NL2011861C2

NL2011861C2 - Werkwijze en inrichting voor het slopen van matrassen.

Info

Publication number: NL2011861C2
Application number: NL2011861A
Authority: NL
Inventors: Rob Wagenaar; Gerrit Lambertus Wagenaar; Jeroen Wagenaar; Robert Wagenaar
Original assignee: Wagenaar Wegbebakening
Priority date: 2013-11-29
Filing date: 2013-11-29
Publication date: 2015-06-01
Also published as: EP3074200A1; WO2015080580A1; CA2931936A1

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET SLOPEN VAN MATRASSEN

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het slopen van matrassen.

Een dergelijke werkwijze voor het handmatig uitvoeren van sloopwerkzaamheden bij matrassen, teneinde deze in hun afzonderlijke delen te ontleden en op milieutechnisch verantwoorde wijze te verwerken, veelal om de daaruit verkregen materialen te hergebruiken, is algemeen bekend.

Doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en dito inrichting, die sneller werken, en beter in staat zijn om afzonderlijke delen en materialen automatisch aan het te slopen matras te ontnemen, voor meer kostprijsvriendelijke en milieuverantwoorde verwerking van de daaruit te verkrijgen materialen.

Daartoe heeft de werkwijze overeenkomstig de uitvinding de kenmerken van conclusie 1 en heeft de betreffende inrichting de kenmerken van conclusie 9.

Voordeel van de in eenvoudig te automatiseren stappen te implementeren werkwijze is dat deze slechts één, desgewenst ook machinematig uit te voeren, voorbewerkings-stap heeft waarbij het matras in langsrichting, aan diens korte zijde, van een insnijding of snede wordt voorzien.

Dat is voldoende om bij het vervolg van de werkwijze het matras met diens snede aan de voorkant tussen twee van uitstekende pennen voorziene meedraaiende rollen te transporteren. Hierbij wordt de tijk waarop de uitstekende pennen aangrijpen van de boven- en/of onderzijde van het in heengaande richting bewegende matras afgestroopt, waarbij de tijk(en) zich op de ene en/of andere rol wikkelt. Als de rollen in tegengestelde richting met ingetrokken pennen bewegen ontrolt de tijk zich automatisch van de betreffende rol of rollen, en is voor afzonderlijke verwerking beschikbaar. Op deze wijze kunnen vele matrassen in snel tempo en met een minimum aan noodzakelijke personele inzet kostprijs vriendelijk gesloopt worden.

Naar wens en afhankelijk van het type matras kan de tijk aan de ene zijde of tegelijkertijd aan beide zijden van de matraskern worden verwijderd.

Een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de pennen althans over een gedeelte van hun rolomtrek ingetrokken of uitgestoken worden.

Voordeel hiervan is dat op deze wijze ervaring kan worden opgedaan ten aanzien van welke pennen over welke hoeksector, en in een verdere uitvoeringsvorm eventueel voor welk deel, zij moeten uitsteken om optimaal de verschillende typen matrassen met de werkwijze volgens de uitvinding te kunnen slopen en/of de tijken optimaal van de rollen af te kunne wikkelen.

Verder gedetailleerde mogelijke uitvoeringsvormen die in de overige conclusies zijn uiteen gezet, zijn samen met de daarbij behorende voordelen in de navolgende beschrijving vermeld.

Thans zullen de werkwijze en inrichting volgens de onderhavige uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de onderstaande figuren, waarin overeenkomstige onderdelen van dezelfde verwijzingscijfers zijn voorzien. Daarbij toont:

Figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding, aan de hand waarvan tevens de werkwijze volgens de uitvinding zal worden toegelicht;

Figuur 2 schematisch de wijze waarop het te slopen matras is voorzien van een mogelijke insnijding;

Figuur 3 een detail van de op- en neer beweegbare pennen die in de rollen van de inrichting van fig. 1 aanwezig zijn; en

Figuur 4 de combinatie van een snij- of zaagafdeling met de inrichting van figuur 1.

Figuur 1 toont een inrichting 1 voor het automatisch uiteen halen van een in figuur 2 getoond matras 2. Het matras 2 kan aan één of aan beide zijden een zogeheten tijk 3-1; 3-2 hebben waarachter zich veelal een matraskern 4 bevindt. Als het matras 2 twee tijken 3-1, 3-2 heeft ligt de matraskern 4 tussen de boventijk 3-1 en de ondertijk 3-2 in. De inrichting 1 omvat schematisch in figuur 3 getoonde snij- of zaagorganen 5 om het matras in lengterichting aan ten minste één zijkant in te snijden. Figuur 2 toont in dit geval een U-vormige met een streeplijn aangegeven insnijding of zaagsnede 6., terwijl figuur 4 de combinatie toont van de snij- en zaagorganen 5 en de inrichting 1.

De inrichting 1 van figuur 1 heeft op afstand van elkaar gelegen roteerbaar aandrijfbare rollen, te weten een bovenrol 7-1 en een onderrol 7-2. De aandrijving is standaard en daarom niet getoond. De draairichting van de rollen is zodanig dat als het matras 2 vanaf de voorzijde van de inrichting 1 van rechts in figuur 1 tussen de rollen 7-1, 7-2 wordt gevoerd deze de heengaande beweging van het matras 2 ondersteunen. Het matras 2 wordt met de snede aan althans de voorzijde 8 tussen de rollen, kortweg aangeduid met verwijzingscijfer 7 gevoerd.

De beide rollen, waarvan een rol 7 in detail in figuur 3 is getoond, zijn voorzien van over hun omtrek verdeeld aangebrachte intrekbare pennen 9 en met de pennen gekoppelde middelen die op gangbare wijze zijn uitgevoerd met hydraulische, pneumatische of elektrische middelen om de pennen 9 tijdens de heengaande bewegingsrichting van het matras 2 uit de rolomtrek te laten steken. De pennen 9 grijpen tijdens de heengaande beweging van het matras 2 tussen de rollen 7-1, 7-2 aan op de boventijk 3-1 en/of ondertijk 3-2 die van de matraskern 4 wordt, of gezamenlijk worden afgetrokken. Tegelijkertijd wikkelt de tijk of wikkelen de boventijk 3-1 en ondertijk 3-2 zich simultaan tijdens die beweging van het matras 2 om de betreffende rol of rollen 7-1, 7-2.

Als de matraskern 4 is ontdaan van de ten minste ene tijk 3-1, 3-2 die zich dan om de ten minste ene rol 7-1, 7-2 heeft gewikkeld, worden de pennen door voornoemde middelen ingetrokken en de rollen in tegengestelde richting aangedreven. Daardoor lost de tijk van de betreffende rol en kan van de rollen weg getransporteerd worden voor verdere verwerking van de tijk(en) 3 en/of de matraskern 4.

In het algemeen kan de in figuur 1 onderste draaibare rol 7-2 vast in het frame van de inrichting 1 zijn gemonteerd. In dit geval is de bovenste rol 7-1 in hoogte verstelbaar door middel van bestuurbare middelen 10, hier uitgevoerd met één of meer hydraulische of pneumatische cilinders. In figuur 1 is de rol 7-1 gekoppeld met een ligger 11, waarover de van die rol afgewikkelde tijk kan worden verwijderd.

De inrichting omvat verder nabij de boven- en/of onderrol (zie figuur 1) aangebrachte kantelbare, eventueel in positie in het frame van de inrichting verstelbare, reeks drukrollen 12, waarmee in dat geval de ondertijk 3-2 op de pennen 9 wordt gedrukt en deze daarop goed vasthoudt. Met een elastisch materiaal, zoals rubber, beklede rollen 12 blijken in de praktijk goed te voldoen. De reeks drukrollen 12 is zodanig naar de voorzijde kantelbaar dat het matras daaroverheen tussen de rollen 7 kan worden aangevoerd, terwijl tijdens het terugdraaien en van de onderrol 7-2 afwikkelen van de tijk in een andere geschikte positie van de reeks rollen 12 de tijk via die rollen wordt weggeleid.

In figuur 4 is de combinatie van de snij- of zaagafdeling met de inrichting 1 getoond, zoals deze in de praktijk kan worden toegepast. De matrassen worden aan de voorzijde in de richting van de pijl ingevoerd. Eerst wordt het matras 2 op een eerste transportband 13-1 gelegd om vervolgens bij voorkeur gelegen op een tweede, verder bij voorkeur onafhankelijk aangedreven, transportband 13-2 te worden ingesneden of ingezaagd door middel van desbetreffende, bij voorkeur zwenkbare, en linksom of rechtsom aangedreven organen 5. De organen 5 zijn veelal in hoogte verstelbaar zodat eenvoudige aanpassing aan de vele soorten matrassen 2 mogelijk is. Via onafhankelijke transportband 3-3 wordt het matras 2 de inrichting 1 ingevoerd en via afvoerband 13-4 afgevoerd. De diverse banden 13 zullen van een antisliplaag zijn voorzien.

Tijdens de invoer van het matras 2 wordt de hoogte ervan gemeten door een niet in de figuur aangegeven sensor samenstel dat de bestuurbare middelen 10 aanstuurt waardoor de onderlinge afstand tussen de rollen 7-1, 7-2 automatisch wordt aangepast aan de hoogte van het ingevoerde matras 2. Hierdoor wordt een optimale werking en scheiding van tijk(en) 3-1, 3-2 en matraskern 4 gerealiseerd.

De inrichting 1 omvat niet in de figuren getoonde gangbare besturingsmiddelen in de vorm van een programmeerbare microprocessor met behulp waarvan de diverse stappen worden doorlopen bij het werken met de inrichting 1 en met een eventueel daarvoor geschakelde matrassen insnijder of zager.

Claims

1. Werkwijze waarbij een matras dat een tussen een boventijk en een ondertijk gelegen matraskern heeft: - in lengterichting aan ten minste één zijkant wordt ingesneden, - waarna het matras met die zijkant voor in heengaande richting tussen een meedraaiend aangedreven boven- en/of een onderrol wordt geleid die van over diens omtrek verdeeld aangebrachte intrekbare pennen is/zijn voorzien, waarbij in de heengaande richting van het matras terwijl de pennen uitsteken de boven en/of ondertijk wordt verwijderd en zich om de boven- en/of onderrol wikkelt, en waarbij terwijl de pennen zijn ingetrokken de boven- en/of ondertijk zich van de terugdraaiende boven- en/of onderrol afwikkelt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat tijdens het draaien van de rollen de pennen althans over een gedeelte van hun rolomtrek ingetrokken of uitgestoken worden.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat tijdens de heengaande richting van het matras althans over het gedeelte van rolomtrek die pennen geheel of gedeeltelijk uitsteken die aangrijpen op respectievelijk de boventijk en/of de ondertijk.

4. Werkwijze volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk dat de boventijk boven de bovenrol langs wordt verwijderd en/of de ondertijk onder de onderrol langs wordt verwijderd.

5. Werkwijze volgens één van de conclusies 1-4, met het kenmerk dat in lengterichting het matras ook aan ten minste één van beide andere zijkanten wordt ingesneden.

6. Werkwijze volgens één van de conclusies 1-5, met het kenmerk het insnijden door middel van snijden en/of zagen plaats vindt.

7. Werkwijze volgens één van de conclusies 1-6, met het kenmerk dat tijdens de heengaande beweging van het matras de pennen van beide rollen uitsteken, en bij teruggaande beweging de pennen van ten minste één van de boven- en/of onderrol zijn ingetrokken.

8. Werkwijze volgens één van de conclusies 1-7, met het kenmerk dat het resultaat van het aan de zijkanten insnijden van het matras als geheel gezien de vorm van althans een deel van een U heeft.

9. Inrichting voor het automatisch uiteen halen van een matras dat een tussen een boventijk en een ondertijk gelegen matraskern heeft, waarbij de inrichting omvat: - een snijorgaan om het matras in lengterichting aan ten minste één zijkant in te snijden, - op afstand van elkaar gelegen roteerbaar aandrijfbare boven- respectievelijk onderrollen voor het daartussen in heengaande richting met genoemde zijkant invoeren, welke rollen zijn voorzien van over hun omtrek verdeeld aangebrachte pennen en met de pennen gekoppelde middelen die zijn uitgevoerd om de pennen in heengaande richting uit de rolomtrek te laten steken voor het om de boven- en of onderrol wikkelen van de boven- en/of ondertijk, en om de pennen bij het in omgekeerde richting aandrijven van de rollen in te trekken voor het van de rollen afwikkelen van de boven- en/of ondertijk.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat althans één van de rollen in hoogte vast in de inrichting is gemonteerd.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk dat de inrichting met ten minste één van de rollen, bij voorkeur de bovenrol, samenwerkende sensor gestuurde afstand instelorganen omvat voor het beïnvloeden van de onderlinge afstand van de boven- en/of onderrol in afhankelijkheid van de door de sensor gemeten hoogte van het matras.

12. Inrichting volgens één van de conclusies 9-11, met het kenmerk dat de inrichting, nabij de boven- en/of onderrol aangebrachte kantelbare, eventueel in positie in de inrichting verstelbare, drukrollen omvat voor het op de pennen drukken van de afgestroopte boven- en/of ondertijk.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de drukrollen door een elastisch materiaal zijn omgeven.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk dat de drukrollen met rubber zijn bekleed.

15. Inrichting volgens één van de conclusies 9-14, met het kenmerk dat de inrichting programmeerbare besturingsmiddelen omvat voor het doorlopen van diverse stappen tijdens het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de conclusies 1-8.