NL2007829C2 - Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. - Google Patents
Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2007829C2 NL2007829C2 NL2007829A NL2007829A NL2007829C2 NL 2007829 C2 NL2007829 C2 NL 2007829C2 NL 2007829 A NL2007829 A NL 2007829A NL 2007829 A NL2007829 A NL 2007829A NL 2007829 C2 NL2007829 C2 NL 2007829C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- scoop
- holders
- rotation
- sweeping
- dirt
- Prior art date
Links
- 239000000758 substrate Substances 0.000 title claims description 40
- 238000000034 method Methods 0.000 title claims description 13
- 238000010408 sweeping Methods 0.000 claims description 104
- 210000003608 fece Anatomy 0.000 claims description 28
- 239000010871 livestock manure Substances 0.000 claims description 28
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 claims description 17
- 235000013365 dairy product Nutrition 0.000 description 10
- 241001465754 Metazoa Species 0.000 description 8
- 239000007788 liquid Substances 0.000 description 7
- 230000005540 biological transmission Effects 0.000 description 5
- 230000002349 favourable effect Effects 0.000 description 4
- 230000002093 peripheral effect Effects 0.000 description 4
- 241000283690 Bos taurus Species 0.000 description 2
- 238000013459 approach Methods 0.000 description 2
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 2
- 239000012530 fluid Substances 0.000 description 2
- 239000010902 straw Substances 0.000 description 2
- 206010061218 Inflammation Diseases 0.000 description 1
- 241001417527 Pempheridae Species 0.000 description 1
- 238000009825 accumulation Methods 0.000 description 1
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 1
- 230000001419 dependent effect Effects 0.000 description 1
- 230000005484 gravity Effects 0.000 description 1
- 230000005802 health problem Effects 0.000 description 1
- 210000000003 hoof Anatomy 0.000 description 1
- 230000004054 inflammatory process Effects 0.000 description 1
- 230000007257 malfunction Effects 0.000 description 1
- 239000002184 metal Substances 0.000 description 1
- 238000012986 modification Methods 0.000 description 1
- 230000004048 modification Effects 0.000 description 1
- 239000002245 particle Substances 0.000 description 1
- 210000002700 urine Anatomy 0.000 description 1
- 210000003462 vein Anatomy 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K1/00—Housing animals; Equipment therefor
- A01K1/01—Removal of dung or urine, e.g. from stables
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K1/00—Housing animals; Equipment therefor
- A01K1/01—Removal of dung or urine, e.g. from stables
- A01K1/0128—Removal of dung or urine, e.g. from stables by means of scrapers or the like moving continuously
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E01—CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
- E01H—STREET CLEANING; CLEANING OF PERMANENT WAYS; CLEANING BEACHES; DISPERSING OR PREVENTING FOG IN GENERAL CLEANING STREET OR RAILWAY FURNITURE OR TUNNEL WALLS
- E01H1/00—Removing undesirable matter from roads or like surfaces, with or without moistening of the surface
- E01H1/006—Specially adapted for removing excrements
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E01—CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
- E01H—STREET CLEANING; CLEANING OF PERMANENT WAYS; CLEANING BEACHES; DISPERSING OR PREVENTING FOG IN GENERAL CLEANING STREET OR RAILWAY FURNITURE OR TUNNEL WALLS
- E01H1/00—Removing undesirable matter from roads or like surfaces, with or without moistening of the surface
- E01H1/10—Hydraulically loosening or dislodging undesirable matter; Raking or scraping apparatus ; Removing liquids or semi-liquids e.g., absorbing water, sliding-off mud
- E01H1/105—Raking, scraping or other mechanical loosening devices, e.g. for caked dirt ; Apparatus for mechanically moving dirt on road surfaces, e.g. wipers for evacuating mud
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Zoology (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Cleaning In General (AREA)
Description
Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van vuil van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal.
5 Melkdieren worden in de praktijk langdurig binnen in de stal gehouden.
De mest die de melkdieren produceren komt op de vloer van de stal terecht. Ook verzamelt zich ander vuil op de stalvloer, zoals hooi, zaagsel, voer en dergelijke. Door de urine van de melkdieren is de mest meestal nat. De hoeven van de melkdieren worden zacht als de melkdieren gedurende een langere periode in natte 10 mest staan, hetgeen aanleiding kan geven tot ontstekingen. Het vuil op de stalvloer heeft dus een negatieve invloed op de gezondheid van de melkdieren. Daarom wordt de stalvloer regelmatig gereinigd.
Uit WO 97/31524 is een inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer van een stal bekend. De mest wordt daarbij opgezogen. De samenstelling 15 van de mest van de melkdieren kan aanzienlijk verschillen. Als de mest relatief dik is, is het lastig om deze mest door opzuigen te verwijderen. Daardoor bestaat het risico dat deze dikke mest achterblijft op de stalvloer - de stalvloer wordt dan niet goed gereinigd. De mest die op de stalvloer blijft liggen kan na verloop van tijd gezondheidsklachten voor de melkdieren opleveren. Bovendien blijkt het 20 opzuigmechanisme gevoelig voor storing en verstopping, hetgeen de betrouwbaarheid niet ten goede komt.
Een doel van de uitvinding is een verbeterde, en bij voorkeur betrouwbaardere, inrichting voor het verwijderen van vuil van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal, te verschaffen, in het bijzonder een inrichting 25 die geschikt is voor het verwijderen van relatief zwaar en/of plakkerig vuil, zoals vuil omvattende relatief dikke mest, alsmede voor betrekkelijk dunvloeibaar vuil, zoals alleen mest van melkkoeien.
Dit doel is bereikt door een inrichting voor het verwijderen van vuil, inzonderheid mest, van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal, 30 welke inrichting omvat een draagframe, dat verplaatsbaar is over de ondergrond, een motor, die is aangebracht aan het draagframe, verzamel lijsten die, in een beoogde verplaatsingsrichting gezien, voor op het draagframe zijn aangebracht en naar achteren toe naar elkaar toe lopen, en zijn ingericht om bij verplaatsen van de inrichting mest bijeen te schuiven in een door de verzamellijsten begrensde ruimte, 2 een rotatielichaam, dat in een rotatierichting roteerbaar om een in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn is verbonden met het draagframe, welk rotatielichaam aandrijfbaar is door de motor, meerdere opschephouders voor het opscheppen van vuil van de ondergrond, welke opschephouders in omtreksrichting 5 op afstand van elkaar zijn bevestigd aan het rotatielichaam en welke opschephouders bij het roteren van het rotatielichaam volgens een baan bewegen die ten minste gedeeltelijk langs de ondergrond verloopt, en welke opschephouders elk een bakvormige wand omvatten die een inwendige opneemruimte voor het opnemen van opgeschept vuil begrenst en welke opschephouders elk een open eind 10 omvatten dat in hoofdzaak in de rotatierichting van het rotatielichaam is gericht, waarbij de eerste rotatiehartlijn zich in hoofdzaak horizontaal en naar voren uitstrekt, en waarbij het rotatielichaam zodanig is aangebracht ten opzichte van het draagframe dat genoemde baan van de opschephouders zich uitstrekt tot in de door de verzamellijsten begrensde ruimte.
15 Een voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat het vuil door een zuiver mechanische beweging wordt opgeschept, hetgeen betrouwbaarder blijkt dan het opzuigen volgens de stand van de techniek, waarbij immers de mest met al dan niet grove vuildelen de benodigde pomp en/of kleppen kan verstoppen of beschadigen. Bovendien blijkt het zo te zijn dat de gekozen richting van de 20 rotatiehartlijn ervoor zorgt dat de opschephouders zich bij en na opscheppen van het vuil naar een van de verzamellijsten toe bewegen. Deze hebben niet alleen al gezorgd voor een verzamelen, dus opeenhopen van het vuil, maar deze kunnen bovendien zorgen voor een zekere tegendruk bij het vullen van de opschephouders. Hierdoor zal de vulgraad van deze laatste groter zijn, zodat ook bij dunvloeibare mest 25 een goede werkingsgraad van de inrichting kan worden verkregen. Verder blijkt het in de praktijk een voordeel te zijn om dwars op te scheppen, in vergelijking met in langsrichting, doordat, met name bij inhomogeen vuil, het vuil beter wordt opgepakt en er een betere verdeling in het bijeengeschoven vuil ontstaat. Men zou daarnaast kunnen zeggen dat de grip op het vuil met een dwars oppakken beter is.
30 Hier wordt opgemerkt dat genoemde beoogde verplaatsingsrichting de richting bij rechtuit rijden is, en niet de richting bij het maken van een bocht. Het is (vooral) bij rechtuit rijden dat de verzamellijsten vuil bijeen zullen schuiven. Daarnaast wordt met "zich in hoofdzaak horizontale en naar voren uitstrekkende rotatiehartlijn" bedoeld dat deze zich horizontaal of althans zo bedoeld uitstrekt, met 3 name binnen 20° met de echte horizontaal, alsmede dat de hartlijn zich evenwijdig uitstrekt aan een langsrichting van de inrichting, oftewel de beoogde verplaatsingsrichting bij rechtuitrijden, of althans zo bedoeld, met name binnen een hoek van ten hoogste 20° van die langsrichting. Voorts wordt opgemerkt dat bij 5 verder roteren van de opschephouders deze uiteindelijk een zodanige stand zullen innemen dat het opgeschepte vuil weer uit de opschephouders kan vallen en in een verzamelhouder of dergelijke kan worden opgevangen. Een en ander zal verderop en/of in de figuurbeschrijving nader worden toegelicht.
Bijzondere uitvoeringsvormen van de inrichting worden hierna alsmede 10 in de afhankelijke conclusies genoemd en beschreven.
In het bijzonder is er boven tenminste die verzamellijst die zich bevindt aan de zijde van de door de verzamellijsten begrensde ruimte waar de opschephouders bij roteren omhoog bewegen een zich boven die verzamellijst omhoog uitstrekkende wand verschaft. Deze wand bevindt zich aldus aan de naar de 15 omhooggaande opschephouders, die vuil hebben geschept, toegekeerde zijde. De wand kan daardoor zorgen voor extra tegendruk, in het bijzonder tot een grotere hoogte. Daardoor kunnen de opschephouders verder omhoog bewegen met een geringere kans op leeglopen ervan. Dit is met name een voordeel bij vloeibaarder of losser vuil, zoals niet met stro en dergelijke vermengde, dunvloeibare mest van 20 melkkoeien.
Met voordeel strekt genoemde wand zich uit tussen een omtreksbaan van de opschephouders en een verticaal vlak op een voorafbepaalde afstand van de omtreksbaan. Een dergelijke plaatsing van de wand zorgt op doeltreffende wijze voor tegendruk. Bij plaatsing op de omtreksbaan is er sprake van contact tussen de 25 opschephouders en de wand. Dit zorgt weliswaar voor maximale tegendruk, doordat het in feite het leeglopen verhindert, althans naar voren toe, maar zorgt ook voor verhoogde wrijving. Daarbij kan een voorafbepaalde afstand, van bijvoorbeeld tussen 1 en 10 cm, voordelig zijn. Genoemde afstand kan bijvoorbeeld gekozen worden in afhankelijkheid van het het verwachte type vuil. Zo zal bij een dunvloeibaarder type 30 vuil een kleinere afstand voordelig zijn, terwijl bij grover vuil, met bijvoorbeeld stro, een grotere afstand voordeliger zijn.
De wand kan zich op verscheidene wijzen uitstrekken tussen de omtreksbaan en genoemd verticale vlak. Hierbij kan de geometrie van de inrichting als geheel een rol spelen. In het bijzonder strekt genoemde wand zich evenwijdig aan of 4 concentrisch ten opzichte van de omtreksbaan uit. Als de wand zich evenwijdig aan de omtreksbaan van de opschephouders uitstrekt, of daarmee concentrisch is, zal de wand over een zo groot mogelijk deel ervan kunnen zorgen voor een doelmatige tegendruk.
5 Genoemde wand kan in beginsel een onderdeel van de inrichting zijn dat volledig losstaat van de verzamellijsten, zonder dat er een directe verbinding daartussen bestaat. Het is echter van voordeel wanneer de wand zich uitstrekt vanaf de verzamellijst, en daarmee een geheel vormt, al hoeft het geen over de gehele breedte vloeiend en ononderbroken doorlopend geheel te zijn. Ook de hoogte tot 10 welke de wand omhoogloopt is in beginsel vrij te kiezen, doch loopt deze bij voorkeur tot een hoogte waarbij het open einde van de opschephouders een hoek van minder dan 30° met de horizontaal maakt, waarbij bij voorkeur genoemd open einde horizontaal is. Dergelijke hoogtes waarborgen dat de vulgraad van de .opschephouders goed is.
15 In voordelige uitvoeringsvormen omvat de inrichting voorts een veeginrichting voor het vegen van vuil uit telkens een van de opschephouders bij het roteren van het rotatielichaam. Tijdens bedrijf draaien de opschephouders van de inrichting rond met het aangedreven rotatielichaam. De opschephouders scheppen daarbij elk telkens een hoeveelheid vuil van de ondergrond, welk vuil is 20 bijeengeschoven door de verzamellijsten. Het opscheppen van het vuil is effectief voor verschillende soorten vuil, waaronder relatief zwaar en/of plakkerig vuil, bijvoorbeeld vuil omvattende relatief dikke mest, maar ook juist voor dunvloeibare mest. Als het opgeschepte vuil de neiging heeft om in de opschephouders te blijven plakken, waarborgt de veeginrichting dat het opgeschepte vuil ten minste gedeeltelijk 25 uit de opschephouders wordt verwijderd. Hierdoor wordt elke opschephouder na het opscheppen van het vuil ten minste gedeeltelijk geleegd, zodat die opschephouder een volgende hoeveelheid vuil van de ondergrond kan scheppen. Met voordeel, doch niet uitsluitend, is de veeginrichting langs de baan van de opschephouders aangebracht aan het draagframe op een positie die in hoofdzaak stationair ten 30 opzichte van het draagframe is, welke veeginrichting is voorzien van een veegelement dat zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het veegelement bij het roteren van het rotatielichaam voor elke opschephouder die de veeginrichting passeert telkens vanaf een uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders in de baan van de opschephouders beweegt, door het open eind van die passerende 5 opschephouder in de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder beweegt en vervolgens door de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder heen beweegt om ten minste een hoeveelheid van het door die passerende opschephouder opgeschepte vuil daaruit te vegen, en het veegelement 5 daarna uit die passerende opschephouder en vervolgens weg uit de baan van de opschephouders beweegt om die passerende opschephouder voorbij de veeginrichting te laten passeren. Bij elke omwenteling scheppen de opschephouders een hoeveelheid vuil van de ondergrond en wordt een gedeelte van die hoeveelheid vuil of in hoofdzaak de volledige hoeveelheid vuil uit de opschephouders verwijderd.
10 De inrichting volgens de uitvinding is hierdoor geschikt voor het verwijderen van verschillende soorten vuil, zodat het achterblijven van bijvoorbeeld relatief dikke mest op de stalvloer grotendeels kan worden vermeden.
In een uitvoeringsvorm is het veegelement zodanig beweegbaar en aandrijfbaar, dat het veegelement bij het roteren van het rotatielichaam voor elke 15 opschephouder die de veeginrichting passeert telkens door de baan van de opschephouders terugbeweegt naar de uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders nadat die passerende opschephouder voorbij de veeginrichting is gepasseerd. Het veegelement wordt teruggebracht naar de uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders voor de naderende opschephouder langs die zich, 20 gezien in de rotatierichting van het rotatielichaam, als eerste achter die passerende opschephouder die voorbij de veeginrichting is gepasseerd, bevindt. Hierdoor wordt elke opschephouder telkens op dezelfde manier leeggeveegd. Dit vereenvoudigt het ontwerp van de veeginrichting en de opschephouders en is gunstig voor de betrouwbaarheid van de inrichting.
25 Overigens is het volgens de uitvinding mogelijk dat het veegelement zowel vanuit de uitgangspositie naar de positie weg uit de baan van de passerende opschephouder als terug naar de uitgangspositie door een opschephouder veegt. Hierdoor kan de opschepsnelheid worden verhoogd, maar dit leidt wel tot een complexere constructie.
30 In een uitvoeringsvorm zijn de opschephouders in hoofdzaak volgens een cirkel in omtreksrichting op afstand van elkaar aangebracht, waarbij de baan van de opschephouders in hoofdzaak cirkelvormig is. Het rotatielichaam is bijvoorbeeld uitgevoerd als een rad dat roteerbaar is om de in hoofdzaak horizontale rotatiehartlijn, waarbij de opschephouders zijn bevestigd aan het rad.
6
In plaats van een rad kan het rotatielichaam overigens ook anders zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld omvat het rotatielichaam een buigzame band, zoals bijvoorbeeld een rupsband. De band, althans de baan van de band, kan daarbij over een voorafbepaalde afstand in hoofdzaak evenwijdig aan de ondergrond uitstrekken.
5 De opschephouders die zijn bevestigd aan de band bewegen in dit geval over die voorafbepaalde afstand in hoofdzaak evenwijdig langs de ondergrond, zodat de opschephouders bijzonder effectief vuil kunnen opscheppen. Een ander deel van de baan van de band kan evenzeer rond zijn uitgevoerd, zodat de veeginrichting op eendere wijze de opschephouders leeg kan vegen.
10 In een uitvoeringsvorm is de inrichting een voertuig, waarbij het draagframe in een rijrichting verrijdbaar is over de ondergrond. Het is mogelijk dat het voertuig een aandrijfinrichting omvat voor het aandrijven van het voertuig. Het voertuig hoeft echter niet zelfaangedreven te zijn. Het voertuig kan verder autonoom bestuurbaar zijn uitgevoerd. In dit geval kan het voertuig de ondergrond automatisch 15 reinigen.
In een uitvoeringsvorm draaien de opschephouders bij het roteren van het rotatielichaam rond vanuit een onderste opscheppositie naar een bovenste lospositie en terug, en waarbij de veeginrichting is aangebracht bij de bovenste lospositie van de opschephouders. Het veegelement verwijdert bij het roteren van het 20 rotatielichaam in de bovenste lospositie van elke opschephouder daaruit een hoeveelheid vuil. Hierdoor werkt de zwaartekracht mee bij het verwijderen van vuil uit de opschephouders. De opschephouders passeren de veeginrichting in de bovenste lospositie.
Het is mogelijk dat de inrichting is voorzien van een opvangbak voor het 25 opvangen van vuil dat uit elke opschephouder valt en/of wordt geveegd bij het passeren van de veeginrichting, waarbij de opvangbak is voorzien van een opvangopening die zich bij voorkeur onder de veeginrichting is aangebracht. De opvangopening bevindt zich aan een bovenzijde van de opvangbak. Het vuil dat door het veegelement uit elke opschephouder wordt verwijderd, komt in de opvangbak 30 terecht. Na het verwijderen van dat vuil, kan de opschephouder weer een hoeveelheid vuil van de ondergrond opscheppen.
In een uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van een opslagtank, die via een doorgangsopening is verbonden met de opvangbak, waarbij de opvangbak is voorzien van een verplaatsingsorgaan voor het verplaatsen van het in de opvangbak 7 opgevangen vuil naar de opslagtank. Door toepassing van het verplaatsingsorgaan in de opvangbak wordt voorkomen dat verstopping van de doorgangsopening door het uitharden van het vuil, zoals relatief dikke mest, optreedt. Dit is gunstig voor de betrouwbaarheid van de inrichting.
5 Hier wordt opgemerkt dat het een groot voordeel van de uitvinding is dat het rotatielichaam in hoofdzaak dwars op de beoogde verplaatsingsrichting draait. Zo is aldus de mogelijkheid verschaft om met behulp van de verzamel lijsten en eventueel een daarop verschafte wand voor voldoende tegendruk bij vullen van de opschephouders te zorgen, hetgeen bij naar voren scheppen niet mogelijk is.
10 Bovendien strekken de vuilopvang en eventueel de veeginrichting zich niet terzijde van de inrichting uit. Daardoor kan de inrichting als geheel compact worden gehouden. Met name de vuilopvang, die zich net als een eventuele veeginrichting immers altijd terzijde van het rotatielichaam moet uitstrekken, is bij voorkeur niet smal uitgevoerd, omdat dit aanleiding geeft tot een slecht stroomgedrag naar een 15 opslagtank toe, of zelfs gevaar van verstopping van die vuilafvoer. Bovendien zal een dergelijke aan de zijkant gelegen afvoer altijd meer bochten omvatten dan een, bij een dwars rotatielichaam, centraal te plaatsen afvoer en eventuele veeginrichting. Het zal duidelijk zijn dat het hebben van minder bochten een gunstiger stroomgedrag waarborgt.
20 De opvangbak en het verplaatsingsorgaan kunnen op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld omvat de opvangbak een in hoofdzaak cilindervormige omtrekswand, waarin een zijdelingse opening is aangebracht ter vorming van de opvangopening aan de bovenzijde van de opvangbak, en waarbij het verplaatsingsorgaan een transportschroef omvat voor het transporteren van het in de 25 opvangbak opgevangen vuil door de doorgangsopening naar de opslagtank. De afmetingen van de transportschroef kunnen worden aangepast aan de afmetingen van de in hoofdzaak cilindervormige omtrekswand zodanig dat het in de opvangbak opgevangen vuil door de doorgangsopening naar de opslagtank kan worden gedwongen.
30 Het is mogelijk dat de eerste rotatiehartlijn van het rotatielichaam in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn van de inrichting verloopt. Voor het opscheppen van vuil van de ondergrond wordt de inrichting in de richting van de langshartlijn verplaatst, bijvoorbeeld door de als voertuig uitgevoerde inrichting over de ondergrond te rijden. De opschephouders, die zijn aangebracht aan het 8 rotatielichaam, roteren daarbij om de eerste rotatiehartlijn die evenwijdig aan de langshartlijn verloopt. De opschephouders bewegen dan dwars ten opzichte van de langshartlijn over de ondergrond om vuil op te scheppen. Hierdoor kan de inrichting in relatief brede banen vuil van de ondergrond verwijderen.
5 Het draagframe is aan de naar de ondergrond toegekeerde onderzijde daarvan voorzien van verzamellijsten voor het verzamelen van op de ondergrond aanwezig vuil bij het verplaatsen van het draagframe over de ondergrond. Daarbij loopt de baan van de opschephouders tussen de verzamellijsten door. De verzamellijsten begrenzen een ruimte daartussen, hier ook wel aangeduid als 10 verzamelkamer. Tijdens het verplaatsen van het draagframe over de ondergrond, bijvoorbeeld door de als voertuig uitgevoerde inrichting over de ondergrond te rijden, wordt het op de ondergrond aanwezige vuil naar de verzamelkamer tussen de verzamellijsten geleid. Het vuil kan plaatselijk in de verzamelkamer ophopen. Het gedeelte van de baan van de opschephouders dat aan de ondergrond grenst, 15 verloopt door de verzamelkamer heen. De opschephouders bevinden zich in de onderste opscheppositie in de verzamelkamer tussen de verzamellijsten. Hierdoor kunnen de opschephouders een relatief grote hoeveelheid vuil opscheppen.
Het is mogelijk dat het veegelement aandrijfbaar is door de motor. In dit geval zijn zowel het rotatielichaam als het veegelement aandrijfbaar door de motor. 20 Bijvoorbeeld omvat de gemeenschappelijke motor een uitgaande motoras, die is verbonden met een aandrijfriem, die zowel het rotatielichaam als het veegelement aandrijft. Het verplaatsingsorgaan in de opvangbak kan eveneens aandrijfbaar zijn door de motor, bijvoorbeeld door het verplaatsingsorgaan ook te verbinden met de aandrijfriem. Door toepassing van een gemeenschappelijke motor voor het 25 aandrijven van het rotatielichaam, het veegelement en eventueel het verplaatsingsorgaan blijven de kosten beperkt.
In een uitvoeringsvorm is het veegelement roteerbaar om een tweede rotatiehartlijn verbonden met de veeginrichting, waarbij het veegelement zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het veegelement, bij het roteren daarvan om de 30 tweede rotatiehartlijn en bij het roteren van het rotatielichaam om de eerste rotatiehartlijn, voor elke opschephouder die de veeginrichting passeert, telkens vanaf de uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders een volledige omwenteling maakt.
9
Vanuit de beginpositie buiten de baan van de opschephouders wordt het veegelement door het roteren daarvan door een van de opschephouders geveegd. Het veegelement roteert daarbij over een hoek van ongeveer 180°. Nadat het veegelement uit de baan van de opschephouders is verplaatst, passeert die 5 geveegde opschephouder voorbij het veegelement. Het veegelement roteert tegelijkertijd achter die geveegde opschephouder langs en voor de met opgeschept vuil gevulde opschephouder die zich, gezien in de rotatierichting van het rotatielichaam, als eerste achter de voorbij gepasseerde geveegde opschephouder bevindt. Het veegelement roteert daarbij over een hoek van ongeveer 180° terug 10 naar de beginpositie buiten de baan van de opschephouders. Het veegelement maakt derhalve telkens een volledige omwenteling tussen de opschephouders door waarbij telkens door een van de opschephouders wordt geveegd om daaruit ten minste een hoeveelheid vuil te verwijderen.
Het is mogelijk dat het rotatielichaam en het veegelement zodanig 15 aandrijfbaar zijn verbonden met de motor dat, bij het aandrijven van het rotatielichaam en het veegelement door de motor, het veegelement N x zo snel roteert om de tweede rotatiehartlijn als dat het rotatielichaam roteert om de eerste rotatiehartlijn, waarbij N het aantal opschephouders van het rotatielichaam is. Zowel het rotatielichaam als het veegelement zijn in dit geval aandrijfbaar door de 20 gemeenschappelijke motor. De uitgaande as van de motor is bijvoorbeeld door middel van een overbrengingsmechanisme verbonden met het veegelement en het rotatielichaam. Het overbrengingsmechanisme is daarbij zodanig uitgevoerd dat de uitgaande as van de motor in een eerste overbrengingsverhouding is verbonden met het veegelement en in een tweede overbrengingsverhouding is verbonden met het 25 rotatielichaam, waarbij de eerste en tweede overbrengingsverhouding onderling een factor N verschillen. Het veegelement roteert derhalve met een relatief hoge rotatiesnelheid tussen de opschephouders door, zodat elke passerende opschephouder wordt leeggeveegd.
In een uitvoeringsvorm omvat de bakvormige wand van elke 30 passerende opschephouder een gekromd binnenoppervlak, waarvan de kromming zodanig is dat het veegelement bij het roteren daarvan om de tweede rotatiehartlijn en bij het roteren van het rotatielichaam om de eerste rotatiehartlijn op een in hoofdzaak constante afstand van het gekromde binnenoppervlak door de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder heen beweegt om ten minste een 10 hoeveelheid van het door die passerende opschephouder opgeschepte vuil daaruit te vegen.
De in hoofdzaak constante afstand ligt bijvoorbeeld ongeveer tussen 1 mm en 5 cm. Door het gekromde binnenoppervlak van de opschephouder aan te 5 passen aan de gecombineerde rotatiebewegingen van het rotatielichaam en het veegelement kan het veegelement de opschephouder in hoofdzaak volledig leegvegen. Dit is gunstig voor de capaciteit van de inrichting.
De bakvormige wand van de opschephouder kan overigens op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld is de bakvormige wand in 10 hoofdzaak stijf. In dit geval kan de bakvormige wand zijn gemaakt van metaal of van kunststof. Het is echter ook mogelijk dat de bakvormige wand in hoofdzaak flexibel is. Als het veegelement tijdens het roteren daarvan en bij het roteren van het rotatielichaam de bakvormige wand raakt, kan de bakvormige wand in dit geval enigszins veerkrachtig meegeven. Hierdoor is het risico van beschadigingen 15 gereduceerd.
Het is mogelijk dat de inrichting een verticaal langsvlak omvat dat is bepaald door een verticaal vlak door de horizontale eerste rotatiehartlijn van het rotatielichaam, waarbij het draaipunt van het veegelement dat is bepaald door de tweede rotatiehartlijn, op een afstand die groter is dan 0 van het verticale langsvlak is 20 aangebracht.
Het veegelement is roteerbaar om de tweede rotatiehartlijn. Het draaipunt van het veegelement is bepaald door het snijpunt van de tweede rotatiehartlijn met het veegelement. Het draaipunt van het veegelement bevindt zich op een afstand van het verticale langsvlak van de inrichting, d.w.z. de tweede 25 rotatiehartlijn is versprongen ten opzichte van de horizontale eerste rotatiehartlijn van het rotatielichaam. Aangezien het veegelement een bepaalde lengte heeft, kan de rotatie van het veegelement door het instellen van die afstand worden afgesteld zodat het veegelement zich in de bovenste lospositie van de passerende opschephouder in hoofdzaak in het midden van die opschephouder bevindt.
30 In een uitvoeringsvorm verloopt de tweede rotatiehartlijn van het veegelement schuin ten opzichte van de verticaal. Daarbij is het mogelijk dat de tweede rotatiehartlijn van het veegelement onder een eerste hoek die groter is dan 0 ten opzichte van het verticale langsvlak is aangebracht, en waarbij die eerste hoek zodanig is dat de tweede rotatiehartlijn, gezien vanaf de verticaal, en gezien in een 11 verticaal dwarsvlak dat loodrecht op het verticale langsvlak staat, tegengesteld aan de rotatierichting van het rotatielichaam is gekanteld.
De tweede rotatiehartlijn van het veegelement is onder de eerste hoek ten opzichte van het verticale langsvlak aangebracht. Het veegelement beweegt 5 hierdoor bij het roteren daarvan enigszins van boven naar beneden vanuit de uitgangspositie naast de baan van de opschephouders tot ongeveer de middenpositie in de passerende opschephouder. Terwijl het veegelement vanaf die middenpositie uit de passerende opschephouder draait, beweegt het veegelement vervolgens enigszins van beneden naar boven. De eerste hoek ligt bijvoorbeeld 10 tussen 0-30°.
Verder kan de tweede rotatiehartlijn onder een tweede hoek die groter is dan 0 ten opzichte van het verticale dwarsvlak verlopen, waarbij die tweede hoek zodanig is dat de tweede rotatiehartlijn, gezien in de verplaatsingsrichting van het draagframe schuin naar beneden verloopt. Hierdoor kan de rotatiebeweging van het 15 veegelement nauwkeuriger op de rotatiebeweging van de passerende opschephouder worden afgestemd, zodat het veegelement relatief diep door de passerende opschephouder veegt zonder die passerende opschephouder te beschadigen. De tweede hoek ligt bijvoorbeeld tussen 0-30°.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het 20 verwijderen van vuil van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal, welke werkwijze omvat: . het verplaatsen van een inrichting volgens de uitvinding over de ondergrond, . het in een rotatierichting roteren van het rotatielichaam om de in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn door middel van het aandrijven van het 25 rotatielichaam door de motor.
Deze werkwijze beschrijft in beginsel het gebruik van de reeds beschreven inrichting. In de praktijk blijkt deze werkwijze zeer geschikt om hetzij dunvloeibaar, hetzij juist dik en grof vuil doelmatig van de ondergrond te verwijderen. Hierbij kan optimaal gebruik worden gemaakt van het bijeendrijvende effect van de 30 verzamellijsten, zowel bij het bijeenschuiven van het vuil als het vullen van de opschephouders.
In het bijzonder is de gebruikte inrichting volgens conclusie 7, en omvat de werkwijze het verplaatsen van het veegelement tijdens het roteren van het rotatielichaam voor elke opschephouder die de veeginrichting passeert telkens vanaf 12 een uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders in de baan van de opschephouders, door het open eind van die passerende opschephouder in de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder en vervolgens door de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder heen om ten minste 5 een hoeveelheid van het door die passerende opschephouder opgeschepte vuil daaruit te vegen, het daarna verplaatsen van het veegelement uit die passerende opschephouder en vervolgens weg uit de baan van de opschephouders om die passerende opschephouder voorbij de veeginrichting te laten passeren.
Deze werkwijze heeft dezelfde effecten en voordelen als hierboven 10 reeds beschreven, en de hierboven beschreven eigenschappen kunnen ook bij deze werkwijze worden toegepast. In het bijzonder kan het doelmatig opgeraapte vuil ook doelmatig uit de opschephouders worden verwijderd en verzameld in een vuilopvang.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
15 Figuur 1 toont een aanzicht in perspectief van de inrichting voor het verwijderen van vuil van een ondergrond volgens de uitvinding.
Figuren 2a, 2b, 2c tonen een bovenaanzicht, een vooraanzicht en een zijaanzicht van de in figuur 1 getoonde inrichting.
Figuur 3a toont een vergroot detail lila uit figuur 2a.
20 Figuur 3b toont een vergroot detail lllb uit figuur 2c.
Figuren 4a, 4b, 5a, 5b, 6a en 6b tonen verschillende stappen van het veegelement en een passerende opschephouder van de in figuur 1 getoonde inrichting.
De in figuur 1 weergegeven inrichting voor het verwijderen van vuil van 25 een ondergrond is in zijn geheel aangeduid met verwijzingscijfer 1. De inrichting 1 wordt bijvoorbeeld toegepast voor het verwijderen van dunvloeibare mest, maar ook relatief dikke, met strooisel vermengde mest van een vloer van een stal. De inrichting 1 is in dit uitvoeringsvoorbeeld uitgevoerd als een voertuig. Het voertuig 1 omvat een draagframe 2 en wielen 3, waarmee het voertuig 1 verrijdbaar is over de ondergrond. 30 De wielen 3 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld aandrijfbaar door een aandrijfinrichting. De wielen 3 zijn onafhankelijk van elkaar aandrijfbaar, zodat het voertuig 1 kan worden gestuurd. Het voertuig 1 kan overigens ook niet zelfaangedreven zijn uitgevoerd.
13
Het voertuig 1 omvat een opslagtank 5 voor het van de ondergrond verwijderde vuil. De opslagtank 5 is via een doorgangsopening 16 verbonden met een opvangbak 6 voor het opvangen van vuil dat door opschephouders 9 van de ondergrond is opgeschept zoals hieronder nog nader zal worden beschreven. De 5 opvangbak 6 heeft aan de bovenzijde daarvan een opvangopening 7 waardoor het opgeschepte vuil uit de opschephouders 9 in de opvangbak 6 kan vallen.
In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de opvangbak 6 een in hoofdzaak cilindervormige omtrekswand 17, die evenwijdig aan de langshartlijn van de inrichting is aangebracht. De opvangbak is aan een vooreind afgesloten door een eindwand. 10 Ean een tegenoverliggend achtereind van de opvangbak 6 bevindt zich de doorgangsopening 16 die uitmondt in de opslagtank 5. De opvangopening 7 aan de bovenzijde van de opvangbak 6 vormt een zijdelingse opening in de omtrekswand 17.
In de opvangbak 6 bevindt zich een verplaatsingsorgaan voor het 15 dwingen van het in de opvangbak 6 opgevangen vuil door de doorgangsopening 16 naar de opslagtank 5 (niet weergegeven). Het verplaatsingsorgaan is aandrijfbaar door een motor 4, die is aangebracht aan het draagframe 2. Het verplaatsingsorgaan omvat bijvoorbeeld een transportschroef met een buitendiameter die in hoofdzaak overeenkomt met de binnendiameter van de cilindervormige omtrekswand 17. Het 20 verplaatsingsorgaan voorkomt dat de doorgangsopening 16 verstopt raakt door het opgeschepte vuil, dat bijvoorbeeld een relatief dikke en plakkerige mest omvat.
De opschephouders 9 voor het opscheppen van vuil van de ondergrond zijn bevestigd aan een rotatielichaam 8, dat in een rotatierichting (zie pijl A in figuur 1) roteerbaar om een in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn 11 is verbonden 25 met het draagframe 2. De eerste rotatiehartlijn 11 verloopt in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn van het voertuig 1. Het rotatielichaam 8 is aandrijfbaar door de motor 4, die eveneens het verplaatsingsorgaan in de opvangbak 6 aandrijft.
In dit uitvoeringsvoorbeeld is het rotatielichaam 8 uitgevoerd als een plaatvormige draaischijf. De opschephouders 9 zijn dwars tegen de achterzijde van 30 die draaischijf 8 bevestigd. De opschephouders 9 zijn daarbij in hoofdzaak volgens een cirkel in omtreksrichting op afstand van elkaar aangebracht.
Bij het ronddraaien van het rotatielichaam 8 beschrijven de opschephouders 9 een in hoofdzaak cirkelvormige baan, die gedeeltelijk aangrenzend aan de ondergrond verloopt. De opschephouders 9 bewegen daarbij 14 vanuit een onderste opscheppositie naar een bovenste lospositie en terug. De opschephouders 9 omvatten elk een bakvormige wand die is begrensd door een omtreksrand. De omtreksrand van elke opschephouder 9 bepaalt een open eind 10 dat in hoofdzaak in de rotatierichting A van het rotatielichaam 8 is gericht.
5 In de onderste opscheppositie van de opschephouders 9 beweegt het onderste gedeelte van de omtreksrand daarvan langs de ondergrond om vuil van de ondergrond te scheppen. Het draagframe 2 is aan de naar de ondergrond toegekeerde onderzijde daarvan voorzien van verzamellijsten 18 voor het verzamelen van op de ondergrond aanwezige vuil bij het verrijden van het voertuig 1 10 over de ondergrond. De baan van de opschephouders 9 verloopt tussen de verzamellijsten 18 door. De opschephouders 9 worden dan ten minste gedeeltelijk gevuld met vuil.
In de tekening is te zien dat de verzamellijsten 18 naar achteren toe dichter bijeen liggen. Aldus kan de inrichting 1 bij verplaatsen over de ondergrond 15 mest of ander vuil tussen de verzamellijsten verzamelen. De verzamellijsten 18 begrenzen hier een ruimte daartussen, die niet met een apart verwijzingscijfer is aangeduid. Bij roteren van het rotatielichaam 8 bewegen de opschephouders 9 door die ruimte tussen de verzamellijsten 18 heen, daarbij vuil meenemend uit de ruimte. Hierbij is het van voordeel dat een eventueel uit de opschephouders 9 lopen van 20 meegenomen vuil wordt tegengegaan doordat de tegenoverliggende verzamellijst 18 enige tegendruk tegen dat uitlopen kan bieden. Deze tegendruk wordt nog vermeerderd door de wanden 20, met name die welke aan de stijgzijde van de opschephouders 9 ligt. De wanden 20 zijn grotendeels concentrisch met de hartlijn 11, dus ook met de omtreksbaan van de opschephouders 9 verschaft. De wanden 20 25 sluiten aan hun onderzijde enigszins aan op de verzamellijsten 18, hoewel dat niet noodzakelijk is.
Uit elke opschephouder wordt in de bovenste lospositie daarvan, als die opschephouder 9 zich boven de opvangopening 7 van de opvangbak 6 bevindt, een hoeveelheid van het opgeschepte vuil verwijderd door een veeginrichting 14. Deze is 30 in beginsel optioneel, aangezien met name dunvloeibare mest ook zelf uit de opschephouders kan lopen of vallen, om daarna in de opvangbak 6 terecht te komen. De veeginrichting 14 bevindt zich langs de baan van de opschephouders 9 op een positie die in hoofdzaak stationair ten opzichte van het draagframe 2 is, nabij de bovenste lospositie van de opschephouders 9. De veeginrichting 14 omvat in dit 15 uitvoeringsvoorbeeld een veegelement of lepel 15 die roteerbaar is om een tweede rotatiehartlijn 12. De tweede rotatiehartlijn 12 verloopt in hoofdzaak dwars ten opzichte van de eerste, in hoofdzaak horizontale rotatiehartlijn van het rotatielichaam 8.
5 Het veegelement 15 is aandrijfbaar is door de motor 4, die ook het rotatielichaam 8 en het verplaatsingorgaan in de opvangbak 6 aandrijft. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de gemeenschappelijke motor 4 een uitgaande motoras, die is verbonden met een aandrijfriem 19, die zowel het rotatielichaam 8, het veegelement 15 als het verplaatsingsorgaan in de opvangbak 6 aandrijft.
10 De verwijderen van vuil uit de opschephouders 9 is nader weergegeven in figuren 3a, 3b, 4a, 4b, 5a, 5b, 6a en 6b. In figuren 3a en 3b bevindt het veegelement 15 zich in een uitgangspositie buiten de cirkelvormige baan van de opschephouders 9. Door het ronddraaien van het rotatielichaam 8 nadert een van de opschephouders 9 het veegelement 15. Vanuit die uitgangspositie wordt het 15 veegelement 15 door het roteren daarvan in de baan van de opschephouders 9 verplaatst tijdens het roteren van het rotatielichaam 8. Het veegelement 15 draait daarbij tussen twee aangrenzende opschephouders 9 in de baan van de opschephouders 9.
Vervolgens beweegt het veegelement 15 door het open eind 10 in die 20 naderende en vervolgens passerende opschephouder 9 (zie figuren 4a en 4b). Vervolgens beweegt het veegelement 15 door die passerende opschephouder 9 heen om ten minste een hoeveelheid van het daarin opgeschepte vuil te verwijderen. In figuren 5a en 5b bevindt het veegelement 15 zich midden in de passerende opschephouder 9, terwijl in figuren 6a en 6b is weergegeven dat het veegelement 15 25 uit de passerende opschephouder 9 beweegt. Het veegelement 15 is dan vanuit de uitgangpositie over een hoek van ongeveer 180° van voren naar achteren door de passerende opschephouder 9 gedraaid. Het uit de passerende opschephouder 9 geveegde vuil valt door de opvangopening 7 in de opvangbak 6.
Nadat het veegelement 15 uit de passerende opschephouder 9 is 30 verplaatst, beweegt het veegelement 15 weg uit de baan van de opschephouders 9, zodat de geveegde opschephouder 9 voorbij het veegelement 15 kan passeren. Het veegelement 15 roteert vervolgens achter die geveegde opschephouder 9 langs en voor de met opgeschept vuil gevulde opschephouder 9 die zich, gezien in de rotatierichting A van het rotatielichaam 8, als eerste achter de voorbij gepasseerde 16 geveegde opschephouder 9 bevindt. Het veegelement roteert daarbij over een hoek van ongeveer 180° van achteren naar voren terug naar de uitgangspositie die is weergegeven in figuren 3a en 3b.
Het veegelement maakt derhalve telkens een volledige omwenteling 5 tussen de opschephouders 9 door waarbij telkens door een van de opschephouders 9 wordt geveegd om daaruit ten minste een hoeveelheid vuil te verwijderen.
In dit uitvoeringsvoorbeeld worden het rotatielichaam 8 met de daaraan bevestigde opschephouders 9 en het veegelement 15 aangedreven door de motor 4 voor het uitvoeren van een eenparige rotatiebeweging. De tweede rotatiehartlijn 12 10 van het veegelement 15 is daarbij ingesteld ten opzichte van de eerste rotatiehartlijn 11 van het rotatielichaam 8 zodat het veegelement 15 relatief diep door de opschephouders 9 beweegt zonder de opschephouders 9 te raken.
Hiervoor is het draaipunt van het veegelement 15 dat is bepaald door de tweede rotatiehartlijn, op een geringe afstand d (zie figuur 2a) van het verticale 15 langsvlak van het voertuig 1 aangebracht. Het verticale langsvlak van het voertuig 1 is in dit uitvoeringsvoorbeeld bepaald door een verticaal vlak door de horizontale eerste rotatiehartlijn 11 van het rotatielichaam 8.
Derhalve is de tweede rotatiehartlijn 12 van het veegelement 15 versprongen ten opzichte van de horizontale eerste rotatiehartlijn 11 van het 20 rotatielichaam 8. Aangezien het veegelement 15 een bepaalde lengte heeft, kan de rotatie van het veegelement 15 door het instellen van die afstand d worden afgesteld zodat het veegelement 15 zich in de bovenste lospositie van de passerende opschephouder 9 in hoofdzaak in het midden van die opschephouder 9 bevindt, zoals weergegeven in figuren 5a en 5b.
25 Daarnaast staat de tweede rotatiehartlijn 12 van het veegelement 15 in dit uitvoeringsvoorbeeld niet precies verticaal. De tweede rotatiehartlijn 12 van het veegelement 15 is onder een eerste hoek a (zie figuur 2b) ten opzichte van het verticale langsvlak aangebracht. Die eerste hoek a is zodanig dat de tweede rotatiehartlijn 15, gezien vanaf de verticaal, en gezien in een verticaal dwarsvlak dat 30 loodrecht op het verticale langsvlak staat, tegengesteld aan de rotatierichting A van het rotatielichaam 15 is gekanteld.
Het veegelement 15 beweegt hierdoor bij het roteren daarvan enigszins van boven naar beneden vanuit de uitgangspositie naast de baan van de opschephouders 9 tot ongeveer de middenpositie in de passerende opschephouder 17 9. Terwijl het veegelement 15 vanaf die middenpositie uit de passerende opschephouder 9 draait, beweegt het veegelement 15 vervolgens enigszins van beneden naar boven. De eerste hoek a ligt bijvoorbeeld tussen 0-30°.
Verder kan de tweede rotatiehartlijn 12 onder een tweede hoek (3 (zie 5 figuur 2c) ten opzichte van het verticale dwarsvlak verlopen. Die tweede hoek (3 is zodanig dat de tweede rotatiehartlijn 12, gezien in de verplaatsingsrichting V van het voertuig 1 schuin naar beneden verloopt. Hierdoor kan de rotatiebeweging van het veegelement 15 nauwkeuriger op de rotatiebeweging van de passerende opschephouder 9 worden afgestemd, zodat het veegelement 15 relatief diep door de 10 passerende opschephouder 9 veegt zonder die passerende opschephouder te beschadigen. De tweede hoek (3 ligt bijvoorbeeld tussen 0-30°.
Om het verwijderen van vuil uit de opschephouders 9 verder te verbeteren kan de bakvormige wand van elke opschephouder 9 een gekromd binnenoppervlak bezitten, waarvan de kromming zodanig is dat het veegelement 15 15 bij het roteren daarvan om de tweede rotatiehartlijn 12 en bij het roteren van het rotatielichaam 8 om de eerste rotatiehartlijn 11 op een in hoofdzaak constante afstand van het gekromde binnenoppervlak door de opschephouder 9 heen beweegt. De vorm van de opschephouders 9 is dan asymmetrisch.
De uitvinding is niet beperkt tot het in de figuren weergegeven 20 uitvoeringsvoorbeeld. De vakman kan verschillende aanpassingen aanbrengen die binnen de reikwijdte van de uitvinding liggen.
Claims (18)
1. Inrichting voor het verwijderen van vuil, inzonderheid mest, van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal, welke inrichting omvat: 5. een draagframe (2), dat verplaatsbaar is over de ondergrond, - een motor (4), die is aangebracht aan het draagframe (2), - verzamellijsten (18), die, in een beoogde verplaatsingsrichting gezien, voor op het draagframe zijn aangebracht en naar achteren toe naar elkaar toe lopen, en zijn ingericht om bij verplaatsen van de inrichting mest bijeen te schuiven in een door 10 de verzamellijsten begrensde ruimte, - een rotatielichaam (8), dat in een rotatierichting roteerbaar om een in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn (11) is verbonden met het draagframe (2), welk rotatielichaam (8) aandrijfbaar is door de motor (4), - meerdere opschephouders (9) voor het opscheppen van vuil van de 15 ondergrond, welke opschephouders (9) in omtreksrichting op afstand van elkaar zijn bevestigd aan het rotatielichaam (8) en welke opschephouders (9) bij het roteren van het rotatielichaam (8) volgens een baan bewegen die ten minste gedeeltelijk langs de ondergrond verloopt, en welke opschephouders (9) elk een bakvormige wand omvatten die een inwendige opneemruimte voor het opnemen van opgeschept vuil 20 begrenst en welke opschephouders (9) elk een open eind (10) omvatten dat in hoofdzaak in de rotatierichting van het rotatielichaam (8) is gericht, waarbij de eerste rotatiehartlijn zich in hoofdzaak horizontaal en naar voren uitstrekt, en waarbij het rotatielichaam (8) zodanig is aangebracht ten opzichte van het 25 draagframe (2) dat genoemde baan van de opschephouders zich uitstrekt tot in de door de verzamellijsten begrensde ruimte.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij boven tenminste die verzamellijst die zich bevindt aan de zijde van de door de verzamellijsten begrensde ruimte waar de opschephouders bij roteren omhoog bewegen een zich boven die verzamellijst 30 omhoog uitstrekkende wand is verschaft.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij genoemde wand zich uitstrekt tussen een omtreksbaan van de opschephouders en een verticaal vlak op een voorafbepaalde afstand van de omtreksbaan.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij genoemde wand zich evenwijdig aan of concentrisch ten opzichte van de omtreksbaan uitstrekt.
5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4, waarbij genoemde wand zich uitstrekt vanaf de verzamellijst tot een hoogte waarbij het open einde van de 5 opschephouders een hoek van minder dan 30° met de horizontaal maakt, waarbij bij voorkeur genoemd open einde horizontaal is.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een veeginrichting (14) voor het vegen van vuil uit telkens een van de opschephouders (9) bij het roteren van het rotatielichaam (8).
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de veeginrichting (14) langs de baan van de opschephouders (9) is aangebracht aan het draagframe (2) op een positie die in hoofdzaak stationair ten opzichte van het draagframe (2) is, welke veeginrichting (14) is voorzien van een veegelement (15) dat zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het veegelement (15) bij het roteren van het rotatielichaam (8) 15 voor elke opschephouder (9) die de veeginrichting (14) passeert telkens vanaf een uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders (9) in de baan van de opschephouders (9) beweegt, door het open eind (10) van die passerende opschephouder (9) in de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder (9) beweegt en vervolgens door de inwendige opneemruimte van die 20 passerende opschephouder (9) heen beweegt om ten minste een hoeveelheid van het door die passerende opschephouder (9) opgeschepte vuil daaruit te vegen, en het veegelement (15) daarna uit die passerende opschephouder (9) en vervolgens weg uit de baan van de opschephouders (9) beweegt om die passerende opschephouder (9) voorbij de veeginrichting (14) te laten passeren.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij het veegelement (15) zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het veegelement (15) bij het roteren van het rotatielichaam (8) voor elke opschephouder (9) die de veeginrichting (14) passeert telkens door de baan van de opschephouders (9) terugbeweegt naar de uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders (9) nadat die passerende 30 opschephouder (9) voorbij de veeginrichting (14) is gepasseerd.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de opschephouders (9) in hoofdzaak volgens een cirkel in omtreksrichting op afstand van elkaar zijn aangebracht, en waarbij de baan van de opschephouders (9) in hoofdzaak cirkelvormig is.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een voertuig (1) is, en waarbij het draagframe (2) in een rijrichting verrijdbaar is over de ondergrond.
11. Inrichting volgens een van de conclusies 6-10, waarbij de 5 opschephouders (9) bij het roteren van het rotatielichaam (8) ronddraaien vanuit een onderste opscheppositie naar een bovenste lospositie en terug, en waarbij de veeginrichting (14) is aangebracht bij de bovenste lospositie van de opschephouders (9).
12. Inrichting volgens een van de conclusies 6-11, waarbij de inrichting is 10 voorzien van een opvangbak (6) voor het opvangen van vuil dat uit elke opschephouder (9) wordt geveegd bij het passeren van de veeginrichting (14), en waarbij de opvangbak (6) is voorzien van een opvangopening (7) die onder de veeginrichting (14) is aangebracht.
13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de inrichting is voorzien van een 15 opslagtank (5), die via een doorgangsopening (16) is verbonden met de opvangbak (6), en waarbij de opvangbak (6) is voorzien van een verplaatsingsorgaan voor het verplaatsen van het in de opvangbak (6) opgevangen vuil naar de opslagtank (5).
14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de opvangbak (6) een in hoofdzaak cilindervormige omtrekswand omvat, waarin een zijdelingse opening is 20 aangebracht ter vorming van de opvangopening (7) aan de bovenzijde van de opvangbak (6), en waarbij het verplaatsingsorgaan een transportschroef omvat voor het dwingen van het in de opvangbak (6) opgevangen vuil door de doorgangsopening (16) naar de opslagtank (5).
15. Inrichting volgens een van de conclusies 7-14, waarbij het veegelement 25 (15) roteerbaar om een tweede rotatiehartlijn (12) is verbonden met de veeginrichting (14), waarbij het veegelement (15) zodanig beweegbaar en aandrijfbaar is, dat het veegelement (15), bij het roteren daarvan om de tweede rotatiehartlijn (12) en bij het roteren van het rotatielichaam (8) om de eerste rotatiehartlijn (11), voor elke opschephouder (9) die de veeginrichting (14) passeert, telkens vanaf de 30 uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders (9) een volledige omwenteling maakt.
16. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het rotatielichaam (8) een buigzame band, zoals een rupsband, omvat, en waarbij de band zich over een voorafbepaalde afstand in hoofdzaak evenwijdig aan de ondergrond uitstrekt.
17. Werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond, bijvoorbeeld van een vloer van een stal, welke werkwijze omvat: 5. het verplaatsen van een inrichting (1) volgens een der conclusies 1-16 over de ondergrond, . het in een rotatierichting roteren van het rotatielichaam (8) om de in hoofdzaak horizontale eerste rotatiehartlijn (11) door middel van het aandrijven van het rotatielichaam (8) door de motor (4).
18. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij de inrichting een inrichting volgens conclusie 7 omvat, en waarbij de werkwijze omvat het verplaatsen van het veegelement (15) tijdens het roteren van het rotatielichaam (8) voor elke opschephouder (9) die de veeginrichting (14) passeert telkens vanaf een uitgangspositie buiten de baan van de opschephouders (9) in de baan van de 15 opschephouders (9), door het open eind van die passerende opschephouder (9) in de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder (9) en vervolgens door de inwendige opneemruimte van die passerende opschephouder (9) heen om ten minste een hoeveelheid van het door die passerende opschephouder (9) opgeschepte vuil daaruit te vegen, het daarna verplaatsen van het veegelement (15) 20 uit die passerende opschephouder (9) en vervolgens weg uit de baan van de opschephouders (9) om die passerende opschephouder (9) voorbij de veeginrichting (14) te laten passeren.
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2007829A NL2007829C2 (nl) | 2011-11-21 | 2011-11-21 | Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. |
EP12187371.5A EP2594129B1 (en) | 2011-11-21 | 2012-10-05 | Device and method for removing waste from a surface |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2007829A NL2007829C2 (nl) | 2011-11-21 | 2011-11-21 | Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. |
NL2007829 | 2011-11-21 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2007829C2 true NL2007829C2 (nl) | 2013-05-23 |
Family
ID=46939660
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2007829A NL2007829C2 (nl) | 2011-11-21 | 2011-11-21 | Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2594129B1 (nl) |
NL (1) | NL2007829C2 (nl) |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL2012785B1 (en) * | 2014-05-08 | 2016-02-24 | Lely Patent Nv | An autonomous self-propelled manure removal vehicle. |
NL2016619B1 (en) | 2016-04-15 | 2017-11-02 | Lely Patent Nv | A self-propelled animal-shed vehicle for cleaning the floor of an animal shed. |
CN108812344A (zh) * | 2018-07-05 | 2018-11-16 | 张娟娟 | 一种畜牧业用棚舍粪便收集加工装置 |
CN112219727B (zh) * | 2020-11-16 | 2024-06-21 | 新疆维吾尔自治区畜牧总站 | 一种方便清理牛粪便的养殖设备 |
US12114639B1 (en) * | 2024-01-02 | 2024-10-15 | Alexander S. Green | System and method for collecting and processing animal waste |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2971279A (en) * | 1957-08-19 | 1961-02-14 | Blanchet Hilaire | Rotary snow plough |
GB2104042A (en) * | 1981-08-22 | 1983-03-02 | William Robert Nelson | Collecting slurry |
US4914773A (en) * | 1986-02-26 | 1990-04-10 | Ham Yong S | Cleaning apparatus |
Family Cites Families (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1002487C2 (nl) | 1996-02-29 | 1997-09-01 | Maasland Nv | Constructie met een stalinrichting voor dieren. |
-
2011
- 2011-11-21 NL NL2007829A patent/NL2007829C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2012
- 2012-10-05 EP EP12187371.5A patent/EP2594129B1/en active Active
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2971279A (en) * | 1957-08-19 | 1961-02-14 | Blanchet Hilaire | Rotary snow plough |
GB2104042A (en) * | 1981-08-22 | 1983-03-02 | William Robert Nelson | Collecting slurry |
US4914773A (en) * | 1986-02-26 | 1990-04-10 | Ham Yong S | Cleaning apparatus |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP2594129A1 (en) | 2013-05-22 |
EP2594129B1 (en) | 2014-12-03 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL2007829C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. | |
NL2007115C2 (nl) | Mestverwijderingsinrichting en samenstel daarvan met een vloer met een mestafgeefplek. | |
US5544620A (en) | Self-cleaning cat box | |
NL2009526C2 (nl) | Zelfrijdend stalvoertuig voor het verwijderen van mest alsmede een samenstel van een dergelijk stalvoertuig en een stalvloer. | |
US7322177B2 (en) | Machine for gathering ground strewn articles | |
US10477832B2 (en) | Autonomous self-propelled manure removal vehicle | |
NL2007830C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van vuil van een ondergrond. | |
JPH04506846A (ja) | 自走式海浜清掃作業車 | |
EP3442329B1 (en) | A self-propelled animal-shed vehicle for cleaning the floor of an animal shed | |
NL8602503A (nl) | Inrichting voor het automatisch reinigen en afgeven van golfballen. | |
US20080149036A1 (en) | Self-cleaning pet litter box | |
JP2000144671A (ja) | ビーチクリーナー | |
CN108716207A (zh) | 清运宝除雪车 | |
KR102134262B1 (ko) | 적설 수거 이송 장치 및 이를 이용한 적설 수거 이송 방법 | |
NL2024993B1 (nl) | Mestverzamelinrichting, stalreinigingsinrichting en werkwijze | |
FR2630141A1 (fr) | Ramasseur de dejections animales et de detritus | |
NL2028856B1 (nl) | Systeem en werkwijze voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal voor dieren, alsmede in combinatie, een stal voor het houden van dieren en een dergelijk systeem | |
CN108914867A (zh) | 即清即运式除雪车 | |
NL2028701B1 (nl) | Systeem en werkwijze voor het uitvoeren van een diergerelateerde handeling, alsmede in combinatie, een stal voor het houden van dieren en een dergelijk systeem | |
JPH0724353U (ja) | ボール収容装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20151201 |