NL2007830C2 - Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. Download PDF

Info

Publication number
NL2007830C2
NL2007830C2 NL2007830A NL2007830A NL2007830C2 NL 2007830 C2 NL2007830 C2 NL 2007830C2 NL 2007830 A NL2007830 A NL 2007830A NL 2007830 A NL2007830 A NL 2007830A NL 2007830 C2 NL2007830 C2 NL 2007830C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rotation
scoop
sweeping
holders
axis
Prior art date
Application number
NL2007830A
Other languages
English (en)
Inventor
Mikael Hillforth
Peter Henry Clements
Huibrecht Johannes Arjen Beukel
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL2007830A priority Critical patent/NL2007830C2/nl
Priority to PCT/NL2012/050696 priority patent/WO2013077730A1/en
Priority to US13/682,893 priority patent/US9288963B2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2007830C2 publication Critical patent/NL2007830C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/01Removal of dung or urine, e.g. from stables
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01HSTREET CLEANING; CLEANING OF PERMANENT WAYS; CLEANING BEACHES; DISPERSING OR PREVENTING FOG IN GENERAL CLEANING STREET OR RAILWAY FURNITURE OR TUNNEL WALLS
    • E01H1/00Removing undesirable matter from roads or like surfaces, with or without moistening of the surface
    • E01H1/006Specially adapted for removing excrements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01HSTREET CLEANING; CLEANING OF PERMANENT WAYS; CLEANING BEACHES; DISPERSING OR PREVENTING FOG IN GENERAL CLEANING STREET OR RAILWAY FURNITURE OR TUNNEL WALLS
    • E01H1/00Removing undesirable matter from roads or like surfaces, with or without moistening of the surface
    • E01H1/10Hydraulically loosening or dislodging undesirable matter; Raking or scraping apparatus ; Removing liquids or semi-liquids e.g., absorbing water, sliding-off mud
    • E01H1/105Raking, scraping or other mechanical loosening devices, e.g. for caked dirt ; Apparatus for mechanically moving dirt on road surfaces, e.g. wipers for evacuating mud
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01HSTREET CLEANING; CLEANING OF PERMANENT WAYS; CLEANING BEACHES; DISPERSING OR PREVENTING FOG IN GENERAL CLEANING STREET OR RAILWAY FURNITURE OR TUNNEL WALLS
    • E01H1/00Removing undesirable matter from roads or like surfaces, with or without moistening of the surface
    • E01H1/10Hydraulically loosening or dislodging undesirable matter; Raking or scraping apparatus ; Removing liquids or semi-liquids e.g., absorbing water, sliding-off mud
    • E01H1/105Raking, scraping or other mechanical loosening devices, e.g. for caked dirt ; Apparatus for mechanically moving dirt on road surfaces, e.g. wipers for evacuating mud
    • E01H1/106Raking, scraping or other mechanical loosening devices, e.g. for caked dirt ; Apparatus for mechanically moving dirt on road surfaces, e.g. wipers for evacuating mud in which the loosened or dislodged dirt is picked up, e.g. shoveling carts
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C3/00Treating manure; Manuring
    • A01C3/04Manure loaders
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01HSTREET CLEANING; CLEANING OF PERMANENT WAYS; CLEANING BEACHES; DISPERSING OR PREVENTING FOG IN GENERAL CLEANING STREET OR RAILWAY FURNITURE OR TUNNEL WALLS
    • E01H15/00Removing undesirable matter, e.g. rubbish, from the land, not otherwise provided for
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01HSTREET CLEANING; CLEANING OF PERMANENT WAYS; CLEANING BEACHES; DISPERSING OR PREVENTING FOG IN GENERAL CLEANING STREET OR RAILWAY FURNITURE OR TUNNEL WALLS
    • E01H5/00Removing snow or ice from roads or like surfaces; Grading or roughening snow or ice
    • E01H5/04Apparatus propelled by animal or engine power; Apparatus propelled by hand with driven dislodging or conveying levelling elements, conveying pneumatically for the dislodged material
    • E01H5/045Means per se for conveying or discharging the dislodged material, e.g. rotary impellers, discharge chutes
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01HSTREET CLEANING; CLEANING OF PERMANENT WAYS; CLEANING BEACHES; DISPERSING OR PREVENTING FOG IN GENERAL CLEANING STREET OR RAILWAY FURNITURE OR TUNNEL WALLS
    • E01H5/00Removing snow or ice from roads or like surfaces; Grading or roughening snow or ice
    • E01H5/04Apparatus propelled by animal or engine power; Apparatus propelled by hand with driven dislodging or conveying levelling elements, conveying pneumatically for the dislodged material
    • E01H5/08Apparatus propelled by animal or engine power; Apparatus propelled by hand with driven dislodging or conveying levelling elements, conveying pneumatically for the dislodged material dislodging essentially by driven elements
    • E01H5/09Apparatus propelled by animal or engine power; Apparatus propelled by hand with driven dislodging or conveying levelling elements, conveying pneumatically for the dislodged material dislodging essentially by driven elements the elements being rotary or moving along a closed circular path, e.g. rotary cutter, digging wheels
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01HSTREET CLEANING; CLEANING OF PERMANENT WAYS; CLEANING BEACHES; DISPERSING OR PREVENTING FOG IN GENERAL CLEANING STREET OR RAILWAY FURNITURE OR TUNNEL WALLS
    • E01H5/00Removing snow or ice from roads or like surfaces; Grading or roughening snow or ice
    • E01H5/04Apparatus propelled by animal or engine power; Apparatus propelled by hand with driven dislodging or conveying levelling elements, conveying pneumatically for the dislodged material
    • E01H5/08Apparatus propelled by animal or engine power; Apparatus propelled by hand with driven dislodging or conveying levelling elements, conveying pneumatically for the dislodged material dislodging essentially by driven elements
    • E01H5/09Apparatus propelled by animal or engine power; Apparatus propelled by hand with driven dislodging or conveying levelling elements, conveying pneumatically for the dislodged material dislodging essentially by driven elements the elements being rotary or moving along a closed circular path, e.g. rotary cutter, digging wheels
    • E01H5/096Apparatus propelled by animal or engine power; Apparatus propelled by hand with driven dislodging or conveying levelling elements, conveying pneumatically for the dislodged material dislodging essentially by driven elements the elements being rotary or moving along a closed circular path, e.g. rotary cutter, digging wheels about axes parallel or substantially parallel to the direction of clearing

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Cleaning In General (AREA)

Description

Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van vuil van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal.
5 Melkdieren worden in de praktijk langdurig binnen in de stal gehouden.
De mest die de melkdieren produceren komt op de vloer van de stal terecht. Ook verzamelt zich ander vuil op de stalvloer, zoals hooi, zaagsel, voer en dergelijke. Door de urine van de melkdieren is de mest meestal nat. De hoeven van de melkdieren worden zacht als de melkdieren gedurende een langere periode in natte 10 mest staan, hetgeen aanleiding kan geven tot ontstekingen. Het vuil op de stalvloer heeft dus een negatieve invloed op de gezondheid van de melkdieren. Daarom wordt de stalvloer regelmatig gereinigd.
Uit WO 97/31524 is een inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer van een stal bekend. De mest wordt daarbij opgezogen. De samenstelling 15 van de mest van de melkdieren kan aanzienlijk verschillen. Als de mest relatief dik is, is het lastig om deze mest door opzuigen te verwijderen. Daardoor bestaat het risico dat deze dikke mest achterblijft op de stalvloer - de stalvloer wordt dan niet goed gereinigd. De mest die op de stalvloer blijft liggen kan na verloop van tijd gezondheidsklachten voorde melkdieren opleveren.
20 Een doel van de uitvinding is een verbeterde inrichting voor het verwijderen van vuil van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal, te verschaffen, in het bijzonder een inrichting die geschikt is voor het verwijderen van relatief zwaar en/of plakkerig vuil, zoals vuil omvattende relatief dikke mest.
Dit doel is bereikt door een inrichting voor het verwijderen van vuil van 25 een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal, welke inrichting omvat: - een draagframe, dat verplaatsbaar is over de ondergrond, - een motor, die is aangebracht aan het draagframe, - een rotatielichaam, dat in een rotatierichting roteerbaar om een in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn is verbonden met het draagframe, welk 30 rotatielichaam aandrijfbaar is door de motor, - meerdere opschephouders voor het opscheppen van vuil van de ondergrond, welke opschephouders in omtreksrichting op afstand van elkaar zijn bevestigd aan het rotatielichaam en welke opschephouders bij het roteren van het rotatielichaam volgens een baan bewegen die ten minste gedeeltelijk langs de ondergrond verloopt, 2 en welke opschephouders elk een bakvormige wand omvatten die een inwendige opneemruimte voor het opnemen van opgeschept vuil begrenst en welke opschephouders elk een open eind omvatten dat in hoofdzaak in de rotatierichting van het rotatielichaam is gericht, 5 - een veeginrichting voor het vegen van vuil uit telkens een van de opschephouders bij het roteren van het rotatielichaam, welke veeginrichting langs de baan van de opschephouders is aangebracht aan het draagframe op een positie die in hoofdzaak stationair ten opzichte van het draagframe is, welke veeginrichting is voorzien van een veegelement dat zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het 10 veegelement bij het roteren van het rotatielichaam voor elke opschephouder die de veeginrichting passeert telkens vanaf een uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders in de baan van de opschephouders beweegt, door het open eind van die passerende opschephouder in de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder en vervolgens door de inwendige opneemruimte van die 15 passerende opschephouder heen beweegt om ten minste een hoeveelheid van het door die passerende opschephouder opgeschepte vuil daaruit te vegen, en het veegelement daarna uit die passerende opschephouder en vervolgens weg uit de baan van de opschephouders beweegt om die passerende opschephouder voorbij de veeginrichting te laten passeren.
20 Tijdens bedrijf draaien de opschephouders van de inrichting rond met het aangedreven rotatielichaam. De opschephouders scheppen daarbij elk telkens een hoeveelheid vuil van de ondergrond. Het opscheppen van het vuil is effectief voor verschillende soorten vuil, waaronder relatief zwaar en/of plakkerig vuil, bijvoorbeeld vuil omvattende relatief dikke mest. Als het opgeschepte vuil de neiging 25 heeft om in de opschephouders te blijven plakken, waarborgt de veeginrichting dat het opgeschepte vuil ten minste gedeeltelijk uit de opschephouders wordt verwijderd. Hierdoor wordt elke opschephouder na het opscheppen van het vuil ten minste gedeeltelijk geleegd, zodat die opschephouder een volgende hoeveelheid vuil van de ondergrond kan scheppen. Bij elke omwenteling scheppen de opschephouders een 30 hoeveelheid vuil van de ondergrond en wordt een gedeelte van die hoeveelheid vuil of in hoofdzaak de volledige hoeveelheid vuil uit de opschephouders verwijderd. De inrichting volgens de uitvinding is hierdoor geschikt voor het verwijderen van verschillende soorten vuil, zodat het achterblijven van bijvoorbeeld relatief dikke mest op de stalvloer grotendeels kan worden vermeden.
3
In een uitvoeringsvorm is het veegelement zodanig beweegbaar en aandrijfbaar, dat het veegelement bij het roteren van het rotatielichaam voor elke opschephouder die de veeginrichting passeert telkens door de baan van de opschephouders terugbeweegt naar de uitgangspositie buiten de baan van de 5 opschephouders nadat die passerende opschephouder voorbij de veeginrichting is gepasseerd. Het veegelement wordt teruggebracht naar de uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders voor de naderende opschephouder langs die zich, gezien in de rotatierichting van het rotatielichaam, als eerste achter die passerende opschephouder die voorbij de veeginrichting is gepasseerd, bevindt. Hierdoor wordt 10 elke opschephouder telkens op dezelfde manier leeggeveegd. Dit vereenvoudigt het ontwerp van de veeginrichting en de opschephouders en is gunstig voor de betrouwbaarheid van de inrichting.
Overigens is het volgens de uitvinding mogelijk dat het veegelement zowel vanuit de uitgangspositie naar de positie weg uit de baan van de passerende 15 opschephouder als terug naar de uitgangspositie door een opschephouder veegt. Hierdoor kan de opschepsnelheid worden verhoogd, maar dit leidt wel tot een complexere constructie.
In een uitvoeringsvorm zijn de opschephouders in hoofdzaak volgens een cirkel in omtreksrichting op afstand van elkaar aangebracht, waarbij de baan van 20 de opschephouders in hoofdzaak cirkelvormig is. Het rotatielichaam is bijvoorbeeld uitgevoerd als een rad dat roteerbaar is om de in hoofdzaak horizontale rotatiehartlijn, waarbij de opschephouders zijn bevestigd aan het rad.
In plaats van een rad kan het rotatielichaam overigens ook anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als een rupsband. De baan van de rupsband kan daarbij 25 over een voorafbepaalde afstand in hoofdzaak evenwijdig aan de ondergrond verlopen. De opschephouders die zijn bevestigd aan de rupsband bewegen in dit geval over die voorafbepaalde afstand in hoofdzaak evenwijdig langs de ondergrond, zodat de opschephouders bijzonder effectief vuil kunnen opscheppen. Een ander deel van de baan van de rupsband kan evenzeer rond zijn uitgevoerd, zodat de 30 veeginrichting op eendere wijze de opschephouders leeg kan vegen.
In een uitvoeringsvorm is de inrichting een voertuig, waarbij het draagframe in een rijrichting verrijdbaar is over de ondergrond. Het is mogelijk dat het voertuig een aandrijfinrichting omvat voor het aandrijven van het voertuig. Het voertuig hoeft echter niet zelfaangedreven te zijn. Het voertuig kan verder autonoom 4 bestuurbaar zijn uitgevoerd. In dit geval kan het voertuig de ondergrond automatisch reinigen.
In een uitvoeringsvorm draaien de opschephouders bij het roteren van het rotatielichaam rond vanuit een onderste opscheppositie naar een bovenste 5 lospositie en terug, en waarbij de veeginrichting is aangebracht bij de bovenste lospositie van de opschephouders. Het veegelement verwijdert bij het roteren van het rotatielichaam in de bovenste lospositie van elke opschephouder daaruit een hoeveelheid vuil. Hierdoor werkt de zwaartekracht mee bij het verwijderen van vuil uit de opschephouders. De opschephouders passeren de veeginrichting in de bovenste 10 lospositie.
Het is mogelijk dat de inrichting is voorzien van een opvangbak voor het opvangen van vuil dat uit elke opschephouder wordt geveegd bij het passeren van de veeginrichting, waarbij de opvangbak is voorzien van een opvangopening die onder de veeginrichting is aangebracht. De opvangopening bevindt zich aan een 15 bovenzijde van de opvangbak. Het vuil dat door het veegelement uit elke opschephouder wordt verwijderd, komt in de opvangbak terecht. Na het verwijderen van dat vuil, kan de opschephouder weer een hoeveelheid vuil van de ondergrond opscheppen.
In een uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van een opslagtank, die 20 via een doorgangsopening is verbonden met de opvangbak, waarbij de opvangbak is voorzien van een verplaatsingsorgaan voor het verplaatsen van het in de opvangbak opgevangen vuil naar de opslagtank. Door toepassing van het verplaatsingsorgaan in de opvangbak wordt voorkomen dat verstopping van de doorgangsopening door het uitharden van het vuil, zoals relatief dikke mest, optreedt. Dit is gunstig voorde 25 betrouwbaarheid van de inrichting.
De opvangbak en het verplaatsingsorgaan kunnen op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld omvat de opvangbak een in hoofdzaak cilindervormige omtrekswand, waarin een zijdelingse opening is aangebracht ter vorming van de opvangopening aan de bovenzijde van de opvangbak, en waarbij het 30 verplaatsingsorgaan een transportschroef omvat voor het transporteren van het in de opvangbak opgevangen vuil door de doorgangsopening naar de opslagtank. De afmetingen van de transportschroef kunnen worden aangepast aan de afmetingen van de in hoofdzaak cilindervormige omtrekswand zodanig dat het in de opvangbak 5 opgevangen vuil door de doorgangsopening naar de opslagtank kan worden gedwongen.
Het is mogelijk dat de eerste rotatiehartlijn van het rotatielichaam in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn van de inrichting verloopt. Voor het 5 opscheppen van vuil van de ondergrond wordt de inrichting in de richting van de langshartlijn verplaatst, bijvoorbeeld door de als voertuig uitgevoerde inrichting over de ondergrond te rijden. De opschephouders, die zijn aangebracht aan het rotatielichaam, roteren daarbij om de eerste rotatiehartlijn die evenwijdig aan de langshartlijn verloopt. De opschephouders bewegen dan dwars ten opzichte van de 10 langshartlijn over de ondergrond om vuil op te scheppen. Hierdoor kan de inrichting in relatief brede banen vuil van de ondergrond verwijderen.
In een uitvoeringsvorm is het draagframe aan de naar de ondergrond toegekeerde onderzijde daarvan voorzien van verzamellijsten voor het verzamelen van op de ondergrond aanwezig vuil bij het verplaatsen van het draagframe over de 15 ondergrond, en waarbij de baan van de opschephouders tussen de verzamellijsten door verloopt. De verzamellijsten begrenzen een verzamelkamer. Tijdens het verplaatsen van het draagframe over de ondergrond, bijvoorbeeld door de als voertuig uitgevoerde inrichting over de ondergrond te rijden, wordt het op de ondergrond aanwezige vuil naar de verzamelkamer tussen de verzamellijsten geleid. 20 Het vuil kan plaatselijk in de verzamelkamer ophopen. Het gedeelte van de baan van de opschephouders dat aan de ondergrond grenst, verloopt door de verzamelkamer heen. De opschephouders bevinden zich in de onderste opscheppositie in de verzamelkamer tussen de verzamellijsten. Hierdoor kunnen de opschephouders een relatief grote hoeveelheid vuil opscheppen.
25 Het is mogelijk dat het veegelement aandrijfbaar is door de motor. In dit geval zijn zowel het rotatielichaam als het veegelement aandrijfbaar door de motor. Bijvoorbeeld omvat de gemeenschappelijke motor een uitgaande motoras, die is verbonden met een aandrijfriem, die zowel het rotatielichaam als het veegelement aandrijft. Het verplaatsingsorgaan in de opvangbak kan eveneens aandrijfbaar zijn 30 door de motor, bijvoorbeeld door het verplaatsingsorgaan ook te verbinden met de aandrijfriem. Door toepassing van een gemeenschappelijke motor voor het aandrijven van het rotatielichaam, het veegelement en eventueel het verplaatsingsorgaan blijven de kosten beperkt.
6
In een uitvoeringsvorm is het veegelement roteerbaar om een tweede rotatiehartlijn verbonden met de veeginrichting, waarbij het veegelement zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het veegelement, bij het roteren daarvan om de tweede rotatiehartlijn en bij het roteren van het rotatielichaam om de eerste 5 rotatiehartlijn, voor elke opschephouder die de veeginrichting passeert, telkens vanaf de uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders een volledige omwenteling maakt.
Vanuit de beginpositie buiten de baan van de opschephouders wordt het veegelement door het roteren daarvan door een van de opschephouders 10 geveegd. Het veegelement roteert daarbij over een hoek van ongeveer 180°. Nadat het veegelement uit de baan van de opschephouders is verplaatst, passeert die geveegde opschephouder voorbij het veegelement. Het veegelement roteert tegelijkertijd achter die geveegde opschephouder langs en voor de met opgeschept vuil gevulde opschephouder die zich, gezien in de rotatierichting van het 15 rotatielichaam, als eerste achter de voorbij gepasseerde geveegde opschephouder bevindt. Het veegelement roteert daarbij over een hoek van ongeveer 180° terug naar de beginpositie buiten de baan van de opschephouders. Het veegelement maakt derhalve telkens een volledige omwenteling tussen de opschephouders door waarbij telkens door een van de opschephouders wordt geveegd om daaruit ten 20 minste een hoeveelheid vuil te verwijderen.
Het is mogelijk dat het rotatielichaam en het veegelement zodanig aandrijfbaar zijn verbonden met de motor dat, bij het aandrijven van het rotatielichaam en het veegelement door de motor, het veegelement N x zo snel roteert om de tweede rotatiehartlijn als dat het rotatielichaam roteert om de eerste 25 rotatiehartlijn, waarbij N het aantal opschephouders van het rotatielichaam is. Zowel het rotatielichaam als het veegelement zijn in dit geval aandrijfbaar door de gemeenschappelijke motor. De uitgaande as van de motor is bijvoorbeeld door middel van een overbrengingsmechanisme verbonden met het veegelement en het rotatielichaam. Het overbrengingsmechanisme is daarbij zodanig uitgevoerd dat de 30 uitgaande as van de motor in een eerste overbrengingsverhouding is verbonden met het veegelement en in een tweede overbrengingsverhouding is verbonden met het rotatielichaam, waarbij de eerste en tweede overbrengingsverhouding onderling een factor N verschillen. Het veegelement roteert derhalve met een relatief hoge 7 rotatiesnelheid tussen de opschephouders door, zodat elke passerende opschephouder wordt leeggeveegd.
In een uitvoeringsvorm omvat de bakvormige wand van elke passerende opschephouder een gekromd binnenoppervlak, waarvan de kromming 5 zodanig is dat het veegelement bij het roteren daarvan om de tweede rotatiehartlijn en bij het roteren van het rotatielichaam om de eerste rotatiehartlijn op een in hoofdzaak constante afstand van het gekromde binnenoppervlak door de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder heen beweegt om ten minste een hoeveelheid van het door die passerende opschephouder opgeschepte vuil daaruit te 10 vegen.
De in hoofdzaak constante afstand ligt bijvoorbeeld ongeveer tussen 1 mm en 5 cm. Door het gekromde binnenoppervlak van de opschephouder aan te passen aan de gecombineerde rotatiebewegingen van het rotatielichaam en het veegelement kan het veegelement de opschephouder in hoofdzaak volledig 15 leegvegen. Dit is gunstig voor de capaciteit van de inrichting.
De bakvormige wand van de opschephouder kan overigens op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld is de bakvormige wand in hoofdzaak stijf. In dit geval kan de bakvormige wand zijn gemaakt van metaal of van kunststof. Het is echter ook mogelijk dat de bakvormige wand in hoofdzaak flexibel is. 20 Als het veegelement tijdens het roteren daarvan en bij het roteren van het rotatielichaam de bakvormige wand raakt, kan de bakvormige wand in dit geval enigszins veerkrachtig meegeven. Hierdoor is het risico van beschadigingen gereduceerd.
Het is mogelijk dat de inrichting een verticaal langsvlak omvat dat is 25 bepaald door een verticaal vlak door de horizontale eerste rotatiehartlijn van het rotatielichaam, waarbij het draaipunt van het veegelement dat is bepaald door de tweede rotatiehartlijn, op een afstand die groter is dan 0 van het verticale langsvlak is aangebracht.
Het veegelement is roteerbaar om de tweede rotatiehartlijn. Het 30 draaipunt van het veegelement is bepaald door het snijpunt van de tweede rotatiehartlijn met het veegelement. Het draaipunt van het veegelement bevindt zich op een afstand van het verticale langsvlak van de inrichting, d.w.z. de tweede rotatiehartlijn is versprongen ten opzichte van de horizontale eerste rotatiehartlijn van het rotatielichaam. Aangezien het veegelement een bepaalde lengte heeft, kan de 8 rotatie van het veegelement door het instellen van die afstand worden afgesteld zodat het veegelement zich in de bovenste lospositie van de passerende opschephouder in hoofdzaak in het midden van die opschephouder bevindt.
In een uitvoeringsvorm verloopt de tweede rotatiehartlijn van het 5 veegelement schuin ten opzichte van de verticaal. Daarbij is het mogelijk dat de tweede rotatiehartlijn van het veegelement onder een eerste hoek die groter is dan 0 ten opzichte van het verticale langsvlak is aangebracht, en waarbij die eerste hoek zodanig is dat de tweede rotatiehartlijn, gezien vanaf de verticaal, en gezien in een verticaal dwarsvlak dat loodrecht op het verticale langsvlak staat, tegengesteld aan 10 de rotatierichting van het rotatielichaam is gekanteld.
De tweede rotatiehartlijn van het veegelement is onder de eerste hoek ten opzichte van het verticale langsvlak aangebracht. Het veegelement beweegt hierdoor bij het roteren daarvan enigszins van boven naar beneden vanuit de uitgangspositie naast de baan van de opschephouders tot ongeveer de 15 middenpositie in de passerende opschephouder. Terwijl het veegelement vanaf die middenpositie uit de passerende opschephouder draait, beweegt het veegelement vervolgens enigszins van beneden naar boven. De eerste hoek ligt bijvoorbeeld tussen 0-30°.
Verder kan de tweede rotatiehartlijn onder een tweede hoek die groter 20 is dan 0 ten opzichte van het verticale dwarsvlak verlopen, waarbij die tweede hoek zodanig is dat de tweede rotatiehartlijn, gezien in de verplaatsingsrichting van het draagframe schuin naar beneden verloopt. Hierdoor kan de rotatiebeweging van het veegelement nauwkeuriger op de rotatiebeweging van de passerende opschephouder worden afgestemd, zodat het veegelement relatief diep door de 25 passerende opschephouder veegt zonder die passerende opschephouder te beschadigen. De tweede hoek ligt bijvoorbeeld tussen 0-30°.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal, welke werkwijze omvat: 30 . het verplaatsen van een inrichting over de ondergrond, welke inrichting omvat: - een draagframe, - een motor, die is aangebracht aan het draagframe, - een rotatielichaam, dat in een rotatierichting roteerbaar om een in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn is verbonden met het draagframe, welk 9 rotatielichaam aandrijfbaar is door de motor, - meerdere opschephouders voor het opscheppen van vuil van de ondergrond, welke opschephouders in omtreksrichting op afstand van elkaar zijn bevestigd aan het rotatielichaam en welke opschephouders bij het roteren van het rotatielichaam 5 volgens een baan bewegen die ten minste gedeeltelijk langs de ondergrond verloopt, en welke opschephouders elk een bakvormige wand omvatten die een inwendige opneemruimte voor het opnemen van opgeschept vuil begrenst en welke opschephouders elk een open eind omvatten dat in hoofdzaak in de rotatierichting van het rotatielichaam is gericht, 10 - een veeginrichting voor het vegen van vuil uit telkens een van de opschephouders bij het roteren van het rotatielichaam, welke veeginrichting langs de baan van de opschephouders is aangebracht aan het draagframe op een positie die in hoofdzaak stationair ten opzichte van het draagframe is, welke veeginrichting is voorzien van een beweegbaar en aandrijfbaar veegelement, 15 .het in een rotatierichting roteren van het rotatielichaam om de in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn door middel van het aandrijven van het rotatielichaam door de motor, . het verplaatsen van het veegelement tijdens het roteren van het rotatielichaam voor elke opschephouder die de veeginrichting passeert telkens vanaf een 20 uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders in de baan van de opschephouders, door het open eind van die passerende opschephouder in de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder en vervolgens door de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder heen om ten minste een hoeveelheid van het door die passerende opschephouder 25 opgeschepte vuil daaruit te vegen, het daarna verplaatsen van het veegelement uit die passerende opschephouder en vervolgens weg uit de baan van de opschephouders om die passerende opschephouder voorbij de veeginrichting te laten passeren.
Deze werkwijze heeft dezelfde effecten en voordelen als hierboven 30 beschreven, en de hierboven beschreven eigenschappen kunnen ook bij deze werkwijze worden toegepast.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
10
Figuur 1 toont een aanzicht in perspectief van de inrichting voor het verwijderen van vuil van een ondergrond volgens de uitvinding.
Figuren 2a, 2b, 2c tonen een bovenaanzicht, een vooraanzicht en een zijaanzicht van de in figuur 1 getoonde inrichting.
5 Figuur 3a toont een vergroot detail lila uit figuur 2a.
Figuur 3b toont een vergroot detail lllb uit figuur 2c.
Figuren 4a, 4b, 5a, 5b, 6a en 6b tonen verschillende stappen van het veegelement en een passerende opschephouder van de in figuur 1 getoonde inrichting.
10 De in figuur 1 weergegeven inrichting voor het verwijderen van vuil van een ondergrond is in zijn geheel aangeduid met verwijzingscijfer 1. De inrichting 1 wordt bijvoorbeeld toegepast voor het verwijderen van relatief dikke mest van een vloer van een stal. De inrichting 1 is in dit uitvoeringsvoorbeeld uitgevoerd als een voertuig. Het voertuig 1 omvat een draagframe 2 en wielen 3, waarmee het voertuig 15 1 verrijdbaar is over de ondergrond. De wielen 3 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld aandrijfbaar door een aandrijfinrichting. De wielen 3 zijn onafhankelijk van elkaar aandrijfbaar, zodat het voertuig 1 kan worden gestuurd. Het voertuig 1 kan overigens ook niet zelfaangedreven zijn uitgevoerd.
Het voertuig 1 omvat een opslagtank 5 voor het van de ondergrond 20 verwijderde vuil. De opslagtank 5 is via een doorgangsopening 16 verbonden met een opvangbak 6 voor het opvangen van vuil dat door opschephouders 9 van de ondergrond is opgeschept zoals hieronder nog nader zal worden beschreven. De opvangbak 6 heeft aan de bovenzijde daarvan een opvangopening 7 waardoor het opgeschepte vuil uit de opschephouders 9 in de opvangbak 6 kan vallen.
25 In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de opvangbak 6 een in hoofdzaak cilindervormige omtrekswand 17, die evenwijdig aan de langshartlijn van de inrichting is aangebracht. De opvangbak is aan een vooreind afgesloten door een eindwand. Aan een tegenoverliggend achtereind van de opvangbak 6 bevindt zich de doorgangsopening 16 die uitmondt in de opslagtank 5. De opvangopening 7 aan de 30 bovenzijde van de opvangbak 6 vormt een zijdelingse opening in de omtrekswand 17.
In de opvangbak 6 bevindt zich een verplaatsingsorgaan voor het dwingen van het in de opvangbak 6 opgevangen vuil door de doorgangsopening 16 naar de opslagtank 5 (niet weergegeven). Het verplaatsingsorgaan is aandrijfbaar 11 door een motor 4, die is aangebracht aan het draagframe 2. Het verplaatsingsorgaan omvat bijvoorbeeld een transportschroef met een buitendiameter die in hoofdzaak overeenkomt met de binnendiameter van de cilindervormige omtrekswand 17. Het verplaatsingsorgaan voorkomt dat de doorgangsopening 16 verstopt raakt door het 5 opgeschepte vuil, dat bijvoorbeeld een relatief dikke en plakkerige mest omvat.
De opschephouders 9 voor het opscheppen van vuil van de ondergrond zijn bevestigd aan een rotatielichaam 8, dat in een rotatierichting (zie pijl A in figuur 1) roteerbaar om een in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn 11 is verbonden met het draagframe 2. De eerste rotatiehartlijn 11 verloopt in hoofdzaak evenwijdig 10 aan de langshartlijn van het voertuig 1. Het rotatielichaam 8 is aandrijfbaar door de motor 4, die eveneens het verplaatsingsorgaan in de opvangbak 6 aandrijft.
In dit uitvoeringsvoorbeeld is het rotatielichaam 8 uitgevoerd als een plaatvormige draaischijf. De opschephouders 9 zijn dwars tegen de achterzijde van die draaischijf 8 bevestigd. De opschephouders 9 zijn daarbij in hoofdzaak volgens 15 een cirkel in omtreksrichting op afstand van elkaar aangebracht.
Bij het ronddraaien van het rotatielichaam 8 beschrijven de opschephouders 9 een in hoofdzaak cirkelvormige baan, die gedeeltelijk aangrenzend aan de ondergrond verloopt. De opschephouders 9 bewegen daarbij vanuit een onderste opscheppositie naar een bovenste lospositie en terug. De 20 opschephouders 9 omvatten elk een bakvormige wand die is begrensd door een omtreksrand. De omtreksrand van elke opschephouder 9 bepaalt een open eind 10 dat in hoofdzaak in de rotatierichting A van het rotatielichaam 8 is gericht.
In de onderste opscheppositie van de opschephouders 9 beweegt het onderste gedeelte van de omtreksrand daarvan langs de ondergrond om vuil van de 25 ondergrond te scheppen. Het draagframe 2 is aan de naar de ondergrond toegekeerde onderzijde daarvan voorzien van verzamellijsten 18 voor het verzamelen van op de ondergrond aanwezige vuil bij het verrijden van het voertuig 1 over de ondergrond. De baan van de opschephouders 9 verloopt tussen de verzamellijsten 18 door. De opschephouders 9 worden dan ten minste gedeeltelijk 30 gevuld met vuil.
Uit elke opschephouder wordt in de bovenste lospositie daarvan, als die opschephouder 9 zich boven de opvangopening 7 van de opvangbak 6 bevindt, een hoeveelheid van het opgeschepte vuil verwijderd door een veeginrichting 14. De veeginrichting 14 bevindt zich langs de baan van de opschephouders 9 op een 12 positie die in hoofdzaak stationair ten opzichte van het draagframe 2 is, nabij de bovenste lospositie van de opschephouders 9. De veeginrichting 14 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld een veegelement of lepel 15 die roteerbaar is om een tweede rotatiehartlijn 12. De tweede rotatiehartlijn 12 verloopt in hoofdzaak dwars ten 5 opzichte van de eerste, in hoofdzaak horizontale rotatiehartlijn van het rotatielichaam 8.
Het veegelement 15 is aandrijfbaar door de motor 4, die ook het rotatielichaam 8 en het verplaatsingorgaan in de opvangbak 6 aandrijft. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de gemeenschappelijke motor 4 een uitgaande motoras, 10 die is verbonden met een aandrijfriem 19, die zowel het rotatielichaam 8, het veegelement 15 als het verplaatsingsorgaan in de opvangbak 6 aandrijft.
De verwijderen van vuil uit de opschephouders 9 is nader weergegeven in figuren 3a, 3b, 4a, 4b, 5a, 5b, 6a en 6b. In figuren 3a en 3b bevindt het veegelement 15 zich in een uitgangspositie buiten de cirkelvormige baan van de 15 opschephouders 9. Door het ronddraaien van het rotatielichaam 8 nadert een van de opschephouders 9 het veegelement 15. Vanuit die uitgangspositie wordt het veegelement 15 door het roteren daarvan in de baan van de opschephouders 9 verplaatst tijdens het roteren van het rotatielichaam 8. Het veegelement 15 draait daarbij tussen twee aangrenzende opschephouders 9 in de baan van de 20 opschephouders 9.
Vervolgens beweegt het veegelement 15 door het open eind 10 in die naderende en vervolgens passerende opschephouder 9 (zie figuren 4a en 4b). Vervolgens beweegt het veegelement 15 door die passerende opschephouder 9 heen om ten minste een hoeveelheid van het daarin opgeschepte vuil te verwijderen. 25 In figuren 5a en 5b bevindt het veegelement 15 zich midden in de passerende opschephouder 9, terwijl in figuren 6a en 6b is weergegeven dat het veegelement 15 uit de passerende opschephouder 9 beweegt. Het veegelement 15 is dan vanuit de uitgangpositie over een hoek van ongeveer 180° van voren naar achteren door de passerende opschephouder 9 gedraaid. Het uit de passerende opschephouder 9 30 geveegde vuil valt door de opvangopening 7 in de opvangbak 6.
Nadat het veegelement 15 uit de passerende opschephouder 9 is verplaatst, beweegt het veegelement 15 weg uit de baan van de opschephouders 9, zodat de geveegde opschephouder 9 voorbij het veegelement 15 kan passeren. Het veegelement 15 roteert vervolgens achter die geveegde opschephouder 15 langs en 13 voor de met opgeschept vuil gevulde opschephouder 15 die zich, gezien in de rotatierichting A van het rotatielichaam 8, als eerste achter de voorbij gepasseerde geveegde opschephouder 15 bevindt. Het veegelement roteert daarbij over een hoek van ongeveer 180° van achteren naar voren terug naar de uitgangspositie die is 5 weergegeven in figuren 3a en 3b.
Het veegelement maakt derhalve telkens een volledige omwenteling tussen de opschephouders 9 door waarbij telkens door een van de opschephouders 9 wordt geveegd om daaruit ten minste een hoeveelheid vuil te verwijderen.
In dit uitvoeringsvoorbeeld worden het rotatielichaam 8 met de daaraan 10 bevestigde opschephouders 9 en het veegelement 15 aangedreven door de motor 4 voor het uitvoeren van een eenparige rotatiebeweging. De tweede rotatiehartlijn 12 van het veegelement 15 is daarbij ingesteld ten opzichte van de eerste rotatiehartlijn 11 van het rotatielichaam 8 zodat het veegelement 15 relatief diep door de opschephouders 9 beweegt zonder de opschephouders 9 te raken.
15 Hiervoor is het draaipunt van het veegelement 15 dat is bepaald door de tweede rotatiehartlijn, op een geringe afstand d (zie figuur 2a) van het verticale langsvlak van het voertuig 1 aangebracht. Het verticale langsvlak van het voertuig 1 is in dit uitvoeringsvoorbeeld bepaald door een verticaal vlak door de horizontale eerste rotatiehartlijn 11 van het rotatielichaam 8.
20 Derhalve is de tweede rotatiehartlijn 12 van het veegelement 15 versprongen ten opzichte van de horizontale eerste rotatiehartlijn 11 van het rotatielichaam 8. Aangezien het veegelement 15 een bepaalde lengte heeft, kan de rotatie van het veegelement 15 door het instellen van die afstand d worden afgesteld zodat het veegelement 15 zich in de bovenste lospositie van de passerende 25 opschephouder 9 in hoofdzaak in het midden van die opschephouder 9 bevindt, zoals weergegeven in figuren 5a en 5b.
Daarnaast staat de tweede rotatiehartlijn 12 van het veegelement 15 in dit uitvoeringsvoorbeeld niet precies verticaal. De tweede rotatiehartlijn 12 van het veegelement 15 is onder een eerste hoek a (zie figuur 2b) ten opzichte van het 30 verticale langsvlak aangebracht. Die eerste hoek a is zodanig dat de tweede rotatiehartlijn 15, gezien vanaf de verticaal, en gezien in een verticaal dwarsvlak dat loodrecht op het verticale langsvlak staat, tegengesteld aan de rotatierichting A van het rotatielichaam 15 is gekanteld.
14
Het veegelement 15 beweegt hierdoor bij het roteren daarvan enigszins van boven naar beneden vanuit de uitgangspositie naast de baan van de opschephouders 9 tot ongeveer de middenpositie in de passerende opschephouder 9. Terwijl het veegelement 15 vanaf die middenpositie uit de passerende 5 opschephouder 9 draait, beweegt het veegelement 15 vervolgens enigszins van beneden naar boven. De eerste hoek a ligt bijvoorbeeld tussen 0-30°.
Verder kan de tweede rotatiehartlijn 12 onder een tweede hoek (3 (zie figuur 2c) ten opzichte van het verticale dwarsvlak verlopen. Die tweede hoek (3 is zodanig dat de tweede rotatiehartlijn 12, gezien in de verplaatsingsrichting V van het 10 voertuig 1 schuin naar beneden verloopt. Hierdoor kan de rotatiebeweging van het veegelement 15 nauwkeuriger op de rotatiebeweging van de passerende opschephouder 9 worden afgestemd, zodat het veegelement 15 relatief diep door de passerende opschephouder 9 veegt zonder die passerende opschephouder te beschadigen. De tweede hoek (3 ligt bijvoorbeeld tussen 0-30°.
15 Om het verwijderen van vuil uit de opschephouders 9 verder te verbeteren kan de bakvormige wand van elke opschephouder 9 een gekromd binnenoppervlak bezitten, waarvan de kromming zodanig is dat het veegelement 15 bij het roteren daarvan om de tweede rotatiehartlijn 12 en bij het roteren van het rotatielichaam 8 om de eerste rotatiehartlijn 11 op een in hoofdzaak constante 20 afstand van het gekromde binnenoppervlak door de opschephouder 9 heen beweegt. De vorm van de opschephouders 9 is dan asymmetrisch.
De uitvinding is niet beperkt tot het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. De vakman kan verschillende aanpassingen aanbrengen die binnen de reikwijdte van de uitvinding liggen.

Claims (24)

1. Inrichting voor het verwijderen van vuil van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal, welke inrichting omvat: 5. een draagframe (2), dat verplaatsbaar is over de ondergrond, - een motor (4), die is aangebracht aan het draagframe (2), - een rotatielichaam (8), dat in een rotatierichting roteerbaar om een in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn (11) is verbonden met het draagframe (2), welk rotatielichaam (8) aandrijfbaar is door de motor (4), 10. meerdere opschephouders (9) voor het opscheppen van vuil van de ondergrond, welke opschephouders (9) in omtreksrichting op afstand van elkaar zijn bevestigd aan het rotatielichaam (8) en welke opschephouders (9) bij het roteren van het rotatielichaam (8) volgens een baan bewegen die ten minste gedeeltelijk langs de ondergrond verloopt, en welke opschephouders (9) elk een bakvormige wand 15 omvatten die een inwendige opneemruimte voor het opnemen van opgeschept vuil begrenst en welke opschephouders (9) elk een open eind (10) omvatten dat in hoofdzaak in de rotatierichting van het rotatielichaam (8) is gericht, - een veeginrichting (14) voor het vegen van vuil uit telkens een van de opschephouders (9) bij het roteren van het rotatielichaam (8), welke veeginrichting (14) 20 langs de baan van de opschephouders (9) is aangebracht aan het draagframe (2) op een positie die in hoofdzaak stationair ten opzichte van het draagframe (2) is, welke veeginrichting (14) is voorzien van een veegelement (15) dat zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het veegelement (15) bij het roteren van het rotatielichaam (8) voor elke opschephouder (9) die de veeginrichting (14) passeert telkens vanaf een 25 uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders (9) in de baan van de opschephouders (9) beweegt, door het open eind (10) van die passerende opschephouder (9) in de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder (9) beweegt en vervolgens door de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder (9) heen beweegt om ten minste een hoeveelheid van het door die 30 passerende opschephouder (9) opgeschepte vuil daaruit te vegen, en het veegelement (15) daarna uit die passerende opschephouder (9) en vervolgens weg uit de baan van de opschephouders (9) beweegt om die passerende opschephouder (9) voorbij de veeginrichting (14) te laten passeren.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het veegelement (15) zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het veegelement (15) bij het roteren van het rotatielichaam (8) voor elke opschephouder (9) die de veeginrichting (14) passeert telkens door de baan van de opschephouders (9) terugbeweegt naar de 5 uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders (9) nadat die passerende opschephouder (9) voorbij de veeginrichting (14) is gepasseerd.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de opschephouders (9) in hoofdzaak volgens een cirkel in omtreksrichting op afstand van elkaar zijn aangebracht, en waarbij de baan van de opschephouders (9) in hoofdzaak 10 cirkelvormig is.
4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een voertuig (1) is, en waarbij het draagframe (2) in een rijrichting verrijdbaar is over de ondergrond.
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 15 opschephouders (9) bij het roteren van het rotatielichaam (8) ronddraaien vanuit een onderste opscheppositie naar een bovenste lospositie en terug, en waarbij de veeginrichting (14) is aangebracht bij de bovenste lospositie van de opschephouders (9).
6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 20 inrichting is voorzien van een opvangbak (6) voor het opvangen van vuil dat uit elke opschephouder (9) wordt geveegd bij het passeren van de veeginrichting (14), en waarbij de opvangbak (6) is voorzien van een opvangopening (7) die onder de veeginrichting (14) is aangebracht.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de inrichting is voorzien van een 25 opslagtank (5), die via een doorgangsopening (16) is verbonden met de opvangbak (6), en waarbij de opvangbak (6) is voorzien van een verplaatsingsorgaan voor het verplaatsen van het in de opvangbak (6) opgevangen vuil naar de opslagtank (5).
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de opvangbak (6) een in hoofdzaak cilindervormige omtrekswand omvat, waarin een zijdelingse opening is 30 aangebracht ter vorming van de opvangopening (7) aan de bovenzijde van de opvangbak (6), en waarbij het verplaatsingsorgaan een transportschroef omvat voor het dwingen van het in de opvangbak (6) opgevangen vuil door de doorgangsopening (16) naar de opslagtank (5).
9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste rotatiehartlijn (11) van het rotatielichaam (8) in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn van de inrichting verloopt.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het 5 draagframe (2) aan de naar de ondergrond toegekeerde onderzijde daarvan is voorzien van verzamellijsten (18) voor het verzamelen van op de ondergrond aanwezige vuil bij het verplaatsen van de inrichting over de ondergrond, en waarbij de baan van de opschephouders (9) tussen de verzamellijsten (18) door verloopt.
11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het 10 veegelement (15) aandrijfbaar is door de motor (4).
12. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het veegelement (15) roteerbaar om een tweede rotatiehartlijn (12) is verbonden met de veeginrichting (14), waarbij het veegelement (15) zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het veegelement (15), bij het roteren daarvan om de tweede rotatiehartlijn (12) 15 en bij het roteren van het rotatielichaam (8) om de eerste rotatiehartlijn (11), voor elke opschephouder (9) die de veeginrichting (14) passeert, telkens vanaf de uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders (9) een volledige omwenteling maakt.
13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij het rotatielichaam (8) en het 20 veegelement (15) zodanig aandrijfbaar zijn verbonden met de motor (4) dat, bij het aandrijven van het rotatielichaam (8) en het veegelement (15) door de motor (4), het veegelement (15) N x zo snel roteert om de tweede rotatiehartlijn (12) als dat het rotatielichaam (8) roteert om de eerste rotatiehartlijn (11), waarbij N het aantal opschephouders (9) van het rotatielichaam (8) is.
14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij de bakvormige wand van elke opschephouder (9) een gekromd binnenoppervlak heeft, waarvan de kromming zodanig is dat het veegelement (15) bij het roteren daarvan om de tweede rotatiehartlijn (12) en bij het roteren van het rotatielichaam om de eerste rotatiehartlijn (11) op een in hoofdzaak constante afstand van het gekromde binnenoppervlak door 30 de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder (9) heen beweegt om ten minste een hoeveelheid van het door die passerende opschephouder (9) opgeschepte vuil daaruit te vegen.
15. Inrichting volgens een van de conclusies 12-14, waarbij de inrichting een verticaal langsvlak omvat dat is bepaald door een verticaal vlak door de horizontale eerste rotatiehartlijn (11) van het rotatielichaam (8), en waarbij het draaipunt van het veegelement (15) dat is bepaald door de tweede rotatiehartlijn, op een afstand die groter is dan 0 van het verticale langsvlak is aangebracht.
16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de tweede rotatiehartlijn (12) van 5 het veegelement (15) schuin ten opzichte van de verticaal verloopt.
17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij de tweede rotatiehartlijn (12) van het veegelement (15) onder een eerste hoek (a) die groter is dan 0 ten opzichte van het verticale langsvlak is aangebracht, en waarbij die eerste hoek (a) zodanig is dat de tweede rotatiehartlijn (12), gezien vanaf de verticaal, en gezien in een verticaal 10 dwarsvlak dat loodrecht op het verticale langsvlak staat, tegengesteld aan de rotatierichting van het rotatielichaam (8) is gekanteld.
18. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij de eerste hoek (a) tussen 0-30° ligt.
19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, waarbij de tweede rotatiehartlijn 15 (12) onder een tweede hoek ((3) die groter is dan 0 ten opzichte van het verticale dwarsvlak verloopt, en waarbij die tweede hoek ((3) zodanig is dat de tweede rotatiehartlijn (12), gezien in de verplaatsingsrichting van de inrichting schuin naar beneden verloopt.
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de tweede hoek ((3) tussen 0-30° 20 ligt.
21. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het rotatielichaam (8) aandrijfbaar is door de motor (4) voor het uitvoeren van een eenparige rotatiebeweging.
22. Inrichting volgens een van de conclusies 13-21, waarbij het veegelement 25 (15) aandrijfbaar is voor het uitvoeren van een eenparige rotatiebeweging.
23. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het rotatielichaam (8) een rupsband omvat, en waarbij de rupsband zich over een voorafbepaalde afstand in hoofdzaak evenwijdig aan de ondergrond uitstrekt.
24. Werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond, bijvoorbeeld van 30 een vloer van een stal, welke werkwijze omvat: . het verplaatsen van een inrichting (1) over de ondergrond, welke inrichting (1) omvat: - een draagframe (2), - een motor (4), die is aangebracht aan het draagframe (2), - een rotatielichaam (8), dat in een rotatierichting roteerbaar om een in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn (11) is verbonden met het draagframe (2), welk rotatielichaam (8) aandrijfbaar is door de motor (4), 5. meerdere opschephouders (9) voor het opscheppen van vuil van de ondergrond, welke opschephouders (9) in omtreksrichting op afstand van elkaar zijn bevestigd aan het rotatielichaam (8) en welke opschephouders (9) bij het roteren van het rotatielichaam (8) volgens een baan bewegen die ten minste gedeeltelijk langs de ondergrond verloopt, en welke opschephouders (9) elk een bakvormige wand 10 omvatten die een inwendige opneemruimte voor het opnemen van opgeschept vuil begrenst en welke opschephouders (9) elk een open eind (10) omvatten dat in hoofdzaak in de rotatierichting van het rotatielichaam (8) is gericht, - een veeginrichting (14) voor het vegen van vuil uit telkens een van de opschephouders (9) bij het roteren van het rotatielichaam (8), welke veeginrichting (14) 15 langs de baan van de opschephouders (9) is aangebracht aan het draagframe (2) op een positie die in hoofdzaak stationair ten opzichte van het draagframe (2) is, welke veeginrichting (14) is voorzien van een beweegbaar en aandrijfbaar veegelement (15), . het in een rotatierichting roteren van het rotatielichaam (8) om de in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn (11) door middel van het aandrijven van het 20 rotatielichaam (8) door de motor (4), . het verplaatsen van het veegelement (15) tijdens het roteren van het rotatielichaam (8) voor elke opschephouder (9) die de veeginrichting (14) passeert telkens vanaf een uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders (9) in de baan van de opschephouders (9), door het open eind 25 van die passerende opschephouder (9) in de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder (9) en vervolgens door de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder (9) heen om ten minste een hoeveelheid van het door die passerende opschephouder (9) opgeschepte vuil daaruit te vegen, het daarna verplaatsen van het veegelement (15) uit die passerende 30 opschephouder (9) en vervolgens weg uit de baan van de opschephouders (9) om die passerende opschephouder (9) voorbij de veeginrichting (14) te laten passeren.
NL2007830A 2011-11-21 2011-11-21 Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. NL2007830C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2007830A NL2007830C2 (nl) 2011-11-21 2011-11-21 Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond.
PCT/NL2012/050696 WO2013077730A1 (en) 2011-11-21 2012-10-05 Device and method for removing dirt from a floor
US13/682,893 US9288963B2 (en) 2011-11-21 2012-11-21 Device and method for removing dirt from a floor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2007830 2011-11-21
NL2007830A NL2007830C2 (nl) 2011-11-21 2011-11-21 Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2007830C2 true NL2007830C2 (nl) 2013-05-23

Family

ID=47116219

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2007830A NL2007830C2 (nl) 2011-11-21 2011-11-21 Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond.

Country Status (3)

Country Link
US (1) US9288963B2 (nl)
NL (1) NL2007830C2 (nl)
WO (1) WO2013077730A1 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN106718961A (zh) * 2016-12-14 2017-05-31 田丙申 奶牛养殖清洁装置
CN108560473B (zh) * 2018-02-06 2019-07-30 江山佩音新材料科技有限公司 一种积雪铲除装置
CN108812344A (zh) * 2018-07-05 2018-11-16 张娟娟 一种畜牧业用棚舍粪便收集加工装置
CN112715379A (zh) * 2020-12-29 2021-04-30 泌阳县夏南牛科技开发有限公司 一种夏南牛养殖用粪便清扫装置

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2104042A (en) * 1981-08-22 1983-03-02 William Robert Nelson Collecting slurry
US4914773A (en) * 1986-02-26 1990-04-10 Ham Yong S Cleaning apparatus
FR2644187A1 (fr) * 1989-03-09 1990-09-14 Braut Auguste Appareil portable pour le ramassage des dejections animales
WO2000048455A1 (en) * 1999-02-19 2000-08-24 Prolion B.V. Device and method for automatically cleaning a shed floor, and a shed for using the device

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1328973A (en) * 1917-10-25 1920-01-27 Lawrence H Stowell Snowplow
US1404140A (en) * 1920-05-28 1922-01-17 Qwam Sverre Snow remover
US1430962A (en) * 1921-03-07 1922-10-03 Esposito Antony Snow or dirt remover
NL1002487C2 (nl) 1996-02-29 1997-09-01 Maasland Nv Constructie met een stalinrichting voor dieren.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2104042A (en) * 1981-08-22 1983-03-02 William Robert Nelson Collecting slurry
US4914773A (en) * 1986-02-26 1990-04-10 Ham Yong S Cleaning apparatus
FR2644187A1 (fr) * 1989-03-09 1990-09-14 Braut Auguste Appareil portable pour le ramassage des dejections animales
WO2000048455A1 (en) * 1999-02-19 2000-08-24 Prolion B.V. Device and method for automatically cleaning a shed floor, and a shed for using the device

Also Published As

Publication number Publication date
WO2013077730A1 (en) 2013-05-30
US9288963B2 (en) 2016-03-22
US20130139849A1 (en) 2013-06-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2007830C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond.
NL2007829C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond.
US5630286A (en) Vehicular apparatus for removing de-icing liquid
US5745947A (en) Automatic debris retrieval system
JPH04506846A (ja) 自走式海浜清掃作業車
NL2012785B1 (en) An autonomous self-propelled manure removal vehicle.
CN118714957A (zh) 具有清扫装置的地面清洁设备和用于运行地面清洁设备的方法
US20180028034A1 (en) Floor-cleaning machine
CN109024422A (zh) 一种路面清洁装置
CN211200244U (zh) 一种扫雪机器人
CN108716207A (zh) 清运宝除雪车
CN209741737U (zh) 即清即运式除雪车
CN213681919U (zh) 一种扫地机
NL2024993B1 (nl) Mestverzamelinrichting, stalreinigingsinrichting en werkwijze
KR102134262B1 (ko) 적설 수거 이송 장치 및 이를 이용한 적설 수거 이송 방법
CN108914867B (zh) 即清即运式除雪车
FR2630141A1 (fr) Ramasseur de dejections animales et de detritus
CN218389225U (zh) 一种畜牧养殖粪便清理车
US3449780A (en) Litter collector-pulverizer
CN216631761U (zh) 一种带有清洁功能的牛舍刮草离墙器
US585933A (en) Street-sweeper
NL2028701B1 (nl) Systeem en werkwijze voor het uitvoeren van een diergerelateerde handeling, alsmede in combinatie, een stal voor het houden van dieren en een dergelijk systeem
NL2028856B1 (nl) Systeem en werkwijze voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal voor dieren, alsmede in combinatie, een stal voor het houden van dieren en een dergelijk systeem
CN217678809U (zh) 一种环保用非机动车道清扫设备
NL2015967B1 (nl) Combinatie van een autonome reinigingsinrichting en een afvalbak.

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20151201