NL2009662C2 - Deeltjesopvanginrichting en daarmee voorziene verspaningsinrichting. - Google Patents

Deeltjesopvanginrichting en daarmee voorziene verspaningsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2009662C2
NL2009662C2 NL2009662A NL2009662A NL2009662C2 NL 2009662 C2 NL2009662 C2 NL 2009662C2 NL 2009662 A NL2009662 A NL 2009662A NL 2009662 A NL2009662 A NL 2009662A NL 2009662 C2 NL2009662 C2 NL 2009662C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
compartment
filling
housing
gas
bag
Prior art date
Application number
NL2009662A
Other languages
English (en)
Inventor
Bas Schoutens
Esteban Salvemini
Original Assignee
Bosch Gmbh Robert
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bosch Gmbh Robert filed Critical Bosch Gmbh Robert
Priority to NL2009662A priority Critical patent/NL2009662C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2009662C2 publication Critical patent/NL2009662C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23QDETAILS, COMPONENTS, OR ACCESSORIES FOR MACHINE TOOLS, e.g. ARRANGEMENTS FOR COPYING OR CONTROLLING; MACHINE TOOLS IN GENERAL CHARACTERISED BY THE CONSTRUCTION OF PARTICULAR DETAILS OR COMPONENTS; COMBINATIONS OR ASSOCIATIONS OF METAL-WORKING MACHINES, NOT DIRECTED TO A PARTICULAR RESULT
    • B23Q11/00Accessories fitted to machine tools for keeping tools or parts of the machine in good working condition or for cooling work; Safety devices specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools
    • B23Q11/0042Devices for removing chips
    • B23Q11/0071Devices for removing chips dust collectors for hand tools
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23QDETAILS, COMPONENTS, OR ACCESSORIES FOR MACHINE TOOLS, e.g. ARRANGEMENTS FOR COPYING OR CONTROLLING; MACHINE TOOLS IN GENERAL CHARACTERISED BY THE CONSTRUCTION OF PARTICULAR DETAILS OR COMPONENTS; COMBINATIONS OR ASSOCIATIONS OF METAL-WORKING MACHINES, NOT DIRECTED TO A PARTICULAR RESULT
    • B23Q11/00Accessories fitted to machine tools for keeping tools or parts of the machine in good working condition or for cooling work; Safety devices specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools
    • B23Q11/0042Devices for removing chips
    • B23Q11/0046Devices for removing chips by sucking
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B24GRINDING; POLISHING
    • B24BMACHINES, DEVICES, OR PROCESSES FOR GRINDING OR POLISHING; DRESSING OR CONDITIONING OF ABRADING SURFACES; FEEDING OF GRINDING, POLISHING, OR LAPPING AGENTS
    • B24B55/00Safety devices for grinding or polishing machines; Accessories fitted to grinding or polishing machines for keeping tools or parts of the machine in good working condition
    • B24B55/06Dust extraction equipment on grinding or polishing machines
    • B24B55/10Dust extraction equipment on grinding or polishing machines specially designed for portable grinding machines, e.g. hand-guided
    • B24B55/105Dust extraction equipment on grinding or polishing machines specially designed for portable grinding machines, e.g. hand-guided with oscillating tools

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Filtering Of Dispersed Particles In Gases (AREA)

Description

DEELTJESOPVANGINRICHTING EN DAARMEE VOORZIENE VERSPANINGSINRICHTING
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting 5 voor het opvangen van deeltjes, in het bijzonder door een verspaningsbewerking van een werkstuk losgekomen materiaal— en stofdeeltjes, alsmede op een van een dergelijke deeltjesopvanginrichting voorziene verspaningsinrichting.
Wanneer met een verspaningsinrichting materiaal 10 wordt bewerkt en deeltjes daarvandaan worden weggenomen, bijvoorbeeld door middel van schaven, schuren, slijpen, zagen, etc., is het gebruikelijk om deze deeltjes af te zuigen en op te vangen in een deeltjesopvanginrichting.
Er zijn drie hoofdcategorieën van stofopvang: 15 goedkopere modellen vangen stofdeeltjes doorgaans op in een zak, terwijl meer professionele modellen van een gemakkelijk te legen stofbox of van een aansluiting voor een stofzuigerslang zijn voorzien.
Wanneer een deeltjesopvanginrichting zich met 20 stofdeeltjes vult, zal het stof zich in de opvanginrichting ophopen en steeds verder comprimeren totdat het stof zich tot in de kanalen van de verspaningsinrichting ophoopt.
Het is gewenst dat een gebruiker het vol raken van een deeltjesopvanginrichting vroegtijdig opmerkt, opdat 25 opeenhoping van stofdeeltjes in de kanalen van de verspaningsinrichting zelf kan worden voorkomen door het tijdig legen van de deeltjesopvanginrichting.
De uitvinding heeft nu tot doel een deeltjesopvanginrichting van de hiervoor beschreven soort te 30 verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen. In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel vroegtijdig het vol raken van een deeltjesopvanginrichting aan een gebruiker kenbaar te maken.
2
Het genoemde doel is bereikt met de inrichting voor het opvangen van deeltjes, in het bijzonder door een verspaningsbewerking van een werkstuk losgekomen materiaal-en stofdeeltjes, omvattende: 5 - een behuizing met ten minste een voorwand die is voorzien van een inlaatopening waardoorheen de deeltjes in een door de behuizing ingesloten volume inbrengbaar zijn; - een in de behuizing aangebrachte opvangzak die met een vulopening is aangesloten op de inlaatopening en ten 10 minste in enige mate gasdoorlaatbaar is; - waarbij de behuizing een van een doorvoeropening voorziene wand omvat waardoorheen de opvangzak zich ten minste in een met opgevangen deeltjes gevulde toestand uitstrekt; 15 - waarbij de omtrek van de opvangzak ten minste ter plaatse van de doorvoeropening in de wand groter is dan omtrek van deze doorvoeropening, waarbij de opvangzak: - in een in hoofdzaak ongevulde toestand ten minste gasdoorvoer door de doorvoeropening toestaat; en 20 - in een met opgevangen deeltjes gevulde toestand bij een vooraf bepaalde vullingsgraad de doorvoeropening ten minste grotendeels voor gasdoorvoer afsluit; - waarbij het door de opvangzak afsluiten van de 25 gasdoorvoer door doorvoeropening een drukverschil in een compartiment van de behuizing teweegbrengt; - waarbij ten minste een gasdrukdetectieorgaan is voorzien dat is ingericht om dit drukverschil te detecteren en via ten minste een vullingsgraadindicatieorgaan aan te 30 geven dat de voorafbepaalde vullingsgraad van de opvangzak is bereikt.
De opvangzak is in enige mate gasdoorlaatbaar, waardoor het werkt als een soort filter: materiaal- en 3 stofdeeltjes blijven achter in de opvangzak, en het gas ontsnapt door de wand van de zak. Dit gas zal zich binnen de behuizing van de deeltjesopvanginrichting verspreiden en daar een drukopbouw veroorzaken die detecteerbaar is met het 5 gasdrukdetectieorgaan.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de voorafbepaalde vullingsgraad van de opvangzak waarbij het vullingsgraadindicatieorgaan aangeeft dat de voorafbepaalde vullingsgraad van de opvangzak is bereikt ten minste bepaald 10 door de plaats waar de van de doorvoeropening voorziene wand rondom de opvangzak is aangebracht.
De plaats waar de van de doorvoeropening voorziene wand rondom de opvangzak is aangebracht bepaalt bij welke vullingsgraad de overgang plaatsvindt van de eerste toestand 15 waarbij de opvangzak gasdoorvoer door de doorvoeropening toestaat naar de tweede toestand waarbij de opvangzak de doorvoeropening ten minste grotendeels voor gasdoorvoer afsluit.
In deze tweede toestand veroorzaakt het door de 20 opvangzak afsluiten van de gasdoorvoer door doorvoeropening een drukverschil in een compartiment van de behuizing, waarop het gasdrukdetectieorgaan zal reageren.
De plaats waar de van de doorvoeropening voorziene wand rondom de opvangzak is aangebracht bevindt zich bij 25 voorkeur tussen de vulopening van de opvangzak en halverwege de lengte daarvan. De exacte plaatsing in dit bereik kan de ontwerper kiezen afhankelijk van de mate van vulling van de opvangzak waarbij een omslag naar een indicatie van een 'volle'1 toestand van de opvangzak is gewenst.
30 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het compartiment waarin het drukverschil door het met de opvangzak afsluiten van de doorvoeropening tot stand komt een eerste compartiment dat ten minste wordt begrensd door 4 de voorwand en de van de doorvoeropening voorziene wand. Bij deze uitvoeringsvorm ontstaat het drukverschil in het voorcompartiment dat grenst aan de voorwand, waarbij optioneel een achtercompartiment kan zijn voorzien. Het 5 achtercompartiment wordt in dat geval door de van de doorvoeropening voorziene wand van het voorcompartiment gescheiden.
Hoewel het denkbaar is dat de voorwand gebogen verloopt en direct aansluit op de achterwand zullen 10 normaliter één of meer zijwanden bijdragen aan de begrenzing van het eerste compartiment.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de van de doorvooropening voorziene wand de achterwand van de behuizing. In deze uitvoeringsvorm is er enkel één 15 compartiment. Dit ene compartiment bevindt zich tussen de voorwand en de van de doorvoeropening voorzien wand. Een uitvoering met slechts één compartiment heeft het voordeel dat de behuizing compacter is uit te voeren, en daardoor bovendien lichter kan worden uitgevoerd. Bovendien strekt de 20 opvangzak zich in een gevulde toestand tot buiten de achterwand van de behuizing uit, waardoor deze makkelijk toegankelijk is. Het uitstekende uiteinde van de opvangzak kan bijvoorbeeld samengeknepen worden, hetgeen het legen van de opvangzak - waarbij deze door de doorvoeropening dient te 25 worden getrokken - kan worden vergemakkelijkt.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de van de doorvoeropening voorziene wand een in de behuizing aangebrachte tussenwand die het door de behuizing ingesloten volume opdeelt in een eerste, voorste 30 compartiment en een tweede, achterste compartiment. Een uitvoering met zowel een voorste als een achterste compartiment heeft het voordeel dat de opvangzak volledig 5 door de behuizing wordt afgeschermd. Tevens kan de opvangzak door de behuizing volledig aan het zicht worden onttrokken.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het gasdrukdetectieorgaan een detectieorgaanbehuizing, 5 een verplaatsbaar in de detectieorgaanbehuizing aangebracht zuigerelement, en waarbij het zuigerelement zodanig met behulp van een veer is voorgespannen dat het zuigerelement, enkel wanneer de door een drukverschil daarop uitgeoefende kracht de voorspankracht van de veer overschrijdt, 10 verplaatst en een vullingsgraadindicatieorgaan bedient.
Een verkeerde aanduiding kan in sommige uitvoeringen ontstaan wanneer de verspaningsinrichting is uitgeschakeld. Indien de verspaningsinrichting is uitgeschakeld, zal er namelijk géén drukopbouw zijn. Het 15 vullingsgraadindicatieorgaan kan dan in een uitvoeringsvorm waarbij deze reageert op het wegvallen van gasdruk aangeven dat de opvangzak 'vol1· is, terwijl de gasdruk niet weg is gevallen door het met de opvangzak afsluiten van de doorvoeropening, maar enkel doordat de verspaningsinrichting 20 uitgeschakeld is.
Teneinde een verkeerde aanduiding te voorkomen is volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm het gasdrukdetectieorgaan in het eerste compartiment aangebracht en is het ingericht om bij een drukverhoging in het eerste 25 compartiment het vullingsgraadindicatieorgaan naar een vol-indicatiestand te verplaatsen.
De veer introduceert in deze uitvoeringsvorm een drempelkracht die het vullingsgraadindicatieorgaan aanvankelijk in een neutrale stand houdt. Het voordeel van 30 deze neutrale stand wanneer machine uit staat, is dat voorkomen wordt dat een gebruiker verkeerd wordt geïnformeerd.
6
Wanneer de verspaningsinrichting in bedrijf is en de opvangzak een bepaalde vullingsgraad bereikt, zal de opvangzak de gasdoorvoer door de doorvoeropening ten minste grotendeels beperken. Hierdoor ontstaat een drukverschil in 5 het compartiment van de behuizing waar het gasdrukdetectieorgaan is aangebracht. Het gasdrukdetectieorgaan zal het vullingsgraadindicatieorgaan vervolgens naar een vol-indicatiestand toe verplaatsen.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm 10 is het gasdrukdetectieorgaan in het tweede compartiment aangebracht en is het ingericht om bij een drukverlaging in het tweede compartiment naar een vol-indicatiestand te verplaatsen.
In deze uitvoeringsvorm is het compartiment waarin 15 het drukverschil door het met de opvangzak afsluiten van de doorvoeropening tot stand komt een tweede compartiment dat ten minste wordt begrensd door de achterwand van de behuizing en de van de doorvoeropening voorziene wand. Wanneer de opvangzak zich vult en de doorvoeropening 20 afsluit, zal er amper nog gas aan het tweede compartiment, d.w.z. het achtercompartiment, worden aangevoerd. De doorvoeropening is afgesloten, en doordat de opvangzak in het achterste deel is gevuld, zal er ook amper gas door de poriën van de opvangzak in het achtercompartiment geraken.
25 De gasdruk in het achtercompartiment zakt daardoor, waardoor de door de veer van het gasdrukdetectieorgaan op het vullingsgraadindicatieorgaan uitgeoefende kracht groter zal zijn dan de door de gasdruk op de zuiger van het vullingsgraadindicatieorgaan uitgeoefende kracht. Hierdoor 30 wordt het vullingsgraadindicatieorgaan naar een stand bewogen die geassocieerd wordt met een 'vol' toestand van de opvangzak.
7
Door het gasdrukdetectieorgaan in het tweede compartiment aan te brengen zit deze op een voor de gebruiker intuïtieve en goed zichtbare positie.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm 5 is het gasdrukdetectieorgaan in het tweede compartiment aangebracht en staat dit gasdrukdetectieorgaan via een verbindingskanaal in gasverbinding met het eerste compartiment, waarbij het gasdrukdetectieorgaan is ingericht om bij een drukverhoging in het eerste compartiment het 10 vullingsgraadindicatieorgaan naar een vol-indicatiestand te verplaatsen.
Door het gasdrukdetectieorgaan in het tweede compartiment aan te brengen zit deze op een voor de gebruiker intuïtieve en goed zichtbare positie. Anderzijds 15 staat het gasdrukdetectieorgaan via een verbindingskanaal in gasverbinding met het eerste compartiment, wat het voordeel biedt dat het vullingsgraadindicatieorgaan wederom een neutrale vulstand zal aangeven indien de verspaningsmachine is uitgeschakeld. Hierdoor wordt voorkomen dat een gebruiker 20 verkeerd wordt geïnformeerd, zoals hierboven uitvoerig is toegelicht.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is in de opvangzak een roerstaaf aangebracht die zich over nagenoeg de gehele lengte van de opvangzak tot nabij de 25 vulopening daarvan uitstrekt. Doordat de in de opvangzak opgevangen deeltjes zich in enige mate comprimeren, zal de opvangzak door de doorvoeropening in de van de doorvooropening voorziene wand ingesnoerd worden. Naast de gewenste gasdichte afsluiting van de doorvoeropening heeft 30 dit echter wel als nadeel dat de opvangzak zich erg nauw in de doorvoeropening sluit, en daardoor enige weerstand zal geven wanneer deze - teneinde geleegd te worden - door de doorvoeropening heen in de richting van de vulopening van de 8 opvangzak dient te worden getrokken. Door met een roerstaaf te roeren in de met deeltjes gevulde opvangzak, worden deze deeltjes losser gemaakt. De spanning ter plaatse van de insnoering bij de doorvoeropening kan daardoor worden 5 gereduceerd, waardoor de opvangzak door de doorvoeropening getrokken kan worden. Door de opvangzak binnenstebuiten te keren is deze vervolgens leegbaar. Via de roerstaaf kan de opvangzak vervolgens weer terug in de behuizing worden geduwd.
10 Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het gasdrukdetectieorgaan van een overdrukafvoeropening voorzien. Deze overdrukafvoeropening garandeert een continue afvoer van gas, waardoor de luchtstroom die de deeltjes van de transportinrichting naar de deeltjesopvanginrichting 15 transporteert op gang blijft.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is in de overdrukafvoeropening een fluitelement aangebracht dat bij het doorlaten van gas een fluittoon genereert. Op deze wijze wordt de gebruiker naast een visuele indicatie 20 tevens op akoestische wijze geïnformeerd dat de opvangzak een voorafbepaalde vullingsgraad heeft bereikt.
De uitvinding heeft verder betrekking op een verspaningsinrichting, in het bijzonder een schuurmachine, omvattende een deeltjesopvanginrichting zoals in het 25 vorengaande beschreven.
In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont:
Figuur 1: een perspectivisch aanzicht van een 30 verspaningsinrichting met een deeltjesopvanginrichting volgens de uitvinding;
Figuren 2A en 2B: perspectivische detailaanzichten van de in figuur 1 getoonde deeltjesopvanginrichting, 9 waarbij het vullingsgraadindicatieorgaan zich in een 'lege' (figuur 2A) en een 'volle' (figuur 2B) toestand bevindt;
Figuur 3: een perspectivische doorsnede van de in figuur 1 getoonde deeltjesopvanginrichting; 5 Figuren 4 en 5: doorsneden van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm met een 'lege' (figuur 4) en 'volle' toestand van het opvangzak;
Figuren 6 en 7: doorsneden van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm met een 'lege' (figuur 4) en 10 'volle' toestand van het opvangzak;
Figuren 8 en 9: doorsneden van het proces van het legen van de opvangzak van een deeltjesopvanginrichting volgens de figuren 6 en 7;
Figuur 10: een schematische weergave van een derde 15 voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de opvangzak 'leeg' is;
Figuren 11 en 12: doorsneden van twee alternatieve uitvoeringsvormen van gasdrukdetectieorganen in de in figuur 10 getoonde 'lege' toestand; 20 Figuur 13: een schematische weergave van een derde voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de opvangzak 'vol' is;
Figuren 14 en 15: doorsneden van twee alternatieve uitvoeringsvormen van gasdrukdetectieorganen in de in figuur 25 13 getoonde 'volle' toestand;
Figuren 16 en 17: schematische weergaven van een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de opvangzak 'leeg' (figuur 16) en 'vol' (figuur 17) is;
Figuur 18: een doorsnede van een 30 gasdrukdetectieorganen in de in figuur 16 getoonde 'lege' toestand; en 10
Figuur 19: een doorsnede van een gasdrukdetectieorganen in de in figuur 17 getoonde 'volle' toestand.
De in figuur 1 getoonde verspaningsinrichting 60 5 is een schuurmachine die is voorzien van een deeltjesopvanginrichting 1 waarin door het schuren losgekomen materiaal en stofdeeltjes worden opgevangen. De deeltjesopvanginrichting 1 heeft een behuizing 2 met zijwanden 6 en een achterwand 8. In de bovenzijde van de 10 behuizing 2 is een gasdrukdetectieorgaan 26 aangebracht. Dit gasdrukdetectieorgaan 26 heeft een detectieorgaanbehuizing 27 waarin een vullingsgraadindicatieorgaan 30 in de vorm van een knop uitschuifbaar beweegbaar is tussen standen die worden geassocieerd met een discrete vultoestand van de 15 opvangzak: 'vol'/'leeg'of 'vol'/'neutraal'. Verder is in de bovenzijde van de behuizing 2 een aantal openingen 42 aangebracht waardoorheen een eventuele overdruk in de behuizing 2 op restrictieve wijze kan wegvloeien. Hierdoor blijft de doorstroming te allen tijde mogelijk, terwijl de 20 beperkte gasuitstroom door de openingen 42 voldoende drukopbouw in de compartimenten 22, 24 van de behuizing 2 toestaat voor het aansturen van het gasdrukdetectieorgaan 26 .
In de detailaanzichten van figuren 2A en 2B wordt 25 het vullingsgraadindicatieorgaan 30 in een lege toestand met indicatie E (figuur 2A) en in een volle toestand met indicatie F (figuur 2B) getoond. Zoals in het navolgende zal blijken is - afhankelijk van de uitvoeringsvorm - een uitgeschoven toestand geassocieerd met een lege of neutrale 30 toestand van de deeltjesopvanginrichting 1, ofwel juist met een volle toestand van de deeljesopvanginrichting 1, zoals bijvoorbeeld in figuur 7 wordt getoond.
11
Het perspectivische doorsnede-aanzicht van figuur 3 toont dat de deeltjesopvanginrichting 1 een voorwand 4, zijwanden 6 en een achterwand 8 omvat. In de voorwand 4 is een inlaatopening 12 voorzien waardoorheen de deeltjes die 5 door de verspaningsinrichting 60 worden afgevoerd in een door de behuizing 2 ingesloten volume 16 inbrengbaar zijn.
In de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm is het door de behuizing ingesloten volume 16 door een tussenwand 10 opgedeeld in een eerste compartiment 22 en een tweede 10 compartiment 24. Het eerste compartiment 22, ofwel het voorcompartiment, wordt aan de voorzijde begrensd door de voorwand 4 en aan de achterzijde door de tussenwand 10. Het tweede compartiment 24, ofwel het achtercompartiment, wordt begrensd door de tussenwand 10 en de achterwand 8.
15 In de getoonde uitvoeringsvorm is de tussenwand 10 aan de bovenzijde dubbelwandig uitgevoerd zodat deze over het enkelwandige aan de onderzijde aangebrachte deel van de tussenwand 10 kan sluiten. Hierdoor kan de tussenwand 10 een in hoofdzaak gasdichte afsluiting vormen tussen beide 20 compartimenten 22, 24.
De tussenwand 10 is voorzien van een doorvoeropening 14 waardoorheen de opvangzak 18 zich vanaf het eerste compartiment 22 naar het tweede compartiment 24 uitstrekt.
25 De opvangzak 18 is met zijn vulopening 20 aangesloten op de inlaatopening 12 die in de voorwand 4 van de behuizing 2 is aangebracht.
In het tweede compartiment 24 is een gasdrukdetectieorgaan 26 voorzien, terwijl in het eerste 30 compartiment 22 openingen 42 zijn voorzien waardoorheen een eventuele overdruk in het eerste compartiment 22 naar buiten de behuizing 2 afvoerbaar is. De openingen 42 kunnen 12 desgewenst van een klep zijn voorzien die pas bij het overschrijden van een bepaald drukniveau opent.
In de opvangzak 18 is verder een roerstaaf 40 aangebracht die zich over nagenoeg de hele lengte van de 5 opvangzak 18 uitstrekt, en aan de binnenkant van de zak 18 aan de nabij het tegenover de vulopening 20 gelegen uiteinde van zak 18 is bevestigd. Het andere uiteinde van de roerstaaf 40 strekt zich uit tot nabij de vulopening 20.
In de in figuren 4 en 5 getoonde uitvoeringsvorm 10 is het gasdrukdetectieorgaan 26 in het tweede, achterste compartiment 24 aangebracht. Wanneer de deeltjesopvanginrichting 1 op een (niet getoonde) verspaningsinrichting 60 is aangesloten en deze in bedrijf is zullen deeltjes P via de vulopening 20 in de opvangzak 18 15 worden gebracht, die zich vervolgens met deze opgevangen deeltjes zal vullen. In de grotendeels ongevulde toestand van de opvangzak 18 zal gas G door de poriën van de opvangzak 18 in de compartimenten 22, 24 van de behuizing 16 geraken (figuur 4).
20 Doordat de opvangzak 18 de in de tussenwand 10 aangebrachte doorvoeropening 14 slechts gedeeltelijk afsluit zal het gas G zich verspreiden over beide compartimenten 22, 24 van de behuizing 2 en tegen de zuiger 28 van het gasdrukdetectieorgaan 26 drukken, waardoor deze zuiger 28 25 een buitenwaarts gerichte kracht op het vullingsgraadindicatieorgaan 30 zal uitoefenen. In de in figuur 4 getoonde toestand zal de door de gasdruk G op de zuiger 28 uitgeoefende kracht de voorspankracht van de veer 32 overschrijden, waardoor het vullingsgraadindicatieorgaan 30 30 buitenwaarts wordt bewogen naar een toestand die wordt geassocieerd met een 'iege' toestand van de opvangzak 18.
Overigens wordt opgemerkt dat het vullingsgraadindicatieorgaan 30 op nagenoeg discrete wijze 13 overschakelt van 'leeg' of 'neutraal' naar 'vol'. Een 'lege' toestand dient dan ook niet te worden opgevat als een volledig 'lege' opvangzak 18, maar als een 'voldoende lege' opvangzak 18 waarmee de gebruiker nog even kan doorwerken.
5 Wanneer de opvangzak 18 zich verder met deeltjes vult zal deze de doorvoeropening 14 in de tussenwand 10 afsluiten en zo gasdoorstroming van het eerste compartiment 22 naar het tweede compartiment 24 voorkomen. Tevens is het zo dat de opvangzak 18 zelf in ieder geval in het achterste 10 deel dat zich in het tweede compartiment 24 bevindt, gevuld zal zijn met stofdeeltjes. De gasstroom die in de opvangzak binnentreedt zal daardoor in slechts zeer beperkte mate doordringen in het achterste deel van de opvangzak 18, en ook niet meer via de poriën van de opvangzak 18 in het 15 achterste compartiment 24 geraken. Als gevolg daarvan neemt de gasdruk in het achtercompartiment 24 zodanig af dat de op de zuiger 28 uitgeoefende gasdruk onvoldoende is om de voorspankracht van de veer 32 tegen te werken. Het vullingsgraadindicatieorgaan 30 verplaatst dan door de 20 veerkracht naar een onderste stand die geassocieerd wordt met een 'volle' toestand van de opvangzak 18.
Een nadeel aan de in figuren 4 en 5 getoonde uitvoeringsvorm is dat het gasdrukdetectieorgaan 26 het vullingsgraadindicatieorgaan 30 naar een met een 'volle' 25 toestand geassocieerde stand beweegt wanneer er onvoldoende gasdruk in het tweede compartiment 24 aanwezig is. Hoewel deze indicatie correct is bij een in bedrijf zijnde verspaningsinrichting 60, zal er ook géén gasdruk aanwezig zijn in het achterste compartiment 24 wanneer de 30 verspaningsinrichting 60 is uitgeschakeld. Hierdoor wordt bij een uitgeschakeide verspaningsinrichting eveneens aangegeven dat de opvangzak 18 zich in een 'volle' toestand bevindt, hetgeen dus niet per se het geval hoeft te zijn.
14
Teneinde dit nadeel van de in figuren 4 en 5 getoonde uitvoeringsvorm op te lossen wordt in de figuren 6 en 7 een verdere voorkeursuitvoeringsvorm voorgesteld, waarbij het gasdrukdetectieorgaan 26 de gasdruk in het 5 eerste compartiment 22 gebruikt voor het detecteren van een 'volle' toestand van de opvangzak 18. Opdat een fysieke locatie van het gasdrukdetectieorgaan 26 in het achterste, tweede compartiment 24 van de behuizing 16 voordelig is voor de zichtbaarheid van het vullingsgraadindicatieorgaan 30, 10 wordt in de in figuur 6 en 7 getoonde uitvoeringsvorm het gasdrukdetectieorgaan 26 in het achtercompartiment 24 aangebracht, terwijl deze via een verbindingskanaal 36 in gasverbinding staat met het eerste, voorste compartiment 22.
Wanneer de opvangzak 18 zich in de in figuur 6 15 getoonde in hoofdzaak 'neutrale' toestand bevindt, kan gas G door de poriën van de opvangzak 18 heen in beide compartimenten 22, 24 treden en kan de gasdruk zich bovendien via de in de tussenwand 10 aangebrachte doorvoeropening 14 over beide compartimenten 22, 24 heen 20 verspreiden. Via de in de wand van het tweede compartiment 24 aangebrachte openingen 43 kan het gas G vanuit de binnenruimte 16 van de behuizing 2 naar de omgeving buiten de behuizing 2 ontsnappen.
Wanneer de opvangzak 18 met deeltjes P wordt 25 gevuld, en de opvangzak 18 de doorvoeropening 14 in de tussenwand 10 in hoofdzaak gasdicht afsluit, zal de gasdruk in het achtercompartiment 24 wegvallen. In het voorcompartiment 22 zal de druk nog wel verder kunnen toenemen doordat de opvangzak 18 in het voorcompartiment 22 30 nog gedeeltelijk ongevuld zal zijn, waardoor gas G via de poriën van de opvangzak 18 in het eerste compartiment 22 kan geraken. Het gasdrukdetectieorgaan 26 staat via een verbindingskanaal 36, dat zich via een verbingskanaal- 15 doorvoeropening 38 in de tussenwand 10 tot in het eerste compartiment 22 uitstrekt, in gasverbinding met het voorste compartiment 22. Wanneer de gasdruk in het voorste compartiment 22 toeneemt zal deze via het verbindingskanaal 5 36 druk uitoefenen op de zuiger 28. Wanneer deze op de zuiger 28 uitgeoefende druk gepaard gaat met een kracht die groter is dan de door de veer 32 uitgeoefende kracht, zal het vullingsgraadindicatieorgaan 30 buitenwaarts naar een met een ‘'volle' toestand geassocieerde positie worden 10 gedrukt.
Wanneer in figuur 7 getoonde toestand de (niet getoonde) verspaningsinrichting 60 wordt uitgeschakeld, zal de gasdruk in het eerste compartiment 22 wegvallen en zal de veerkracht 32 de op de zuiger 28 uitgeoefende kracht 15 overschrijden. In dat geval zal de veer 32 het vullingsgraadindicatieorgaan 30 naar de in figuur 6 getoonde neutrale stand van het vullingsgraadindicatieorgaan 30 bewegen, ook al bevindt de opvangzak 18 zich nog in de in figuur 7 getoonde 'volle' toestand.
20 Wanneer de opvangzak 18 met deeltjes is gevuld en dient te worden geleegd, wordt de deeltjesopvanginrichting 1 van de verspaningsinrichting 60 verwijderd (figuur 8).
Opgemerkt wordt dat figuren 8 en 9 de uitvoeringsvorm van figuren 6 en 7 betreft, hetgeen kan 25 worden opgemerkt doordat het vullingsgraadindicatieorgaan 30 zich - bij weggevallen gasdruk - in de neerwaartse 'neutrale' toestand bevindt. Uiteraard geschiedt het legen van bijvoorbeeld een in de figuren 4 en 5 getoonde inrichting 1 op overeenkomstige wijze, doch in dat geval had 30 het vullingsgraadindicatieorgaan 30 zich in een buitenwaarts bewogen toestand bevonden, die onjuist met een 'voiie' toestand zou kunnen worden geassocieerd.
16
Alvorens de opvangzak 18 te legen kan een gebruiker het uiteinde van roerstaaf 40 dat zich nabij de vulopening 20 van de opvangzak 20 bevindt vastpakken en deze op roerende wijze door de opvangzak 18 heen bewegen.
5 Hierdoor worden de deeltjes die zich door het vullen in een enigszins gecomprimeerde toestand bevinden los gemaakt en kan de opvangzak 18 eenvoudiger door de doorvoeropening 14 in de tussenwand heen getrokken worden.
Figuur 9 toont hoe de opvangzak 18 helemaal 10 richting een binnenstebuiten gekeerde toestand wordt getrokken teneinde de opvangzak 18 te legen.
Aan de hand van de figuren 10-15 wordt de werking van het gasdrukdetectieorgaan 26 in verschillende uitvoeringsvormen nader toegelicht. Wanneer de opvangzak 18 15 van de deeltjesopvanginrichting 1 in hoofdzaak opgevuld is, kan er gas G in het achterste compartiment 24 geraken. Dit gebeurt enerzijds via de poriën van de opvangzak 18 en anderzijds via de doorvoeropening 14. Zoals reeds toegelicht aan de hand van figuur 4 kan een door een veer 32 20 uitgeoefende voorspankracht worden overschreden wanneer de gasdruk die op een zuiger 28 wordt uitgeoefend voldoende groot is. Het vullingsgraadindicatieorgaan 30 zal dan tegen de veerwerking 32 in buitenwaarts worden gedrukt (figuren 4 en 11) .
25 Wanneer de opvangzak 18 zich vult en de doorvoeropening 18 afsluit en er ook nagenoeg geen gasdruk meer via de poriën van de opvangzak in het achtercompartiment 24 geraakt, zal de gasdruk in het achtercompartiment 24 wegvallen (figuur 13). In dat geval 30 zal de op de zuiger 28 uitgeoefende gasdruk een te lage kracht opwekken om de veervoorspanning 32 tegen te kunnen werken, waardoor de veer 32 het vullingsgraadindicatieorgaan 17 30 in de in figuren 5 en 14 getoonde ingetrokken toestand trekt.
Een alternatieve uitvoeringsvorm waarbij het gasdrukdetectieorgaan 26 in het achtercompartiment 24 kan 5 worden aangebracht zonder dat er een gasverbinding met het voorcompartiment 22 tot stand hoeft te worden gebracht wordt getoond in figuren 12 en 15. De configuratie van het gasdrukdetectieorgaan 26 is zodanig dat deze bij het wegvallen van gasdruk in het achtercompartiment 24 het 10 vullingsgraadindicatieorgaan 30 naar een neutrale stand beweegt. Deze uitvoeringsvorm geeft derhalve tevens bij een uitgeschakeld verspaningsinrichting 60 een neutrale toestand weer, waardoor een foutieve weergave wordt voorkomen. Bij de in figuren 11 en 14 getoonde uitvoeringsvorm kan bij een 15 uitgeschakelde verspaningsinrichting foutief worden weergegeven dat de opvangzak 18 zich in een 'volle' toestand bevindt.
Wanneer de opvangzak 18 zich in de in figuur 10 getoonde grotendeels ongevulde toestand bevindt, zal zich in 20 het achtercompartiment 24 gasdruk opbouwen die op het oppervlak van de zuiger 28 inwerkt en zo een kracht op de veer 32 uitoefent. Onder de zuiger 28 bevindt zich een compartiment 29 dat via een overdrukafvoeropening 44 en een overdrukafvoerkanaal 46 met de omgeving buiten de behuizing 25 2 is verbonden. Staat de verspaningsinrichting 60 aangeschakeld, en is de opvangzak 18 voldoende leeg dat zich gasdruk in het achtercompartiment 24 kan opbouwen, dan zal via het gasdrukdetectieorgaan 26 van figuur 12 de veerwerking 32 voldoende worden tegengewerkt, waardoor het 30 vullingsgraadindicatieorgaan 30 zich naar een neutrale toestand beweegt (figuur 12).
Zodra de opvangzak 18 zich vult en de gasdruk in het achtercompartiment 24 afneemt zal de veerkracht 32 18 groter zijn dan de door de gasdruk op de zuiger 28 uitgeoefende kracht. Hierdoor drukt de veer 32 het vullingsgraadindicatieorgaan 30 buitenwaarts naar een toestand die wordt geassocieerd met een 'volle' toestand van 5 de opvangzak 18.
In de vierde voorkeursuitvoeringsvorm die wordt getoond in de figuren 16-19 heeft de deeltjesopvanginrichting 1 slechts één enkel compartiment 22 en is het de achterwand 8 van de behuizing 2 die is voorzien 10 van de doorvoeropening 14 waardoorheen de opvangzak 18 zich tenminste in de gedeeltelijk gevulde toestand uitstrekt. Wanneer de opvangzak 18 zich vult en de doorvoeropening 14 afsluit zal er zich een druk opbouwen in het eerste compartiment 22 van de behuizing 16 (figuur 17). De gasdruk 15 in het eerste compartiment 22 oefent via het oppervlak van de zuiger 28 een kracht op het vullingsgraadindicatieorgaan 30 uit. Zodra deze kracht de voorspankracht 32 van de veer overschrijdt, wordt het vullingsgraadindictieorgaan 30 buitenwaarts bewogen (figuur 19). De in figuur 18 getoonde 20 toestand van het vullingsgraadindicatieorgaan 30 komt overeen met een 'neutrale' stand, en de in figuur 19 getoonde toestand van het vullingsgraadindicatieorgaan 30 komt overeen met een toestand die wordt geassocieerd met een 'volle' opvangzak 18.
25 Opgemerkt wordt dat in de uitvoeringsvormen openingen 42 zijn voorzien in de behuizing 2 waardoorheen een eventuele overdruk kan wegvloeien om de gasstroom te allen tijde op gang te houden. Dergelijke openingen 42 kunnen optioneel zijn voorzien van een terugslagklep die 30 zich pas opent boven een bepaalde gasdruk in de behuizing.
Het is echter ook denkbaar dat het gasdrukdetectieorgaan van een dergelijke doorlaatopening 34 is voorzien waardoorheen overdruk afgevoerd kan worden.
19
In een zeer bijzondere uitvoeringsvorm kan de doorlaatopening 34 voorzien zijn van een fluitelement waarmee bij het afvoeren van overdruk een akoestische signaaltoon kan worden opgewekt.
5 De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. In het bijzonder wordt 10 opgemerkt dat de vakman technische maatregelen van de verschillende uitvoeringsvormen kan combineren. De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.
15

Claims (13)

1. Inrichting (1) voor het opvangen van deeltjes, in het bijzonder door een verspaningsbewerking van een 5 werkstuk losgekomen materiaal- en stofdeeltjes, omvattende: - een behuizing (2) met ten minste een voorwand (4) die is voorzien van een inlaatopening (12) waardoorheen de deeltjes in een door de behuizing ingesloten volume (16) inbrengbaar zijn; 10. een in de behuizing (2) aangebrachte opvangzak (18) die met een vulopening (20) is aangesloten op de inlaatopening (12) en ten minste in enige mate gasdoorlaatbaar is; - waarbij de behuizing een van een doorvoeropening 15 (14) voorziene wand omvat waardoorheen de opvangzak (18) zich ten minste in een met opgevangen deeltjes gevulde toestand uitstrekt; - waarbij de omtrek van de opvangzak (18) ten minste ter plaatse van de doorvoeropening (14) in de wand 20 groter is dan omtrek van deze doorvoeropening (14), waarbij de opvangzak (18): - in een in hoofdzaak ongevulde toestand ten minste gasdoorvoer door de doorvoeropening (14) toestaat; en - in een met opgevangen deeltjes gevulde 25 toestand bij een vooraf bepaalde vullingsgraad de doorvoeropening (14) ten minste grotendeels voor gasdoorvoer afsluit; - waarbij het door de opvangzak (18) afsluiten van de gasdoorvoer door doorvoeropening (14) een drukverschil in 30 een compartiment (22, 24) van de behuizing (2) teweegbrengt; - waarbij ten minste een gasdrukdetectieorgaan (26) is voorzien dat is ingericht om dit drukverschil te detecteren en via ten minste een vullingsgraadindicatieorgaan (30) aan te geven dat de voorafbepaalde vullingsgraad van de opvangzak (18) is bereikt.
2. Deeltjesopvanginrichting volgens conclusie 1, waarbij de voorafbepaalde vullingsgraad van de opvangzak (18) waarbij het vullingsgraadindicatieorgaan (30) aangeeft dat de voorafbepaalde vullingsgraad van de opvangzak (18) is bereikt ten minste wordt bepaald door de plaats waar de van 10 de doorvoeropening (14) voorziene wand rondom de opvangzak (18) is aangebracht.
3. Deeltjesopvanginrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het compartiment waarin het drukverschil door het 15 met de opvangzak (18) afsluiten van de doorvoeropening (14) tot stand komt een eerste compartiment (22) is dat ten minste wordt begrensd door de voorwand (4) en de van de doorvoeropening (14) voorziene wand.
4. Deeltjesopvanginrichting volgens conclusie 3, waarbij de van de doorvooropening (14) voorziene wand de achterwand (8) van de behuizing (2) is.
5. Deeltjesopvanginrichting volgens conclusie 3 of 25 4, waarbij de van de doorvoeropening (14) voorziene wand een in de behuizing (2) aangebrachte tussenwand (10) is die het door de behuizing (2) ingesloten volume (16) opdeelt in een eerste, voorste compartiment (22) en een tweede, achterste compartiment (24). 30
6. Deeltjesopvanginrichting voigens één van de voorgaande conclusies, waarbij het gasdrukdetectieorgaan (26) omvat: - een detectieorgaanbehuizing (21)} - een verplaatsbaar in de detectieorgaanbehuizing (27) aangebracht zuigerelement (28); - waarbij het zuigerelement (28) zodanig met 5 behulp van een veer (32) is voorgespannen dat het zuigerelement (28) , enkel wanneer de door een drukverschil daarop uitgeoefende kracht de voorspankracht van de veer (32) overschrijdt, verplaatst en een vullingsgraadindicatieorgaan (30) bedient. 10
7. Deeltjesopvanginrichting volgens één van de conclusies 3-6, waarbij het gasdrukdetectieorgaan (26) in het eerste compartiment (22) is aangebracht en is ingericht om bij een drukverhoging in het eerste compartiment (22) het 15 vullingsgraadindicatieorgaan (30) naar een vol-indicatiestand te verplaatsen.
8. Deeltjesopvanginrichting volgens één van de conclusies 3-7, waarbij het gasdrukdetectieorgaan (26) in 20 het tweede compartiment (24) is aangebracht en is ingericht om bij een drukverlaging in het tweede compartiment (24) naar een vol-indicatiestand te verplaatsen.
9. Deeltjesopvanginrichting volgens één van de 25 conclusies 5-7, waarbij het gasdrukdetectieorgaan (26) in het tweede compartiment (24) is aangebracht en via een verbindingskanaal (36) in gasverbinding staat met het eerste compartiment (22), waarbij het gasdrukdetectieorgaan (26) is ingericht om bij een drukverhoging in het eerste 30 compartiment (22) het vullingsgraadindicatieorgaan (30) naar een vol-indicatiestand te verpiaatsen.
10. Deeltjesopvanginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij in de opvangzak (18) een roerstaaf (40) is aangebracht die zich over nagenoeg de gehele lengte van de opvangzak tot nabij de vulopening (20) 5 daarvan uitstrekt.
11. Deeltjesopvanginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het gasdrukdetectieorgaan (26) van een overdrukafvoeropening (44) is voorzien. 10
12. Deeltjesopvanginrichting volgens conclusie 11, waarbij in de overdrukafvoeropening (44) een fluitelement is aangebracht dat bij het doorlaten van gas een fluittoon genereert. 15
13. Verspaningsinrichting, in het bijzonder een schuurmachine, omvattende een deeltjesopvanginrichting volgens één van de conclusies 1-12. 20
NL2009662A 2012-10-18 2012-10-18 Deeltjesopvanginrichting en daarmee voorziene verspaningsinrichting. NL2009662C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2009662A NL2009662C2 (nl) 2012-10-18 2012-10-18 Deeltjesopvanginrichting en daarmee voorziene verspaningsinrichting.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2009662A NL2009662C2 (nl) 2012-10-18 2012-10-18 Deeltjesopvanginrichting en daarmee voorziene verspaningsinrichting.
NL2009662 2012-10-18

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2009662C2 true NL2009662C2 (nl) 2014-04-22

Family

ID=47561761

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2009662A NL2009662C2 (nl) 2012-10-18 2012-10-18 Deeltjesopvanginrichting en daarmee voorziene verspaningsinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2009662C2 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1440174A (en) * 1973-11-28 1976-06-23 Electrolux Ltd Vacuum cleaner and dust bag therefor
DE4323222A1 (de) * 1993-07-12 1995-04-27 Miele & Cie Verfahren und Einrichtung zur Füllgradanzeige des Staubfilterbeutels in einem Staubsauger
WO2005053901A1 (de) * 2003-12-05 2005-06-16 Robert Bosch Gmbh Elektrohandwerkzeugmaschine mit staubauffangbehälter und füllstandsanzeige
EP1997412A2 (de) * 2007-05-30 2008-12-03 MIELE & CIE. KG Verfahren zum Betreiben eines Staubsaugers und Staubsauger zur Durchführung eines solchen Verfahrens
EP2127803A1 (en) * 2008-05-29 2009-12-02 Makita Corporation Dust box and electric tool with the dust box
EP2301404A2 (de) * 2009-07-31 2011-03-30 Miele & Cie. KG Verfahren zur Anzeige eines Füllgrads eines Staubbeutels und Steuerungsvorrichtung zur Ausführung des Verfahrens

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1440174A (en) * 1973-11-28 1976-06-23 Electrolux Ltd Vacuum cleaner and dust bag therefor
DE4323222A1 (de) * 1993-07-12 1995-04-27 Miele & Cie Verfahren und Einrichtung zur Füllgradanzeige des Staubfilterbeutels in einem Staubsauger
WO2005053901A1 (de) * 2003-12-05 2005-06-16 Robert Bosch Gmbh Elektrohandwerkzeugmaschine mit staubauffangbehälter und füllstandsanzeige
EP1997412A2 (de) * 2007-05-30 2008-12-03 MIELE & CIE. KG Verfahren zum Betreiben eines Staubsaugers und Staubsauger zur Durchführung eines solchen Verfahrens
EP2127803A1 (en) * 2008-05-29 2009-12-02 Makita Corporation Dust box and electric tool with the dust box
EP2301404A2 (de) * 2009-07-31 2011-03-30 Miele & Cie. KG Verfahren zur Anzeige eines Füllgrads eines Staubbeutels und Steuerungsvorrichtung zur Ausführung des Verfahrens

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7334290B2 (en) Upright vacuum cleaner with cyclonic air path
US11779179B2 (en) Filter cleaning
US4650128A (en) Apparatus for comminuting materials such as documents, etc.
JP4924908B2 (ja) 真空掃除機用の収集チャンバ
EP0918481B1 (en) Apparatus for separating particles from a fluid flow and a valve for introducing bled fluid to a mainstream fluid
JP4426312B2 (ja) 真空掃除機用装置
JP4792476B2 (ja) フロア掃除装置のための起動信号式自浄フィルター機構
US5605033A (en) Lawnmowing apparatus with grass collector fullness detector
NL2009662C2 (nl) Deeltjesopvanginrichting en daarmee voorziene verspaningsinrichting.
US4233806A (en) Self-bagging device for powered lawn tools
CA1257225A (en) Conveying device
CA2602700C (en) A method of determining the degree of filling of the dust collector of a vacuum cleaner and a filling indicator
GB2399491A (en) Filter for floor care appliance
EP0366295B1 (en) Suction cleaner
US7987548B1 (en) Leaf and lawn vacuum bagger
US5697293A (en) Waste suction and storage device
US7744683B2 (en) Transparent filterable dust bag with support container for vacuum cleaner
JP3964400B2 (ja) 電気掃除機
JPH01269423A (ja) 集草バックの満杯検出構造
CN107878787A (zh) 一种面粉装袋装置
JP4161844B2 (ja) 電気掃除機
US10548443B2 (en) Method and apparatus for cleaning a dust storage container
JP5518014B2 (ja) 電気掃除機
JP2013046650A (ja) 電気掃除機
JP3138322U (ja) 連続ゴミ袋カセット付きゴミ容器

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20151101