NL2011046C2 - Afsluitdeel voor een poort of hekwerk en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. - Google Patents

Description

Afsluitdeel voor een poort of hekwerk en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een afsluitdeel, typisch een afsluitdeel voor een hekwerk of een poort, omvattende een eerste ligger, een tweede ligger en meerdere spijlen die zich uitstrekken tussen de eerste ligger en de tweede ligger.

Dergelijke afsluitdelen zijn bekend, en worden bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse octrooiaanvragen NL 1007535 en NL 2006096 op naam van Aanvraagster. Daarnaast zijn technieken bekend voor het maken van buisverbindingen door het uitzetten (expanderen) van een deel van een buis, zie bijvoorbeeld de Europese octrooiaanvraag EP 0 916 855 op naam van Aanvraagster.

De onderhavige uitvinding heeft als doel een afsluitdeel, een samenstel voor een afsluitdeel en een werkwijze te verschaffen waarmee het mogelijk is om een sterk en goed corrosiewerend afsluitdeel samen te stellen zonder dat er een lasbewerking nodig is.

Daartoe zijn de eerste ligger en de eerste einden van de meerdere spijlen ingericht voor het door translatie en rotatie vastzetten van de eerste einden in de eerste ligger. Verder is de tweede ligger voorzien van doorheen de tweede ligger lopende openingen waardoor de tweede einden van de meerdere spijlen steken, waarbij delen van de tweede einden uitstulpingen vertonen die zodanig zijn dat de tweede einden vastgezet zijn in de tweede ligger. Deze uitstulpingen worden typisch gevormd door het aanbrengen van een expandeerwerktuig in de tweede einden van de spijlen.

In de context van de onderhavige uitvinding verwijst de term "uitstulping" naar een min of meer bolvormig uitgezet (geëxpandeerd) deel. Opgemerkt wordt dat een uitstulping minimaal kan uisteken uit de spijl, en dat weinig uitstekende bolle delen voldoende kunnen zijn om de tweede ligger vast te zetten.

Op die manier kan het afsluitdeel snel gemonteerd worden door enerzijds de spijlen mechanisch te koppelen met de eerste ligger, welke eerste ligger op voordelige wijze bovenaan dicht is, en door anderzijds delen van de tweede einden van de spijlen uit te zetten (te expanderen) voor het bevestigen van de tweede einden in tweede ligger. Op die manier zijn geen lasverbindingen nodig, en wordt een eventueel behandelde buitenlaag van de liggers en spijlen of een coating op de liggers en spijlen niet aangetast. Indien de eerste ligger als bovenligger wordt gebruikt, kan deze bovenaan dicht zijn, waardoor vermeden wordt dat vuil terecht kan komen in de bovenligger.

De tweede ligger omvat bij voorkeur een koker met een bovenwand en een onderwand, en de openingen voor de spijlen zijn aangebracht door de boven- en de onderwand. Elke spijl vertoont bij zijn tweede einde bij voorkeur ten minste één uitstulping met een afgeronde vorm. De ten minste één uitstulping grenst bij voorkeur aan de boven- en/of onderwand van de tweede ligger. Dit kan bijvoorbeeld één (relatief grote) uitstulping zijn die grenst aan de bovenen onderwand, maar dit kunnen ook twee of meer uitstulpingen zijn, bijvoorbeeld een eerste die grenst aan de bovenwand en een tweede die grenst aan de onderwand. Volgens een variant is de tweede ligger gevormd als een omgekeerd U-profiel met een bovenwand en een open onderkant. In dit geval kan elke spijl voorzien zijn van een eerste uitstulping die grenst aan een bovenzijde van de bovenwand, en een tweede uitsparing die grenst aan een onderzijde van de bovenwand.

Het afsluitdeel is bij voorkeur ingericht om geplaatst te zijn met de eerste ligger aan de bovenkant, zodat de eerste ligger een bovenligger en de tweede ligger een onderligger vormt. De eerste ligger omvat bij voorkeur een koker met een dichte bovenwand en met een onderwand waarin openingen voor de eerste einden van de spijlen zijn aangebracht. De spijlen zijn bij voorkeur hol, en zijn bij voorkeur aan hun eerste einden voorzien van ten minste twee haakvormige uitsparingen. De openingen in de onderwand van de eerste ligger zijn dan bij voorkeur voorzien van ten minste twee uitstekende delen die passen in de ten minste twee haakvormige uitsparingen, een en ander zodanig dat door translatie en rotatie van de eerste einden een koppeling tussen de ten minste twee haakvormige uitsparingen en de ten minste twee uitstekende delen realiseerbaar is.

De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het vormen van een afsluitdeel, waarbij een eerste ligger door middel van meerdere spijlen met een tweede ligger verbonden wordt. De eerste einden van de meerdere spijlen worden door een translatie- en rotatiebeweging vastgezet in de eerste ligger. De tweede einden van de meerdere spijlen worden door openingen in de tweede ligger gestoken. Delen van de tweede einden worden uitgezet (geëxpandeerd) ter vorming van uitstulpingen die zodanig zijn gevormd dat de tweede einden vastgezet worden in de tweede ligger.

De tweede ligger is bij voorkeur een koker met een bovenwand en een onderwand. In een voordelige uitvoering wordt voor elke spijl een eerste uitstulping die grenst aan de bovenwand en een tweede uitstulping die grenst aan de onderwand, gevormd. Volgens een andere uivoering is de tweede ligger gevormd met een bovenwand en een open onderkant. Meer algemeen zijn bij voorkeur een eerste uitstulping en een tweede uitstulping voorzien die op een eerste en een tweede locatie langs een spijl grenzen aan een binnen- of buitenwand van de ligger.

Het uitzetten van delen van de tweede einden van de spijlen gebeurt bij voorkeur door het aanbrengen van een expandeerdoorn in de tweede einden van de spijlen.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het vastzetten van een spijl in een ligger van een afsluitdeel, waarbij, bij voorkeur gelijktijdig, ten minste een eerste en een tweede uitstulping aangebracht worden in de spijl, zodanig dat deze eerste en tweede uitstulping grenzen aan een boven- of onderwand van de ligger. Indien een ligger enkel een bovenwand heeft, kunnen de uitstulpingen aangebracht worden aan een boven- en onderzijde van de bovenwand. Indien de ligger een boven- en onderwand heeft, zijn er verschillende mogelijkheden: aan weerszijden van een bovenwand, of aan weerszijden van een onderwand, of een eerste uitstulping grenzend naar een bovenwand en een tweede uitstulping grenzend aan een onderwand. Verder kunnen ook meer dan twee uitstulpingen worden voorzien. Indien de ligger een bovenen onderwand heeft, kunnen bijvoorbeeld vier uitstulpingen worden gevormd: aan weerszijden van een bovenwand en aan weerszijden van een onderwand.

Ook betreft de uitvinding een afsluitdeel, typisch een afsluitdeel voor een hekwerk of een poort, omvattende een ligger en meerdere spijlen die zich uitstrekken door de ligger, waarbij de ligger voorzien is van een aantal doorlopende openingen waardoor de meerdere spijlen steken, waarbij elke spijl ten minste een eerste en een tweede uitstulping vertoont, welke grenzen aan een binnen- of buitenwand van een ligger, aangebracht zijn door een expandeerdoorn aan te brengen in de spijlen, en zodanig zijn dat de spijlen vastgezet zijn in de tweede ligger.

Volgens nog een ander aspect van de uitvinding wordt een expandeerdoorn verschaft voor het aanbrengen van ten minste twee uitstulpingen in een buis, omvattende een in een trekbuis geleide trekstang met een eerste einde voor koppeling met een trekmiddel, en met een tweede einde dat uitsteekt uit de trekbuis en dat voorzien is van een kopdeel, waarbij op dit tweede einde, tussen het kopdeel en de trekbuis, ten minste een eerste en een tweede samendrukbaar element is voorzien, waarbij tussen het eerste en tweede samendrukbaar element een drukelement is opgenomen, een en ander zodanig dat het eerste en het tweede samendrukbaar element worden samengedrukt wanneer de trekstang in de trekbuis wordt getrokken voor het verkleinen van de afstand tussen het kopdeel en de trekbuis. Het eerste en tweede samendrukbaar element zijn bij voorkeur een eerste en tweede rubber ring die aangebracht zijn rond het tweede einde van de trekstang. Het drukelement is bij voorkeur een drukring die aangebracht is rond het tweede einde. Verder is bij voorkeur een bijkomende drukring aangebracht tussen de trekbuis en het eerste samendrukbaar element, waarbij de drukring, de bijkomende drukring, en een deel van het kopdeel dat grenst aan het tweede samendrukbaar element bij voorkeur in hoofdzaak dezelfde diameter hebben als de eerste en tweede rubber ring.

Tenslotte betreft de uitvinding een samenstel voor een afsluitdeel, typisch een afsluitdeel voor een poort of een hekwerk, omvattende een eerste ligger, een tweede ligger en meerdere spijlen. De eerste ligger en de eerste einden van de meerdere spijlen zijn zodanig gevormd dat elk eerste einde door translatie en rotatie vastzetbaar is in de eerste ligger. De tweede ligger is voorzien van een aantal doorlopende openingen waardoor de tweede einden van de meerdere spijlen steekbaar zijn, waarbij delen van de tweede einden ingericht zijn om door een expandeerwerktuig uitgezet te worden voor het vastzetten van de tweede einden in de tweede ligger.

De onderhavige uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal geenszins beperkende uitvoeringsvoorbeelden van een afsluitdeel volgens de uitvinding met verwijzing naar de tekening in bijlage. De tekening toont in:

Figuur 1 een schematisch opengewerkt perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een afsluitdeel volgens de uitvinding;

Figuur 2 schematisch perspectivisch detailaanzicht (A) van de verbinding tussen de bovenligger en een spijl voor de uitvoeringsvorm van figuur 1;

Figuur 3 een dwarsdoorsnede doorheen een in de boven- en onderligger vastgezette spijl voor de uitvoeringsvorm van figuur 1;

Figuur 4 een eerste variant van de verbinding tussen spijl en onderligger;

Figuur 5 een tweede variant van de verbinding tussen spijl en onderligger; en

Figuren 6A-6C illustreren een uitvoeringsvorm van een expandeerwerktuig.

Figuren 1-3 illustreren een uitvoeringsvorm van een afsluitdeel 1 voor een hekwerk of een poort. Het afsluitdeel 1 omvat een eerste ligger 10, een tweede ligger 20 en meerdere holle spijlen 30. Elke spijl 30 heeft een eerste einde 31 en tweede einde 32. De eerste ligger 10 en elk eerste einde 31 zijn ingericht voor het door een translatie-en rotatiebeweging mechanisch vastzetten van elk eerste einde 31 in de eerste ligger 10. De eerste ligger 10 is gevormd als een koker met een dichte bovenwand 15, die optioneel voorzien kan zijn van een kamstructuur, en met een onderwand 16 waarin openingen 11 voor de eerste einden 31 van de spijlen 30 zijn aangebracht. Zoals het best te zien is in figuur 2, is elke spijl 30 aan het eerste einde 31 ervan voorzien van vier haakvormige uitsparingen 33. De openingen 11 in de onderwand 16 van de bovenligger 10 zijn voorzien van vier uitstekende delen 13 die passen in de vier haakvormige uitsparingen 33. Al naar gelang de diameter van de spijlen kunnen ook minder of meer uistekende delen 13/uitsparingen 33 zijn voorzien. Elke haakvormige uitsparing 33 is gevormd met een eerste naar onder gerichte sleuf 34 die overgaat in een tweede ongeveer horizontaal gerichte sleuf 35. Deze tweede sleuf 35 zou ook enigszins omhoog gericht kunnen zijn. De uistekende delen 33 kunnen dus in de eerste sleuven 34 gebracht worden door het bewegen van een spijl 30 in de bovenligger 10, en kunnen vastgezet worden door het vervolgens roteren van de spijl 30 zodat de uitstekende dellen 33 in de tweede sleuf 35 terecht komen.

Om het roteren van de spijlen 30 te vereenvoudigen, kan bij het tweede einde van de spijl 30 een uitsparing 38 voor een gereedschap zijn voorzien, zodanig dat de spijl 30 in de eerste ligger 10 kan worden gedraaid met dit gereedschap.

Opgemerkt wordt dat andere twistkoppelingen mogelijk zijn tussen de bovenligger 10 en de spijlen 30. Verdere voorbeelden van mogelijke koppelingen worden beschreven in de Nederlandse octrooiaanvraag met publicatienummer 2006096 op naam van Aanvraagster, zie bijvoorbeeld figuren 6 en 7.

De volledige inhoud van NL 2006096 wordt hier door verwijzing opgenomen.

De tweede ligger 20 is voorzien van een aantal doorlopende openingen 22 waardoor de tweede einden 32 van de spijlen 30 steken. De tweede ligger is gevormd als een koker met een bovenwand 25 en een onderwand 26, en elke doorlopende opening 22 wordt dus gevormd door een opening in de bovenwand 25 en een daartegenover gelegen opening in de onderwand 26. Een deel 36 van een tweede einde 32 vertoont een uitstulping 37 die aangebracht is door een expandeerwerktuig aan te brengen in het tweede einde 32 van de spijl 30. Opgemerkt wordt dat het niet noodzakelijk is om in elke spijl één of meer uitstulpingen te voorzien. Volgens mogelijke uitvoeringen zou bijvoorbeeld één spijl op twee voorzien kunnen zijn van één of meer uitstulpingen.

In de variant van figuren 1-3 is in elk tweede einde 32 van een spijl 30 één aan de boven- en onderwand 25, 26 grenzende uitstulping aangebracht. Volgens een in figuur 4 geïllustreerde tweede variant zijn in elk tweede einde 32 van een spijl 30 twee uitstulpingen 37a, 37b die respectievelijk grenzen aan de bovenwand 25 en de onderwand 26, gevormd. Figuur 5 illustreert nog een verdere variant waarin de tweede ligger 120 gevormd is met een bovenwand 125 en een open onderkant 126. Twee uitstulpingen 137a, 137b grenzen hier aan weerskanten van de bovenwand 125.

Het afsluitdeel 1 van figuren 1-3 wordt bij voorkeur als volgt samengesteld. In een eerste stap worden de eerste einden 31 van de spijlen 30 door een translatie- en rotatiebeweging van de eerste einden 31 ten opzichte van de eerste ligger 10 vastgezet in de eerste ligger 10. In een tweede stap worden de tweede einden 32 van de spijlen 30 door openingen 22 in de tweede ligger 20 gestoken. In een volgende stap worden in elke tweede einde 32 één of meer uitstulpingen 37; 37a,37b; 137a,137b gevormd. Deze één of meer uitstulpingen zijn zodanig gevormd dat de tweede einden 32 vastgezet worden in de tweede ligger 20. Het uitzetten van de delen 36 ter vorming van de uitstulpingen wordt uitgevoerd wordt door het aanbrengen van een geschikt expandeerdoorn in de tweede einden 32 van de spijlen 30.

Een geschikt expandeerwerktuig wordt bijvoorbeeld beschreven in de Europese octrooiaanvraag met publicatienummer EP 0 916 855 en in EP 0 772 500 die hier door verwijzing worden opgenomen.

Een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van een expandeerwerktuig volgens de uitvinding zal nu worden beschreven aan de hand van figuren 6A-6C. Het expandeerwerktuig is met name geschikt voor het gelijktijdig aanbrengen van twee uitstulpingen, bijvoorbeeld uitstulpingen 137a, 137b van figuur 5. Het expandeerwerktuig omvat een doorn 200 met een trekstang 202, 203 die geleid is door een trekbuis 201. Dit is het best te zien in figuur 6A waarin de trekbuis 201 te zien is waaruit aan het linker einde de trekstang 203 uitsteekt, en in figuur 6B waarin de trekbuis 201 is weggelaten. Op een einddeel 202 van de trekstang 203 zijn twee rubber ringen 204a, 204b voorzien met tussenvoeging van een drukring 206. Tussen de trekbuis 201 en de rubber ring 204a zijn nog twee drukringen 205, 207 voorzien. Het geheel van rubber ringen 204a, 204b en drukringen 205, 206, 207 is vastgezet met behulp van een kopdeel in de vorm van twee moeren 208, 209. Wanneer de trekstang 203 naar links wordt getrokken ten opzichte van de trekbuis 201 zal de afstand D tussen het kopdeel 208, 209 en de trekbuis afnemen waardoor de rubber ringen 204a, 204b gecomprimeerd worden en naar buiten bewegen voor het expanderen van een buis waarin de doorn werkzaam is. De trekstang 203 is bij een uiteinde voorzien van een koppelstuk 210 dat koppelbaar is met een zuigerstang van een hydraulische cilinder 213. De trekbuis 201 is bevestigbaar in een opnamedeel 211. Het opnamedeel 211 wordt bevestigd tegen een wand van een montageblok 212, terwijl het koppelstuk 210 in het montageblok 212 koppelbaar is met een zuigerstang. Voor het activeren van de hydraulische cilinder kan een drukknop 215 zijn voorzien. Verder is het voordelig om een handgreep 214 te voorzien voor het manipuleren van het werktuig. Wanneer de trekstang 203 naar links wordt getrokken wordt onderwand 26 van de tweede ligger 20 tegen de aanslag 220 gedrukt waarna het expandeerproces begint.

De vakman zal begrijpen dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden en dat vele varianten denkbaar zijn welke vallen binnen het kader van de uitvinding dat enkel bepaald wordt door de hiernavolgende conclusies.

Claims (20)

1. Afsluitdeel, typisch een afsluitdeel voor een hekwerk of een poort, omvattende een eerste ligger, een tweede ligger en meerdere spijlen met eerste einden en tweede einden die zich uitstrekken tussen de eerste ligger en de tweede ligger, met het kenmerk, dat de eerste ligger en de eerste einden van de meerdere spijlen ingericht zijn voor het door een translatie- en rotatiebeweging mechanisch vastzetten van de eerste einden in de eerste ligger; en dat de tweede ligger voorzien is van een aantal doorlopende openingen waardoor de tweede einden van de meerdere spijlen steken, waarbij delen van de tweede einden uitstulpingen vertonen die aangebracht zijn door een expandeerwerktuig aan te brengen in de tweede einden van de spijlen en die zodanig zijn dat de tweede einden vastgezet zijn in de tweede ligger.

2. Afsluitdeel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de delen die uitstulpingen grenzen aan een wand van de tweede ligger.

3. Afsluitdeel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitdeel ingericht is om geplaatst te zijn met de eerste ligger aan de bovenkant, zodat de eerste ligger een bovenligger en de tweede ligger een onderligger vormt.

4. Afsluitdeel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste ligger een koker met een dichte bovenwand en met een onderwand waarin openingen voor de eerste einden van de spijlen zijn aangebracht, omvat.

5. Afsluitdeel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spijlen hol zijn.

6. Afsluitdeel volgens conclusie 4 en 5, met het kenmerk, dat de spijlen aan hun eerste einden voorzien zijn van ten minste twee haakvormige uitsparingen, en de openingen voorzien zijn van ten minste twee uitstekende delen die passen in de ten minste twee haakvormige uitsparingen, een en ander zodanig dat door translatie en rotatie van de eerste einden ten opzichte van de eerste ligger een koppeling tussen de ten minste twee haakvormige uitsparingen en de ten minste twee uitstekende delen realiseerbaar is.

7. Afsluitdeel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elke haakvormige uitsparing gevormd is met een eerste van het eerste einde naar het tweede einde gerichte sleuf die overgaat in een tweede horizontaal of naar het eerste einde gerichte sleuf.

8. Afsluitdeel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke spijl bij zijn tweede einde ten minste één uitstulping vertoont.

9. Afsluitdeel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke spijl bij zijn tweede einde ten minste twee uitstulpingen vertoont.

10. Afsluitdeel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke uitstulping een afgeronde vorm heeft.

11. Afsluitdeel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede ligger een koker met een bovenwand en een onderwand omvat, en dat de doorlopende openingen aangebracht zijn door de boven- en de onderwand.

12. Afsluitdeel volgens één der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de tweede ligger in hoofdzaak de vorm heeft van een omgekeerd U-profiel met een bovenwand en een open onderkant, en dat de doorlopende openingen aangebracht zijn door de bovenwand.

13. Werkwijze voor het vormen van een afsluitdeel, typisch een afsluitdeel voor een hekwerk of een poort, waarbij een eerste ligger door middel van meerdere spijlen met eerste einden en tweede einden, met een tweede ligger verbonden wordt, met het kenmerk, dat de eerste einden van de meerdere spijlen door een translatie- en rotatiebeweging van de eerste einden ten opzichte van de eerste ligger vastgezet worden in de eerste ligger; dat de tweede einden van de meerdere spijlen door openingen in de tweede ligger worden gestoken; en dat delen van de tweede einden uitgezet worden ter vorming van uitstulpingen die zodanig zijn gevormd dat de tweede einden vastgezet worden in de tweede ligger.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de delen die uitgezet worden grenzen aan een wand van de tweede ligger.

15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de tweede ligger een holle koker is met een bovenwand en een onderwand en dat voor elke spijl een eerste en een tweede uitstulping wordt gevormd die grenzen aan de bovenwand of aan de onderwand.

16. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat het uitzetten van delen van de tweede einden van de spijlen uitgevoerd wordt door het aanbrengen van een expandeerdoorn in de tweede einden van de spijlen.

17. Samenstel voor een afsluitdeel, typisch een afsluitdeel voor een poort of een hekwerk, omvattende een eerste ligger, een tweede ligger en meerdere spijlen met eerste einden en tweede einden, met het kenmerk, dat de eerste ligger en de eerste einden van de meerdere spijlen zodanig gevormd zijn dat elk eerste einde door translatie en rotatie vastzetbaar is in de eerste ligger; en dat de tweede ligger voorzien is van een aantal doorlopende openingen waardoor de tweede einden van de meerdere spijlen steekbaar zijn, waarbij de tweede einden ingericht zijn om daarin een expandeerwerktuig aan te brengen, en delen van de tweede einden ingericht zijn om door het expandeerwerktuig uitgezet te worden voor het vastzetten van de tweede einden in de tweede ligger.

18. Expandeerdoorn voor het aanbrengen van ten minste twee uitstulpingen in een buis, omvattende een in een trekbuis geleide trekstang met een eerste einde voor koppeling met een trekmiddel, en met een tweede einde dat uitsteekt uit de trekbuis en dat voorzien is van een kopdeel, waarbij op dit tweede einde, tussen het kopdeel en de trekbuis, ten minste een eerste en een tweede samendrukbaar element is voorzien, waarbij tussen het eerste en tweede samendrukbaar element een drukelement is opgenomen, een en ander zodanig dat het eerste en het tweede samendrukbaar element worden samengedrukt wanneer de trekstang in de trekbuis wordt getrokken voor het verkleinen van de afstand tussen het kopdeel en de trekbuis.

19. Expandeerdoorn volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het eerste en tweede samendrukbaar element een eerste en tweede rubber ring zijn die aangebracht is rond het tweede einde van de trekstang, en dat het drukelement een drukring is.

20. Expandeerdoorn volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat een bijkomende drukring aangebracht is tussen de trekbuis en het eerste samendrukbaar element, waarbij de drukring, de bijkomende drukring, en een deel van het kopdeel dat grenst aan het tweede samendrukbaar element in hoofdzaak dezelfde diameter hebben als de eerste en tweede rubber ring.