NL2007792C2 - Inrichting voor het vangen van een muskusrat. - Google Patents

Description

Inrichting voor het vangen van een muskusrat

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vangen van een muskusrat.

5 Dergelijke inrichtingen zijn reeds bekend. Een voorbeeld van een bekende inrichting omvat een drijfplaat welke is ingericht voor het ten minste ten dele op water laten drijven van de inrichting. Voorts omvat de bekende inrichting een op een bovenzijde van de drijfplaat 10 bevestigde kooi met een ingang welke een muskusrat enkel toestaat de kooi binnen te komen. Hierbij is de drijfplaat aan een onderzijde voorzien van een eerste opening voor het vangen van de muskusrat. Indien een muskusrat door deze opening gaat, zal hij onder water gevangen worden en 15 verdrinken. Anderzijds kan een muskusrat de kooi niet verlaten omdat de ingang tot de kooi enkel het binnentreden van de kooi toestaat.

Het nadeel van het verdrinken is dat dit relatief veel tijd vergt en derhalve nodeloos dierenleed met zich 20 meebrengt. Dit geldt eveneens voor het in de kooi opgesloten zitten van de muskusrat.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een inrichting voor het vangen van een muskusrat te verschaffen waarbij bovenstaand probleem zich niet tot nauwelijks 25 voordoet.

Dit doel is bereikt met een inrichting welke wordt gekenmerkt doordat deze een tweede opening omvat voor het verlaten van de inrichting, en een onder de drijfplaat en aan de eerste opening gekoppelde muskusratval welke 30 verbonden is met een afscherming die, in een toestand waarbij de muskusratval is gezet, de tweede opening blokkeert en die, in een toestand waarbij een muskusrat is gevangen in de muskusratval, de tweede opening in die mate 2 vrijgeeft dat een andere muskusrat de afscherming kan passeren.

Met de inrichting wordt enerzijds bereikt dat de muskusrat relatief snel gedood wordt door de muskusratval 5 welke gekoppeld is aan de eerste opening, anderzijds wordt een vrije doorgang voor een muskusrat naar een omgeving van de inrichting gecreëerd nadat de muskusratval voor de eerste opening is dichtgeklapt.

In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een veer en 10 een paar grijpdelen welke onder veerspanning door de veer beweegbaar zijn tussen een rusttoestand en een vangtoestand. Hierbij is de afscherming verbonden met een grijpdeel.

Voorts omvat de inrichting een spanelement voor het blokkeren van beweging van het paar grijpdelen in de 15 vangtoestand en een met het spanelement verbonden bewegingselement welke gepositioneerd is in het verlengde van de eerste opening. Het spanelement is ingericht om bij aanraking van het bewegingselement het paar grijpdelen vrij te geven zodanig dat deze door de veerspanning kunnen 20 inklappen.

In een verdere uitvoeringsvorm is één van de grijpdelen van de muskusratval vast verbonden met de onderzijde van de drijfplaat. Voorts kan de muskusratval een eerste as omvatten aan welke de grijpdelen zijn bevestigd voor het 25 draaien van de grijpdelen en vanuit welke eerste as de grijpdelen zich uitstrekken, waarbij de eerste as loodrecht is gepositioneerd ten opzichte van de drijfplaat.

Bij bovenstaande uitvoering is een muskusratval gerealiseerd met een V-vormige doorsnede. De eerste as komt 30 hierbij overeen met de as waar de twee benen van de V-vorm elkaar raken. Deze eerste as staat bij voorkeur loodrecht op de drijfplaat.

3

In een uitvoeringsvorm omvat de afscherming een plaatdeel met een grootte welke althans in de vangtoestand het een muskusrat onmogelijk maakt door de tweede opening te geraken. Enkel nadat een muskusrat wordt gevangen in de val 5 wordt de afscherming behorende bij die val bewogen zodat deze niet langer de tweede opening blokkeert.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting een veelvoud aan op afstand van elkaar geplaatste eerste openingen en een veelvoud aan per eerste opening opgestelde 10 muskusratvallen, waarbij de afschermingen van de afzonderlijke muskusratvallen althans in de vangtoestand op afstand van elkaar zijn geplaatst voor het vormen van een serie afschermingen voor de tweede opening. De serie afscherming vormt bijvoorbeeld in een richting loodrecht op 15 de tweede opening een rij achter elkaar geplaatste plaatdelen welke bij de verschillende muskusratvallen horen.

Bij bovenstaande uitvoering kunnen dus meerdere ratten gevangen worden met één enkele inrichting. Voorts geldt dat de tweede opening voor het verlaten van de inrichting 20 slechts dan begaanbaar wordt voor een muskusrat wanneer alle bij de inrichting horende muskusratvallen ingeklapt zijn.

In een uitvoeringvorm is aan de onderzijde van de drijfplaat een verdere kooi voorzien welke elke eerste en tweede opening en elke muskusratval omsluit. Hierbij is de 25 verdere kooi voorzien van een naar een buitenzijde leidende doorgang welke uitmondt op de eerste opening. Een dergelijke doorgang maakt het voor de muskusrat eenvoudiger om de inrichting te verlaten.

In een verdere uitvoeringsvorm is de doorgang gevormd 30 door één of meerdere wanden welke op afstand van de drijfplaat zijn geplaatst voor het toestaan van de beweging van de één of meerdere afschermingen. Deze afstand is bij 4 voorkeur groter dan de dikte van de serie afschermingen van de verschillende muskusratvallen.

In een verdere uitvoeringsvorm is de verdere kooi uitgevoerd in gaas en is de doorgang gevormd door een 5 gaaskoker welke zich bij voorkeur in hoofdzaak loodrecht uitstrekt ten opzichte van de drijfplaat. Een dergelijke gaaskoker is bij voorkeur vast verbonden met een door gaas gevormde buitenwand van de verdere kooi.

De kooi aan de bovenzijde kan worden gevormd door 10 wanddelen die zich vanuit de drijfplaat naar boven uitstrekken en welke aan een bovenzijde worden bedekt door een bovenwand. Hierbij kan de ingang worden gevormd door een opening in een wanddeel.

In een verdere uitvoeringsvorm kan de ingang aan een 15 binnenzijde van de kooi worden afgeschermd door een scharnierbaar aan de kooi bevestigde ingangplaat welke enkel naar binnen kan roteren. Indien een muskusrat van binnenuit tegen de ingangplaat drukt zal de plaat tegen de wand van de kooi drukken. Hierdoor kan de muskusrat de kooi niet 20 verlaten. Een dergelijke ingangplaat kan zijn uitgevoerd in gaas. Verder kan de ingangplaat aan een binnenzijde voorzien zijn van aas en/of kan de ingangplaat een houder omvatten voor het hierin plaatsen van aas.

In het hiernavolgende zal de uitvinding in meer detail 25 worden besproken onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren, waarbij:

Figuur 1 een aanzicht toont van de inrichting volgens de uitvinding in een gebruikstoestand in water;

Figuur 2 een aanzicht toont van de onderzijde van de 30 inrichting uit figuur 1 waarbij de tweede opening geblokkeerd wordt; 5

Figuur 3 een aanzicht toont van de onderzijde van de inrichting uit figuur 1 waarbij de tweede opening is vrijgegeven;

Figuur 4 een binnenaanzicht toont van de kooi aan de 5 bovenzijde van de inrichting; en

Figuur 5 een aanzicht van toont van enkel een muskusratval uit de uitvoeringsvorm uit figuur 1.

Figuur 1 toont een aanzicht van de inrichting volgens de uitvinding in een gebruikstoestand in water. De 10 inrichting omvat een drijfplaat 1 waarop een kooi 2 is bevestigd. Door drijfplaat 1 drijft de gehele inrichting op het water. Het voordeel van een dergelijke inrichting is dat deze relatief ontoegankelijk is voor dieren welke niet kunnen zwemmen. Hierdoor kan bijvangst worden verminderd.

15 Kooi 2 omvat een veelvoud aan ingangen 3 door welke een muskusrat de inrichting kan binnengaan. Hierbij wordt opgemerkt dat het voor de muskusrat onmogelijk is om door dezelfde ingang de inrichting weer te verlaten zoals in figuur 4 zal worden toegelicht.

20 Figuur 2 toont een onderzijde van de inrichting. In deze figuur is een tweede opening 4 bedekt door een veelvoud aan afschermingen 5 welke elk verbonden zijn met afzonderlijke muskusratvallen 6.

Muskusratvallen 6 staan per eerste opening 7 opgesteld 25 voor het vangen van een rat welke door eerste opening 7 komt. De muskusratvallen zijn veelgebruikte vallen waarvan de werking voor de vakman als bekend kan worden verondersteld.

Verder omvat de inrichting een verdere kooi 8 uit gaas 30 welke muskusratvallen 6, eerste openingen 7 en tweede opening 4 omsluit. Verdere kooi 8 is voorzien van een doorgang, in de vorm van een gaaskoker 9, die aan een buitenwand van verdere kooi 8 is bevestigd.

6

In figuur 3 is de situatie weergegeven, zonder verdere kooi 8, waarbij de muskusratvallen 6 zijn ingeklapt.

Hierdoor zijn de afschermingen 5 verschoven waardoor tweede opening 4 is vrijgegeven. Verder is zichtbaar dat elke 5 muskusratval 6 twee grijpdelen 10, 11 omvat waarvan één grijpdeel 10 is bevestigd aan drijfplaat 1 door middel van een boutverbinding 12. Tevens wordt opgemerkt dat in figuur 3 geen gevangen ratten zijn weergegeven. Het moge de vakman duidelijk zijn dat de inrichting zodanig moet zijn 10 vormgegeven dat de aanwezigheid van een rat in een val 6 de beweging van afscherming 5 niet zodanig moet remmen dat tweede opening 4 geblokkeerd blijft.

Figuur 4 toont een binnenaanzicht van kooi 2. In kooi 2 zijn een viertal ingangen 3 aanwezig welk elk worden 15 afgeschermd met een plaatdeel 13 uit gaas. Aan de binnenzijde is plaatdeel 13 voorzien van aas 14.

De bodem van kooi 2 wordt gevormd door drijfplaat 1.

Het is echter niet uitgesloten dat kooi 2 een afzonderlijke bodemplaat omvat met openingen welke overeenkomen met eerste 20 openingen 7 en tweede opening 4. Verder omvat kooi 2 zich verticaal uitstrekkende wanden 15 die bevestigd zijn aan drijfplaat 1. Het geheel kan worden afgesloten met een scharnierbare bovenplaat 16, zie figuur 1.

Indien een muskusrat via ingang 3 kooi 2 binnentreedt, 25 kan deze niet meer terug. Immers, plaatdeel 13 zou bij een dergelijke beweging tegen opstaande wand 15 stoten. De enige uitgang uit kooi 2 die de muskusrat nog heeft is via eerste openingen 7. Indien de rat door een dergelijk opening gaat zal hij door een muskusratval 6 geklemd worden waardoor de 30 rat zal sterven. Nadat alle vallen ingeklapt zijn, dat wil voor de getoonde uitvoeringsvorm zeggen dat er vier ratten gevangen zijn, zal tweede opening 4 vrijgegeven worden. Als op dat moment een rat kooi 2 binnentreedt, kan deze rat de 7 inrichting eenvoudig via tweede opening 4 verlaten. Op deze wijze wordt geen enkele rat blootgesteld aan een langzame verdrinkingsdood.

Een verder voordeel van de onderhavige uitvinding is 5 dat deze eenvoudig toepasbaar is op bestaande kooien. Er kan in grote mate gebruik worden gemaakt van de bestaande onderdelen.

Figuur 5 toont een aanzicht van enkel een muskusratval 6. Deze omvat twee grijpdelen 21, 21' welke scharnierbaar 10 zijn bevestigd aan een eerste as 22. Op eerste as 22 zijn een aantal veren 23 aangebracht welke door middel van veereinden 24 met armen 25, 25' van grijpdelen 21, 21' zijn verbonden.

In figuur 5 is de val in vangtoestand weergegeven, 15 waarbij grijpdelen 21, 21' onder veerspanning staan door veren 23. Het inklappen van de val wordt verhinderd door een spanelement 26 welke is voorzien van een aantal inkepingen 27 in welke een scharnierbaar bevestigde lip 28 kan aangrijpen. Lip 28 vergrendelt in figuur 5 de beweging van 20 een dwarsbalk 29. Hierdoor is de beweging van grijpdelen 21, 21' geblokkeerd.

Spanelement 26 is verbonden met een bewegingselement 30 welke hier is uitgevoerd als een draadje. Indien bewegingselement 30 wordt aangeraakt kan spanelement 26 lip 25 28 loslaten waardoor lip 28 kan roteren en dwarsbalk 29 vrijgeeft. Hierna kunnen grijpdelen 21, 21' naar elkaar toe bewegen.

Bewegingselement 30 wordt in de uitvoeringsvorm in figuur 2 in het verlengde van eerste opening 7 geplaatst 30 waardoor een rat bij doorgang van eerste opening 7 de val zal activeren.

In het bovenstaande is de uitvinding besproken met behulp van uitvoeringsvormen daarvan. Het moge de vakman 8 duidelijk zijn dat verscheidene wijzigingen mogelijk zijn zonder hierbij af te wijken van beschermingsomvang welke wordt gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies.

Claims (13)

1. Inrichting voor het vangen van een muskusrat, omvattende: 5 een drijfplaat ingericht voor het ten minste ten dele op water laten drijven van de inrichting; een op een bovenzijde van de drijfplaat bevestigde kooi met een ingang welke een muskusrat enkel toestaat de kooi binnen te komen, waarbij de drijfplaat aan een onderzijde is 10 voorzien van een eerste opening voor het vangen van de muskusrat; met het kenmerk, dat de inrichting verder omvat: een tweede opening voor het verlaten van de inrichting; een onder de drijfplaat en aan de eerste opening 15 gekoppelde muskusratval welke verbonden is met een afscherming die, in een toestand waarbij de muskusratval is gezet, de tweede opening blokkeert en die, in een toestand waarbij een muskusrat is gevangen in de muskusratval, de tweede opening in die mate vrijgeeft dat een andere 20 muskusrat de afscherming kan passeren.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de muskusratval omvat: een veer; 25 een paar grijpdelen welke onder veerspanning door de veer beweegbaar zijn tussen een rusttoestand en een vangtoestand, waarbij de afscherming is verbonden met een grijpdeel; een spanelement voor het blokkeren van beweging van het 30 paar grijpdelen in de vangtoestand; een met het spanelement verbonden bewegingselement welke gepositioneerd is in het verlengde van de eerste opening; waarbij het spanelement is ingericht om bij aanraking van het bewegingselement het paar grijpdelen vrij te geven zodanig dat deze door de veerspanning kunnen inklappen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij één van de grijpdelen van de muskusratval vast is verbonden met de onderzijde van de drijfplaat.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de 10 muskusratval verder een eerste as omvat aan welke de grijpdelen zijn bevestigd voor het draaien van de grijpdelen en vanuit welke eerste as de grijpdelen zich uitstrekken, waarbij de eerste as loodrecht is gepositioneerd ten opzichte van de drijfplaat. 15

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afscherming een plaatdeel omvat met een grootte welke althans in de vangtoestand het een muskusrat onmogelijk maakt door de tweede opening te 20 geraken.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een veelvoud aan op afstand van elkaar geplaatste eerste openingen en een veelvoud aan per 25 eerste opening opgestelde muskusratvallen, waarbij de afschermingen van de afzonderlijke muskusratvallen althans in de vangtoestand op afstand van elkaar zijn geplaatst voor het vormen van een serie afschermingen voor de tweede opening. 30

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan de onderzijde van de drijfplaat een verdere kooi is voorzien welke elke eerste en tweede opening en elke muskusratval omsluit, waarbij de verdere kooi is voorzien van een naar een buitenzijde leidende doorgang welke uitmondt op de eerste opening.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de doorgang is gevormd door één of meerdere wanden welke op afstand van de drijfplaat zijn geplaatst voor het toestaan van de beweging van de één of meerdere afschermingen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de verdere kooi is uitgevoerd in gaas en waarbij de doorgang is gevormd door een gaaskoker welke zich bij voorkeur in hoofdzaak loodrecht uitstrekt ten opzichte van de drijfplaat.

10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de kooi wordt gevormd door wanddelen die zich vanuit de drijfplaat naar boven uitstrekken en welke aan een bovenzijde worden bedekt door een bovenwand.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de ingang is gevormd door een opening in een wanddeel.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de ingang aan een binnenzijde van de kooi wordt afgeschermd door een 25 scharnierbaar aan de kooi bevestigde ingangplaat welke enkel naar binnen kan roteren.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de ingangplaat is uitgevoerd in gaas en aan de binnenzijde is 30 voorzien van aas en/of voorzien is van een houder voor aas.