpen zoals stenen grotere beschadigingen aan de messen te vermijden, wordt reeds voorgesteld, de messen aan de messendrager, die ze in het transportkanaal uitstekend houdt, beweeglijk op te hangen, zodat de messen bij treffen met een vreemd lichaam meegeven ofwel teruggeklapt kunnen worden, om het betreffende vreemde lichaam te ontwijken. Om na het passeren van het vreemde lichaam het mes weer in zijn snijstand terug te brengen en de snijwerking weer te herstellen, kan het mes zijn voorzien van een terugstelinrichting, die voorgespannen is en het mes weer in zijn snijstand terugbrengt.
Dergelijke snijsystemen zijn evenwel tot nu toe met verschillende nadelen behept. Bijvoorbeeld is het lastig, de bewegingskracht ofwel de terugstelkracht, die moet worden overwonnen om het mes naar diens uitwijkstand te brengen, voor de verschillende botsmogelijk-heden correct in te stellen. In het bijzonder geeft hierbij de verschillende afmeting van de hefboomarm problemen, die vreemde lichamen bij het treffen op het mes kunnen hebben. Afhankelijk van, of het vreemde lichaam meer naar de mespunt toe of meer naar de basis van het mes toe diens snede treft, is de afstand tot de scharnierophanging van het mes verschillend, zodat een en hetzelfde vreemde lichaam met betrekking tot een scharnierophan-gas van het mes totaal verschillende bewegingsmomenten kan bewerkstelligen. Desalniettemin dient de bewegingsvoortgang voordeligerwijs zodanig worden gecontroleerd, dat enerzijds beschadigingen aan het mes zo mogelijk worden vermeden, en anderzijds echter een voortijdig bewegen en daarmee een reductie van het snijvermogen wordt vermeden.
Dergelijke bewegingsmechanismen belemmeren daarenboven in hoofdzaak het gebruik van het mes bij het onderhoud, bij messenwissel en ook bij instellen van de ruststand van het snijwerk. Veelal is het gewenst of volledig noodzakelijk, het messenaantal ofwel de messenafstand te veranderen en aan verschillende oogstgoedvereisten of gewenste verwerkingsprocessen aan te passen. Hiertoe is het wenselijk, het volledige snijwerk uit het trans-portkanaal weg te bewegen, om enkelvoudige messen weg te nemen, bij te slijpen en weer in te zetten of ook volledig uit te nemen, om het snijwerk met een gereduceerd messenaantal weer in het transportkanaal terug te brengen. Hiertoe omvat het snijwerk regelmatig een beweegbaar opgehangen messendrager, waaraan de genoemde messen op de voornoemde wijze zijn opgehangen. Zijn de messen hierbij op de voornoemde wijze beweegbaar aan de messendrager opgehangen en met een terugstelinrichting bekrachtigd, om de genoemde uitwijkbeweging te kunnen uitvoeren, wordt echter de demontage van de messen van de messendrager bemoeilijkt, waarbij in het bijzonder de op voorspanning brengbare terugstelinrichting hinderlijk is, die het automatisch terugstellen van de messen na uitwijkbewegingen garanderen zal. Bijvoorbeeld zijn hier de regelmatig hoge voorspankrachten van de terugstelinrichting te overwinnen. Verder is ervoor te zorgen, dat de genoemde terugstelinrichting ook bij niet in de werkstand ingezette messen bedrijfszeker gepositioneerd is en niet loos rondhangt.
Een snijwerk volgens de in de inleiding genoemde soort is bekend uit DE 10 2011 013 640 A1. Om onafhankelijk van het trefpunt van het vreemde lichaam en de daarmee gepaard gaande hefboomarm van de vreemde lichaamsimpuls een gelijkmatige harmonische beweging van het mes naar de uitwijkstand te bereiken, stelt de genoemde publicatie voor, het mes zowel translerend verschuifbaar alsook scharnierbaar aan de messendrager op te hangen, zodat het mes aanvankelijk niet slechts roterend, maar ook translerend kan uitwijken. In het bijzonder kan een het mes treffend vreemd lichaam het mes vervolgens een stuk verder translerend verschuiven, waardoor de eerste trefimpuls wordt opgevangen, voordat de verdere uitwijkbeweging dan aanvullend roterend kan plaatsvinden. Een veer-voor-gespannen terughoudhefboom zit daarbij in de snijstand van het mes in een rustkom, die een gedeelte van de rugcontour van het mes vormt en ertoe dient, een te licht roterend bewegen van het mes te voorkomen. Ook wanneer door de translerende verschuifbaarheid van het mes de eerste impuls bij het treffen van een obstakel onafhankelijk van trefpunt gelijkmatiger wordt opgevangen, heeft het trefpunt voor het verdere roterend bewegen van het mes toch invloed op de bewegingsvoorgang, aangezien de terughoudhefboom uit de genoemde rustkom moet worden gedrukt, hetgeen lichter geschied, wanneer het trefpunt met betrekking tot de draaias van het mes een grotere hefboomarm bezit.
Een verder snijwerk met veer-voorgespannen terughoudhefboom voor de messen is bijvoorbeeld uit publicatie DE 10 2005 054 429 A1 bekend.
De onderhavige uitvinding heeft als doel, een verbeterd snijwerk van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die nadelen van de stand der techniek vermijdt en deze op een voordelige wijze uitbreidt. In het bijzonder zal een verbeterd bewegen van de snijmessen in de uitwijkstand worden bereikt, die ongeacht het trefpunt van het vreemde lichaam bij dreigende beschadiging zeker beweegt, anderzijds echter een voortijdig bewegen bij toenemende oogstgoeddruk vermijdt, en een eenvoudige handteren van het mes bij configureren van het snijwerk met betrekking tot het messenaantal en snijlengte, het onderhoud van messen en het uitwisselen van messen mogelijk maakt.
Volgens de uitvinding wordt genoemde doel door een snijwerk overeenkomstig conclusie 1 bereikt. Voorkeursuitvoeringen volgens de uitvinding zijn onderwerp van de afhankelijke conclusies.
Het wordt voorgesteld, de verschillende beweeglijkheden van het mes door diens translerende en roterende ophanging daartoe te benutten, het bewegen van het terughoud-middel bij het treffen van een vreemd lichaam met het mes in verschillende stappen ofwel op verschillende manieren te sturen. De aanvankelijke translerende verschuifbaarheid van het mes kan als een soort voorregeling het terughoudmiddel bewegen ofwel lichter ophefbaar maken, om een verdraaien van het mes tegen de terughoudkrachten van het terughoudmiddel in in een tweede bewegingsstap te verlichten. Volgens de uitvinding bezit de terughoudhefboom van de terughoudmiddelen twee ten opzichte van elkaar gespatieerde aangrijpde- len, die met verschillende delen van de nokvormige rugcontour van het mes brengbaar zijn en door verschillende mesbewegingen afwisselend uit aangrijping van de rugcontour kunnen worden gebracht. De middelen voor het omzetten van de verschillende mesbewegingen in verschillende controlestappen, waarin tegen de mesbewegingen in verschillende terughoud-krachten werken, zijn aldus in een gemeenschappelijk terughoudhefboom geïntegreerd, zodat een eenvoudig, onderhoudsvriendelijk en voor slijtage ongevoelig mechaniek kan worden verkregen. Door het vormen van meerdere ten opzichte van elkaar gespatieerde aangrijpde-len aan de terughoudhefboom kunnen in verschillende stappen van de bewegingsvoortgang verschillende terughoudkrachten tegenover de verschillende mesbewegingen worden verkregen, zonder dat de bekrachtiging van het terughoudmiddel gevarieerd ofwel de op de terughoudhefboom werkende voorspankracht veranderd hoeft te worden, hetgeen evenwel natuurlijk wel het geval kan zijn. De verschillende aangrijpdelen aan de terughoudhefboom en/of de daarmee samenwerkende aangrijpdelen aan de rugcontour van het mes kunnen met betrekking tot het betreffende doel ofwel bewegingsfunctie afzonderlijk optimaal worden afgesteld.
In een verdere uitvoering volgens de uitvinding kunnen de aangrijpdelen van de terughoudhefboom zodanig zijn voorzien en kan de rugcontour van het mes zodanig zijn gevormd, dat een eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom, dat in de snijstand van het mes met de rugcontour in aangrijping is en een scharnieren ofwel een draaibeweging van het mes weg uit de snijstand tegenwerkt, door translerend verschuiven van het mes en een daarbij met de rugcontour in aangrijping zijnde tweede aangrijpdeel van de terughoudhefboom van de rugcontour af beweegbaar is. Alternatief of aanvullend kan het genoemde tweede aangrijpdeel door verdraaien van het mes en het daarbij met de rugcontour in aangrijping zijn de eerste aangrijpingsdeel van de terughoudhefboom van de rugcontour af beweegbaar zijn.
Het contourverloop van de mesrug en de rangschikking van de verschillende aangrijpdelen van de terughoudhefboom zijn aldus voordeligerwijs zodanig op elkaar afgesteld, dat bij het gebruik van de translerende vrijheidsgraad van het mes het tweede aangrijpdeel werkzaam is en de genoemde translerende mesbeweging in een beweging van de terughoudhefboom omzet, die het eerste aangrijpdeel optilt ofwel van de rugcontour van het mes weg tilt ofwel weg beweegt, zodat de op zich door het eerste aangrijpdeel bewerkstelligde terughoud ofwel remkracht tegen een verdraaiing van het mes wordt gereduceerd ofwel geëlimineerd. Wordt het mes dan verdraaid ofwel wordt de rotatievrijheidgraad van het mes benut, dan wordt ofwel is het genoemde eerste aangrijpdeel werkzaam en zet de draai ofwel scharnierbeweging van het mes in een verdere terughoudhefboombeweging om, die het tweede aangrijpdeel van de terughoudhefboom van de mesrug weg tilt ofwel weg beweegt of ook slechts ontlast, zodat de draaibeweging van het mes ofwel de weerstand hierbij in hoofdzaak door het eerste aangrijpdeel wordt gecontroleerd.
De genoemde terughoudhefboom is beweegbaar opgehangen, zodanig dat deze naar de rug van het mes toe en daar van weg kan worden bewogen, in het bijzonder in een richting, die ten minste bij benadering - gezien vanuit de terughoudhefboom - naar het draaipunt van het mes toe voert. Het beweegbaar ophangen van de terughoudhefboom kan hier in principe op verschillende wijzen zijn verwezenlijkt, bijvoorbeeld translerend of verschuifbaar zijn uitgevoerd, zodat dit een coulisse- of gezamenlijke schuifgeleiding mogelijk kan maken, of een scharnierophanging omvatten en/of als een combinatie van translerende en verschuivende ophanging zijn uitgevoerd. In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding kan de genoemde terughoudhefboom om een hefboomscharnieras, dat zich ongeveer parallel aan de messcharnieras kan uitstrekken, scharnierbaar zijn opgehangen, waarbij de genoemde hefboomscharnieras op afstand van de beide aangrijpdelen van de terughoudhefboom gespatieerd is.
De terughoudhefboom kan ééndelig zijn uitgevoerd ofwel een ééndelig deel omvatten, waaraan de beide genoemde aangrijpdelen zijn voorzien. Alternatief kan de terughoudhefboom echter ook meerdelig zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld meerdere scharnierbaar met elkaar verbonden armdelen omvatten, die op de genoemde wijze met hun aangrijpdelen van de mesrug weg en naar deze toe beweegbaar zijn.
De bekrachtiging van de terughoudhefboom kan door een voorspaninrichting, bijvoorbeeld in de vorm van een veerinrichting worden opgebracht, die enerzijds met een te-rughoudmiddelendrager is verbonden en anderzijds met de terughoudhefboom is verbonden.
Het optillen van het eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom door het tweede aangrijpdeel van de terughoudhefboom bij een translerende mesbeweging kan voordeliger-wijs worden gebruikt om, het genoemde eerste aangrijpdeel uit een kom van de mesrug te tillen ofwel de contouraangrijping tussen mesrugcontour en eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom zover te reduceren, dat de door de genoemde contouraangrijping bewerkstelligde remkracht tegen een verdraaiing van het mes gereduceerd wordt. In plaats van of aanvullend op een kom in de mesrug en het daarin aangrijpende bij voorkeur naar de aard van een verspringing uitgevoerde eerste aangrijpdeel kan ook het genoemde eerste aangrijpdeel een dergelijke kom omvatten, waarin een verspringing van de rugcontour van het mes in de snijstand aangrijpt. Deze de verdraaiing van het mes remmende contouraangrij- ping kan door het beschreven opheffen ofwel de door het tweede aangrijpdeel verkregen terughoudhefboombeweging op overeenkomstige wijze worden gereduceerd ofwel volledig worden opgeheven.
Door het omzetten van de translerende mesbeweging in een stelbeweging van de terughoudhefboom door een daaraan voorzien tweede aangrijpdeel kan het eerste aangrijpdeel en/of het daarmee samenwerkende rugcontourdeel en/of de contourparing op de mesrug en het eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom, die in de snijstand van het mes werkzaam is, vrijer worden vormgegeven, in het bijzonder sterker aan de te bereiken remming van de draaibeweging worden aangepast, aangezien geen rekening met het bewegen hoeft te worden gehouden. In het bijzonder kan de genoemde contourparing die in de snijstand van het mes tussen de mesrug en het eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom werkzaam is, zo gevormd worden, dat een roterend bewegen van het mes ook bij grotere krachten geremd wordt en slechts dan mogelijk is, wanneer de genoemde translerende uit-wijkbeweging van het mes optreedt. Hierdoor kan een volledig van het trefpunt van het obstakel onafhankelijk bewegen met gelijkblijvende krachten worden bereikt, zodat de bewe-gingsvoortgang in hoofdzaak slechts van de grote ofwel snelheid van de obstakel, niet van diens trefpunt met de messnede afhangt. Ondanks dat wordt een verder weg bewegen van het mes in de uitwijkstand door een roterende component mogelijk, aangezien de in de snijstand sterke remming tegen mesverdraaiing wordt opgeheven ofwel gereduceerd, wanneer het mes translerend verschoven is.
De genoemde kom van de mesrug - eventueel ook van de terughoudhefboom - en/of het daarmee samenwerkende eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom kan in het bijzonder zodanig van een contour zijn voorzien, dat een in de snijstand op het mes werkend draaimoment - als gevolg van het tegen het mes drukkende oogstgoed - of een steen of een andere obstakel - op het eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom een rotatiekracht uitoefent, die ten opzichte van de terughoudhefboom geen of slechts een kleine hefboomarm bezit, zodat een ontstaand draaimoment van de terughoudhefboom niet toereikend is, om een tegengestelde voorspanning of remming van de terughoudhefboom te overwinnen. Afhankelijk van de ophanging van de terughoudhefboom, die een roterende en/of translerende beweeglijkheid kan verschaffen, is de genoemde kom voordeligerwijs zodanig van een contour voorzien, dat de door een draaimoment op het mes, dat het mes in de uitwijkstand probeert te drukken, op de terughoudhefboom geïnduceerde reactiekracht niet voldoet, om de terughoudhefboom uit de met de kom vergrendelde ofwel in aangrijping staande stand weg te bewegen. De genoemde geïnduceerde reactiekracht kan kleiner zijn dan een de terughoudhefboom remmende ofwel terughoudende voorspankracht en/of in dezelfde richting als de genoemde voorspankracht werken, bijvoorbeeld de terughoudhefboom in de kom proberen te drukken.
Hierdoor kan worden bereikt, dat een mesbewegen door de voornoemde transleren-de mesbeweging wordt mogelijk gemaakt, die de terughoudhefboom uit de vergrendeling met de genoemde kom opheft, zodat de genoemde remming kan worden overwonnen. Hierdoor kan onafhankelijk van het trefpunt van een obstakel op het mes een gecontroleerd bewegen van het mes worden bereikt, maar een voortijdig wegdraaien van het mes onder de snijlast echter worden voorkomen.
In het bijzonder kan de genoemde kom van de mesrug - of eventueel van de terughoudhefboom - een flank omvatten, die op een verbindingslijn, die een draaias van de terughoudhefboom en het eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom verbindt, in hoofdzaak loodrecht staat of zodanig onder een hoek staat, dat een draaimoment op het mes naar de uitwijkstelling toe door de genoemde flank zo in een reactiekracht op de terughoudhefboom wordt omgezet, die de terughoudhefboom in de kom drukt. Door een bij benadering loodrechte positie van de genoemde flank ten opzichte van de genoemde verbindingslijn blijft de voor de reactiekracht ontstaande hefboomarm klein, zodat de translerende mesbeweging ofwel het bewegen van de terughoudmiddelen door de translerende mesbeweging niet of slechts in geringe mate wordt beïnvloed.
De ordening van de beide aangrijpdelen aan de genoemde terughoudhefboom kan in principe verschillend zijn uitgevoerd, waardoor door aanpassen van de spatiering van de beide aangrijpdelen verschillende verstelbanen en hefboomverhoudingen kunnen worden bereikt, om de bewegingsvoortgang van het mes op de gewenste wijze te controleren. Naar een voordelige uitvoering volgens de uitvinding kan het tweede aangrijpdeel van de terughoudhefboom tussen de draaias en de terughoudhefboom en het voornoemde eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom zijn voorzien. Hierdoor worden gunstige hefboomverhoudingen verkregen, die het mogelijk maken, dat kleine translerende mesbewegingen als gevolg van de botsing van een obstakel op de messnede via het tweede aangrijpdeel in een toereikend grote verstelbeweging van de terughoudhefboom omgezet worden, om het eerste aangrijpdeel zo ver op te tillen ofwel van de mesrug weg te bewegen, dat de roterende remming toereikend gereduceerd ofwel opgeheven wordt. Tegelijkertijd kan een compacte configuratie van de terughoudhefboom worden verkregen, die de bij de mesrug begrenst ter beschikking staande ruimte gunstig benut.
De genoemde rugcontour van het mes kan corresponderend met de beide gespatieerde aangrijpdelen van de terughoudhefboom een eerste en tweede rugdeel omvatten, waarbij het eerste rugdeel op genoemde wijze bepaald is, om met het eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom samen te werken en het tweede rugdeel daartoe bepaald is, om met het tweede aangrijpdeel van de terughoudhefboom samen te werken. Voordeligerwijs is de schikking en contour van de rugdelen zodanig gekozen, dat bij de scharnierbeweging van het mes naar de uitwijkstand toe het tweede aangrijpdeel van de terughoudhefboom niet met het eerste rugdeel van het mes in aangrijping geraakt, waarop het eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom afgeleid of afrolt. Door deze bepaalde schikking van de rugdelen met de aangrijpdelen op de terughoudhefboom kunnen gecontroleerde kracht- en terugstelverhou-dingen worden bereikt.
In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding kan het genoemde tweede rugdeel van het mes zich uitstrekken aan de het eerste rugdeel tegenovergelegen zijde van de voornoemde kom, zodat de genoemde kom de beide rugdelen van elkaar scheidt. Voor-deligerwijs kan het genoemde tweede rugdeel, dat bij de translerende verschuiving van het mes met het tweede aangrijpdeel van de terughoudhefboom in aangrijping geraakt, verder naar de terughoudhefboom toe verspringen dan het eerste rugdeel. Hierdoor kan worden bereikt, dat het tweede aangrijpdeel van de terughoudhefboom uit aangrijping met de mesrug geraakt, wanneer het mes naar de uitwijkstand toe wordt gescharnierd ofwel kan worden verhinderd dat het tweede aangrijpdeel in het genoemde kom blijft hangen, wanneer het mes een dergelijke scharnierbeweging uitvoert.
Voordeligerwijs bezit het genoemde eerste rugdeel van het mes een zodanig verloop, dat de spatiëring van het draaiophangdeel van het mes in een deel grenzende aan de kom kleiner is dan de afstand van genoemd tweede rugdeel tot het genoemde draaiophangdeel. Het genoemde eerste rugdeel is daarbij echter zodanig van een contour voorzien, dat met toenemende afstand tot de genoemde kom en/of het tweede rugdeel de afstand van het eerste rugdeel tot genoemd draaiophangdeel toeneemt en groter wordt dan de afstand van het tweede rugdeel tot genoemd draaiophangdeel. In het bijzonder kan over meer dan tweederde van de lengte van het eerste rugdeel diens afstand tot het draaiophangdeel van het mes groter zijn dan de afstand van het tweede rugdeel tot het draaiophangdeel. Afhankelijk van de plaatsing en configuratie van de terughoudmiddelen kan echter in principe ook een ander verloop worden gekozen.
Om montage, onderhoud en handteren van het mes te vereenvoudigen, kan er in een voordelige uitvoering volgens de uitvinding in zijn voorzien, dat de terughoudmiddelen geza menlijk als eenheid van de mesrug weg beweegbaar zijn, om het betreffende mes ongehinderd door de terughoudmiddelen van de messendrager af te kunnen nemen ofwel te kunnen keren of uitwisselen. In het bijzonder kan een centrale messenvergrendeling zijn voorzien, die meerdere aan de messendrager voorziene messen, eventueel ook slechts een ondergroep zoals bijvoorbeeld de linkerhelft van de messen, centraal kan vergrendelen en ontgrendelen, zodat niet een enkele terughoudhefboom voor een enkel mes separaat ontgrendeld hoeft te worden.
In het bijzonder kunnen de genoemde terughoudmiddelen, in het bijzonder de terughoudhefboom tezamen met de hun bekrachtigende voorspanmiddelen, aan een terughoud-middelendrager zijn opgehangen, die ten opzichte van de messendrager beweeglijk is opgehangen zodanig, dat de terughoudmiddelendrager en daarmee tezamen de daaraan opgehangen terughoudmiddelen van de messenruggen van de aan de messendrager opgehangen messen weg beweegbaar is en naar deze toe beweegbaar is.
In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding kan de genoemde terughoudmiddelendrager scharnierbaar aan de messendrager of een daarmee verbonden fra-medeel zijn opgehangen, voordeligerwijs om een liggende dwarsas, die zich bij benadering parallel aan de rij van naast elkaar aangebrachte messen kan uitstrekken, evenals in het bijzonder dwars op het door de messnedes ofwel mesbladen gedefinieerde vlak.
Voordeligerwijs kan de genoemde scharnieras van de terughoudmiddelendrager in het gebied van een tangens aan de mesruggen ofwel de mesrugdelen, waarop de terug-houdhefbomen aangrijpen, zijn voorzien, zodat een scharnierbeweging om de genoemde as de betreffende terughoudhefbomen bij benadering loodrecht van de messenruggen vandaan ofwel naar deze toe beweegt.
In een verdere uitvoering volgens de uitvinding is de genoemde terughoudmiddelendrager door een actuator bijvoorbeeld in de vorm van een hydraulische cilinder heen en weer beweegbaar, zodanig dat de messenvergrendeling geautomatiseerd kan worden uitgevoerd. Voordeligerwijs kan de genoemde actuator door een besturingsinrichting onafhankelijk van de stand van de messendrager bekrachtigd ofwel worden aangestuurd, zodat het niet dwingend tot een automatische ontgrendeling bij weg bewegen van de messenbalk ofwel messendrager komt, maar dat deze onder controle van de inrichtingbestuurder ligt.
De genoemde terughoudmiddelendrager kan al de terughoudmiddelen voor alle messen van de snijwerk dragen, echter eventueel ook zijn onderverdeeld, zodat afzonderlijke segmenten van de terughoudmiddelendrager afzonderlijke groepen van terughoudmiddelen ofwel slechts een enkel terughoudmiddel dragen. Voordeligerwijs strekt de genoemde terughoudmiddelendrager zich uit ongeveer parallel aan de messendrager over de totale lengte ofwel breedte van het snijwerk, zodat deze de terughoudmiddelen voor alle naast elkaar gerangschikte messen kan dragen. Hierdoor kan een centrale messenvergrendeling voor alle messen in eenmaal worden bereikt, wanneer de genoemde terughoudmiddelendrager van de messen weg wordt bewogen.
Hiernavolgend wordt de onderhavige uitvinding aan de hand van een voorkeursuit-voeringsvoorbeeld en toebehorende tekening nader verklaard. In de tekening toont:
Fig. 1: een schematisch zijaanzicht van een aan een trekker aanbouwbare opraap-wagen met een snijwerk volgens een voordelige uitvoering van de uitvinding,
Fig. 2: een schematisch zijaanzicht van het snijwerk uit Fig. 1 in zijn snij- ofwel werk-stand, waarin de messen uitsteken in een oogstgoedkanaal door welke het opgenomen oogstgoed wordt gevoerd met een transportrotor, zodat het oogstgoed door de snijmessen wordt versneden,
Fig. 3: een bovenaanzicht op het snijwerk van de voorgaande figuren, dat de seriematige, naast elkaar liggende schikking van de snijmessen en de terughoud-hefboom die de afzonderlijke snijmessen is toebedeeld toont,
Fig. 4: een vergroot gedeeltelijk zijaanzicht van een mes van het snijwerk in zijn snij-stand, waarin de terughoudhefboom in een kom in de mesrug is vergrendeld,
Fig. 5: een zijaanzicht van het mes overeenkomstig Fig. 4, waarbij het mes na botsing met een obstakel een translerende verschuiving naar de terughoudhefboom toe heeft uitgevoerd, waarbij de genoemde translerende mesbeweging via een tweede aangrijpdeel van de terughoudhefboom in een scharnierbewe-ging van de terughoudhefboom wordt omgezet, zodat het eerste, oorspronkelijk in de kom zittende aangrijpdeel van de terughoudhefboom uit de kom weggelopen is,
Fig. 6: een zijaanzicht van het mes overeenkomstig de figuren 4 en 5, waarbij het mes na de aanvankelijk translerende verschuiving een verdere roterende uit- wijkbeweging heeft ondergaan, gedurende welke het eerste aangrijpdeel van de terughoudhefboom op de mesrug afglijd ofwel afrolt,
Fig. 7: een zijaanzicht van het mes overeenkomstig de Fig. 4-6, waarbij in de afbeelding volgens Fig. 7 de terughoudmiddelen als eenheid in zijn geheel van de messenrug zijn weggescharnierd en de messen zijn ontgrendeld,
Fig. 8: een zijaanzicht van het mes overeenkomstig Fig. 7, waarbij een ander door-snedevlak is gekozen, om de ordening van het terughoudmiddelen inbegrepen terughoudhefboom en voorspanmiddelen te tonen, die als een bouwelement gemeenschappelijk aan de scharnierbare terughoudmiddelendrager opgehangen en hiermee weggescharnierd kunnen worden, en
Fig. 9: een zijaanzicht van de snijwerk en diens positionering in het oogstgoedkanaal in een afbeelding volgens Fig. 2, waarbij de uitscharnierbaarheid van het snijwerk via een verzwenken van de de messen dragende messenbalk tezamen met de terughoudmiddelendrager is afgebeeld.
Zoals de Fig. 1-3 tonen, kan de oogstmachine 1 zijn uitgevoerd in de vorm van een opraapwagen, die aan een trekker 2 kan worden aangebouwd en via een rijgestel op de grond is afgesteund. Als alternatief kan de oogstmachine 1 echter ook als balenpers voor het vervormen en/of samendrukken van oogstgoed tot balen of als een samenstel van een laad-wagen en een balenpers zijn uitgevoerd.
Om een opraapkamer 30, die de laadruimte van de opraapwagen of de palenvorm-kamer van de balenpers kan vormen, oogstgoed toe te voeren, omvat de oogstmachine 1 een voorgaand aan de inloop van de opraapkamer 30 aangebrachte opraap- en/of trans portinrichting 5, die een over de grond geleidbare, optilbare en neerlaatbare uitgevoerde pick-up kan omvatten, om op de grond liggend oogstgoed te kunnen verzamelen. De genoemde pick-up kan hierbij een opraaprotor 6 omvatten bijvoorbeeld in de vorm van een stekelwals, waarbij volgend op de genoemde opraaprotor 6 een verdere transportrotor 7 kan zijn voorzien, om het van de grond opgenomen oogstgoed verder door een oogstgoedkanaal 8 in de opraapkamer 30 te kunnen transporteren.
De genoemde transportrotor 7 kan hierbij een veelvoud aan meeneemtanden omvatten, die van de trommel van de transportrotor 7 naar buiten toe uitsteken, waarbij de genoemde meeneemtanden over de breedte van de transportrotor gezien in de draairichting versprongen ten opzichte van elkaar kunnen zijn aangebracht, zodat de door de meeneem-tanden gedefinieerde structuur van de transportrotor 7 in zichzelf verdraaid is. Andere configuraties, bijvoorbeeld niet verdraaide schikkingen, zijn echter ook mogelijk.
De genoemde transportrotor 7 is voorzien van een snijwerk 9, dat zich in hoofdzaak over de totale werkbreedte van de transportrotor 7 kan uitstrekken. Het genoemde snijwerk 2 kan bovenliggend zijn voorzien en messen 3 omvatten, die van de bovenzijden van het oogstgoedkanaal 8 hierin naar binnen hangend kunnen zijn voorzien. Zoals Fig. 2 toont, kan de snijwerk 9 echter ook onderliggend zijn voorzien, zodat de messen 3 van een onderzijde van het oogstgoedkanaal 8 af in het oogstgoedkanaal 8 naar binnen steken, zie Fig. 3.
De genoemde messen 3, die over de breedte van de transportrotor 7 verdeeld nevengeschikt zijn voorzien, strekken zich hierbij uit door een transportkanaalwand, die de bodem van het oogstgoedkanaal 8 onder ofwel naast de transportrotor 7 vormt en voor de messen 3 is voorzien van sleuven, waardoorheen de messen 3 zich kunnen uitstrekken.
De messen 3 zijn hierbij aan een bij voorkeur balkvormige messendrager 4 opgehangen, die zich dwars over de transportrotor 7 heen uitstrekt en los beweegbaar is opgehangen, om het snijwerk 9 uit de in het oogstgoedkanaal 8 uitstekende werkstand weg te kunnen scharnieren.
Zoals de Fig. 2 en 9 tonen, kan de messendrager 4 aan een framedeel om een liggende dwarsas 10 scharnierbaar zijn opgehangen ofwel verbonden, zodat de messendrager 4 ofwel het gehele snijwerk 9 naar achter/onder kantelbaar is, en wel in een onderhouds-stand, waarin de daaraan bevestigde messen 3 onder het oogstgoedkanaal 8 in een toegankelijke positie buiten het oogstgoedkanaal 8 zijn. Voor het verzwenken van de messendrager 4 kan een door externe energie bedienbare instelinrichting bijvoorbeeld in de vorm van een hydraulische cilinder 11 en/of een gewichtsontlastende hefinrichting bijvoorbeeld in de vorm van een veerinrichting zijn voorzien, om een lichte hanteerbaarheid van de snijwerk 9 te bewerkstelligen.
De messen 3 zijn aan de messendrager 4 beweegbaar opgehangen, zodat ze tussen een actieve snijstand, waarin ze in het oogstgoedkanaal 8 tot aan ofwel tussen de mee-neemtanden van de transportrotor 7 uitsteken, en een uitwijkstand ofwel inactieve niet snijstand, waarin ze niet of slechts nauwelijks in het genoemde oogstgoedkanaal 8 uitsteken, heen en weer beweegbaar zijn, vergelijk ten opzichte van elkaar de figuren 4-6 ofwel 7.
Zoals in het bijzonder wordt getoond door de fig. 4-6, zijn de messen 3 om een liggende scharnieras 33, die zich in hoofdzaak dwars op de transportrichting 34 door het trans-portkanaal 8 uitstrekt, scharnierbaar zodanig, dat de messen 3 met hun snede 23 in de transportrichting meegeven en uit het transportkanaal weg kunnen scharnieren. De genoemde scharnieras 33 is hierbij buiten de genoemde transportkanaal 8 in een kopdeel 35 van de messen 3 bij benadering in een verlenging van de snede 23 voorzien.
Het genoemde kopdeel 35 van de messen 3 is daarbij het met betrekking tot de transportrichting door het oogstgoedkanaal 8 verder naar voren liggende, dat wil zeggen stroomopwaarts liggende deel van de messen 3, waar vandaan zich de snedes 23 van de messen 3 alsmaar dieper, dat wil zeggen verder naar voren springend in het oogstgoedkanaal 8 sabelvormig uitsteken, vergelijk Fig. 4. Het mes 3 kan daarbij als keermes zijn uitgevoerd, dat twee snedes omvat, zodat het bij breuk of beschadiging van de ene snede gekeerd en met de verse snede weer kan worden toegepast. De nog nader te beschrijven te-rughoudmiddelen 12, die de ophefbeweging verhinderen ofwel afremmen en terugstellen, grijpen op één van de genoemde tegenover het kopdeel 35 van de messen gelegen messenruggen 20 aan, die in de transportrichting door het oogstgoedkanaal 8 gezien een achterste randdeel van het mes 3 vormt.
De messen 3 zijn hierbij echter niet uitsluitend roterend beweegbaar, maar ook trans-lerend verschuifbaar opgehangen. De de genoemde scharnieras 33 omgrijpende schar-nierasophanging 24 van de messen 3 laat gelijktijdig een translerende beweging toe die een bewegingscomponent parallel aan de transportrichting 34 toelaat, ten opzichte van de transportrichting 34 echter ook onder een scherpe hoek kan zijn voorzien. Zoals de figuren 4 en 5 tonen, omvat de genoemde scharnierasophanging 24 een langwerpige, en in het bijzonder sleufachtige ophanguitsparing 47 in het mes 3, zodanig dat het mes 3 langs de genoemde langwerpige ophanguitsparing 47 ten opzichte van de vaststaande scharnieras 33 verschoven kan worden. De genoemde ophanguitsparing 47 in het betreffende mes 3 strekt zich uit met zijn langsas 36 ten opzichte van de langsmiddenas 37 van het meslichaam ongeveer parallel ofwel ten opzichte van de zwaardvormige snede 23 onder een scherpe hoek, bijvoorbeeld onder een hoek van bij benadering ongeveer 30° tot 60°C, waarbij deze hoek afhankelijk van de snede 23 en ook van het nog te beschrijven terughoudmiddel 12 kan variëren. Voordeligerwijs echter strekt de genoemde langwerpige ophanguitsparing 27 zich uit met zijn langsas 36, wanneer het mes 3 in de in Fig. 4 getoonde snijstand is, ten opzichte van de transportrichting 34 door het transportkanaal 8 onder een kleine hoek naar boven van het transportkanaal 8 weg en/of naar het terughoudmiddel 12 toe, zodat het mes 3 bij treffen met een vreemd lichaam op de snede 23 in de transportrichting 34 en licht naar boven trans- lerend kan weg bewegen ofwel uitwijken, voordat de verdere uitwijkbeweging in de vorm van een roterende scharnierbeweging om de scharnieras 33 inzet. Door de aanvankelijk transle-rende uitwijkbeweging kan een bewegen van het mes 3 bereikt worden, dat bij benadering onafhankelijk is van de plaats van het treffen van het vreemde lichaam en het terughoudmid-del 12 uit zijn vergrendelpositie licht weg beweegt, waardoor het verdere uitwijken wordt verlicht.
De bewegingsvoortgang van het mes 3 bij treffen met een vreemd lichaam wordt hierbij doorterughoudmiddel 12 gecontroleerd, die het bewegen tegenwerkt en het mes 3 op zich in zijn snijstand houdt ofwel probeert te houden. Het genoemde terughoudmiddel 12 omvat hierbij een elastisch voorgespannen terughoudhefboom 19, die met een nokachtige terugstel- ofwel rugcontour 20 van het mes in aangrijping staat en daarop kan aflopen ofwel afrollen. De genoemde rugcontour 20 strekt zich hierbij boogvormig om de scharnieraso-phanging 24 van het mes uit meer bepaald hiervan op afstand, waarbij de genoemde rugcontour 20 zodanig is gevormd, dat met toenemend scharnieren van het mes 3 uit diens snijstand de genoemde terughoudhefboom 19 met toenemende mate tegen zijn voorspanning in wordt gescharnierd. De op zich licht convex boogvormig gekromde rugcontour 20 kan in een gebied, waarmee de terughoudhefboom 19 in de snijstand van het mes 3 in aangrijping staat, een rustkom 38 omvatten, waar de terughoudhefboom 19 in de snijstand van het mes in beweegt en die het mes 3 zeker in de snijstand houdt vergelijk Figuren 4 en 5, die de genoemde rustkom 38 tonen.
De terughoudhefboom 19 wordt hierbij door een eerste veerinrichting 21 permanent naar de genoemde rugcontour 20 toe voorgespannen. Deze veerinrichting 21 oefent een voorspanning uit op de terughoudhefboom 19 en zorgt daardoor, dat de terughoudhefboom 19 een gedefinieerde basis- ofwel uitgangsstand heeft en ook daarvoor, dat het mes 3 na verstellen in de uitwijkstand altijd weer in de snijstand terugkomt, zoals nog zal worden toegelicht.
De terughoudhefboom 19 drukt daarbij het betreffende mes 3 richting de scharnieras 33, zodat de scharnieras 33 -zonder tegenbelasting door een steen of dergelijke- tegen het einde van de langsleufachtige ophanguitsparing 47 van de scharnieras 33 staat, zoals wordt getoond door Fig. 4.
De terughoudhefboom 19 kan, zoals dit in de figuren wordt getoond, om een draaias 39 draaibaar ofwel scharnierbaar zijn opgehangen, waarbij zich de genoemde draaias 39 voordeligerwijs ongeveer parallel aan de messcharnieras 33 kan uitstrekken en/of zodanig is voorzien, dat de terughoudhefboom 19 met zijn aangrijpdelen bij benadering loodrecht naar de rugcontour 20 van de messen 3 toe beweegbaar is ofwel met de genoemde aangrijpdelen 25 en 26 ongeveer - grofweg gesproken - naar de scharnieras 33 van het betreffende mes toe en van deze vandaan beweegbaar is.
De terughoudhefboom 19 omvat daarbij twee gescheiden, van elkaar gespatieerde aangrijpdelen 25 en 26, die afhankelijk van de messtand met overeenkomstige ruggencon-tourdelen 27 en 28 van het mes 3 in aangrijping staan.
In de in Fig. 4 getoonde snijstand van het mes staan daarbij beide aangrijpdelen 25 en 26 van de terughoudhefboom 19 met de rugcontour 20 in aangrijping, waarbij in het gegeven geval het tweede aangrijpdeel 26 wat ruimte ofwel speling naar rugcontour 20 kan hebben. Het genoemde eerste aangrijpdeel 25 grijpt aan in de kom 29 in de rugcontour 20, om het mes in de genoemde snijstand te houden.
Zoals Fig. 4 en Fig. 5 tonen, is het tweede aangrijpdeel 26 van de terughoudhefboom 19 een plateauachtig uitgevoerd, verhoogt rugcontourdeel 28 toebedeeld, dat ten opzichte van de kom 29 naar de terughoudhefboom 19 toe verspringt en ook ten opzichte van het aan de andere zijde van de kom 29 voorzien rugdeel 27 verhoogd is uitgevoerd, dat wil zeggen verder naar terughoudhefboom 19 toe verspringt.
De beide aangrijpdelen 25 en 26 van de terughoudhefboom 19 kunnen daarbij, zoals Fig. 4 toont, aan dezelfde zijde van de draaias 39 van de terughoudhefboom 19 liggen en voordeligerwijs - grofweg gesproken - langs een lijn 40 zijn voorzien, die door de genoemde draaias 39 gaat. Met andere woorden ligt de tweede aangrijpdeel 26 ongeveer tussen het eerste aangrijpdeel 25 en de draaias 39.
De genoemde aangrijpdelen 25 en 26 kunnen hierbij door verspringende contourde-len van de terughoudhefboom 19, in het gegeven geval ook door aangrijpwielen of -vlakken zijn gevormd, die over de rugcontour 20 kunnen afrollen ofwel afglijden.
Het tweede aangrijpdeel 26 kan voordeligerwijs in een middelste derde deel van het hefboomdeel liggen, dat de draaias 39 en het eerste aangrijpdeel 25 verbindt. Hierdoor houdt het tweede aangrijpdeel 26 met betrekking tot de draaias 39 een kleinere hefboom-arm, hetgeen ertoe leidt, dat via het tweede aangrijpdeel 26 ingeleide draaibewegingen van de terughoudhefboom 19 tot een grotere verplaatsing van het eerste aangrijpdeel 25 leiden.
Zoals Fig. 5 toont, wordt deze via het tweede aangrijpdeel 26 ingeleide verstelbewe-ging van de terughoudhefboom 19 door een translerende verschuiving van het mes 6 bewerkstelligt ofwel geïnitieerd. Wanner bij treffen van een steen of een andere obstakel op de snede 23 van het mes 3 het genoemde mes translerend naar de terughoudhefboom 19 toe wordt bewogen, drukt het tweede rugcontourdeel 28 het tweede aangrijpdeel 26 van de terughoudhefboom 19 weg, waardoor het eerste aangrijpdeel 25 een stuk uit de aangrijpkom 29 weggedrukt wordt, vergelijk fig. 5. Hierdoor wordt een verder in de uitwijkstand bewegen door een verdraaien van het mes 3 om de as 33 mogelijk.
Zoals Fig. 6 toont, drukt het eerste rugdeel 27 van de rugcontour 20, dat aan de kom 29 op de het hiervoor genoemde tweede rugdeel 28 tegenovergelegen zijde aansluitend, bij de verdere zwenkbeweging van het mes 3 het eerste aangrijpdeel 25 van de terughoudhefboom 19 weg, waardoor het tweede aangrijpdeel 26 van de terughoudhefboom 19 met de rugcontour 20 uit aangrijping geraakt. In deze fase van de uitwijkbeweging van de terughoudhefboom 19 via het eerste aangrijpdeel 25 een terugstelmoment uit op het mes 3, welke tracht, het mes 3 in zijn snijstand terug te bewegen. Het genoemde eerste rugcontourdeel 27 is hiertoe in vergelijking met een cirkelbaan om de scharnieras 33 licht schuin ofwel stijgend uitgevoerd ofwel van een contour voorzien, zodat het gewenste terugstelmoment wordt bereikt. Met toenemende afstand van de kom 29 neemt de afstand van de rugcontour 20 in het genoemde eerste rugcontourdeel 27 tot de scharnieras 33 van het mes 3 toe, vergelijk Fig. 6, waarbij een licht gebogen ofwel convex contourverloop is voorzien.
Om de messen 3 eenvoudig te kunnen verwisselen of ook te kunnen keren, kunnen de terughoudmiddelen 12 van de messen 3 wegbewogen worden. Hiertoe zijn alle terug-houdmiddelen 12 inbegrepen de terughoudhefboom 19 en de veerinrichting 21 voor alle messen 3 aan een gemeenschappelijke terughoudmiddelendrager 14 opgehangen, die ten opzichte van de messendrager 4 beweegbaar is opgehangen. Zoals Fig. 7 toont, kan de genoemde terughoudmiddelendrager 14 om een dwarsas 15, die zich voordeligerwijs parallel aan de messcharnieras 33 kan uitstrekken, scharnierbaar zijn opgehangen, waarbij de genoemde dragerscharnieras 15 tot de terughoudhefboom 19 zodanig gespatieerd en/of zodanig is aangebracht, dat een verzwenken van de terughoudmiddelendrager 14 om de genoemde as 15 tot een beweging van de terughoudhefboom 19 van de rugcontour 20 van het mes weg leid.
Het verzwenken van de terughoudmiddelendrager 14 kan middels een instelactuator 16 bijvoorbeeld in de vorm van een hydraulische cilinder worden bewerkstelligd, vergelijk fig.
7. De genoemde actuator 16 kan enerzijds met de terughoudmiddelendrager 14 en anderzijds met de messendrager 4 zijn verbonden.
Zoals Fig. 8 toont, kunnen de messen 3 als keermessen zijn uitgevoerd, die twee snedes 23 omvatten, die bij meskopdeel 35 ofwel het scharnierophangdeel samenlopen en zich van daaruit sabelvormig uit elkaar lopend uitstrekken. De rugcontour 20 bezit daarbij twee ieder zoals hiervoor beschreven rugcontourhelften, die met betrekking tot de mesmid-denas spiegelbeeldig zijn uitgevoerd.

Claims (19)

1. Snijwerk voor een oogstmachine (1), bijvoorbeeld balenpers en/of opraapwagen, met ten minste één mes (3) dat in een snijstand uitstekend in een oogstgoedkanaal (8) is gehouden, waarbij het mes (3) aan een messendrager (4) translerend verschuifbaar en om een dwarsas (33) dwars op het lemmet van het mes (3) scharnierbaar is opgehangen zodanig, dat het mes (3) bij treffen met een obstakel op de snede (23) van het mes (3) door een trans-lerende en/of roterende beweging uit zijn snijstand in een uitwijkstand kan worden gebracht, waarbij het mes (3) is voorzien van terughoudmiddelen (12) voor het in de snijstand houden en/of tegenwerken van de beweging naar de uitwijkstand, waarbij de terughoudmiddelen (12) een bekrachtigde terughoudhefboom (19) omvatten, die met een ongeveer nokvormige rug-contour (20) van het mes (3) in aangrijping staat, met het kenmerk, dat de terughoudhefboom (19) twee ten opzichte van elkaar gespatieerde aangrijpdelen (25, 26) bezit, die met verschillende delen (27, 28) van de nokvormige rugcontour (20) van het mes (3) in aangrijping kunnen worden gebracht en door verschillende mesbewegingen afwisselend uit aangrijping van de rugcontour (20) kunnen worden gebracht.
2. Snijwerk volgens de voorgaande conclusie, waarbij de rugcontour (20) van het mes (3) zodanig is gevormd en de aangrijpdelen (25, 26) van de terughoudhefboom (19) zodanig zijn ingericht, dat een eerste aangrijpdeel (25) van de terughoudhefboom (19), dat in de snijstand van het mes (3) met de rugcontour (20) in aangrijping staat en een scharnieren van het mes (3) tegenwerkt, door translerend verschuiven van het mes (3) en het daarbij met de rugcontour (20) in aangrijping zijnde tweede aangrijpdeel (26) van de terughoudhefboom (19) van de rugcontour (20) weg beweegbaar is, en het tweede aangrijpdeel (26) door verdraaien van het mes (3) en het daarbij met de rugcontour (20) in aangrijping zijnde eerste aangrijpdeel (25) van de terughoudhefboom (19) van de rugcontour (20) weg beweegbaar is.
3. Snijwerk volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de rugcontour (20) een kom (29) omvat, waarin de terughoudhefboom (19) met zijn eerste aangrijpdeel (25) aangrijpt in de snijstand van het mes (3), en een aan de kom (29) aansluitend vlak, en/of convexe eerste rugdeel (27) omvat, dat bij verdraaien van het mes (3) in aangrijping staat met het eerste aangrijpdeel (25) van de terughoudhefboom (19).
4. Snijwerk volgens de voorgaande conclusie, waarbij de kom (29) van een zodanige contour is voorzien, dat een in de snijstand op het mes (3) werkend draaimoment een reac-tiekracht op het eerste aangrijpdeel (25) van de terughoudhefboom (19) genereert, die kleiner is dan de remmings- en/of terughoudkracht van de terughoudhefboom (19) en/of in dezelfde richting als de terughoudkracht van de terughoudhefboom (19) werken.
5. Snijwerk volgens de voorgaande conclusie, waarbij de kom (29) een flank (37) omvat, die ongeveer loodrecht op of zodanig onder een hoek staat met een verbindingslijn (38), die een draaias (39) van de terughoudhefboom (19) en het eerste aangrijpdeel (25) van de te-rughoudhefboom (19) verbindt, dat een draaimoment op het mes (3), dat het mes (3) in diens uitwijkstand probeert te verdraaien, het genoemde eerste aangrijpdeel (25) van de terughoudhefboom (19) in de genoemde kom (29) drukt.
6. Snijwerk volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede aangrijpdeel (26) van de terughoudhefboom (19) nader tot de draaias (39) van de terughoudhefboom (19) is voorzien dan het eerste aangrijpdeel (25) van de terughoudhefboom (19).
7. Snijwerk volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de rugcontour (20) van het mes (3) een tweede rugdeel (28) omvat, dat aan de het eerste rugdeel (27) tegenovergelegen zijde van de kom (29) is voorzien en met het tweede aangrijpdeel (26) van de terughoudhefboom (19) in aangrijping kan worden gebracht door een translerende beweging van het mes (3) uit diens snijstand.
8. Snijwerk, waarbij het tweede rugdeel (28) verder gespatieerd van het draaiophan-gingsdeel (13) van het mes (3) is dan de kom (29) en een direct op de kom (29) aansluitend gebied van het eerste rugdeel (25).
9. Snijwerk volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste rugdeel (27) richting een cirkelboog om het draaiophangingsdeel (13) van het mes (3) geneigd verloopt, waarbij de afstand van het eerste rugdeel (27) tot het draaiophangingsdeel (13) met toenemende afstand van de kom (29) toeneemt.
10. Snijwerk volgens of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de terughoudmidde-len (12) aan een terughoudmiddelendrager (14) zijn opgehangen, die ten opzichte van de messendrager (4) beweegbaar is opgehangen zodanig, dat de terughoudmiddelen (12) door bewegen van de terughoudmiddelendrager (14) van de rugcontour (20) van de messen (3) kan worden wegbewogen.
11. Snijwerk volgens de voorgaande conclusie, waarbij de terughoudmiddelendrager (14) om een liggende dwarsas (15) ongeveer parallel aan de langsas van de messendragers (4) scharnierbaar is opgehangen, waarbij zich de genoemde dwarsas (15) ongeveer in het gebied van een tangens aan de rugcontour (20) en gespatieerd van de beide aangrijpdelen (25, 26) van de terughoudhefboom (19) is voorzien.
12. Snijwerk volgens een van beide voorgaande conclusies, waarbij de terughoudmidde-lendrager (14) meerdere terughoudmiddelen (12) voor meerdere messen (3), in het bijzonder alle terughoudmiddelen (12) voor alle messen (3), draagt, zodat centraal doorweg bewegen van de terughoudmiddelendrager (14) meerdere messen (3), in het bijzonder alle messen (3) ontgrendelbaar zijn.
13. Snijwerk volgens de voorgaande conclusie, waarbij de genoemde terughoudmiddelendrager (14) zich parallel aan de messendrager (4) in hoofdzaak over de totale breedte van het snijwerk uitstrekt.
14. Snijwerk volgens een van de beide voorgaande conclusies, waarbij een met externe energie bedienbare instelactuator (16) voor het bewegen van de terughoudmiddelendrager (14) is voorzien.
15. Snijwerk voor een oogstmachine (1), bijvoorbeeld balenpers en/of opraapwagen, met ten minste één mes (3) dat in een snijstand uitstekend in een oogstgoedkanaal (8) wordt gehouden, waarbij het mes (3) aan een messendrager (4) translerend verschuifbaar en om een dwarsas (33) dwars op het lemmet van het mes (3) scharnierbaar is opgehangen zodanig, dat het mes (3) bij treffen met een obstakel op de snede (23) van het mes (3) door een trans-lerende en/of roterende beweging uit zijn snijstand in een uitwijkstand kan worden gebracht, waarbij het mes (3) is voorzien van terughoudmiddelen (12) voor het in de snijstand houden en/of tegenwerken van de beweging naar de uitwijkstand, waarbij de terughoudmiddelen (12) een bekrachtigde terughoudhefboom (19) omvatten, die met een ongeveer nokvormige rug-contour (20) van het mes (3) in aangrijping staat, waarbij de terughoudmiddelen (12) aan een terughoudmiddelendrager (14) zijn opgehangen, die ten opzichte van de messendrager (4) beweegbaar is opgehangen zodanig, dat de terughoudmiddelen (12) door bewegen van de terughoudmiddelendrager (14) van de rugcontour (20) van de messen (3) kan worden wegbewogen.
16. Snijwerk volgens de voorgaande conclusie, waarbij de terughoudmiddelendrager (14) om een liggende dwarsas (15) ongeveer parallel aan de langsas van de messendragers (4) scharnierbaar is opgehangen, waarbij zich de genoemde dwarsas (15) ongeveer in het gebied van een tangens aan de rugcontour (20) en gespatieerd van de beide aangrijpdelen (25, 26) van de terughoudhefboom (19) is voorzien.
17. Snijwerk volgens een van beide voorgaande conclusies, waarbij de terughoudmiddelendrager (14) meerdere terughoudmiddelen (12) voor meerdere messen (3), in het bijzonder alle terughoudmiddelen (12) voor alle messen (3), draagt, zodat centraal doorweg bewegen van de terughoudmiddelendrager (14) meerdere messen (3), in het bijzonder alle messen (3) ontgrendelbaar zijn.
18. Snijwerk volgens de voorgaande conclusie, waarbij de genoemde terughoudmiddelendrager (14) zich parallel aan de messendrager (4) in hoofdzaak over de totale breedte van het snijwerk uitstrekt.
19. Snijwerk volgens een van de beide voorgaande conclusies, waarbij een met externe energie bedienbare instelactuator (16) voor het bewegen van de terughoudmiddelendrager (14) is voorzien.
NL2012684A 2013-04-26 2014-04-24 Snijwerk voor een oogstmachine. NL2012684B1 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE102013007304.9A DE102013007304B4 (de) 2013-04-26 2013-04-26 Schneidwerk für eine Erntemaschine
DE102013007304 2013-04-26

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2012684A true NL2012684A (nl) 2014-10-29
NL2012684B1 NL2012684B1 (nl) 2016-07-18

Family

ID=51684739

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2012684A NL2012684B1 (nl) 2013-04-26 2014-04-24 Snijwerk voor een oogstmachine.

Country Status (3)

Country Link
DE (1) DE102013007304B4 (nl)
FR (1) FR3004889B1 (nl)
NL (1) NL2012684B1 (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102014102392A1 (de) * 2014-02-25 2015-08-27 Claas Saulgau Gmbh Schneidwerk für eine Erntemaschine
DE202015003357U1 (de) 2015-05-06 2016-08-09 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges.m.b.H. Schneidwerk für eine Erntemaschine
CN105904760B (zh) * 2016-06-28 2017-07-04 山东交通学院 一种树枝压缩车
US10462974B2 (en) 2016-07-27 2019-11-05 Deere & Company Two stage knife floor
DE102016120528B4 (de) * 2016-10-27 2019-02-07 B. Strautmann & Söhne GmbH u. Co. KG Schneidmesser-Überlastsicherung
EP3847886B1 (en) * 2020-01-10 2023-08-23 CNH Industrial Belgium N.V. Crop cutting device with rotor knife insert assistant
DE102022103539B3 (de) 2022-02-15 2023-06-29 Pöttinger Landtechnik Gmbh Erntemaschine sowie Verfahren zu deren Herstellung
EP4385315A1 (en) 2022-12-14 2024-06-19 Kuhn-Geldrop B.V. Cutter device for an agricultural harvester

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0167903A1 (de) * 1984-07-10 1986-01-15 B. Strautmann & Söhne GmbH & Co. Schneidwerk
US6594983B1 (en) * 1998-07-18 2003-07-22 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Cutting device for an agricultural harvester
US6912835B1 (en) * 2004-06-25 2005-07-05 Deere & Company Knife selecting arrangement of crop cutting device for use with agricultural machines having a pick-up
DE102005054429A1 (de) * 2005-11-15 2007-06-06 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gmbh Erntemaschine

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3625512A1 (de) * 1985-05-22 1988-02-18 Poettinger Alois Landmasch Schneideinrichtung fuer ein halm- und blattgut
DE102008019086A1 (de) * 2008-04-15 2009-10-29 Deere & Company, Moline Schneidwerk für halmförmiges landwirtschaftliches Erntegut mit einem Mechanismus zur Auswahl der Schnittlänge
DE102011013640B4 (de) * 2011-03-11 2023-10-05 Pöttinger Landtechnik Gmbh Schneidwerk für eine Erntemaschine

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0167903A1 (de) * 1984-07-10 1986-01-15 B. Strautmann & Söhne GmbH & Co. Schneidwerk
US6594983B1 (en) * 1998-07-18 2003-07-22 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Cutting device for an agricultural harvester
US6912835B1 (en) * 2004-06-25 2005-07-05 Deere & Company Knife selecting arrangement of crop cutting device for use with agricultural machines having a pick-up
DE102005054429A1 (de) * 2005-11-15 2007-06-06 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gmbh Erntemaschine

Also Published As

Publication number Publication date
DE102013007304A1 (de) 2014-10-30
NL2012684B1 (nl) 2016-07-18
DE102013007304B4 (de) 2016-01-14
FR3004889B1 (fr) 2019-09-20
FR3004889A1 (fr) 2014-10-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2012684B1 (nl) Snijwerk voor een oogstmachine.
NL2008438C2 (nl) Snijdinrichting voor een oogstmachine.
EP3628144B1 (en) Crop cutting device, agricultural machine comprising such crop cutting device and crop cutting method
CA1325357C (en) Round baler
US9723793B2 (en) Cutting device for agricultural harvesting machines with preselecting device for preselecting groups of cutting knives
EP3975692B1 (en) Baler with knife protection system
EP2929774B1 (fr) Machine pour la récolte de fourrage présentant un déflecteur perfectionné
DK2745672T3 (en) Agricultural harvesting machine comprising a device for improved plant management
BE1020850A3 (nl) Windschermmechanisme van een opraper voor een landbouwmachine.
FI104485B (fi) Paalien pitolaite
DK2939521T3 (en) Agriculture machine
US6050510A (en) Switching device for cutter blades in agricultural harvesting machines
BE1026646B1 (nl) Gewassnijtoestel,landbouwmachine die zulk gewassnijtoestel bevat en werkwijze om het mes te verwijderen
BE1027336B1 (nl) Vlasrooimachine met een slinger met onafhankelijke katrollen
NL2012682A (nl) Snijwerk voor een oogstmachine.
NL9401502A (nl) Landbouwmachine.
AU2014221170A1 (en) Sod harvesting apparatus and system for disposing of a defective sod roll
NL8601609A (nl) Laadwagen met een snijinrichting voor halm- en bladvormig materiaal.
EP3510853B1 (en) Variable angle beet pick-up device
JP6927741B2 (ja) コンバイン
EP4066622B1 (fr) Machine de fenaison à chariot simplifiée
EP4374682A1 (en) Harvesting machine
NL2008876A (nl) Landbouwwerktuig.
EP4275480A1 (en) Crop cutting device
BE1008602A6 (nl) Inrichting voor het affrezen en verdelen van een silageblok op het voederplateau.