NL2011966C2 - Warenhuis en werkwijze voor klimaatbeheersing in een warenhuis. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Warenhuis en werkwijze voor klimaatbeheersing in een warenhuis.

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een warenhuis voor het in een binnenruimte daarvan laten groeien van planten.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor klimaatbeheersing in een dergelijk warenhuis. NL 2006774 openbaart een warenhuis met een aantal binnen het warenhuis opgestelde teeltgoten voor het daarop, meer specifiek op substraatmateriaal dat op/in de goten is voorzien, laten groeien van planten. Het warenhuis heeft verder een luchttoevoersysteem voor het nabij het vloeroppervlak van het warenhuis toevoeren van lucht in de binnenruimte van het warenhuis. Het luchttoevoersysteem omvat een aantal luchtbuizen die zich elk in langsrichting van een respectievelijke teeltgoot, direct onder een teeltgoot, nabij het vloeroppervlak van het warenhuis uitstrekken.

Hoewel het bovenbeschreven bekende systeem in de praktijk goed functioneert kan het verder verbeterd worden ten aanzien van koeling van lucht in het warenhuis.

Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve om een warenhuis te verschaffen met verbeterde voorzieningen ten aanzien van koeling van lucht.

Het genoemde doel is bereikt met het warenhuis volgens de onderhavige uitvinding, omvattende een eerste ventilatiesysteem met ten minste één eerste toevoerventilator die is ingericht voor het in een lager gedeelte van de binnenruimte, tussen de planten, toevoeren van lucht van buiten de binnenruimte, en een tweede ventilatiesysteem voor het tot stand brengen van een luchtstroming door een hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte, in bedrijf ten minste in hoofdzaak boven de planten, het tweede ventilatiesysteem omvattende toevoermiddelen die zijn ingericht voor het in het hoger gedeelte van de binnenruimte toevoeren van lucht van buiten de binnenruimte, en op een afstand van de toevoermiddelen voorziene afvoermiddelen die zijn ingericht voor het uit het hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte afvoeren van lucht van de luchtstroming, waarbij ten minste één van de toevoermiddelen en de afvoermiddelen ten minste één ventilator omvatten voor het toevoeren van lucht in, respectievelijk afvoeren van lucht uit, het hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte.

In het kader van de onderhavige uitvinding is met “een lager gedeelte” en “een hoger gedeelte” bedoeld de ruimte onder en tussen de planten, respectievelijk de ruimte boven het niveau van de planttoppen van de in de binnenruimte aanwezige planten. Gangbaar komt dit niveau ongeveer overeen met het midden van de binnenruimte, in hoogterichting van het warenhuis gezien.

Een voordeel van het warenhuis volgens de onderhavige uitvinding is dat door gebruikmaking van het genoemde tweede ventilatiesysteem een additionele luchtstroming door de binnenruimte wordt gerealiseerd, in een hoger gedeelte ervan, waardoor de luchtstroming in het beneden de plantentoppen gelegen lagere gedeelte van het warenhuis meer stabiel kan worden gehouden. Bovendien kan de capaciteit van de ventilatoren hierdoor zodanig gunstig worden gekozen dat in verschillende omstandigheden ten aanzien van bijvoorbeeld temperatuur en luchtvochtigheid in de binnenruimte ten opzichte van de buitenomgeving, de binnenruimte uiterst efficiënt kan worden geventileerd.

Bij voorkeur is de capaciteit, ofwel het maximaal debiet, van de ten minste ene eerste toevoerventilator, van het eerste ventilatiesysteem, kleiner, bij voorkeur tussen de twee en drie maal kleiner, dan het debiet van de ten minste ene ventilator van het tweede ventilatiesysteem.

Het is gunstig indien de afvoermiddelen ten minste één afvoerventilator omvatten voor het afvoeren van lucht uit de binnenruimte, en waarbij de toevoermiddelen ten minste één toevoerventilator omvatten voor het toevoeren van lucht in de binnenruimte. Alternatief is het gunstig indien de afvoermiddelen ten minste één afvoerventilator omvatten voor het afvoeren van lucht uit de binnenruimte, waarbij de toevoermiddelen zijn gevormd door een doorgang zoals een klep of raam dat open en dicht kan worden gezet, in een wand en/of dak, van het warenhuis. Het met een afvoerventilator afzuigen van lucht uit de binnenruimte brengt relatief weinig verstoringen zoals wervelingen, in de luchtstroming met zich mee.

Bij voorkeur omvat het warenhuis een veelheid van in het hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte voorziene vernevelaars die elk zijn ingericht voor het vernevelen van een vloeistof in lucht van de luchtstroming die door het tweede ventilatiesysteem in het hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte tot stand is gebracht. Door het middels vernevelen van vloeistof, bij voorkeur water, bevochtigen van lucht in de luchtstroming in het hogere gedeelte, boven de plantentoppen, in de binnenruimte van het warenhuis wordt een aanzienlijke toename van de koelcapaciteit gerealiseerd. Een gevolg hiervan is dat de lucht niet opwarmt, althans minimaal, of zelfs enigszins koeler wordt, terwijl deze door het boven de plantentoppen gelegen hogere gedeelte van de binnenruimte stroomt. Aldus wordt op eenvoudige en zeer efficiënte wijze een klimaatsysteem verschaft waarmee de temperatuur in de binnenruimte van het warenhuis in hoge mate kan worden gereguleerd. Bovendien kan hierdoor de capaciteit van de ten minste ene ventilator van het tweede ventilatiesysteem lager zijn.

Het is hierbij gunstig in verband met een gelijke verdeling van de koelcapaciteit indien de binnenruimte een lengte, in de lengterichting, heeft en een breedte dwars op de lengte, waarbij de ten minste ene ventilator een veelheid van ventilatoren betreft, die verdeeld over de breedte, met bij verdere voorkeur een tussenafstand van tussen de ongeveer 6 en 12 meter, ter plaatse van een wand van het warenhuis die de binnenruimte omgeeft, in het hoger gelegen gedeelte, zijn voorzien, voor het tot stand brengen van de luchtstroming, die zich over de breedte van de binnenruimte en in de lengterichting uitstrekt. Bij voorkeur betreft in dit kader de genoemde veelheid van ventilatoren ten minste een hoeveelheid van afvoerventilatoren.

Analoog betreft de ten minste ene afvoerventilator een veelvoud van afvoerventilatoren, die verdeeld over de breedte ter plaatse van een verdere wand van het warenhuis die de binnenruimte omgeeft, in het hoger gelegen gedeelte, zijn voorzien.

Het is tevens gunstig indien de veelheid van vernevelaars verdeeld, bij voorkeur regelmatig en rastervormig verdeeld, over het hoger gedeelte van de binnenruimte is voorzien. Bij voorkeur zijn dus de vernevelaars zowel over de lengte als over de breedte verdeeld voorzien. Een voordelige tussenafstand tussen twee naburige vernevelaars, zowel in de lengterichting als in de breedterichting, is tussen 10 en 30 meter.

Het is verder gunstig indien het warenhuis een warmteoverdrachtselement omvat waardoorheen in bedrijf door de ten minste ene eerste toevoerventilator van buiten de binnenruimte aangezogen toevoerlucht stroomt, en waardoorheen in bedrijf, gescheiden van de toevoerlucht, door de afvoermiddelen uit het hoger gedeelte van de binnenruimte afgevoerde lucht stroomt, waarbij het warmteoverdrachtselement zodanig is geconfigureerd dat warmte kan worden uitgewisseld tussen de toevoerlucht en de afvoerlucht.

Het is verder gunstig indien de binnenruimte van het warenhuis teeltgoten voor het daarop laten groeien van planten omvat, welke teeltgoten zich bij voorkeur in de lengterichting uitstrekken.

Bij voorkeur heeft het eerste ventilatiesysteem een aantal op de ten minste ene eerste toevoerventilator aangesloten zich in de lengterichting uitstrekkende luchtbuizen nabij een vloeroppervlak van de binnenruimte met, verdeeld over de lengte, openingen in een wand ervan, voor het verdeeld over de lengterichting in het lager gedeelte van de binnenruimte toevoeren van lucht. De luchtbuizen strekken zich bij voorkeur tussen rijen van planten uit, welke planten al dan niet op teeltgoten zijn voorzien.

Het is bovendien gunstig indien de toevoermiddelen ten minste één toevoerventilator ter plaatse van een eerste wand van het warenhuis en ter plaatse van een tweede, tegenovergelegen verdere wand van het warenhuis omvatten, waarbij de afvoermiddelen ten minste één, centraal tussen de wand en de tegenovergelegen verdere wand, voorziene afvoerventilator omvatten voor het door een dak van het warenhuis heen afvoeren van lucht uit het hoger gedeelte van de binnenruimte.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor klimaatbeheersing in een warenhuis volgens de uitvinding, omvattende de stappen van: a) het met het eerste ventilatiesysteem in het lagere gedeelte van de binnenruimte toevoeren van lucht van buiten de binnenruimte, b) het met het tweede ventilatiesysteem tot stand brengen van de luchtstroming door het hogere gedeelte van de binnenruimte.

Voordelen van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding zijn analoog aan de bovenomschreven voordelen van het warenhuis volgens de onderhavige uitvinding.

Door het additioneel op de toevoer van lucht in het lagere gedeelte van de binnenruimte tot stand brengen van een luchtstroming door het hogere gedeelte kan een verhoogde koelcapaciteit worden bereikt.

Het tweede ventilatiesysteem heeft in een uitvoeringsvorm waarneemmiddelen voor het waarnemen van een temperatuur in ten minste het hogere gedeelte van de binnenruimte en bij voorkeur tevens van een temperatuur buiten de binnenruimte. Bij voorkeur wordt stap b) hierbij, bij voorkeur geautomatiseerd, uitgevoerd indien de met de waarneemmiddelen waargenomen temperatuur een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijdt.

Bij voorkeur omvat de werkwijze verder de stap van het c) met de veelheid van vernevelaars vernevelen van een vloeistof in lucht van de luchtstroming door het hogere gedeelte van de binnenruimte. Bij voorkeur wordt deze stap van het vernevelen uitgevoerd indien met de waarneemmiddelen wordt waargenomen dat de temperatuur in de binnenruimte van het warenhuis de drempelwaarde, of bij voorkeur een verdere, hogere drempelwaarde overschrijdt, en/of indien de temperatuur in de binnenruimte lager is dan de omgevingstemperatuur. Ofwel, in een dergelijk geval kan met het enkel tot stand brengen van de luchtstroming door het hogere gedeelte geen voldoende koeling worden gerealiseerd. Door verdamping van de vernevelde vloeistof wordt warmte aan de lucht onttrokken waardoor koeling van de binnenruimte kan worden gerealiseerd. De stap van het vernevelen kan ook worden uitgevoerd indien een luchtstromingssnelheid hoger wordt dan een gewenste drempelwaarde. Dat wil zeggen dat in plaats van het verder verhogen van het debiet van een ventilator vloeistof wordt verneveld, om langs deze weg toch additionele koeling te verschaffen.

Het warenhuis kan aanstuurmiddelen omvatten voor het geautomatiseerd in- en uitschakelen van het eerste en het tweede ventilatiesysteem, en voor het geautomatiseerd inschakelen van het veelvoud van vernevelaars, bij voorkeur indien met de waarneemmiddelen wordt waargenomen dat de temperatuur in de binnenruimte, in het bijzonder in het hogere gedeelte ervan, van het warenhuis de drempelwaarde overschrijdt, en/of lager is dan de omgevingstemperatuur.

Het is gunstig indien tijdens stap a) de luchtstroming, in de lengterichting, verdeeld over de breedte van de binnenruimte tot stand wordt gebracht, waarbij tijdens stap c) met de veelheid van vernevelaars, verdeeld over de binnenruimte, vloeistof in lucht van de luchtstroming wordt verneveld.

De onderhavige uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen van een warenhuis volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende schematische figuren, waarin: figuur 1 in driedimensionale weergave een voorkeursuitvoeringsvorm van een deel van een warenhuis volgens de onderhavige uitvinding toont, figuur 2 een doorsnede ll-ll volgens figuur 1 toont, figuur 3 in een driedimensionale weergave een buitenaanzicht van een gedeelte van het warenhuis volgens figuur 2 toont, en figuur 4 in een doorsnede analoog aan de doorsnede volgens figuur 2, een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een warenhuis volgens de uitvinding toont.

De voorkeursuitvoeringsvorm van een warenhuis 100 volgens de uitvinding dat gedeeltelijk in figuur 1, in doorsnede in figuur 2 en in figuur 3 is getoond heeft een dakconstructie 2, een eerste kopse wand 1, een tweede, tegenovergelegen kopse wand 4, en een vloeroppervlak 9. Zijwanden dwars op de wanden 1 en 4 zijn niet nader in de figuren getoond. Het geheel van genoemde wanden omgeeft een binnenruimte 10 van het warenhuis 100. In de binnenruimte 10 van het warenhuis 100 is een eerste ventilatiesysteem 3 voorzien waarmee lucht in het beneden de plantentoppen gelegen lagere gedeelte 11 van de binnenruimte 10 van het warenhuis 100 wordt toegevoerd. Het eerste ventilatiesysteem 3 heeft een toevoerventilator 30 die is aangesloten op een aantal op de toevoerventilator aangesloten zich in de lengterichting uitstrekkende luchtbuizen 31 nabij een vloeroppervlak 9 van de binnenruimte 10 met, verdeeld over de lengte van elk van de buizen 31, openingen in de omtrekswand ervan, voor het verdeeld over de lengterichting in het lager gedeelte 11 van de binnenruimte 10 toevoeren van lucht tussen de planten 14.

In de binnenruimte 10 zijn teeltgoten 13 voorzien waarop een gewas, planten 14, kunnen groeien. De teeltgoten 13 zijn in lengterichting in de binnenruimte 10 geplaatst, in het lagere gedeelte 11 ervan, in de ruimte boven de luchtbuizen 31 van het luchttoevoersysteem 3.

Verder zijn in een hoger gedeelte 12 van de binnenruimte 10 van het warenhuis een aantal vernevelaars 5 voorzien. Het hoger gelegen gedeelte 12 is gedefinieerd als het gedeelte van de binnenruimte 10 dat boven de plantentoppen is gelegen. In figuur 2 is met streep-streep lijn 15 het niveau in de binnenruimte 10 aangeduid waarboven het hoger gedeelte 12 ligt en waaronder het lager gedeelte 11 ligt. De vernevelaars 5 zijn aangesloten op vloeistofaanvoer 6 in de vorm van een waterleiding. Een warenhuis 100 waarop de uitvinding betrekking heeft, heeft een lengte van enkele honderden meters en een breedte van ongeveer 100 meter. De vernevelaars 5 zijn aangebracht in een rastervormig patroon, waarbij de vernevelaars op een onderlinge afstand van 20 meter zowel in lengte- als in breedterichting zijn geplaatst.

In het warenhuis 100 is een tweede ventilatiesysteem voorzien waarmee de temperatuur in de binnenruimte 10, meer specifiek in het hoger gedeelte 12, van het warenhuis 100 kan worden beïnvloed. Daartoe omvat het tweede klimaatsysteem aanvoerventilatoren 7 die bovenaan kopse wand 4 zijn voorzien voor het in de binnenruimte 10 toevoeren van lucht van buiten de binnenruimte 10, zoals van buiten het warenhuis 100, voor het tot stand brengen van een luchtstroom, schematisch met pijlen 17 aangegeven, door het hogere gedeelte 12 van de binnenruimte 10 van het warenhuis 100. De aanvoerventilatoren 7 zijn met een onderlinge afstand van zo’n 4 meter, in breedterichting, aan de wand 4 voorzien. Het tweede ventilatiesysteem heeft verder aan de tegenovergelegen kopse wand 1 een aantal afvoerventilatoren 8 voor het uit het boven de plantentoppen gelegen hogere gedeelte 12 van de binnenruimte 10 afvoeren van lucht. De afvoerventilatoren 8 zijn met een onderlinge afstand van zo’n 4 meter, in breedterichting, aan de wand 1 voorzien. Hierdoor kan een gelijkmatige verdeling van de koelcapaciteit worden verkregen, gezien over de breedte van het warenhuis 100. De vernevelaars 5 zijn ingericht voor het in bedrijf bevochtigen van lucht in de luchtstroom 17, door het in de luchtstroom 17 vernevelen van water, die onder invloed van de aanvoerventilatoren 7 en afvoerventilatoren 8 door het hogere gedeelte 12 van de binnenruimte 10 langs de vernevelaars 5 stroomt.

Het in figuur 3 getoonde buitenaanzicht van een warenhuis toont de in zijwand 1 geplaatste afvoerventilatoren 8. De afvoerventilatoren 8 zijn bij voorkeur geplaatst op een onderlinge afstand van 4 tot 10 meter.

Aldus is warenhuis verschaft in de binnenruimte waarvan in hoge mate het klimaat, in het bijzonder de temperatuur, kan worden gereguleerd, zonder dat noodzakelijkerwijs ontluchtingsramen dienen te worden opengezet voor het ventileren van het warenhuis teneinde in het algemeen koelere omgevingslucht in de binnenruimte van het warenhuis te brengen. Een combinatie van toepassing van het klimaatsysteem volgens de onderhavige uitvinding met openzetten van ontluchtingsramen en/of toepassing van een additioneel be- of ontvochtigingsapparaat wordt hiermee echter niet uitgesloten. Doordat dergelijke ventilatie aldus niet of althans in aanzienlijk mindere mate nodig is, blijft naast de temperatuur eveneens het gehalte aan koolstof-dioxide in de binnenruimte van het warenhuis in hogere mate op peil, zodat bijvoorbeeld eveneens bespaard kan worden op het geforceerd toevoegen van koolstofdioxide aan lucht in de binnenruimte van het warenhuis.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze voor klimaatbeheersing in het warenhuis 100 worden de volgende stappen uitgevoerd:

Met de toevoerventilatoren 7 wordt lucht van buiten de binnenruimte 10 in het hogere gedeelte 12 van de binnenruimte 10 toegevoerd. Verder wordt met de afvoerventilatoren 8 lucht uit het hogere gedeelte 12 van de binnenruimte 10 afgevoerd. Bovendien wordt met het eerste ventilatiesysteem 3 lucht in het lagere gedeelte 11 van de binnenruimte gebracht. Door het additioneel op de toevoer van lucht in het lagere gedeelte van de binnenruimte tot stand brengen van een luchtstroming door het hogere gedeelte kan, indien de omgevingstemperatuur lager is dan de temperatuur in de binnenruimte 10, een verhoogde koelcapaciteit worden bereikt.

Het tweede ventilatiesysteem kan waarneemmiddelen voor het waarnemen van een temperatuur in het hogere gedeelte en van een temperatuur buiten de binnenruimte 10 omvatten. Indien met de waarneemmiddelen wordt waargenomen dat de temperatuur in de binnenruimte 10 van het warenhuis 100 lager is dan de omgevingstemperatuur, wordt met het veelvoud van vernevelaars 5 water in lucht van de luchtstroming door het hogere gedeelte van de binnenruimte 10. Door verdamping van het vernevelde water wordt warmte aan de lucht onttrokken waardoor een sterkere koeling van de binnenruimte kan worden gerealiseerd. Deze vergrote koelcapaciteit biedt de mogelijkheid om in het geval van in de binnenruimte 10 aanwezige planten welke gevoelig zijn voor luchtstroming, het debiet van de luchtstroming te verkleinen bij ingeschakelde vernevelaars 5.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het warenhuis 200 volgens de uitvinding, dat in dwarsdoorsnede is getoond in figuur 4, heeft een dakconstructie 102 welke in het centrale gedeelte van het warenhuis 200 hoger is dan nabij de kopse wanden 1 en 4. Deze aflopende dakconstructie 102 resulteert in een stroming van warme lucht naar het centrale hogere gedeelte van de binnenruimte 10. In de binnenruimte 10 van het warenhuis 200 is een centrale doorgang 140 in de vorm van een centraal gangpad voorzien met aan beide zijden een eerste ventilatiesysteem 3 en teeltgoten 113 analoog aan het eerder beschreven warenhuis 100. Het tweede ventilatiesysteem heeft in zowel kopse wand 1 als de tegenovergelegen kopse wand 4 afvoerventilatoren 8. Ten behoeve van de aanvoer van lucht voor het tweede ventilatiesysteem zijn in de dakconstructie 102 doorgangen 70 voorzien zoals kleppen of ramen die open en dicht kunnen worden gezet in het centrale gedeelte van het warenhuis 200. De bediening voor het open en sluiten van deze doorgangen 70 is geautomatiseerd voor het beheersen van het gewenste klimaat in de binnenruimte 10. Als alternatief voor doorgangen 70 kunnen aanvoerventilatoren voor de aanvoer van lucht worden gebruikt. In dat geval kunnen als alternatief voor de afvoerventilatoren 8 op die plaats kleppen of ramen die open of dicht kunnen worden toegepast. Verder zijn in warenhuis 200 analoog aan warenhuis 100 in een hoger gedeelte 12 van de binnenruimte 10 een aantal vernevelaars 5 voorzien voor het in bedrijf bevochtigen van lucht in luchtstroom 117.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een warenhuis volgens de uitvinding, vergelijkbaar met warenhuis 200, omvat het tweede ventilatiesysteem in zowel kopse wand 1 als de tegenovergelegen kopse wand 4 toevoerventilatoren in plaats van afvoerventilatoren 8. Ten behoeve van de afvoer van lucht voor het tweede ventilatiesysteem zijn in de dakconstructie 102 doorgangen 70 voorzien zoals kleppen of ramen die open en dicht kunnen worden gezet in het centrale gedeelte van het warenhuis 200, die in dit geval voor afvoer van lucht uit de binnenruimte zorgen. Als alternatief voor doorgangen 70 kunnen afvoerventilatoren voor de afvoer van lucht worden gebruikt.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze voor klimaatbeheersing in het warenhuis 200 zoals getoond in figuur 4 worden de volgende stappen uitgevoerd:

Met de doorgangen 70 kan lucht van buiten de binnenruimte 10 in het hogere gedeelte 12 van de binnenruimte 10 stromen. Met de afvoerventilatoren 8 wordt lucht uit het hogere gedeelte 12 van de binnenruimte afgevoerd, waardoor een luchtstroming door het hogere gedeelte tot stand wordt gebracht. Verdere stappen verlopen analoog aan de eerder beschreven werkwijze.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een warenhuis volgens de uitvinding, grotendeels overeenkomstig warenhuis 200, wordt de luchtaanvoer voor het tweede ventilatiesysteem verzorgd door toevoermiddelen in zowel kopse wand 1 als de tegenovergelegen kopse wand 4 waarbij de toevoermiddelen kunnen zijn gevormd door bijvoorbeeld ventilatoren, kleppen of ramen. De luchtafvoer van het tweede ventilatiesysteem vindt plaats middels doorgangen 70 voorzien van afvoermiddelen zoals bijvoorbeeld ventilatoren, of, indien de toevoermiddelen ventilatoren omvatten, eventueel door kleppen of ramen. Aldus wordt een luchtstroming in het hogere gedeelte tot stand gebracht in omgekeerde richting ten opzichte van het warenhuis 200 zoals hierboven omschreven.

Claims (12)

1. Warenhuis voor het in een binnenruimte daarvan laten groeien van planten, omvattende een eerste ventilatiesysteem met ten minste één eerste toevoerventilator die is ingericht voor het in een lager gedeelte van de binnenruimte, tussen de planten, toevoeren van lucht van buiten de binnenruimte, en een tweede ventilatiesysteem voor het tot stand brengen van een luchtstroming door een hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte, in bedrijf ten minste in hoofdzaak boven de planten, het tweede ventilatiesysteem omvattende toevoermiddelen die zijn ingericht voor het in het hoger gedeelte van de binnenruimte toevoeren van lucht van buiten de binnenruimte, en op een afstand van de toevoermiddelen voorziene afvoermiddelen die zijn ingericht voor het uit het hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte afvoeren van lucht van de luchtstroming, waarbij ten minste één van de toevoermiddelen en de afvoermiddelen ten minste één ventilator omvatten voor het toevoeren van lucht in, respectievelijk afvoeren van lucht uit, het hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte.

2. Warenhuis volgens conclusie 1, waarbij de afvoermiddelen ten minste één afvoerventilator omvatten voor het afvoeren van lucht uit de binnenruimte, en waarbij de toevoermiddelen ten minste één toevoerventilator omvatten voor het toevoeren van lucht in de binnenruimte.

3. Warenhuis volgens conclusie 1 of 2, omvattende een veelheid van in het hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte voorziene vernevelaars die elk zijn ingericht voor het vernevelen van een vloeistof in lucht van de luchtstroming die door het tweede ventilatiesysteem in het hoger gelegen gedeelte van de binnenruimte tot stand is gebracht.

4. Warenhuis volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de binnenruimte een lengte, in de lengterichting, heeft en een breedte dwars op de lengte, waarbij de ten minste ene ventilator een veelheid van ventilatoren betreft, die verdeeld over de breedte ter plaatse van een wand van het warenhuis die de binnenruimte omgeeft, in het hoger gelegen gedeelte, zijn voorzien, voor het tot stand brengen van de luchtstroming, die zich over de breedte van de binnenruimte en in de lengterichting uitstrekt.

5. Warenhuis volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de veelheid van vernevelaars verdeeld, bij voorkeur rastervormig verdeeld, over het hoger gedeelte van de binnenruimte is voorzien.

6. Warenhuis volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een warmteoverdrachtselement waardoorheen in bedrijf door de ten minste ene eerste toevoerventilator van buiten de binnenruimte aangezogen toevoerlucht stroomt, en waardoorheen in bedrijf, gescheiden van de toevoerlucht, door de afvoermiddelen uit het hoger gedeelte van de binnenruimte afgevoerde lucht stroomt, waarbij het warmteoverdrachtselement zodanig is geconfigureerd dat warmte kan worden uitgewisseld tussen de toevoerlucht en de afvoerlucht.

7. Warenhuis volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de binnenruimte van het warenhuis teeltgoten voor het daarop laten groeien van planten omvat, welke teeltgoten zich bij voorkeur in de lengterichting uitstrekken.

8. Warenhuis volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste ventilatiesysteem een aantal op de ten minste ene eerste toevoerventilator aangesloten zich in de lengterichting uitstrekkende luchtbuizen nabij een vloeroppervlak van de binnenruimte heeft met, verdeeld over de lengte, openingen in een wand ervan, voor het verdeeld over de lengterichting in het lager gedeelte van de binnenruimte toevoeren van lucht.

9. Warenhuis volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de toevoermiddelen ten minste één toevoerventilator ter plaatse van een eerste wand van het warenhuis en ter plaatse van een tweede, tegenovergelegen verdere wand van het warenhuis omvatten, waarbij de afvoermiddelen ten minste één, centraal tussen de wand en de tegenovergelegen verdere wand, voorziene afvoerventilator omvatten voor het door een dak van het warenhuis heen afvoeren van lucht uit het hoger gedeelte van de binnenruimte.

10. Werkwijze voor klimaatbeheersing in een warenhuis volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 9, omvattende de stappen van: a) het met het eerste ventilatiesysteem in het lagere gedeelte van de binnenruimte toevoeren van lucht van buiten de binnenruimte, b) het met het tweede ventilatiesysteem tot stand brengen van de luchtstroming door het hogere gedeelte van de binnenruimte.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij het tweede ventilatiesysteem waarneemmiddelen heeft voor het waarnemen van een temperatuur in ten minste het hogere gedeelte van de binnenruimte en bij voorkeur tevens van een temperatuur buiten de binnenruimte, waarbij stap b) wordt uitgevoerd indien de met de waarneemmiddelen waargenomen temperatuur een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijdt.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11 en volgens conclusie 3 of een daarvan afhankelijke conclusie, verder omvattende de stap van c) het met de veelheid van vernevelaars vernevelen van een vloeistof in lucht van de luchtstroming door het hogere gedeelte van de binnenruimte.