NL2010993C2 - Werkwijze en systeem voor het scheiden van ruwe mest. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en systeem voor het scheiden van ruwe mest Beschrijving

De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een werkwijze voor het scheiden van ruwe mest in een dunne fractie en een dikke fractie, omvattende de stappen van - het naar een scheidingsinrichting van het persdruktype toevoeren van ruwe mest - het met de scheidingsinrichting scheiden van de ruwe mest in een dikke fractie en een dunne fractie - het uit de scheidingsinrichting afvoeren van de gescheiden dikke en dunne fractie.

In dit document wordt met de term persdruktype een verzameling bedoeld van scheidingsinrichtingen waarbij door middel van een persdruk dunne fractie uit ruwe mest, of althans uit een mestsubstantie, wordt gedrukt. De druk dient daarbij, althans volgens de definitie van het persdruktype die in dit document wordt gehanteerd, zodanig hoog te zijn dat de resterende dikke fractie voldoende droog is om uit zichzelf te composteren/hygiëniseren. In dit document wordt composteren/hygiëniseren beschreven als het gedurende ten minste één uur op een temperatuur van ten minste 70°C houden van de dikke fractie, omdat dit overeenstemt met een Europese verordening voor te exporteren mest. Voorbeelden van scheidingsinrichtingen van het persdruktype zijn een schroefvijzelpers en bepaalde typen trommelpersen die een voldoende droge dikke fractie opleveren. Bij een bekende werkwijze van het hierboven beschreven type wordt de dikke fractie afgevoerd naar een al dan niet op de schroefvijzelpers (als scheidingsinrichting van het persdruktype) aangesloten of in de schroefvijzelpers geïntegreerde composteerinrichting waarin de dikke fractie wordt gehygiëniseerd, dat wil zeggen gedurende ten minste een uur op een temperatuur van ten minste 70°C gehouden, zodat de dikke fractie voor export geschikt is. De dunne fractie wordt afgevoerd naar een tussenopslag om op een later moment over het land te worden uitgereden

Een nadeel van de bekende werkwijze is dat de resulterende dunne fractie relatief veel fosfaat bevat. De verwerkingsefficiëntie van de dikke fractie bedraagt gemiddeld ongeveer 25-30%. De hoeveelheid fosfaat is, althans volgens de thans geldende Nederlandse wetgeving, voor dit type dunne fractie gewoonlijk de beperkende factor voor de hoeveelheid mest (dunne fractie) die op het land mag worden uitgereden.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom een werkwijze van het in de inleiding genoemde typ te verschaffen, waarbij een dunne fractie met een verhoudingsgewijs laag fosfaatgehalte wordt afgevoerd. Dat wil zeggen, dat de verwerkingsefficiëntie van de werkwijze hoger dient te zijn dan 30%, bij voorkeur hoger dan 50%. Dit doel wordt bereikt, doordat de onderhavige uitvinding de stap omvat van het toevoeren van de uit de scheidingsinrichting afgevoerde dunne fractie naar een scheidingsapparaat van het decantertype, waarin de dunne fractie verder wordt gescheiden in een gedecanteerde dunne fractie en een gedecanteerde dikke fractie. In dit document wordt met de term scheidingsapparaat van het decantertype een verzameling bedoeld van scheidingsapparaten waarbij een verwerkingsefficiëntie van 50% of meer wordt gehaald, dat wil zeggen, uit de resterende dunne fractie is ten minste 50% van in de ingaande meststroom aanwezig fosfaat verwijderd. Voorbeelden van scheidingsapparaten van het decantertype zijn centrifuges, decanters en zeefbandpersen (bij welke scheidingsapparaten eventueel een vlokmiddel tijdens het scheidingsproces kan worden toegevoegd om de gewenste verwerkingsefficiëntie te verkrijgen). Met een gedecanteerde dunne en gedecanteerde dikke fractie wordt aldus een dunne, respectievelijk dikke, fractie als product van verwerking via een scheidingsapparaat van het decanteertype aangeduid. Het is om deze reden dat bij het in een dunne en een dikke fractie scheiden van mest in een scheidingsapparaat van het decanteertype relatief veel fosfaat via de gedecanteerde dikke fractie wordt afgevoerd, en relatief weinig fosfaat via de gedecanteerde dunne fractie wordt afgevoerd.

De opbrengst van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding bestaat aldus uit: een uit zichzelf composteerbare/hygiëniseerbare relatief droge dikke fractie met een gemiddeld fosfaatgehalte uit de scheidingsinrichting, een relatief natte dikke gedecanteerde fractie met een relatief hoog fosfaatgehalte uit het scheidingsapparaat, en - een dunne gedecanteerde fractie uit het scheidingsapparaat met een aanzienlijk lager fosfaatgehalte dan de dunne fractie die vanuit de scheidingsinrichting naar het scheidingsapparaat is gevoerd.

Aldus is met de werkwijze het doel van de onderhavige uitvinding bereikt. Overigens is het uit zichzelf composteren/hygiëniseren van de vaste fractie geen vereist aspect van de onderhavige uitvinding. Het is wel een zeer aantrekkelijk bijkomend aspect.

Het is weliswaar bekend ruwe mest door middel van een scheidingsapparaat van het decantertype in een dunne en een dikke gedecanteerde fractie te scheiden, maar dat resulteert in een relatief natte dikke gedecanteerde fractie die ongeschikt is om zonder meer te composteren tot een temperatuur en gedurende een tijdsspanne teneinde uit zichzelf te hygiëniseren. Doordat volgens de onderhavige uitvinding echter een belangrijk deel van de dikke fractie van de oorspronkelijke ruwe mest al in de scheidingsinrichting is afgezonderd, is het probleem van de niet composteerbaarheid van de dikke gedecanteerde fractie uit het scheidingsapparaat minder pregnant. Bovendien kan (ten minste een deel van) de dikke gedecanteerde fractie uit het scheidingsapparaat optioneel worden vermengd met de dikke fractie uit de scheidingsinrichting teneinde een alsnog zelf- composteerbaar/hygiëniseerbaar mengsel te verkrijgen. Dit wordt verderop meer in detail besproken.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding wordt naar het scheidingsapparaat een vlokmiddel toegevoerd, dat is bestemd voor een verhoogde afscheiding van fosfaat naar de gedecanteerde dikke fractie. Er zijn verschillende vlokmiddelen op de markt verkrijgbaar. De vakman weet welke vlokmiddelen geschikt zijn voor het binden van fosfaat. Het vlokmiddel bindt het fosfaat uit de ruwe mest aan zich en aldus zal het gebonden fosfaat met een grotere massa tijdens het centrifugeren verder naar buiten, dus meer in de dikke fractie worden gedreven. Aldus is in een gedecanteerde dunne fractie minder van het oorspronkelijke fosfaat aanwezig dan zonder toevoeging van het vlokmiddel. Dit heeft weer tot gevolg dat een grotere hoeveelheid (gedecanteerde) dunne fractie over land kan worden uitgereden in vergelijking tot een dunne fractie uit de scheidingsinrichting.

Wanneer naar het scheidingsapparaat behalve de dunne fractie ook een aandeel ruwe mest wordt toegevoerd, wordt verzekerd dat een mengsel van de dunne fractie uit de scheidingsinrichting en de ruwe mest in het scheidingsapparaat voldoende vezels omvat om het scheidingsapparaat effectief te laten werken. Daarvoor is een minimale hoeveelheid vezels in de mest gewenst. Overigens is de wens c.q. noodzaak voor toevoer van ruwe mest afhankelijk van het type mest (koe-, varkens- of kippenmest) en van de samenstelling van de betreffende mest. De vakman kan bepalen welke verhouding dunne fractie:ruwe mest een acceptabel scheidingsresultaat zal opleveren.

Een goed beheersbaar continu proces is mogelijk wanneer de dunne fractie van de scheidingsinrichting via een fluïdumleiding rechtstreeks of via een buffervoorraad naar het scheidingsapparaat wordt gevoerd. Aldus kan constant dunne fractie van de scheidingsinrichting worden afgevoerd en kan constant dunne fractie vanuit de scheidingsinrichting in het scheidingsapparaat worden gevoerd. Dit kan eventueel zonder menselijk ingrijpen worden uitgevoerd. Een eventuele buffervoorraad kan een eventueel batchgewijze, of onderbreekbare werking van de scheidingsinrichting van het bij voorkeur gedurende langere tijd ononderbroken proces van het scheidingsapparaat ontkoppelen, waarbij de buffervoorraad er voor kan zorgen dat het scheidingsapparaat bij een tijdelijke onderbreking van afvoer van dunne fractie uit de scheidingsinrichting kan blijven doorwerken.

Het heeft daarbij de voorkeur dat een pompinrichting aanwezig is waarmee de dunne fractie vanuit de scheidingsinrichting naar het scheidingsapparaat wordt verpompt. Dit kan rechtstreeks of via een eerder genoemde buffervoorraad geschieden.

Wanneer de dikke fractie uit de scheidingsinrichting bij het composteren/hygiëniseren voldoende verwarmingscapaciteit heeft om de dikke fractie tot een temperatuur boven 70° te doen oplopen heeft het de voorkeur dat, althans ten minste een deel van, de gedecanteerde dikke fractie wordt vermengd met de dikke fractie uit de scheidingsinrichting. Aldus kan (althans een deel van) de gedecanteerde dikke fractie, die op zichzelf ongeschikt is om zonder toevoeging van energie te composteren/hygiëniseren, worden gecomposteerd/gehygiëniseerd met overcapaciteit van de dikke fractie uit de scheidingsinrichting. Bovendien kan aldus het aandeel fosfaten in de resterende gemengde dikke fractie worden verhoogd, aangezien de gedecanteerde dikke fractie een hoger fosfaatgehalte heeft dan de dikke fractie uit de scheidingsinrichting. Dit verhoogt de waarde van de resulterende gemengde dikke fractie voor exportdoeleinden.

Bij voorkeur wordt de ruwe mest vanuit een voorraadsilo naar de scheidingsinrichting en eventueel naar het scheidingsapparaat toegevoerd. Een voorraadsilo is geschikt voor het ontkoppelen van een aanvoer van ruwe mest en de verwerking daarvan bij een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding. Tussen de voorraadsilo enerzijds en de scheidingsinrichting respectievelijk het scheidingsapparaat anderzijds kunnen toevoerleidingen zijn voorzien waardoorheen ruwe mest vanuit de voorraadsilo naar de betreffende scheidingsinrichting, respectievelijk het betreffende scheidingsapparaat kan worden toegevoerd, bij voorkeur door middel van één of meer pompinrichtingen wordt verpompt.

Bij voorkeur is de scheidingsinrichting en/of het scheidingsapparaat voorzien van een overstortbeveiliging die een eventuele overstort van ruwe mest en/of, in het geval van het scheidingsapparaat, een overstort aan dunne fractie terugvoert naar een punt stroomopwaarts van de betreffende stap in de scheidingswerkwijze. Dit kan bijvoorbeeld de voorraadsilo zijn.

Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een scheidingssysteem voor het in een dunne en een dikke fractie scheiden van ruwe mest, omvattende een scheidingsinrichting van het persdruktype met een invoeropening via welke bij toepassing ruwe mest naar de scheidingsinrichting wordt toegevoerd, een eerste uitvoeropening waardoorheen bij toepassing een dunne fractie uit de scheidingsinrichting wordt afgevoerd en een tweede uitvoeropening waar doorheen bij toepassing een dikke fractie uit de scheidingsinrichting wordt afgevoerd. Een dergelijke inrichting is bekend, bijvoorbeeld in een uitvoering als schroefvijzelpers, waarvan de werking in de inleiding van dit document reeds is besproken. Ook hier wordt het nadeel van een relatief hoog fosfaatgehalte in de afgevoerde dunne fractie door de onderhavige uitvinding opgelost doordat de scheidingsinrichting via de eerste uitvoeropening en eventueel een niet getoonde bufferopslag en een fluïdumleiding is verbonden met een scheidingsapparaat van het decantertype, zodat een dunne fractie vanuit de scheidingsinrichting via het fluïdumkanaal naar het scheidingsapparaat kan stromen waarin de dunne fractie vervolgens wordt behandeld.

Het scheidingssysteem is bij voorkeur ingericht voor het uitvoeren van een werkwijze volgens het eerst aspect van de onderhavige uitvinding, waarvan de voordelen hierboven reeds zijn besproken.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is een pompinrichting voorzien voor het door de fluïdumleiding verpompen van de dunne fractie uit de scheidingsinrichting naar het scheidingsapparaat. De ene pompinrichting, of althans pompinrichtingen, kunnen tevens zijn voorzien voor het verpompen van ruwe mest/of een dunne of dikke fractie tussen verschillende elementen van het scheidingssysteem.

Voor verkrijgen van een door middel van het scheidingsapparaat goed te scheiden substantie heeft het de voorkeur dat een in het scheidingsapparaat uitmondende bijmengleiding is voorzien, waarmee bij toepassing ruwe mest naar het scheidingsapparaat wordt gevoerd. Aldus kunnen verschillende variabelen van het scheidingssysteem worden beïnvloed door het naar wens bijmengen van ruwe mest. Voorbeelden van dergelijke materialen zijn een goede verhouding dikke fractie/dunne fractie in een door het scheidingsapparaat te verwerken mestsubstantie of de hoeveelheid relatief natte gedecanteerde dikke fractie die vanuit het scheidingsapparaat naar de scheidingsinrichting moet of mag worden toegevoerd.

Het heeft daarbij de voorkeur dat een doseerinrichting is voorzien, die gedecanteerde dikke fractie uit het scheidingsapparaat gedoseerd bij de dikke fractie uit de scheidingsinrichting mengt, alvorens de gemengde dikke fractie uit de scheidingsmiddelen (de scheidingsinrichting en het scheidingsapparaat) composteert/hygiëniseert, of althans wordt gecomposteerd/gehygiëniseerd. Hiertoe kunnen één of meer temperatuursensoren zijn voorzien die de temperatuur in de composteerinrichting meten, en registreren tot welke waarde de temperatuur in de gemengde dikke fractie oploopt tijdens het composteren/hygiëniseren ervan. Door terugkoppeling van die temperatuur kan enigszins worden bepaald hoeveel relatief natte dikke fractie in de composteerinrichting kan worden toegevoegd.

Bij een voorkeursvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn een of meer overstortbeveiligingen voorzien, die werkzaam zijn teneinde een eventueel te grote hoeveelheid naar de scheidingsinrichting of het scheidingsapparaat toegevoerde substantie stroomopwaarts af te voeren, bijvoorbeeld naar de opslag voor ruwe mest. Aldus kan een met het scheidingssysteem uitgevoerd scheidingsproces worden beheerst.

De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend nader worden toegelicht onder verwijzing naar figuur 1, waarin een voorbeeld van een werkwijze voor het in een dunne en een dikke fractie scheiden van ruwe mest volgens de onderhavige uitvinding door middel van een stroomschema wordt weergegeven.

Volgens het stroomschema wordt bij een eerste stap ruwe mest aangevoerd naar een opslagsilo. De ruwe mest kan rechtstreeks vanuit een mestkelder naar de scheidingsinrichting worden toegevoerd, maar kan ook via mesttransportvoertuigen naar de voorraadsilo worden getransporteerd. Een voorraadsilo ontkoppelt de vaak discontinue aanvoer van mest van het, gedurende een periode, bij voorkeur continue scheidingsproces. De ruwe mest wordt vervolgens verpompt, bijvoorbeeld door middel van een dompelpomp, naar een op zich bekende schroefvijzelpers, bijvoorbeeld een SP1100 HD schroefvijzelpers. De schroefvijzelpers is een voorbeeld van een scheidingsinrichting van het persdruktype.

In de schroefvijzelpers wordt op op zich bekende wijze onder grote druk vloeistof (dunne fractie) uit de ruwe mest geperst, waardoor de resterende substantie steeds droger en daarmee dikker wordt. De dikke fractie uit de schroefvijzelpers wordt naar een composteerinrichting, in dit geval een BC50 overgebracht om te composteren/hygiëniseren. In het onderhavige voorbeeld is de BC50 geïntegreerd met de SP100 HD, maar in het stroomschema is desalniettemin tussen de schroefvijzelpers en de composteerinrichting een stroom weergegeven.

De dunne fractie die uit de ruwe mest is geperst wordt vanuit de schroefvijzelpers via een fluïdumleiding naar een op zich bekende decanter gepompt. De decanter is een voorbeeld van een scheidingsapparaat van het decanter type. In praktijk zal dit pompen via een bufferopslag gebeuren om de mogelijk discontinue stroom dunne fractie uit de schroefvijzelpers beter in een, bij voorkeur continu werkende, decanter te kunnen verwerken. Tegelijkertijd wordt vanuit de voorraadsilo ruwe mest naar de decanter toegevoerd, zodat in de decanter een mengsel van dunne fractie uit de schroefvijzelpers en ruwe mest uit de opslagsilo wordt verwerkt. In de decanter wordt dit mengsel, nu door middel van centrifugeren, opnieuw gescheiden in een gedecanteerde dunne fractie die naar een tussenopslag voor dunne fractie wordt afgevoerd en een gedecanteerde dikke fractie die naar een tussenopslag met een doseersysteem wordt afgevoerd.

De gedecanteerde dunne fractie is bij uitstek geschikt om over het land ut te rijden en wordt daartoe door een mesttransportvoertuig opgehaald. Doordat de gedecanteerde dunne fractie relatief weinig fosfaat bevat kan relatief veel vloeistof per oppervlakte-eenheid worden uitgereden voordat de maximaal toegestane hoeveelheid fosfaat per oppervlakte-eenheid is bereikt.

In de BC50 wordt door middel van op zich bekende sensoren de temperatuur van de composterende dikke fractie uit de schroefvijzelpers geregistreerd. De aldus verkregen waarden worden doorgegeven naar een besturingsinrichting, waar op basis van de gemeten waarden wordt bepaald hoeveel gedecanteerde dikke fractie uit het doseersysteem bij de dikke fractie uit de schroefvijzelpers kan worden gemengd zonder het risico dat bij het composteren de temperatuur beneden de 70° °C komt of blijft. Nadat het mengsel van dikke fractie uit de schroefvijzelpers en uit de decanter voldoende lang op een temperatuur boven 70° C is gehouden wordt ook de aldus gehygiëniseerde dikke fractie naar een tussenopslag afgevoerd vanwaar de gehygiëniseerde dikke fractie kan worden geëxporteerd.

Op basis van praktijkvoorbeelden van Fosfaat- en Stikstof gehalten in varkensmest kan de uitvinding nog verder worden toegelicht. De waarden zijn indicatief, maar omdat mest een natuurproduct is kunnen in praktijk afwijkingen van de genoemde waarden voorkomen. Het principe van de onderhavige uitvinding kan eenvoudig uit het voorbeeld worden afgeleid.

In een ton (1000 kg) ruwe varkensmest bevindt zich ongeveer 4,0-4,5 kg Fosfaat en 6,2-6,7 kg Stikstof. Wanneer de ruwe mest met behulp van een schroefvijzelpers wordt gescheiden in een dunne fractie en een dikke fractie bevindt zich in een ton dunne fractie ongeveer 3,5-3,7 kg Fosfaat en 6,0-6,5 kg Stikstof. In een ton dikke fractie uit de schroefvijzelpers bevindt zich ongeveer 10-12 kg Fosfaat en 8-9 kg Stikstof.

Wanneer de ruwe mest met behulp van een decanter wordt gescheiden in een dunne fractie en een dikke fractie bevindt zich in een ton dunne fractie ongeveer 1-1,25 kg Fosfaat en 6,5 kg Stikstof. In een ton dikke fractie uit de schroefvijzelpers bevindt zich ongeveer 18-20 kg Fosfaat en 9-10 kg Stikstof.

Op basis van deze gegevens kan worden berekend dat na scheiding van varkensmest door een schroefvijzelpers het fosfaatgehalte in de dunne fractie ongeveer 90% bedraagt van het fosfaatgehalte in de ruwe mest. Wanneer mest met een decanter wordt gescheiden bedraagt het fosfaatgehalte in de dunne fractie ongeveer 25% van het fosfaatgehalte in de ruwe mest. Door de dunne fractie uit de schroefvijzelpers in de decanter aan een tweede scheidingsproces te onderwerpen wordt nog eens meer dan de helft (75%) van de 90% van het oorspronkelijk gehalte in de dunne fractie aanwezige fosfaat uit de dunne fractie gehaald. Aldus resteert een relatief fosfaatarme dunne fractie. De fosfaatrijke dikke fractie uit de decanter (18-20 kg per ton) kan bij de dikke fractie met 10-12 kg fosfaat per ton worden gemengd.

De in het voorbeeld verstrekte waarden zijn weliswaar uit de praktijk verkregen. Het zal duidelijk zijn dat niet alleen mest van verschillende diergroepen, zoals varkens, koeien, kippen onderling van samenstelling verschilt, maar dat er ook (grote) verschillen kunnen zijn in samenstellingen van mest van verschillende dieren binnen eenzelfde soort.

De onderhavige uitvinding is in het hiervoorgaande nader toegelicht aan de hand van een voorbeeldwerkwijze volgens de onderhavige uitvinding. De beschrijving van het proces heeft echter geen beperkende invloed op de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding, die wordt gedefinieerd door de hiernavolgende conclusies. Aldus kunnen verschillende, al dan niet voor de hand liggende, varianten worden toegepast binnen de beschermingsomvang die is gedefinieerd in de hiernavolgende conclusies. Zo kan bijvoorbeeld in plaats van een schroefvijzelpers een ander type pers als scheidingsinrichting worden toegepast, waarbij de dunne fractie door middel van persdruk uit ruwe mest wordt geperst tot een dikke fractie resteert die bij composteren een temperatuur van meer dan 70 graden Celsius bereikt. In plaats van de decanter zou een ander type scheidingsinrichting kunnen worden toegepast, waarbij een relatief groot aandeel fosfaat in de dikke fractie achterblijft, zodat de dunne fractie relatief vrij is van fosfaat. Verder moge het duidelijk zijn dat tussen de verschillende stappen verschillende materiaalstromen kunnen worden toegevoegd. In dit document worden stromen of substanties aangeduid met termen als “ruw”, “dik” en “dun”. Het moge duidelijk zijn dat hiermee niet alleen puur ruwe mest of pure dunne of dikke fractie wordt bedoeld. Bij ruwe mest kan een reeds deels verwerkte (mest)stroom zijn gemengd, in dunne fractie kunnen vezels aanwezig (dat is gewoonlijk ook zo) zijn en in dikke fractie bevindt zich vloeistof.

Lijst van verwijzingstekens Figuur 1 1 Schroefvijzelpers 2 Decanter 3 Composteerinrichting A Aanvoer ruwe mest B Ruwe mest opslag C Verpompen ruwe mest D Scheiden E Verpompen dunne fractie F Overbrengen dikke fractie G Composteren/ hygiëniseren H Doseren I Opslag gedecanteerde dikke fractie J Scheiden K Opslag gedecanteerde dunne fractie L Opslag gehygiëniseerde dunne fractie

Claims (15)

1. Werkwijze voor het scheiden van ruwe mest in een dunne fractie en een dikke fractie, omvattende de stappen van - het naar een scheidingsinrichting van het persdruktype, bij voorkeur een schroefvijzelpers, toevoeren van ruwe mest - het met de scheidingsinrichting scheiden van de mest in een dikke fractie en een dunne fractie - het uit de scheidingsinrichting afvoeren van de gescheiden dikke en dunne fractie, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap omvat van het toevoeren van uit de scheidingsinrichting afgevoerde dunne fractie naar een scheidingsapparaat van het decantertype, waarin de dunne fractie verder wordt gescheiden in een gedecanteerde dunne fractie en een gedecanteerde dikke fractie.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat naar het scheidingsapparaat een vlokmiddel wordt toegevoerd, dat geschikt is voor een verhoogde afscheiding van fosfaat naar de gedecanteerde dikke fractie.

3. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat naar het scheidingsapparaat behalve de dunne fractie ook een aandeel ruwe mest wordt toegevoerd.

4. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dunne fractie van de scheidingsinrichting via een fluïdumleiding rechtstreeks naar het scheidingsapparaat wordt gevoerd.

5. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dunne fractie vanuit de scheidingsinrichting naar het scheidingsapparaat wordt verpompt.

6. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gedecanteerde dikke fractie wordt vermengd met de dikke fractie uit de scheidingsinrichting.

7. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ruwe mest vanuit een voorraadsilo naar de scheidingsinrichting en eventueel, in afhankelijkheid van conclusie 3, naar het scheidingsapparaat wordt toegevoerd.

8. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de scheidingsinrichting is voorzien van een overstortbeveiliging die een eventuele overstort van ruwe mest terugvoert naar de voorraadsilo.

9. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het scheidingsapparaat is voorzien van een overstortbeveiliging die een eventuele overstort van ruwe mest terugvoert naar de voorraadsilo.

10. Scheidingssysteem voor het in een dunne en een dikke fractie scheiden van ruwe mest, omvattende een scheidingsinrichting van het persdruktype met een invoeropening via welke bij toepassing ruwe mest naar de scheidingsinrichting wordt toegevoerd, een eerste uitvoeropening waardoorheen bij toepassing een dunne fractie uit de scheidingsinrichting wordt afgevoerd en een tweede uitvoeropening waar doorheen bij toepassing een dikke fractie uit de scheidingsinrichting wordt afgevoerd, met het kenmerk, dat de scheidingsinrichting via de eerste uitvoeropening en een fluïdumleiding is verbonden met een scheidingsapparaat van het decanteertype, zodat een dunne fractie vanuit de scheidingsinrichting via het fluïdumkanaal naar het scheidingsapparaat kan stromen.

11. Scheidingssysteem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het scheidingssysteem is ingericht voor het uitvoeren van een werkwijze volgens een of meer van de conclusies 1 tot en met 9.

12. Scheidingssysteem volgens een of meer van de conclusies 10 tot en met 11, met het kenmerk dat een pompinrichting is voorzien voor het door de fluïdumleiding verpompen van de dunne fractie uit de scheidingsinrichting naar het scheidingsapparaat.

13. Scheidingssysteem volgens een of meer van de conclusies 10 tot en met 12, met het kenmerk dat een in het scheidingsapparaat uitmondende bijmengleiding is voorzien, waarmee bij toepassing ruwe mest naar het scheidingsapparaat wordt gevoerd.

14. Scheidingssysteem volgens een of meer van de conclusies 10 tot en met 13, met het kenmerk dat een doseerinrichting is voorzien, die dikke fractie uit het scheidingsapparaat gedoseerd bij de dikke fractie uit de scheidingsinrichting mengt, alvorens de dikke fractie uit de scheidingsmiddelen composteert/hygiëniseert, of althans wordt gecomposteerd/gehygiëniseerd.

15. Scheidingssysteem volgens een of meer van de conclusies 10 tot en met 14, met het kenmerk dat één of meer overstortbeveiligingen zijn voorzien, die bij toepassing werkzaam zijn teneinde een eventueel te grote hoeveelheid toegevoerde substantie stroomopwaarts af te voeren.