NL2012280C2 - Vloerdeel. - Google Patents

Vloerdeel. Download PDF

Info

Publication number
NL2012280C2
NL2012280C2 NL2012280A NL2012280A NL2012280C2 NL 2012280 C2 NL2012280 C2 NL 2012280C2 NL 2012280 A NL2012280 A NL 2012280A NL 2012280 A NL2012280 A NL 2012280A NL 2012280 C2 NL2012280 C2 NL 2012280C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
insulating
mold
insulating part
floor
space
Prior art date
Application number
NL2012280A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Frederikus Maria Rensen
Petrus Henricus Johannes Burgt
Original Assignee
Isobouw Systems Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Isobouw Systems Bv filed Critical Isobouw Systems Bv
Priority to NL2012280A priority Critical patent/NL2012280C2/nl
Priority to EP15155459.9A priority patent/EP2907933B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2012280C2 publication Critical patent/NL2012280C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B5/00Floors; Floor construction with regard to insulation; Connections specially adapted therefor
    • E04B5/02Load-carrying floor structures formed substantially of prefabricated units
    • E04B5/04Load-carrying floor structures formed substantially of prefabricated units with beams or slabs of concrete or other stone-like material, e.g. asbestos cement
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C44/00Shaping by internal pressure generated in the material, e.g. swelling or foaming ; Producing porous or cellular expanded plastics articles
    • B29C44/02Shaping by internal pressure generated in the material, e.g. swelling or foaming ; Producing porous or cellular expanded plastics articles for articles of definite length, i.e. discrete articles
    • B29C44/04Shaping by internal pressure generated in the material, e.g. swelling or foaming ; Producing porous or cellular expanded plastics articles for articles of definite length, i.e. discrete articles consisting of at least two parts of chemically or physically different materials, e.g. having different densities
    • B29C44/0461Shaping by internal pressure generated in the material, e.g. swelling or foaming ; Producing porous or cellular expanded plastics articles for articles of definite length, i.e. discrete articles consisting of at least two parts of chemically or physically different materials, e.g. having different densities by having different chemical compositions in different places, e.g. having different concentrations of foaming agent, feeding one composition after the other
    • B29C44/0469Shaping by internal pressure generated in the material, e.g. swelling or foaming ; Producing porous or cellular expanded plastics articles for articles of definite length, i.e. discrete articles consisting of at least two parts of chemically or physically different materials, e.g. having different densities by having different chemical compositions in different places, e.g. having different concentrations of foaming agent, feeding one composition after the other provided with physical separators between the different materials, e.g. separating layers, mould walls
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B5/00Floors; Floor construction with regard to insulation; Connections specially adapted therefor
    • E04B5/02Load-carrying floor structures formed substantially of prefabricated units
    • E04B5/026Load-carrying floor structures formed substantially of prefabricated units with beams or slabs of plastic
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B5/00Floors; Floor construction with regard to insulation; Connections specially adapted therefor
    • E04B5/02Load-carrying floor structures formed substantially of prefabricated units
    • E04B5/08Load-carrying floor structures formed substantially of prefabricated units assembled of block-shaped elements, e.g. hollow stones
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B5/00Floors; Floor construction with regard to insulation; Connections specially adapted therefor
    • E04B5/16Load-carrying floor structures wholly or partly cast or similarly formed in situ
    • E04B5/17Floor structures partly formed in situ
    • E04B5/23Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated
    • E04B5/26Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated with filling members between the beams
    • E04B5/266Filling members covering the undersurface of the beams

Description

Korte aanduiding: Vloerdeel Beschrijving
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vloerdeel omvattende een constructief deel van beton dat een deklaag aan de bovenzijde van het vloerdeel alsmede ten minste één rib die op de onderzijde van de deklaag aansluit, vormt en een isolerend deel van kunststof dat grenst aan de onderzijde van het constructieve deel welk isolerend deel zich zowel naast de ten minste ene rib als onder de ten minste ene rib uitstrekt waarbij de onderzijde van het isolerend deel de onderzijde van het vloerdeel vormt. Een dergelijk vloerdeel is bijvoorbeeld bekend als prefab systeemvloerelement, meer specifiek als een zogenaamde ribcassettevloer. De deklaag en de ten minste ene rib van het constructieve deel van een ribcassettevloer vormen een integraal deel met elkaar die gezamenlijk van beton zijn gegoten. Het constructieve deel dient om het vloerdeel de vereiste sterkte te verschaffen zodat het vloerdeel een bepaalde afstand kan overspannen indien het vloerdeel op de uiteinden er van is opgelegd. Hiertoe is het constructieve deel voorzien van wapening. Het isolerend deel is voorzien om het vloerdeel de vereiste thermisch isolerende eigenschappen te verschaffen. Anders dan bij kanaalplaatvloeren waarvan het isolerend deel de vorm heeft van een vlakke plaat met een constante dikte, heeft het (ten minste ene) isolerend deel van een ribcasettevloer in dwarsdoorsnede een golvende vorm vanwege de aansluiting aan de bovenzijde van het isolerend deel op de onderzijde van het constructieve deel. De onderzijde van het isolerend deel en dus van het vloerdeel vormt daarbij een warmte uitstralend oppervlak. De betreffende vereisten met betrekking tot de isolatiewaarden oftewel warmteweerstand (uitgedrukt in de vereiste Rc-waarde) kunnen van project tot project verschillen. Vandaar dat ribcassettevloeren door fabrikanten vaak in varianten met verschillende thermisch isolerende eigenschappen worden aangeboden. Daarbij verschillen de vloerdelen in een bepaalde serie niet voor wat betreft de vorm van het constructieve deel maar wel voor wat betreft de vorm van het isolerende deel waardoor ook de totale vorm van de varianten van de vloerdelen onderling verschillen of voor wat betreft de kwaliteit van het isolatiemateriaal waarvan het isolerend deel is vervaardigd. Met deze verschillen dient men rekening te houden bij het ontwerp van een bouwwerk hetgeen er bijvoorbeeld toe kan leiden dat als de vereisten ten aanzien van de thermisch isolerende eigenschappen van een vloer van een bouwwerk tijdens het ontwerpproces wijzigt, dit direct invloed heeft op het ontwerp zelf. Ter illustratie wordt verwezen naar de zogenaamde PLUS ribcassettevloeren van Betonson die in één variant een hoogte (oftewel dikte) van 350 mm heeft en in een andere variant een hoogte heeft van 400 mm. De laatste variant heeft betere thermisch isolerende eigenschappen.
In de loop der jaren ziet men dat vanwege strengere milieuwetgeving de eisen die worden gesteld aan de Rc waarden van vloerdelen steeds zwaarder worden. Dit leidt er toe dat men er voor kiest vloerdelen met dikkere isolerende delen uit te voeren. Belangrijk nadeel van die variant is dat men bij het maken van een vloer tot steeds dieper onder het maaiveld moet graven om de vloerdelen en de bijbehorende fundering voldoende ruimte te kunnen bieden. Dit brengt hogere kosten met zich mee. Als alternatief kan men er ook voor kiezen om gebruik te maken van hoogwaardigere isolatiematerialen waardoor het isolerend deel dunner kan worden uitgevoerd. De toepassing van hoogwaardigere isolatiematerialen brengt echter ook weer relatief hoge kosten met zich mee. De onderhavige uitvinding beoogt een oplossing of althans verbetering voor bovengenoemde problematiek te bieden. Hiertoe verschaft de uitvinding een vloerdeel volgens de inleidende paragraaf waarbij het isolerend deel ten minste twee isolatiedelen omvat ieder van een kunststof materiaal waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënten van de respectievelijke kunststof materialen van de ten minste twee isolatiedelen van elkaar verschillen en in ieder geval kleiner zijn dan 0,08 W/mK. Daar waar bovenstaand of navolgend gebruik wordt gemaakt van termen als “bovenzijde”, “onderzijde”, “naast”, “verticaal”, “horizontaal” of dergelijke dienen deze te worden gerelateerd aan de situatie van het vloerdeel in toegepaste situatie, dus liggend. Een dwarsdoorsnede strekt zich loodrecht op de lengterichting van de ten minste ene rib uit. De vloerdelen kunnen als geheel ieder in hoofdzaak als plaatvormig worden beschouwd.
Door bij de uitvinding gebruik te maken van ten minste twee isolatiedelen ieder van een kunststof materiaal waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënten van de respectievelijke kunststof materialen van de ten minste twee isolatiedelen van elkaar verschillen is het mogelijk om daar waar binnen het oppervlak (in bovenaanzicht) van het vloerdeel lokaal verschillende eisen worden gesteld aan de isolerende eigenschappen van het isolerende deel vanwege de vormgeving van het constructieve betonnen deel met ten minste ene rib waardoor de dikte van het betonnen deel varieert, hier ook de positie en/of de thermisch isolerende eigenschappen van het materiaal van de isolatiedelen op aan te passen. Aldus kan het materiaal van het isolerend deel efficiënter worden toegepast, mede met het oog op de specifieke isolerende vereisten die voor het betreffend vloerdeel gelden. Hierdoor kan het grondstofverbruik voor de productie van vloerdelen worden beperkt. De toepassing van de ten minste twee isolatiedelen biedt een ontwerper van vloerdelen grotere vrijheid. De ontwerper heeft daarbij niet alleen te maken met eisen met betrekking tot sterkte en de isolerende eigenschappen van het vloerdeel maar ook met andere eisen zoals eisen met betrekking tot acceptabele productiekosten of maximaal toelaatbare dikte van het vloerdeel.
In een voordelige uitvoeringsvorm van een vloerdeel volgens de uitvinding omvatten de ten minste twee isolatiedelen een eerste isolatiedeel van een eerste kunststof materiaal en ten minste één tweede isolatiedeel van een tweede kunststof materiaal waarbij althans in een dwarsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene tweede isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het eerste kunststof materiaal lager is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het tweede kunststof materiaal en waarbij het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste deels naast de ten minste ene rib is voorzien. Aldus kan de ruimte die beschikbaar is naast de ten minste ene rib of tussen de ribben als er sprake is van ten minste twee ribben gunstig worden benut voor het aldaar voorzien van isolatiemateriaal met een relatief hoge warmtegeleidingscoëfficiënt en eventueel een relatief laag soortelijk gewicht, waardoor tevens de grootte van het warmte-afgevend oppervlak aan de onderzijde van het isolerend deel kan afnemen.
De eisen die aan de vormvastheid van het ten minste ene tweede isolatiedeel worden gesteld kunnen met name relatief laag zijn indien in de dwarsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel volledig wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel.
Bij verdere voorkeur geldt dat ook in een verticale langsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene tweede isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel, dan wel dat in de verticale langsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel volledig wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel.
Binnen het kader van het streven naar een zo goedkoop mogelijk productie van vloerdelen volgens de uitvinding kan het voordelig zijn indien ieder van de ten minste ene tweede isolatiedelen althans in hoofdzaak in dwarsdoorsnede een rechthoekige vorm heeft.
Om er voor zorg te dragen dat het isolerend deel als zodanig voldoende sterkte heeft, kan het voordelig zijn indien het isolerend deel ten minste twee tweede isolatiedelen omvat die naast elkaar zijn gelegen. Dit kan zowel in lengterichting als in breedterichting van het vloerdeel zijn.
Naarmate het ten minste ene tweede isolatiedeel meer wordt omgeven zal het risico op beschadiging van het ten minste ene tweede isolatiedeel afnemen. De eisen die aan de vormvastheid van het ten minste ene tweede isolatiedeel hoeven te worden gesteld kunnen daardoor lager worden. Binnen dit kader kenmerkt een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding zich doordat het ten minste ene tweede isolatiedeel een drukvastheid heeft die kleiner is dan 40 kPa.
In een alternatieve uitvoeringsvorm die overigens ook met de voorgaand omschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding kan worden gecombineerd, omvatten de ten minste twee isolatiedelen ten minste één derde isolatiedeel van een derde materiaal en een vierde isolatiedeel van een vierde kunststof materiaal waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het derde materiaal kleiner is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het vierde materiaal en het derde isolatiedeel zich ten minste deels recht onder de ten minste ene rib uitstrekt. Aldus kan dankzij de uitvinding lokaal, namelijk recht onder de ribben, gebruik worden gemaakt van beter isolerend isolatiemateriaal waardoor de dikte van het isolerend deel recht onder de ribben, welke dikte in de praktijk bepalend is voor de dikte van het vloerdeel als geheel, kan worden beperkt. Dit biedt bijvoorbeeld voordelen ten aanzien van de diepte die men moet graven voor het bouwen van een begane grond vloer met vloerdelen volgens de uitvinding.
De dikte van het isolerend deel voor zover zich recht onder de ten minste ene rib uitstrekkend, kan met name worden beperkt indien het ten minste ene derde isolatiedeel zich ten minste uitstrekt over het grootste deel van het volume van het isolerend deel voor zover dat zich recht onder de ten minste ene rib uitstrekt, of indien het ten minste ene derde isolatiedeel zich zelfs over het volledige deel van het volume van het isolerend deel uitstrekt voor zover dat zich recht onder de ten minste ene rib uitstrekt.
Het ten minste ene derde isolatiedeel kan ook een voorgevormd isolatiedeel betreffen en althans in een dwarsdoorsnede ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene derde isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan een ander isolatiedeel van het isolerend deel waarbij het andere isolatiedeel van een ander kunststof materiaal is en waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het andere kunststof materiaal hoger is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het derde materiaal. Deze mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding kan met name voordelen bieden indien het ten minste ene derde isolatiedeel wordt gekozen uit een groep hoogwaardige isolatiedelen zoals isolatiedelen van het Vacuum Insulated Panel (VIP) type, van aerogel, van resolschuim, van polyisocyanuraat schuim of van polyurethaan schuim. Dergelijke hoogwaardige isolatiedelen kenmerken zich door een relatief laag tot zeer lage warmtegeleidingscoëfficiënt van ten hoogste 0,025 W/mK en typisch tussen 0,004 W/mK en 0,015 W/mK.
Voor dergelijke derde isolatiedelen geldt dat deze bij voorkeur grotendeels worden omgeven. Binnen dat kader geniet het de voorkeur in de dwarsdoorsnede het ten minste ene derde voorgevormde isolatiedeel volledig wordt omgeven door en grenst aan het andere isolatiedeel en/of dat ook in een verticale langsdoorsnede het ten minste ene derde voorgevormde isolatiedeel ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene derde isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan het andere isolatiedeel dan wel dat in de verticale langsdoorsnede het ten minste ene derde voorgevormde isolatiedeel zelfs volledig wordt omgeven door en grenst aan het andere isolatiedeel. Aldus wordt het risico op beschadiging van het ten minste ene derde isolatiedeel beperkt. Specifiek voor isolatiedelen van het VIP type geldt dat door een dergelijke beschadiging het vacuüm zou kunnen worden opgeheven waardoor de isolatiewaarde dramatisch zakt.
Volgens een verder voorkeursuitvoeringsvorm geldt dat het eerste isolatiedeel en het vierde isolatiedeel hetzelfde isolatiedeel zijn. Aldus omvat het isolerend deel ten minste drie isolatiedelen van verschillend type oftewel van materiaal met verschillende warmtegeleidingscoëfficiënten. Het isolatiedeel (of de isolatiedelen) met de laagste warmtegeleidingscoëfficiënt kan (kunnen) aldus recht onder de ten minste ene rib worden toegepast terwijl het isolatiedeel (of de isolatiedelen) met de hoogste warmtegeleidingscoëfficiënt naast de ten minste ene rib kan worden voorzien. Het (ten minste ene) isolatiedeel waarvan het materiaal een tussengelegen warmtegeleidingscoëfficiënt heeft kan aldus als fysieke overbrugging vormen tussen de beide typen isolatiedelen.
Bij voorkeur omvat het constructieve deel aan of althans nabij tegen over elkaar gelegen langszijden van het vloerdeel twee evenwijdige ribben. Door het vergroten van het aantal ribben kan de hoogte van iedere individuele rib (afmeting van de rib in dikterichting van het vloerdeel) en daarmee de dikte van het vloerdeel worden beperkt.
De uitvinding leent zich met name om te worden toegepast bij een systeemvloer van het ribcassette type. In dat geval is er sprake van, dat de deklaag en de ten minste ene rib een integraal deel met elkaar vormen die gezamenlijk van beton zijn gegoten, waarbij het vloerdeel een prefab vloerelement betreft. Deze mogelijke uitvoeringsvorm sluit overigens niet uit dat de ribben van een ander type beton zijn gegoten dan de deklaag. In de praktijk zal het prefab vloerelement veelal een aantal achter aan elkaar voorziene isolatiedelen omvatten die ieder, in de lengterichting van het prefab vloerelement, een afmeting van bijvoorbeeld 1,0 of 1,2 meter.
De uitvinding leent zich verder met name voor vloerdelen waarbij de twee kunststof materialen van de ten minste twee isolatiedelen geschuimde materialen zijn.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een isolerend deel als zodanig voor toepassing in een vloerdeel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het isolerend deel een bovenzijde heeft die deels althans in hoofdzaak vlak is en waarin ten minste één, zich in de lengterichting van het isolerende deel uitstrekkende, uitsparing is voorzien voor de latere opname daarin van de ten minste ene rib van het constructieve deel van het vloerdeel, waarbij het isolerend deel ten minste twee isolatiedelen omvat ieder van een kunststof materiaal waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënten van de respectievelijke kunststof materialen van de ten minste twee isolatiedelen van elkaar verschillen en in ieder geval kleiner zijn dan 0,08 W/mK. Met nadruk wordt gesteld dat een uitsparing ook direct aan een langszijde van het isolerend deel kan zijn voorzien waarbij de uitsparing dus niet twee opstaande langswanden heeft maar slechts één.
Binnen het kader van eerder aan de orde gekomen mogelijke uitvoeringsvormen van vloerdelen volgens de uitvinding is het dienovereenkomstig mogelijk dat de ten minste twee isolatiedelen een eerste isolatiedeel van een eerste kunststof materiaal en ten minste één tweede isolatiedeel van een tweede kunststof materiaal omvatten waarbij althans in een dwarsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene tweede isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het eerste kunststof materiaal lager is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het tweede kunststof materiaal en waarbij het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste deels naast de ten minste ene uitsparing voor de ten minste ene rib is voorzien.
Alternatief of in combinatie kan het isolatiedeel ook zo zijn uitgevoerd dat de ten minste twee isolatiedelen ten minste één derde isolatiedeel van een derde materiaal en een vierde isolatiedeel van een vierde kunststof materiaal omvatten waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het derde materiaal kleiner is dan de ten warmtegeleidingscoëfficiënt van het vierde materiaal en het derde isolatiedeel zich ten minste deels recht onder de ten minste ene uitsparing voor de ten minste ene rib uitstrekt.
Indien de twee voorgaande mogelijke uitvoeringsvormen worden gecombineerd geniet het de verdere voorkeur dat het eerste isolatiedeel en het vierde isolatiedeel hetzelfde isolatiedeel zijn.
Zoals ook uit het navolgende nog zal blijken biedt het isolerend deel volgens de uitvinding ook voordelen om als geheel in een matrijs met een gesloten matrijsruimte te worden gevormd. Het is derhalve ook voordelig indien het isolerend deel zodanig is gevormd.
De onderhavige uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het produceren van een isolerend deel volgens de uitvinding voor toepassing in een vloerdeel volgens de uitvinding. De werkwijze omvat de stappen van A het naar elkaar toe verplaatsen van wanddelen van een matrijs voor het sluiten van een matrijsruimte behorende bij de matrijs waarbij de wanddelen ten minste één uitsparingsdeel hebben voor het aldaar vormen van de ten minste ene uitsparing in het isolerend deel , B het verdelen van de matrijsruimte in ten minste twee matrijsdeelruimtes, C het toevoeren van hoeveelheden uitgangsmateriaal voor de kunststofmaterialen voor de respectievelijke isolatiedelen naar de ten minste twee matrijsdeelruimtes, D het laten vormen van het tijdens stap C aan de ten minste twee matrijsdeelruimtes toegevoerde uitgangsmateriaal tot het kunststof materiaal voor de respectievelijke isolatiedelen waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënten van de respectievelijke kunststof materialen van de ten minste twee isolatiedelen van elkaar verschillen en in ieder geval kleiner zijn dan 0,08 W/mK, E het van elkaar verplaatsen van de wanddelen van de matrijs voor het openen van de matrijsruimte, F het uit de matrijsruimte nemen van het isolerend deel.
Aldus kunnen isolerende delen volgens de uitvinding volledig geautomatiseerd of althans vrijwel volledig geautomatiseerd tegen lage kostprijs en met hoge productiesnelheid worden geproduceerd.
Specifiek voor het produceren van een isolerend deel voor toepassing in een vloerdeel met een eerste isolatiedeel (11) van een eerste kunststof materiaal en ten minste één tweede isolatiedeel (12) van een tweede kunststof materiaal waarbij althans in een dwarsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene tweede isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het eerste kunststof materiaal lager is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het tweede kunststof materiaal en waarbij het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste deels naast de ten minste ene rib is voorzien, geniet het de voorkeur dat de werkwijze de stappen omvat van C1 het toevoeren van een hoeveelheid van uitgangsmateriaal voor het eerste kunststof materiaal aan ten minste een eerste matrijsdeelruimte van de matrijsruimte, D1 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C1 aan de eerste matrijsdeelruimte toegevoerde uitgangsmateriaal voor het eerste kunststof materiaal tot het eerste isolatiedeel of althans een deel daarvan, B1 het na stap D1 verplaatsen van ten minste een deel van een wanddeel van de matrijs waardoor de matrijsruimte groter wordt en het vergrote deel ten minste één tweede matrijsdeelruimte vormt, C2 het toevoeren van een hoeveelheid van uitgangsmateriaal voor het tweede kunststof materiaal in de ten minste ene tweede deelruimte, D2 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C2 aan de ten minste ene tweede matrijsdeelruimte uitgangsmateriaal voor het tweede kunststof materiaal tot het ten minste ene tweede isolatiedeel of althans een deel daarvan.
Om de situatie te creëren waarbij in de dwarsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel volledig wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel, omvat de werkwijze bij voorkeur de stappen van B2 het na de stappen C1, D1, B1, C2 en D2 verder verplaatsen van het ten minste ene deel van een wanddeel van de matrijs waardoor de matrijsruimte verder wordt vergroot, C3 het toevoeren van een hoeveelheid van uitgangsmateriaal voor het eerste kunststof materiaal in het deel van de matrijsruimte dat tijdens stap B2 verder is vergroot, D3 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C3 aan het verder vergrote deel van de matrijsruimte toegevoerde uitgangsmateriaal voor het eerste kunststof materiaal tot een verder deel van het eerste isolatiedeel.
Specifiek voor het produceren van een isolerend deel voor toepassing in een vloerdeel met ten minste één derde isolatiedeel van een derde materiaal en een vierde isolatiedeel van een vierde kunststof materiaal waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het derde materiaal kleiner is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het vierde materiaal en het derde isolatiedeel zich ten minste deels recht onder de ten minste ene rib uitstrekt, omvat de werkwijze bij voorkeur de stappen van B3 het met ten minste één scheidingsorgaan in ten minste één derde matrijsdeelruimte en een vierde matrijsdeelruimte verdelen van de matrijsruimte, C4 het toevoeren van een hoeveelheid van het uitgangsmateriaal voor het derde kunststof materiaal aan de ten minste ene derde matrijsdeelruimte, C5 het toevoeren van een hoeveelheid van het uitgangsmateriaal voor het vierde kunststof materiaal aan de vierde matrijsdeelruimte, D4 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C4 aan de ten minste ene derde matrijsdeelruimte toegevoerde uitgangsmateriaal tot het ten minste ene derde isolatiedeel, D5 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C5 aan de vierde matrijsdeelruimte toegevoerde uitgangsmateriaal tot het vierde isolatiedeel, B4 het tijdens stappen D4 en D5 uit de matrijsruimte verplaatsen van het ten minste ene scheidingsorgaan.
Voor een goede hechting tussen het ten minste ene derde isolatiedeel en het vierde isolatiedeel geniet het de voorkeur dat stappen D4 en D5 gelijktijdig worden uitgevoerd.
De goede hechting tussen het ten minste ene derde isolatiedeel en het vierde isolatiedeel wordt met name verkregen indien het ten minste ene scheidingsorgaan plaatvormig is en tijdens stap B4, althans binnen de matrijsruimte, in zijn eigen vlak blijft.
Ter verkrijging van een isolatiedeel met gunstige isolerende eigenschappen geniet het de voorkeur dat het ten minste ene scheidingsorgaan tijdens stap B3 aanligt tegen een staand deel van het ten minste ene uitsparingsdeel van de wanddelen van de matrijs.
Binnen het kader van eerder aan de orde gekomen voorkeursuitvoeringsvormen van een vloerdeel volgens de uitvinding en een isolerend deel volgens de uitvinding geniet het de verdere voorkeur dat de eerste matrijsdeelruimte en de vierde matrijsdeelruimte dezelfde matrijsdeelruimte zijn.
Een kostentechnisch gunstig productieproces voor isolatiedelen volgens de uitvinding kan worden verkregen indien ten minste het vormen van de ten minste twee isolatiedelen waarvan de respectievelijke kunststofmaterialen van elkaar verschillende warmtegeleidingscoëfficiënten hebben, plaats vindt door het schuimen van respectievelijke uitgangsmaterialen voor de ten minste twee kunststofmaterialen.
Navolgend zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een mogelijke uitvoeringsvorm van een vloerdeel volgens de uitvinding met een isolerend deel volgens de uitvinding alsmede een omschrijving van een werkwijze voor het produceren van het isolerend deel onder verwijzing naar de navolgende figuren:
Figuren 1 en 2 tonen respectievelijk in dwarsdoorsnede en in isometrisch onderaanzicht twee naast elkaar gelegen prefab vloerplaten volgens de uitvinding;
Figuren 3 tot en met 6 tonen schematisch in dwarsdoorsnede achtereenvolgende fasen tijdens de vervaardiging van het isolerend deel van een prefab vloerelement in een matrijs 1 volgens figuren 1 en 2.
Figuren 1 en 2 tonen twee naast elkaar gelegen prefab vloerplaten 1 volgens de uitvinding. De vloerplaat 1 is van het ribcassettetype. Met behulp van dergelijke vloerplaten kan in een bouwwerk een systeemvloer, meer specifiek een ribcassettevloer, worden gemaakt zoals die de vakman op zich bekend zijn. Bij een dergelijke ribcassettevloer liggen de vloerplaten 1 naast elkaar en zijn zij aan hun kopse uiteinden gelegen op zich dwars op de lengterichting van de vloerplaten 1 uitstrekkende oplegranden. De vloerplaat 1 omvat een constructief deel 2 aan de bovenzijde van vloerplaat 1 en een isolerend deel 3 aan de onderzijde van vloerplaat 1.
Het constructieve deel 2 is vervaardigd van (voorgespannen) beton en is opgebouwd uit een deklaag 4 en twee zich op de onderzijde van de deklaag 4 aansluitende neerwaarts gerichte ribben 5 aan de langsranden van deklaag 4. Met name de (voorgespannen) ribben 5 geven het constructieve deel 2 en daarmee vloerplaat 1 de vereiste sterkte om een bepaalde afstand met vloerplaat 1 te kunnen overbruggen.
Het isolerend deel omvat een eerste isolatiedeel 11, twee tweede isolatiedelen 12 en twee derde isolatiedelen 13. De isolatiedelen 11, 12, 13 zijn ieder van kunststof, meer specifiek van een geschuimd kunststof zoals bijvoorbeeld geëxpandeerd polystyreen (EPS). De isolatiedelen 11, 12, 13 verschillen van ieder wat betreft de thermisch isolerende eigenschappen. Dit verschil komt tot uitdrukking in de warmtegeleidingscoëfficiënt van het kunststofmateriaal waarvan de respectievelijke isolatiedelen 11, 12, 13 zijn gemaakt. De warmtegeleidingscoëfficiënten van de materialen van de isolatiedelen 11, 12, 13 is voor ieder van deze materialen in ieder geval kleiner dan 0,08 W/mK. Naarmate de warmtegeleidingscoëfficiënt kleiner is, zijn de thermisch isolerende eigenschappen beter. Het materiaal van de twee derde isolatiedelen 13 heeft de laagste warmtegeleidingscoëfficiënt terwijl het materiaal van de twee tweede isolatiedelen de hoogste warmtegeleidingscoëfficiënten heeft. Dit betekent dus dat de warmtegeleidingscoëfficiënt van het materiaal van het eerste isolatiedeel is gelegen tussen die van de materialen van de tweede isolatiedelen en van de derde isolatiedelen. Typische waarden voor de betreffende warmtegeleidingscoëfficiënten zijn tussen 0,04 en 0,07 W/mK voor het materiaal van de tweede isolatiedelen 12, tussen 0,035 en 0,045 W/mK voor het materiaal van het eerste isolatiedeel 11 en tussen 0,028 en 0,035 W/mK voor het materiaal van de derde isolatiedelen 13.
De tweede isolatiedelen 12 hebben een rechthoekige vorm niet alleen in dwarsdoorsnede zoals zichtbaar is in figuur 1 maar ook in horizontale en in verticale langsdoorsnede. Het kunststof EPS materiaal waarvan de tweede isolatiedelen 12 zijn vervaardigd is niet noodzakelijkerwijs vormvast. Dit kan zijn omdat het materiaal van de isolatiedelen 12 een laag soortelijke gewicht heeft of doordat het materiaal van de isolatiedelen 12 een laagwaardig grondstof, zoals gerecycled kunststof materiaal, betreft. De tweede isolatiedelen 12 zijn naast de ribben 5 voorzien, meer specifiek tussen ribben 5 onder het gebied waar het constructieve deel 2 relatief dun is. Dit houdt in dat een relatief groot deel van de dikte van vloerplaat 1 tussen de twee ribben 5 beschikbaar is om aldaar materiaal voor het isolerend deel 3 te voorzien. Deze beschikbare dikte wordt bij de uitvinding met voordeel gebruikt door aldaar een relatief laagwaardig isolatiemateriaal in de twee tweede isolatiedelen 12 toe te passen. Het verticale brugdeel 15 van het eerste isolatiedeel 11 tussen de twee tweede isolatiedelen 12 en de horizontale brugdelen 16 van het eerste isolatiedeel 11 onder de twee tweede isolatiedelen 12 verschaffen het isolerend deel 3 een verhoogde stijfheid. Dit is van belang tijdens het productieproces van de vloerplaten 1 omdat tijdens het storten van beton op het isolerend deel 3 om het constructieve deel 2 te vormen, personen over het isolerend deel 3 lopen en het isolerend deel 3 dus in staat moet zijn om dit gewicht en het gewicht van het beton te dragen.
De twee tweede isolatiedelen 12 worden niet alleen in dwarsdoorsnede zoals zichtbaar in figuur 1, maar ook in verticale en horizontale langsdoorsnede volledig omgeven door het eerste isolatiedeel 11 waarbij het EPS materiaal van het eerste isolatiedeel 11 grenst aan het volledige buitenoppervlak van de twee tweede isolatiedelen 12. Het eventueel niet of slechts zeer beperkt vormvast zijn van de tweede isolatiedelen uit zich doordat het kunststof materiaal van de tweede isolatiedelen een drukvastheid heeft die kleiner is dan 40 kPa.
De twee derde isolatiedelen 13 verschillen van elkaar voor wat betreft hun vormgeving in die zin dat in figuur 1 het rechter derde isolatiedeel 13 zich uitstrekt aan de buitenzijde van het constructief deel 2 naast rib 5 aan die buitenzijde van vloerplaat 1. De twee derde isolatiedelen 13 hebben met elkaar gemeenschappelijk dat zij zich uitstrekken aan de onderzijde van een rib 5 en recht onder de ribben 5 de volledige ruimte van het isolerend deel 3 in beslag nemen. Door op die posities een isolatiedeel toe te passen met hoogwaardige isolerende eigenschappen wordt bereikt dat de dikte van vloerplaat 1 beperkt kan blijven en dat desondanks een relatief hoge Rc waarde voor de vloerplaat 1 kan worden verkregen. Wanneer men er bijvoorbeeld bij het ontwerp van vloerplaat 1 voor gekozen zou hebben om geen gebruik te maken van derde isolatiedelen 13 maar in dat gebied van het isolerende deel 3 gebruik te maken van hetzelfde materiaal als waarvan het eerste isolatiedeel 11 is vervaardigd, zou dit betekenen dat het isolerend deel 3 onder de ribben 5 een grotere hoogte zou hebben waardoor de totale dikte van vloerplaat 1 zou toenemen.
Het is ook denkbaar om ten minste recht onder de ribben 5 een alternatief voorgevormd isolatiedeel toe te passen die wordt gekozen uit een groep hoogwaardige isolatiedelen zoals isolatiedelen van het Vacuum Insulated Panel (VIP) type, van aerogel, van resolschuim, van polyisocyanuraat schuim of van polyurethaan schuim. Dergelijke hoogwaardige isolatiedelen kenmerken zich door een relatief laag tot zeer lage warmtegeleidingscoëfficiënt van ten hoogste 0,025 W/mK en typisch tussen 0,004 W/mK en 0,015 W/mK. Dergelijke voorgevormde isolatiedelen zouden dan bijvoorbeeld als strippen kunnen zijn uitgevoerd die ten minste in dwarsdoorsnede en eventueel ook in horizontale en verticale langsdoorsnede ten dele of volledig omgeven worden door ander isolatiemateriaal, zoals van de derde isolatiedelen of van het eerste isolatiedeel. In dat laatste geval zou er geen sprake zijn van aparte derde isolatiedelen 13 zoals voorgaand omschreven maar zou het eerste isolatiedeel 11 uitgebreid zijn met de gebieden die in de figuren 1 en 2 worden ingenomen door de derde isolatiedelen 13. In het rechter vloerdeel 1 in figuur 1 is een dergelijk alternatief isolatiedeel met stippellijnen en verwijzingscijfer 17 aangeduid. De toepassing van een dergelijk alternatief voorgevormd isolatiedeel 17 biedt de mogelijkheid om het vloerdeel 1 dunner uit te voeren of bij dezelfde dikte een hogere warmteweerstand te verschaffen.
Tenslotte wordt opgemerkt dat het isolerend deel 3 recht onder de twee tweede isolatiedelen 12 rechthoekige uitsparingen 14 in de onderzijde van het isolerend deel 3 en dus in de onderzijde van vloerplaat 1 omvat. Deze twee uitsparingen 14 zijn aanwezig vanwege het productieproces van vloerplaten 1, meer specifiek van het isolerend deel 3 daarvan, welke navolgend aan de hand van de figuren 3 tot en met 6 nader zal worden toegelicht. Overigens is het ook mogelijk dat de onderzijde van het isolerend deel 3 bijvoorbeeld volledig vlak is en geen uitsparingen zoals uitsparingen 14 omvat. Binnen het kader van de onderhavige uitvinding wordt opgemerkt dat een uitsparing ook aan een (rand) van een isolerend deel 3 aanwezig kan zijn.
Figuur 3 toont een matrijs 21 voor het daarin vormen van een isolerend deel 3. De matrijs 21 omvat een eerste matrijsdeel 22 en een tweede matrijsdeel 23 die ten opzichte van elkaar heen en weer beweegbaar zijn in de richting van dubbele pijl 24 zodat de situaties volgens de figuren 3 tot en met 6 kunnen worden gerealiseerd.
Het eerste matrijsdeel 21 omvat een matrijsplaat 25, een opvulplaat 26 en een matrijskern 27 welke onderling star maar losmaakbaar met elkaar zijn verbonden. De matrijskern 27 heeft in hoofdzaak de vorm van constructief deel 2. De binnenzijde van de matrijskern 27 vormt de feitelijke matrijswand en bepaalt mede de vorm van het isolerend deel 3 zoals dat binnen de matrijs als geheel wordt gevormd. Voor het vormen van de uitsparingen in het isolerend deel 3 voor de ribben 5 omvat de matrijskern 27 uitsparingsdelen 18.
Het tweede matrijsdeel 23 is in hoofdzaak bakvormig met opstaande wanden 28 en bodem 29. Verder omvat het tweede matrijsdeel 23 twee matrijskernen 30 die ten opzichte van bodem 29 heen en weer verplaatsbaar zijn tussen een eerste positie volgens figuur 3 en een tweede positie volgens figuur 6, eveneens volgens dubbele pijl 24. De trekkernen 30 zijn balkvormig en strekken zich over vrijwel de volledige lengte (loodrecht op het vlak van tekeningen) van matrijs 21 uit. In het onderhavige voorbeeld komt de lengte van de trekkernen 30 overeen met die van de uitsparingen 14. Alternatief is het ook mogelijk om een aantal trekkernen met een lengte van bijvoorbeeld 1 meter in lijn met elkaar op een afstand die bijvoorbeeld gelijk is aan de breedte van brugdeel 15 toe te passen. De trekkernen 30 kunnen in horizontale langsdoorsnede ook anders dan rechthoekig zijn gevormd bijvoorbeeld ovaal. De trekkernen 30 omvatten ieder staande matrijswanddelen 31 (ook aan de kopse uiteinden van trekkernen 30) en een liggend matrijswanddeel 32 dat is gericht naar de matrijskern 2.
Verder omvat het tweede matrijsdeel 23 twee boogvormige scheidingsplaten 33. De scheidingsplaten 33 strekken zich uit over de volledige lengte van matrijs 21 en zijn heen en weer zwenkbaar ten opzichte van bodem 29 en opstaande wanden 28 van het tweede matrijsdeel 23 om zwenkas 34 tussen een eerste stand volgens figuur 3 waarbij de bovenste langsrand aanligt tegen de uitsparingsdelen 18 van de matrijskern 27 en de onderste langsrand onder de bovenzijde van bodem 29 is gelegen en een tweede stand volgens de figuren 4 tot en met 6 waarbij de bovenste langsrand van de scheidingsplaat 33 op hetzelfde niveau is gelegen als de binnenzijde van bodem 29. Tijdens de genoemde zwenking blijven de scheidingsplaten 33 in hun respectievelijke eigen vlakken zodat geen materiaal wordt weggedrukt door scheidingsplaten 33. Om de genoemde zwenking van de boogvormige scheidingsplaten 33 mogelijk te maken zijn in bodem 29 twee boogvormige uitsparingen 35 voorzien. Alternatief is het ook mogelijk om vlakke scheidingsplaten toe te passen die dusdanig kan transleren dat de scheidingsplaten in hun eigen vlak blijven. Het is ook denkbaar om de scheidingsplaten in de richting loodrecht op het vlak van tekening in en uit de matrijsruimte te verplaatsen, bijvoorbeeld te transleren, hetgeen ook mogelijk zou kunnen zijn voor de boogvormige scheidingsplaten 33.
Verder omvat matrijs 21 niet nader getoonde stoomkamers. Een eerste stoomkamer hoort bij het eerste matrijsdeel 22 en is daarboven voorzien. Een tweede stoomkamer hoort bij het tweede matrijsdeel 23 en is aan de buitenkant naast en onder het tweede matrijsdeel 23 voorzien. Verder zijn relatief kleine stoomkamers voorzien direct onder de liggende matrijswanddelen 32 van trekkernen 30. De stoomkamers zijn via één of een aantal toevoerleidingen aangesloten op een stoombron voor toevoer van stoom en via één of een aantal afvoerleidingen aangesloten op een condensor voor afvoer van (gebruikte) stoom. In de matrijswanden van de matrijs 21 zijn verder niet nader getoonde stoommondstukken voorzien via welke stoom afkomstig van een stoomkamer toegelaten kan worden tot de matrijsruimte dan wel gebruikte stoom juist weer uit de matrijsruimte kan worden afgevoerd naar een andere stoomruimte. De stoom wordt toegepast om korrelvormig EPS uitgangsmateriaal dat zich in de gesloten matrijs bevindt onderling te laten binden en tot een schuimachtige eenheid te maken. Voor het toevoeren van het korrelvormig EPS uitgangsmateriaal zijn in de matrijswanden 21 niet nader getoonde injectoren voorzien via welke het korrelvormig uitgangsmateriaal aan de (diverse delen van de matrijsruimte kan worden toegevoerd.
Figuur 3 toont de matrijs 21 in gesloten toestand waarbij matrijskern 27 juist valt binnen opstaande wanden 28. Tussen het eerste matrijsdeel 22 en het tweede matrijsdeel 23 is er sprake van een matrijsruimte 51. De boogvormige scheidingsplaten 33 bevinden zich in de eerste stand. Ook de trekkernen 30 bevinden zich in de eerste stand. Vanwege de eerste stand van de boogvormige scheidingsplaten 33 is de matrijsruimte verdeeld in drie gebieden 52, 53, 54. Voor het produceren van een isolerend deel 3 wordt aan de gebieden 52 en 54 via injectoren korrelvormig schuimbaar kunststof EPS materiaal aan de gebieden 52, 54 toegevoerd. De betreffende korrels zijn van een dusdanige kwaliteit dat deze kunnen worden geschuimd door toevoeging van stoom aan de betreffende gebieden 52, 54 tot het materiaal van de derde isolatiedelen 13. Aan gebied 53 wordt via één of een aantal andere injectoren eveneens korrelvormig schuimbaar kunststof EPS materiaal toegevoerd dat nadat stoom is toegevoegd aan gebied 53 een schuim wordt. Door tijdens het schuimen van de korrels binnen de gebieden 52, 53, 54 de scheidingsplaten 33 te zwenken van de eerste stand naar de tweede stand volgens figuur 4 wordt bereikt dat er een goede hechting ontstaat tussen het materiaal van de twee derde isolatiedelen 13 en het materiaal van het eerste isolatiedeel 11. In eerste instantie vind de toevoer van stoom aan de gebieden 52, 53 en 54 slechts relatief kort, bijvoorbeeld gedurende slechts 2 sec plaats. Deze korte bestoming is voldoende om tussen de korrels onderlinge samenhang te laten ontstaan maar onvoldoende om de drukvastheid te bereiken die voor het uiteindelijke eindproduct vereist is.
In een volgende fase van het productieproces bewegen de trekkernen 30 zich van de eerste stand in de richting van de tweede stand totdat zij de positie volgens figuur 4 aannemen. Mede vanwege de samenhang die in de voorgaande fase is ontstaan tussen de EPS korrels in de gebieden 52, 53 en 54 wordt aldus de matrijsruimte vergroot met twee gebieden 55 waarin via injectoren die zijn voorzien in de liggende matrijswanddelen 32 korrelvormig schuimbaar kunststof EPS materiaal wordt toegevoerd. Ook dit materiaal wordt vervolgens door bestoming geschuimd zodat in de gebieden 55 de twee tweede isolatiedelen 12 gaan ontstaan. De duur van de bestoming van het materiaal in gebieden 55 is relatief kort bijvoorbeeld 2 sec en wederom juist voldoende om onderlinge hechting van de betreffende korrels op te laten treden. Vanwege de relatief korte bestoming in de voorgaande fase van het materiaal in gebied 53 treedt bovendien ook hechting op tussen het materiaal in gebied 53 en in gebieden 55.
In een volgende fase trekken de trekkernen 30 zich nog verder terug in de richting van de tweede stand totdat de situatie volgens figuur 5 is bereikt waarbij de liggende matrijswanddelen 32 op afstand X boven de binnenzijde van bodem 29 is gelegen. Deze afstand X komt overeen met de diepte van de uitsparingen 14. Zoals eerder al aangegeven kan X ook de waarde 0 mm hebben. Via injectoren in de liggende matrijswanddelen 32 wordt vervolgens korrelvormig schuimbaar kunststof EPS materiaal, dat van dezelfde kwaliteit is als het korrelvormig materiaal dat aan gebied 53 is toegevoerd, toegevoerd aan gebied 56.
Ook dit materiaal wordt kort, bijvoorbeeld 1 sec, bestoomd zodat de korrels in gebied 56 onderling hechten.
Daarna wordt gedurende een zekere tijdsperiode van bijvoorbeeld 6 sec, stoom aan het materiaal in alle gebieden 51 - 56 toegevoerd om de onderlinge hechting van het materiaal binnen ieder van de gebieden 51- 56 maar ook materiaal dat aan elkaar grenst ter plaatse van de overgang tussen de gebieden 51 - 56 te verhogen waardoor een geschikte vormvastheid ontstaat van het isolerend deel 3 als geheel ontstaat. Het materiaal zal zich bovendien volledig of althans vrijwel volledig tot een schuim vormen binnen de volledige ruimte van de gebieden 51-56.
In een laatste fase volgens figuur 6 opent matrijs 21 zich doordat het eerste matrijsdeel 21 en het tweede matrijsdeel 23 van elkaar af worden bewogen. In figuur 6 is zichtbaar hoe de trekkernen 30 helemaal zijn teruggetrokken tot de tweede stand, hetgeen overigens niet strikt noodzakelijk is. Na het openen van de matrijs 21 kan het isolerend deel 3 met de isolatiedelen 11, 12 en 13 zoals voorgaand reeds omschreven, uit de matrijs worden verwijderd.
Bij het produceren van vloerplaat 1 worden een aantal isolerend delen 3, bijvoorbeeld vijf met ieder een lengte van 1,2 meter, in lijn met elkaar in een bak met open bovenzijde gelegd waarbij staande langsranden van de bak, die in het voorbeeld een lengte van 6 meter heeft, aanliggen tegen de langszijden van de isolerend delen. De bak heeft een hoogte die ten minste even groot is als de dikte van de te produceren vloerplaat 1. Vervolgens worden wapeningsdraden in de gebieden van ribben 5 gespannen en wordt beton op de isolerend delen 3 gestort. Na het uitharden van het beton is een vloerplaat 1 geproduceerd.
Alhoewel bovenstaand is omschreven hoe een isolerend deel 3 als geheel in een matrijs met een gesloten matrijsruimte is gevormd zijn ook andere werkwijzen mogelijk om een isolerend deel volgens de uitvinding te produceren. Zo wordt er bijvoorbeeld op gewezen dat het ook mogelijk is om de verschillende isolatiedelen 11, 12, 13 separaat te produceren en deze vervolgens onderling te verlijmen. De vormgeving van de isolatiedelen 11, 12 of 13 kan daarbij aangepast worden om specifiek geschikt te zijn voor dergelijke verlijming.
Het moge duidelijk zijn dat in dat geval de verschillende isolatiedelen 11, 12 en 13 ook van andersoortige isolatiematerialen dan EPS kunnen zijn vervaardigd, bijvoorbeeld van polyisocyanuraat schuim, PUR schuim, resol schuim van geëxtrudeerd polystyreen (XPS). Dit soort materialen kunnen op een andere wijze dan middels bestoming in een matrijs tot isolatiedelen worden vervaardigd. Te denken valt bijvoorbeeld aan continue productieprocessen zoals het extrusie proces.
Indien men gebruik wenst te maken van isolatiedelen recht onder de uitsparingen van een hoogwaardige kwaliteit (warmtegeleidingscoëfficiënt kleiner dan 0,025 W/mK) zoals voorgaand omschreven, kan men eventueel afzien van de toepassing van de scheidingsplaten 33. De betreffende isolatiedelen kunnen op geschikte posities binnen de matrijsruimte 51 worden gepositioneerd met behulp van aangrijporganen zoals zuigmonden of naalden die eventueel op afstand van hun uiteinden zijn voorzien van een aanslag. De betreffende aangrijporganen kunnen nadat de betreffende isolatiedelen zijn omgeven door korrelvormig EPS uitgangsmateriaal of kort na de start van eerste bestoming daarvan, uit de matrijsruimte 51 worden verplaatst.
Alhoewel de uitvinding bovenstaand is toegelicht aan de hand van een enkele uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij het vloerdeel wordt gevormd door een ribcassettevloer, is het ook mogelijk de uitvinding toe te passen bij andere typen systeemvloeren. Met name wordt in dit verband gewezen op een zogenaamde broodjesvloer waarbij gebruik wordt gemaakt van voorgespannen betonnen liggers die in dwarsdoorsnede de vorm hebben een omgekeerde T. Tussen de betonnen liggers worden isolerende vulblokken, veelal van polystyreen, voorzien die zich ook onder de betonnen liggers uitstrekken. Op het geheel van de betonnen liggers en de daar tussen voorzien vulblokken wordt beton gestort waardoor een betonnen deklaag ontstaat.

Claims (33)

1. Vloerdeel omvattende een constructief deel van beton dat een deklaag aan de bovenzijde van het vloerdeel alsmede ten minste één rib die op de onderzijde van de deklaag aansluit, vormt en een isolerend deel van kunststof dat grenst aan de onderzijde van het constructieve deel welk isolerend deel zich zowel naast de ten minste ene rib als onder de ten minste ene rib uitstrekt waarbij de onderzijde van het isolerend deel de onderzijde van het vloerdeel vormt, met het kenmerk, dat het isolerend deel ten minste twee isolatiedelen omvat ieder van een kunststof materiaal waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënten van de respectievelijke kunststof materialen van de ten minste twee isolatiedelen van elkaar verschillen en in ieder geval kleiner zijn dan 0,08 W/mK.
2. Vloerdeel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ten minste twee isolatiedelen een eerste isolatiedeel (11) van een eerste kunststof materiaal en ten minste één tweede isolatiedeel (12) van een tweede kunststof materiaal omvatten waarbij althans in een dwarsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene tweede isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het eerste kunststof materiaal lager is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het tweede kunststof materiaal en waarbij het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste deels naast de ten minste ene rib is voorzien.
3. Vloerdeel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in de dwarsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel volledig wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel.
4. Vloerdeel volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat ook in een verticale langsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene tweede isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel.
5. Vloerdeel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in de verticale langsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel volledig wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel.
6. Vloerdeel volgens conclusie 2, 3, 4 of 5, met het kenmerk, dat ieder van de ten minste ene tweede isolatiedelen althans in hoofdzaak in dwarsdoorsnede een rechthoekige vorm heeft.
7. Vloerdeel volgens één van de conclusies 2 tot en met 6, met het kenmerk, dat het isolerend deel ten minste twee tweede isolatiedelen omvat die naast elkaar zijn gelegen.
8. Vloerdeel volgens één van de conclusies 2 tot en met 7, met het kenmerk, dat het ten minste ene tweede isolatiedeel een drukvastheid heeft die kleiner is dan 40 kPa.
9. Vloerdeel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste twee isolatiedelen ten minste één derde isolatiedeel (13, 17) van een derde materiaal en een vierde isolatiedeel (11) van een vierde kunststof materiaal omvatten waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het derde materiaal kleiner is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het vierde materiaal en het derde isolatiedeel zich ten minste deels recht onder de ten minste ene rib uitstrekt.
10. Vloerdeel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het ten minste ene derde isolatiedeel zich ten minste uitstrekt over het grootste deel van het volume van het isolerend deel voor zover dat zich recht onder de ten minste ene rib uitstrekt.
11. Vloerdeel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het ten minste ene derde isolatiedeel zich uitstrekt over het volledige deel van het volume van het isolerend deel voor zover dat zich recht onder de ten minste ene rib uitstrekt.
12. Vloerdeel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het ten minste ene derde isolatiedeel een voorgevormd isolatiedeel betreft en althans in een dwarsdoorsnede ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene derde isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan een ander isolatiedeel van het isolerend deel waarbij het andere isolatiedeel van een ander kunststof materiaal is en waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het andere kunststof materiaal hoger is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het derde materiaal.
13. Vloerdeel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat in de dwarsdoorsnede het ten minste ene derde voorgevormde isolatiedeel volledig wordt omgeven door en grenst aan het andere isolatiedeel.
14. Vloerdeel volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat ook in een verticale langsdoorsnede het ten minste ene derde voorgevormde isolatiedeel ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene derde isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan het andere isolatiedeel.
15. Vloerdeel volgens conclusie 12, 13 of 14, met het kenmerk, dat in de verticale langsdoorsnede het ten minste ene derde voorgevormde isolatiedeel volledig wordt omgeven door en grenst aan het andere isolatiedeel.
16. Vloerdeel volgens conclusie 2 en volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het eerste isolatiedeel en het vierde isolatiedeel hetzelfde isolatiedeel zijn.
17. Vloerdeel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het constructieve deel aan of althans nabij tegen over elkaar gelegen langszijden van het vloerdeel twee evenwijdige ribben omvat.
18. Vloerdeel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de deklaag en de ten minste ene rib een integraal deel met elkaar vormen die gezamenlijk van beton zijn gegoten, waarbij het vloerdeel een prefab vloerelement betreft.
19. Vloerdeel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee kunststof materialen van de ten minste twee isolatiedelen geschuimde materialen zijn.
20. Isolerend deel voor toepassing in een vloerdeel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het isolerend deel een bovenzijde heeft die deels althans in hoofdzaak vlak is en waarin ten minste één, zich in de lengterichting van het isolerende deel uitstrekkende, uitsparing is voorzien voor de latere opname daarin van de ten minste ene rib van het constructieve deel van het vloerdeel, waarbij het isolerend deel ten minste twee isolatiedelen omvat ieder van een kunststof materiaal waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënten van de respectievelijke kunststof materialen van de ten minste twee isolatiedelen van elkaar verschillen en in ieder geval kleiner zijn dan 0,08 W/mK.
21. Isolerend deel volgens conclusie 20 voor toepassing in een vloerdeel volgens één van de conclusies 2 tot en met 8, met het kenmerk, dat de ten minste twee isolatiedelen een eerste isolatiedeel van een eerste kunststof materiaal en ten minste één tweede isolatiedeel van een tweede kunststof materiaal omvatten waarbij althans in een dwarsdoorsnede het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste aan de bovenzijde en aan de zijkanten van het ten minste ene tweede isolatiedeel wordt omgeven door en grenst aan het eerste isolatiedeel waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het eerste kunststof materiaal lager is dan de warmtegeleidingscoëfficiënt van het tweede kunststof materiaal en waarbij het ten minste ene tweede isolatiedeel ten minste deels naast de ten minste ene uitsparing voor de ten minste ene rib is voorzien.
22. Isolerend deel volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat de ten minste twee isolatiedelen ten minste één derde isolatiedeel van een derde materiaal en een vierde isolatiedeel van een vierde kunststof materiaal omvatten waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënt van het derde materiaal kleiner is dan de ten warmtegeleidingscoëfficiënt van het vierde materiaal en het derde isolatiedeel zich ten minste deels recht onder de ten minste ene uitsparing voor de ten minste ene rib uitstrekt.
23. Isolerend deel volgens conclusie 21 en 22, met het kenmerk, dat het eerste isolatiedeel en het vierde isolatiedeel hetzelfde isolatiedeel zijn.
24. Isolerend deel volgens conclusie 20, 21, 22 of 23, met het kenmerk, dat het isolerend deel als geheel in een matrijs met een gesloten matrijsruimte is gevormd.
25. Werkwijze voor het produceren van een isolerend deel volgens conclusie 24 omvattende de stappen van A het naar elkaar toe verplaatsen van wanddelen van een matrijs voor het sluiten van een matrijsruimte behorende bij de matrijs waarbij de wanddelen ten minste één uitsparingsdeel hebben voor het aldaar vormen van de ten minste ene uitsparing in het isolerend deel , B het verdelen van de matrijsruimte in ten minste twee matrijsdeelruimtes, C het toevoeren van hoeveelheden uitgangsmateriaal voor de kunststofmaterialen voor de respectievelijke isolatiedelen naar de ten minste twee matrijsdeelruimtes, D het laten vormen van het tijdens stap C aan de ten minste twee matrijsdeelruimtes toegevoerde uitgangsmateriaal tot het kunststof materiaal voor de respectievelijke isolatiedelen waarbij de warmtegeleidingscoëfficiënten van de respectievelijke kunststof materialen van de ten minste twee isolatiedelen van elkaar verschillen en in ieder geval kleiner zijn dan 0,08 W/mK, E het van elkaar verplaatsen van de wanddelen van de matrijs voor het openen van de matrijsruimte, F het uit de matrijsruimte nemen van het isolerend deel.
26. Werkwijze volgens conclusie 25 voor het produceren van een isolerend deel volgens conclusie 21 voor toepassing in een vloerdeel volgens één van de conclusies 2 tot en met 8 omvattende de stappen van C1 het toevoeren van een hoeveelheid van uitgangsmateriaal voor het eerste kunststof materiaal aan ten minste een eerste matrijsdeelruimte van de matrijsruimte, D1 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C1 aan de eerste matrijsdeelruimte toegevoerde uitgangsmateriaal voor het eerste kunststof materiaal tot het eerste isolatiedeel of althans een deel daarvan, B1 het na stap D1 verplaatsen van ten minste een deel van een wanddeel van de matrijs waardoor de matrijsruimte groter wordt en het vergrote deel ten minste één tweede matrijsdeelruimte vormt, C2 het toevoeren van een hoeveelheid van uitgangsmateriaal voor het tweede kunststof materiaal in de ten minste ene tweede deelruimte, D2 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C2 aan de ten minste ene tweede matrijsdeelruimte uitgangsmateriaal voor het tweede kunststof materiaal tot het ten minste ene tweede isolatiedeel of althans een deel daarvan.
27. Werkwijze volgens conclusie 26 voor het produceren van een isolerend deel voor toepassing in een vloerdeel volgens conclusie 3, omvattende de stappen van B2 het na de stappen C1, D1, B1, C2 en D2 verder verplaatsen van het ten minste ene deel van een wanddeel van de matrijs waardoor de matrijsruimte verder wordt vergroot, C3 het toevoeren van een hoeveelheid van uitgangsmateriaal voor het eerste kunststof materiaal in het deel van de matrijsruimte dat tijdens stap B2 verder is vergroot, D3 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C3 aan het verder vergrote deel van de matrijsruimte toegevoerde uitgangsmateriaal voor het eerste kunststof materiaal tot een verder deel van het eerste isolatiedeel.
28. Werkwijze volgens conclusie 25 voor het produceren van een isolerend deel volgens conclusie 22 voor toepassing in een vloerdeel volgens één van de conclusies 9 tot en met 15 omvattende de stappen van B3 het met ten minste één scheidingsorgaan in ten minste één derde matrijsdeelruimte en een vierde matrijsdeelruimte verdelen van de matrijsruimte, C4 het toevoeren van een hoeveelheid van het uitgangsmateriaal voor het derde kunststof materiaal aan de ten minste ene derde matrijsdeelruimte, C5 het toevoeren van een hoeveelheid van het uitgangsmateriaal voor het vierde kunststof materiaal aan de vierde matrijsdeelruimte, D4 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C4 aan de ten minste ene derde matrijsdeelruimte toegevoerde uitgangsmateriaal tot het ten minste ene derde isolatiedeel, D5 het ten minste ten dele laten vormen van het tijdens stap C5 aan de vierde matrijsdeelruimte toegevoerde uitgangsmateriaal tot het vierde isolatiedeel, B4 het tijdens stappen D4 en D5 uit de matrijsruimte verplaatsen van het ten minste ene scheidingsorgaan.
29. Werkwijze volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat stappen D4 en D5 gelijktijdig worden uitgevoerd.
30. Werkwijze volgens conclusie 28 of 29, met het kenmerk, dat het ten minste ene scheidingsorgaan plaatvormig is en tijdens stap B4, althans binnen de matrijsruimte, in zijn eigen vlak blijft.
31. Werkwijze volgens conclusie 28, 29 of 30, met het kenmerk, dat het ten minste ene scheidingsorgaan tijdens stap B3 aanligt tegen een staand deel van het ten minste ene uitsparingsdeel van de wanddelen van de matrijs.
32. Werkwijze volgens conclusies 26 en 28 voor het produceren van een isolerend deel volgens conclusie 23 voor toepassing in een vloerdeel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de eerste matrijsdeelruimte en de vierde matrijsdeelruimte dezelfde matrijsdeelruimte zijn.
33. Werkwijze volgens één van de conclusies 25 tot en met 32, waarbij ten minste het vormen van de ten minste twee isolatiedelen waarvan de respectievelijke kunststofmaterialen van elkaar verschillende warmtegeleidingscoëfficiënten hebben, plaats vindt door het schuimen van respectievelijke uitgangsmaterialen voor de ten minste twee kunststofmaterialen.
NL2012280A 2014-02-18 2014-02-18 Vloerdeel. NL2012280C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012280A NL2012280C2 (nl) 2014-02-18 2014-02-18 Vloerdeel.
EP15155459.9A EP2907933B1 (en) 2014-02-18 2015-02-17 Prefabricated floor element

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012280A NL2012280C2 (nl) 2014-02-18 2014-02-18 Vloerdeel.
NL2012280 2014-02-18

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2012280C2 true NL2012280C2 (nl) 2015-08-25

Family

ID=50687582

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2012280A NL2012280C2 (nl) 2014-02-18 2014-02-18 Vloerdeel.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2907933B1 (nl)
NL (1) NL2012280C2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BR112022020008A2 (pt) * 2020-04-10 2022-11-22 Owens Corning Intellectual Capital Llc Borda não combustível para painéis de parede sanduíche de concreto isolados

Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2575205A1 (fr) * 1984-12-20 1986-06-27 Cote Francois Dispositions ameliorant la resistance mecanique, en cours de mise en oeuvre des composants d'un plancher isolant
EP0288385A1 (fr) * 1987-04-23 1988-10-26 Societe Anonyme De Recherche Et D'etudes Techniques S.A.R.E.T Elément de construction préfabriqué à isolation thermique intégrée, notamment élément de plancher et procédé pour sa fabrication
US4841702A (en) * 1988-02-22 1989-06-27 Huettemann Erik W Insulated concrete building panels and method of making the same
JPH04185326A (ja) * 1990-11-19 1992-07-02 Kanegafuchi Chem Ind Co Ltd 発泡成形品の成形方法
EP1126095A2 (en) * 2000-02-18 2001-08-22 Sergio Zambelli Prefabricated concrete panel for building floors in civil or industrial structures
US6817150B1 (en) * 2003-03-20 2004-11-16 Patrick E. Boeshart Form system for poured concrete
US20060075707A1 (en) * 2004-10-13 2006-04-13 Plastedil S.A. Floor structure
WO2006134581A1 (en) * 2005-06-13 2006-12-21 Kingspan Research And Developments Limited An insulating panel
FR2951754A1 (fr) * 2009-10-27 2011-04-29 Isobox Technologies Entrevous isolant de plancher en matiere plastique expansee

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2432578A2 (fr) * 1978-08-03 1980-02-29 Rhinolith Element de construction prefabrique

Patent Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2575205A1 (fr) * 1984-12-20 1986-06-27 Cote Francois Dispositions ameliorant la resistance mecanique, en cours de mise en oeuvre des composants d'un plancher isolant
EP0288385A1 (fr) * 1987-04-23 1988-10-26 Societe Anonyme De Recherche Et D'etudes Techniques S.A.R.E.T Elément de construction préfabriqué à isolation thermique intégrée, notamment élément de plancher et procédé pour sa fabrication
US4841702A (en) * 1988-02-22 1989-06-27 Huettemann Erik W Insulated concrete building panels and method of making the same
JPH04185326A (ja) * 1990-11-19 1992-07-02 Kanegafuchi Chem Ind Co Ltd 発泡成形品の成形方法
EP1126095A2 (en) * 2000-02-18 2001-08-22 Sergio Zambelli Prefabricated concrete panel for building floors in civil or industrial structures
US6817150B1 (en) * 2003-03-20 2004-11-16 Patrick E. Boeshart Form system for poured concrete
US20060075707A1 (en) * 2004-10-13 2006-04-13 Plastedil S.A. Floor structure
WO2006134581A1 (en) * 2005-06-13 2006-12-21 Kingspan Research And Developments Limited An insulating panel
FR2951754A1 (fr) * 2009-10-27 2011-04-29 Isobox Technologies Entrevous isolant de plancher en matiere plastique expansee

Also Published As

Publication number Publication date
EP2907933A1 (en) 2015-08-19
EP2907933B1 (en) 2021-06-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
GB2269836A (en) Composite roofing element
NL2012280C2 (nl) Vloerdeel.
WO1997045603A1 (en) Lightweight structural panel configured to receive poured concrete and used in wall construction
US20180245335A1 (en) Insulating panel and insulating arrangement
US4141946A (en) Hollow-core concrete slabs and the method of making the same
NL1003858C2 (nl) Vleugelvloerelement van beton.
US4041669A (en) Hollow-core concrete slabs
US11155994B2 (en) Modular prefabricated wall system and a method of assembly thereof
CN102971124B (zh) 空心面板以及用于制造空心面板的模具
US1708555A (en) Process of molding cement slabs
EP0063922A1 (en) Building panel
NL2001794C2 (nl) Isolatiepaneel, een spouwmuur voorzien van dergelijke isolatiepanelen en een werkwijze voor het vervaardigen van een spouwmuur.
NL2010730C2 (nl) Mal voor ijsbeeld, en werkwijze voor maken ijsbeeld.
EP4045728B1 (en) Thermal insulation plate and its use
TWM509827U (zh) 具有加勁結構的預鑄發泡水泥板及其模具與預鑄牆結構
BE1008055A4 (nl) Uit isolerend materiaal bestaande mal voor het vervaardigen van een betonnen vloerelement en werkwijze voor het vervaardigen van een betonnen vloerelement.
NL1040739B1 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een sandwichstructuur, sandwichstructuur en constructie.
NL1023761C2 (nl) Betonvloerdeel.
WO2009067723A2 (en) A building mould
NL8303626A (nl) Vloerplaatelement, alsmede werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
CN103859127A (zh) 一种巧克力冰激淋及其制备方法
US7191999B2 (en) Variable height sideforms
BE1017650A3 (nl) Dakkapel en werkwijze voor het vervaardigen van een dakkapel.
NL8301976A (nl) Uit beton vervaardigd dakelement.
NL1018399C1 (nl) Product en werkwijze voor de realisatie van constructieve betonvloeren.

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230301