NL2006402C2 - Landbouwmachine. - Google Patents

Landbouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL2006402C2
NL2006402C2 NL2006402A NL2006402A NL2006402C2 NL 2006402 C2 NL2006402 C2 NL 2006402C2 NL 2006402 A NL2006402 A NL 2006402A NL 2006402 A NL2006402 A NL 2006402A NL 2006402 C2 NL2006402 C2 NL 2006402C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
additional motor
speed
tractor
agricultural machine
drive line
Prior art date
Application number
NL2006402A
Other languages
English (en)
Inventor
Markus Baldinger
Klaus Aumayr
Thomas Reiter
Wolfgang Schremmer
Original Assignee
Alois Pa Ttinger Maschinenfabrik Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Alois Pa Ttinger Maschinenfabrik Gmbh filed Critical Alois Pa Ttinger Maschinenfabrik Gmbh
Priority to NL2006402A priority Critical patent/NL2006402C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2006402C2 publication Critical patent/NL2006402C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D69/00Driving mechanisms or parts thereof for harvesters or mowers
    • A01D69/005Non electric hybrid systems, e.g. comprising mechanical and/or hydraulic and/or pneumatic drives
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D69/00Driving mechanisms or parts thereof for harvesters or mowers
    • A01D69/02Driving mechanisms or parts thereof for harvesters or mowers electric
    • A01D69/025Electric hybrid systems
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D69/00Driving mechanisms or parts thereof for harvesters or mowers
    • A01D69/06Gearings
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D90/00Vehicles for carrying harvested crops with means for selfloading or unloading
    • A01D90/14Adaptations of gearing for driving, loading or unloading means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/0841Drives for balers

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

- 1 -
Landbouwmachine.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een landbouwmachine om aan te bouwen aan een trekker, met ten minste één werkrotor voor de bodembewerking of het 5 bewerken van het oogstgoed die aangedreven kan worden door een aandrijving, waarbij de aandrijving een mechanische aandrijflijn heeft die gekoppeld kan worden met een aftakas van een trekker voor het aandrijven van de werkrotor vanaf de aftakas van de trekker. Een dergelijke landbouwmachine kan hierbij in het bijzonder uitgevoerd zijn in de vorm van een laad- en/of perswagen met een inrichting voor het opnemen van oogstgoed, waarvan de 10 opneemrotor en/of de rotor voor het verdere transport via een mechanische aandrijflijn vanaf de aftakas van de trekker aangedreven kan worden.
Bij aanbouwwerktuigen voor landbouwmachines, zoals bijvoorbeeld een laadwagen, een pers, een maaimachine of een machine voor hooiwinning in de vorm van een keermachine of een zwader, maar echter ook een bodembewerkingsmachine, zoals 15 bijvoorbeeld een roterende eg, worden de werkrotoren die de respectieve, bodembewerking of de bewerking van het oogstgoed uitvoeren op de gebruikelijke wijze aangedreven door een mechanische aandrijflijn die via een scharnieras vanuit de aftakas van de trekker wordt gevoed. Via de aftakas van de trekker kunnen betrekkelijk hoge aandrijfmomenten worden verschaft die opgewassen zijn tegen de respectievelijk op te leggen taken en ook bij een 20 hoge belasting van de werkrotoren het toerental daarvan garanderen. Dergelijke mechanische aandrijvingen vanuit de aftakas van de trekker zijn evenwel weinig variabel voor wat betreft hun toerental, resp. het tegen de werkrotor aanliggende aandrijfmoment. Zo is het bijvoorbeeld met trekkers van een ouder bouwtype nauwelijks mogelijk om het aandrijftoerental te verminderen wanneer bijvoorbeeld tijdelijk een kleinere hoeveelheid gras, 25 resp. een kleiner zwad oogstgoed opgenomen en fijngesneden moet worden, wat echter noodzakelijk zou zijn om een hoge snijkwaliteit te waarborgen, ook bij dergelijke kleinere hoeveelheden gras.
Om een dergelijke hogere variabiliteit van het aandrijftoerental en het aandrijfmoment voor de werkrotor te kunnen verschaffen werd er reeds voorgesteld om de mechanische 30 aandrijflijn vanaf de aftakas te vervangen door een elektromotor of een hydraulische motor die de respectieve werkrotor aandrijft en qua toerental en draaimoment daarvan betrekkelijk eenvoudig gevarieerd kan worden over een groter bereik. Bijvoorbeeld wordt in DE 10 2008 014 998 A1 een opneeminrichting voor een laadwagen beschreven met een op zich gebruikelijke puntroller en een daarop volgende transportrotor die telkens worden 35 aangedreven door middel van een elektromotor die is opgenomen in het inwendige van de rotor. Hierbij ontstaan er echter problemen voor wat betreft de realisatie van voldoende hoge aandrijfmomenten, omdat elektromotoren bij een begrensde constructiewijze geen willekeurig hoge aandrijfmomenten kunnen verschaffen. Ofwel moeten er elektromotoren van een groot -2- formaat gebruikt worden, ofwel worden er meerdere elektromotoren ingebouwd. Genoemde DE 10 2008 014 998 stelt dit aangaande voor om aan beide zijden van de vergaartrommel rechts en links telkens een elektromotor aan te brengen en deze eventueel uit te voeren als een driefasenmotoren om in zijn geheel een voldoende hoog aandrijfmoment te kunnen 5 verschaffen. Dit leidt echter niet alleen wederom tot ruimteproblemen en een hoog gewicht, maar ook tot betrekkelijk hoge constructiekosten.
De uitvinding beoogt een verbeterde landbouwmachine van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die nadelen van de stand van de techniek vermijdt en laatst genoemde op een voordelige wijze verder ontwikkelt. Bij voorkeur dient er voor de werkrotor 10 een aandrijving verschaft te worden die varieert over een groot toerentalbereik en aangepast kan worden aan verschillende vereisten voor wat betreft het draaimoment, zonder dat dit gerealiseerd wordt ten koste van een volumineuze bouwconstructie met veel benodigde plaatsruimte en hoge constructiekosten.
Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door een landbouwmachine volgens 15 conclusie 1. Voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn onderwerp van de volgconclusies.
Er wordt dus voorgesteld om de aandrijving uit te voeren als een hybride aandrijving en te voorzien van vermogensbronnen van een verschillend type om de voordelen van verschillende aandrijfeenheden met elkaar te combineren. Voor het verschaffen van het 20 basisvermogen wordt de mechanische aandrijflijn gebruikt om de werkrotor vanuit de aftakas van de trekker te voorzien van een basis aandrijfmoment, terwijl voor het bereiken van de noodzakelijke variabiliteit qua toerental en qua aanpassing van het aandrijfmoment een extra motor ingeschakeld kan worden die gevoed wordt met een niet-mechanische, gemakkelijker te regelen energie, in het bijzonder een elektrische energie of een drukfluïdum in de vorm van 25 hydraulische druk of gasdruk. Volgens de uitvinding bezit de aandrijving voor de werkrotor aanvullend aan de mechanische aandrijflijn een elektrisch aangedreven, of door een drukfluïdum aangedreven extra motor, waarvan het aandrijfmoment superponeerbaar is op het vanuit de aftapas van de trekker komende aandrijfmoment van de mechanische aandrijflijn. Al naar gelang de behoefte kan bij het vanuit de aftakas van de trekker komende 30 aandrijfmoment van de mechanische aandrijflijn een aanvullend moment door de extra motor worden bijgeschakeld, zodat de aandrijfrotor gelijktijdig vanuit de aftakas van de trekker en vanuit de extra motor wordt aangedreven door de mechanische aandrijflijn. Op voordelige wijze kan het vanuit de extra motor komende aandrijfmoment qua hoogte en ook qua richting gevarieerd worden, d.w.z. er kan zowel een negatief, alsook een positief aanvullend moment 35 bijgeschakeld worden om het aandrijfmoment van de mechanische aandrijflijn te verhogen of te verminderen.
De extra motor kan in principe op een verschillende plaatsen zijn aangebracht en bijvoorbeeld onafhankelijk van de mechanische aandrijflijn die vanaf de aftakas van de -3- trekker komt, gekoppeld zijn met de werkrotor. Bijvoorbeeld kan de extra motor geïntegreerd zijn in de werkrotor, in het bijzonder in een binnenruimte zijn aangebracht waar de werktuigen omheen lopen, terwijl de mechanische aandrijflijn op een andere plaats in ingrijping staat met de werkrotor. Bij voorkeur kan de extra motor evenwel met de werkrotor verbonden worden 5 via de mechanische aandrijflijn die hiertoe een vertakkingspunt bezit. Vanuit het genoemde vertakkingspunt leidt een eerste deel van de aandrijflijn naar de aftakas van de trekker, resp. een aansluitstuk van de aftakas, terwijl een tweede deel van de aandrijflijn leidt naar de extra motor en een derde deel van de aandrijflijn naar de werkrotor. Het genoemde vertakkingspunt vormt als het ware een splitsing waarbij het vanuit de aftakas komende vermogen en het 10 vanuit de extra motor komende vermogen samengebracht worden en vervolgens samen via het als het ware stroomafwaarts liggende deel van de aandrijflijn toegevoerd worden aan de werkrotor. Hierdoor worden ruimteproblemen bij de werkrotor vermeden en er wordt een grotere vormgevingsvrijheid bij de opstelling van de extra motor bereikt.
Op voordelige wijze wordt het genoemde vertakkingspunt gevormd door een 15 transmissie-eenheid die een uitgaande transmissieas bezit die verbonden kan worden met de werkrotor, een ingaande transmissieas bezit die verbonden kan worden met de aftakas van de trekker en een met de extra motor verbindbaar aansluitelement van de motor bezit. Het genoemde motoraansluitelement kan hierbij op verschillende wijze zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld in de vorm van een transmissiewiel dat in ingrijping staat met de uitgaande 20 transmissieas, of de ingaande transmissieas. De aanhechting van de extra motor kan hierbij direct of indirect plaatsvinden, d.w.z. de uitgaande motoras van de extra motor kan direct gekoppeld zijn met het genoemde motoraansluitelement van de transmissie-eenheid, of als alternatief onder tussenschakeling van een verdere transmissietrap aangesloten zijn aan het genoemde motoraansluitelement van de genoemde transmissie-eenheid.
25 De genoemde transmissie-eenheid kan hierbij in principe verschillend uitgevoerd zijn.
Volgens een voordelige uitvoering van de uitvinding kan als vertakkingspunt een planeetwieltransmissie zijn aangebracht die op voordelige wijze verschillende bedrijfsmodi voor de aanhechting van de extra motor kan realiseren, waarbij de genoemde planeetwieltransmissie in één trap of in meerdere trappen uitgevoerd kan zijn. Volgens een 30 voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het holle wiel van de planeetwieltransmissie - resp. bij een meertrappige uitvoeringsvorm van één van de holle wielen van de planeetwieltransmissie - het bovengenoemde motoraansluitelement vormen, waaraan de extra motor bevestigd wordt. In een verdere ontwikkeling van de uitvinding kan de extra motor direct verbonden zijn met het holle wiel of ook via een tussentransmissie verbonden zijn met 35 het holle wiel, waarbij bij voorkeur het holle wiel een uitwendig aangrijpvlak bezit in de vorm van een buitenste vertanding, waarmee de elektromotor op de genoemde wijze direct of indirect in aangrijping staat om het holle wiel rotatorisch aan te drijven.
-4-
In een verdere ontwikkeling van de uitvinding is de trap van de planeetwieltransmissie waaraan de extra motor is aangehecht, naar keuze blokkeerbaar of deblokkeerbaar, waardoor verschillende bedrijfsmodi voor de aanhechting van de extra motor bereikt kunnen worden. Wanneer de hiervoor bestemde blokkeerinrichting is vastgezet en de trap van de 5 planeetwieltransmissie dienovereenkomstig is geblokkeerd, dan bezit de trap van de planeetwieltransmissie een vaste overbreng-, resp. reductieverhouding, zodat de extra motor slechts synchroon met het ingangs-, resp. uitgangstoerental van de transmissietrap aangedrreven kan worden. Levert de extra motor geen aandrijfmoment, zodat deze slechts meeloopt, dan wordt het aandrijfmoment voor de aandrijfrotor geheel en al verschaft vanuit 10 de aftakas. Wordt evenwel vanuit de extra motor een aandrijfmoment ingeschakeld, dan wordt het resultaat van het vanuit de aftakas van de trekker verschafte aandrijfmoment verhoogd of verminderd, zodat het gehele aandrijfmoment dat de aandrijfrotor ter beschikking staat voldoende is voor de volgende verhouding:
Mges= Mz +/- Me, 15 waarbij Mges het gehele aandrijfmoment is dat de aandrijfrotor ter beschikking staat, Mz het vanuit de aftakas van de trekker komende aandrijfmoment van de aandrijflijn is en Me het aandrijfmoment van de extra motor is.
Wordt evenwel de tevoren genoemde blokkeerinrichting gelost, dan kan via de extra motor die in ingrijping staat met het holle wiel van de trap van de planeetwieltransmissie, de 20 transmissieverhouding van de trap van de planeetwieltransmissie gevarieerd worden, resp. het uitgangstoerental van de transmissietrap ten opzichte van het ingangstoerental gevarieerd worden, waarbij ook een optellen, resp. aftrekken van de verschillende aandrijfmomenten in de zin van de bovengenoemde relatie plaatsvindt.
Door middel van een blokkeren en deblokkeren van de trap van de 25 planeetwieltransmissie verkrijgt de aandrijflijn een vrijheidsgraad die het mogelijk maakt om het uitgangszijdige toerental van de mechanische aandrijflijn en daarmee het toerental van de werkrotor ten opzichte van het ingangstoerental van de mechanische aandrijflijn en daarmee ten opzichte van de aftakas van de trekker te variëren door middel van een variëren van het aandrijfmoment en/of het toerental van de bijgeschakelde extra motor. Een dergelijke 30 vrijheidsgraad kan ook zijn gevormd in een andere uitvoering, bijvoorbeeld kan op de zijde van de aftakas van het bovengenoemde motoraansluitelement een vrijloop ingebouwd zijn in de aandrijflijn die het mogelijk maakt om via de extra motor het toerental van de werkrotor ten opzichte van de op zich door het toerental van de aftakas vooraf bepaalde snelheid te verhogen. Als alternatief of additioneel kunnen ook koppelingen of andere transmissie-35 elementen zijn aangebracht die een slip mogelijk maken om de genoemde vrijheidsgraad te realiseren.
Als alternatief of additioneel kan er ook in voorzien zijn om de extra motor af te koppelen van de aandrijflijn, resp. de aandrijfrotor, zodat de aandrijfrotor alleen vanaf de -5- aftakas aangedreven kan worden. Hiertoe kan een geschikte motorkoppeling aangebracht zijn voor het afkoppelen van de extra motor.
De extra motor kan op verschillende wijzen bestuurd en/of geregeld worden om het bedrijf van de werkrotor aan te passen aan verschillende bedrijfsomstandigheden en/of 5 verschillende bedrijfsfuncties te realiseren. Bijvoorbeeld kan de extra motor voor wat betreft zijn afgegeven aandrijfmoment en/of zijn toerental variabel bestuurd en/of geregeld worden om variaties in de uitwendige belasting op de werkrotor en/of in het verschaffen van het vermogen van de aftakas van de trekker te compenseren. Als alternatief of additioneel kan het toerental en/of het aandrijfmoment van de extra motor gevarieerd worden om een 10 aanpassing van het bedrijfspunt van de werkrotor aan verschillende oogst- en/of bodemeigenschappen te bereiken. Bijvoorbeeld kan bij de opneeminrichting voor oogstgoed van een laadwagen of een pers het toerental van de opneemrotor en/of van de rotor voor het verdere transport verlaagd worden, wanneer het op te nemen zwad oogstgoed kleiner wordt of verhoogd moet worden wanneer het zwad oogstgoed groter wordt om enerzijds een 15 optimale snijkwaliteit te bereiken en anderzijds om verstoppingen te vermijden. Hiertoe kan de extra motor voor wat betreft zijn vermogensafgifte op snelheid gebracht worden, resp. qua snelheid gereduceerd worden en/of qua werkrichting omgeschakeld worden om een negatief of een positief aandrijfmoment bij te schakelen. Anderzijds kan het aandrijfmoment van de extra motor, bijvoorbeeld bij een roterende eg, op snelheid gebracht worden wanneer een 20 sensorapparaat een hardere bodem of een grotere werkdiepte vaststelt, wat een groter aandrijfmoment van de cirkeltanden vereist.
In een verdere ontwikkeling van de uitvinding bezit een regelinrichting voor het regelen van de extra motor registratiemiddelen voor het registreren van de uitwendige belasting op de werkrotor, alsook regelmiddelen voor het regelen van de vermogensopname 25 van de extra motor, afhankelijk van de geregistreerde uitwendige belasting. De registratiemiddelen kunnen hierbij in principe verschillende uitgevoerd zijn. Bijvoorbeeld kunnen de registratiemiddelen een sensorinrichting omvatten, door middel waarvan het volume, de dichtheid, de geometrie und/of de gesteldheid van het door de werkrotor te bewerken oogstgoed wordt geregistreerd, zodat het aandrijfmoment en/of het toerental van 30 de extra motor afhankelijk van de geregistreerde grootte(n) van het oogstgoed geregeld worden. Als alternatief of additioneel kunnen de registratiemiddelen ook een sensorinrichting omvatten voor het registreren van reactiekrachten en/of reactiemomenten aan de werkrotor die door de uitwendige belasting op de werkrotor geïnduceerd worden en zodoende een indirecte maat voor de uitwendige belasting vormen. Een dergelijke sensorinrichting kan 35 bijvoorbeeld krachtmeters en/of draaimomentmeters aan de werkrotor, of daarmee verbonden aandrijfelementen omvatten.
Als alternatief of additioneel kan de regelinrichting registratiemiddelen omvatten voor het registreren van het toerental en/of het aandrijfmoment van de mechanische aandrijflijn, -6- resp. de aftakas van de trekker, zodat de regelinrichting de vermogensafgifte van de extra motor, afhankelijk van het geregistreerde vermogen van de aftaks van de trekker kan regelen. In het bijzonder kan de vermogensafgifte van de extra motor aangepast worden aan schommelingen en/of onvoldoende grenswaarden van het vermogen van de aftakas van de 5 trekker om het gewenste toerental en het gewenste draaimoment aan de werkrotor ter beschikking te stellen.
In een verdere ontwikkeling van de uitvinding kan de regelinrichting een trap voor de gewenste waarde omvatten door middel waarvan een instelwaarde voor het aandrijfmoment en/of het toerental van de aandrijfrotor wordt bepaald. De regelinrichting kan hierbij in het 10 bijzonder het aandrijfmoment en/of het toerental van de extra motor zodanig regelen, dat het totaal van het vanaf de aftakas van de trekker komende aandrijfmoment en het positieve/negatieve aandrijfmoment van de extra motor overeenkomt met de bepaalde instelwaarde, of zo goed mogelijk in de nabijheid daarvan komt. Het laatste kan bijvoorbeeld optreden, wanneer onder extreme bedrijfsomstandigheden een aandrijfmoment aan de 15 aandrijfrotor op zich verschaft zou moeten worden dat als gevolg van de feitelijke begrenzing van het aandrijfmoment van de extra motor en van het draaimoment van de aftakas niet ter beschikking gesteld kan worden, zodat slechts een meest nabijkomende waarde ingevoerd kan worden.
De genoemde instelwaarde voor het aandrijfmoment, resp. het toerental van de 20 aandrijfrotor kan hierbij afhankelijk van verschillende parameters bepaald worden, in het bijzonder kan hierbij rekening worden gehouden met eigenschappen van het te bewerken oogstgoed als de afmetingen van het zwad, de dichtheid van het oogstgoed of dergelijke, of de bodemparameters als bodemgesteldheid en -hardheid, of de parameters van het bedrijf van de machine, zoals de werkdiepte.
25 De uitvinding wordt onderstaand nader toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld en bijbehorende tekeningen. In de tekeningen tonen: fig. 1: een schematisch zijaanzicht van een landbouwmachine volgens een voordelige uitvoering van de uitvinding in de vorm van een laadwagen, waarvan de opneeminrichting voor het van de bodem opnemen van het 30 oogstgoed een werkrotor omvat die aandrijfbaar is door middel van een mechanische aandrijflijn vanaf de aftakas van de trekker en hiertoe gesuperponeerd wordt door een extra motor in de vorm van een elektromotor, en fig. 2: een schematisch aanzicht op doorsnede van een planeetwieltransmissie, 35 waarbij de elektromotor is aangebracht aan het holle wiel van deze transmissie, waarbij de genoemde planeetwieltransmissie zit in de aandrijflijn van de laadwagen uit figuur 1 die de werkrotor van de opneeminrichting van de laadwagen verbindt met de aftakas van de trekker.
-7-
Aan de in fig. 1 getoonde trekker 1 is een als een aanbouwwerktuig uitgevoerde landbouwmachine in de vorm van een oogstmachine aangebouwd, die volgens een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is uitgevoerd in de vorm van een laadwagen.
De in fig. 1 getoonde laadwagen omvat hierbij meerdere werkaggregaten die elk een 5 draaibaar gelagerde werkrotor 4 omvatten. Een eerste werkaggregaat vormt hierbij de pick-up 91, waarvan de puntroller een werkrotor 4 vormt voor het van de bodem vergaren van oogstgoed. Deze werkrotor 4 in de vorm van de puntroller is draaibaar gelagerd om een liggende dwarsas en wordt rotatorisch aangedreven door een aandrijving 3 om op de bodem liggend oogstgoed te transporteren naar een transportkanaal.
10 Een verder werkaggregaat met een rotatorisch aandrijfbare werkrotor 4 is een op de pick-up 19 volgende transporteur 20 die het door de pick-up 19 opgenomen oogstgoed overneemt en transporteert naar de opslag 21 voor oogstgoed. Ook de werkrotor 4 van deze transporteur 20 kan in een verdere ontwikkeling van de uitvinding een arbeidslichaam omvatten dat draaibaar gelagerd is om een liggende dwarsas. Vanaf de omtrek daarvan 15 staan rotortanden af die het oogstgoed transporteren. In een verdere ontwikkeling van de uitvinding kan bij deze werkrotor 4 een snijwerk met snijmessen behoren om het naar de opslag 21 voor oogstgoed getransporteerde oogstgoed fijn te snijden.
Een verder werkaggregaat van de laadwagen kan een aan de achterzijde van de laadwagen aangebrachte doseerinrichting zijn met ten minste één, bij voorkeur meerdere 20 doseerwalsen die aan de achterzijde het oogstgoed gedoseerd uitladen uit de opslag 21 voor oogstgoed. De genoemde doseerwalsen kunnen eveneens werkrotoren 4 vormen die rotatorisch worden aangedreven.
Om de genoemde werkrotoren 4 van de werkaggregaten aan te drijven, is een aandrijving 3 aangebracht die ten eerste een mechanische aandrijflijn 6 omvat die via een 25 scharnieras 22 verbonden kan worden met een aftakas 5 van een trekker, zodat de genoemde mechanische aandrijflijn 6 vanaf de trekker gevoed wordt met een draaimoment.
Aanvullend aan de genoemde mechanische aandrijflijn 6 omvat de aandrijving 3 een extra motor 7 die in de getekende uitvoering op voordelige wijze een elektromotor kan zijn. Hierbij zou het in principe mogelijk zijn om een afzonderlijke extra motor 7 aan elk van de 30 bovengenoemde werkrotoren 4 toe te voegen om het aandrijfmoment dat via de mechanische aandrijflijn 6 ter beschikking gesteld is, individueel bij elke werkrotor 4 afzonderlijk te kunnen variëren. Als alternatief is het echter ook mogelijk om alle werkrotoren 4, of op voordelige wijze meerdere, groepsgewijs samengevoegde werkrotoren 4 te voorzien van een gemeenschappelijke extra motor 7, waarbij op voordelige wijze bij een bewerkingstaak 35 samenwerkende werkrotoren 4 op deze wijze samengevoegd kunnen zijn. Bijvoorbeeld kunnen de puntrollers van de pick-up 19 en de transportrotor van de transporteur 20 ondersteund worden door een gemeenschappelijke extra motor 7.
-8-
Zoals figuur 1 toont, bezit de mechanische aandrijflijn 6 hiertoe een vertakkingspunt 8, waaraan de vanuit de aftakas 5 van de trekker komende aandrijfenergie en de vanuit de extra motor 7 komende aandrijfenergie samengebracht worden. In de getekende uitvoeringsvorm is het vertakkingspunt 8 getoond tussen de aftakas 5 van de trekker en de pick-up 19, alsook 5 tussen de transporteur 20, waarbij echter ook andere vertakkingssystemen mogelijk zijn.
Vanaf het vertakkingspunt 8 leidt een eerste deel 6a van de aandrijflijn naar de genoemde aftakas 5 van de trekker, terwijl een tweede deel 6b van de aandrijflijn is gekoppeld met de extra motor en een derde deel 6c van de aandrijflijn leidt naar de werkrotoren 4 van de pick-up 19 en de transporteur 20.
10 Het genoemde vertakkingspunt 8 wordt in de getekende uitvoering op voordelige wijze gevormd door een aandrijfeenheid 9 waarvan de ingaande transmissieas 11 wordt gevormd door het bovengenoemde eerste deel 6a van de aandrijflijn en waarvan de uitgaande transmissieas 10 wordt gevormd door het bovengenoemde derde deel 6c van de aandrijflijn. Zoals figuur 2 toont kan de genoemde transmissie-eenheid 9 op voordelige wijze uitgevoerd 15 zijn als een planeetwieltransmissie. Het aandrijfrondsel 23 dat onverdraaibaar verbonden is met de ingaande transmissieas 11 kamt met een aantal planeetwielen 24 die gelijktijdig in ingrijping staan met een hol wiel 13, zodat de genoemde planeetwielen 24 om de ingaande transmissieas 11 en het daarmee verbonden aandrijfrondsel 23 lopen. De genoemde planeetwielen 24 zijn hierbij gelagerd aan een planeetdrager 25 die onverdraaibaar is 20 verbonden met de uitgaande transmissieas 10 en de omloopbeweging van de planeetwielen 24 overbrengt op de uitgaande transmissieas 10.
Via het genoemde holle wiel 13 is daarbij ook de extra motor 7 aangehecht, zodat het holle wiel 13 in zoverre het in de aanhef genoemde motoraansluitstuk 12 vormt. In de getekende uitvoering is de extra motor 7 daarbij direct aan het holle wiel aangebracht en 25 hiermee gekoppeld. Als alternatief zou de extra motor 7 echter natuurlijk ook via een trap van een tussentransmissie bevestigd kunnen zijn.
De extra motor 7 leidt zijn aandrijfmoment via het holle wiel 13 de transmissie-eenheid 9 binnen, zodat het aandrijfmoment van de extra motor 7 gesuperponeerd kan worden op het vanaf de aftakas 5 van de trekker komende aandrijfmoment.
30 Hierbij zijn op voordelige wijze verschillende bedrijfsmodi mogelijk. Via een blokkeerinrichting 17 kan de trap van de planeetwieltransmissie naar keuze geblokkeerd of gedeblokkeerd worden, bijvoorbeeld doordat de planeetwielen 24 aan de planeetdrager 25 geblokkeerd worden, zodat deze onverdraaibaar zijn verbonden met de planeetdrager 25. In de geblokkeerde toestand bezit de planeettransmissie een overbrengverhouding van 1:1, 35 d.w.z. de uitgaande transmissieas 10 draait mee met het toerental van de ingaande transmissieas 1. Zonder additioneel vermogen vanuit de extra motor 7 wordt hierbij het aandrijfmoment geheel en al opgebracht vanuit de aftakas 5 van de trekker. Anderzijds kan vanaf de extra motor 7 een positief of een negatief aandrijfmoment bijgeschakeld worden, -9- zodat het door de uitgaande transmissieas 10 verschafte aandrijfmoment voor de werkrotor 4 wordt samengesteld uit het aandrijfmoment van de aftakas 5, alsook uit het aandrijfmoment van de extra motor 7. Het toerental komt hierbij overeen met dat van de aftakas 5 van de trekker.
5 Wordt echter de trap van de planeettransmissie gedeblokkeerd, dan kan de overbrengverhouding van de transmissie-eenheid 9 gevarieerd worden door een variatie van het toerental van de extra motor 7 en daardoor een variatie van het toerental van het holle wiel 13. Gelijktijdig wordt het aandrijfmoment van de extra motor 7 met inachtneming van de overbreng-/reductieverhouding gesuperponeerd op het aandrijfmoment vanuit de trekkeras 5. 10 Eventueel kan de extra motor 7 via een motorkoppeling 18 ook geheel en al worden afgekoppeld van de transmissie-eenheid, waarbij er hierbij op voordelige wijze in voorzien kan zijn dat in dit geval het holle wiel 13 rotatorisch vastgezet kan worden.
De blokkeerinrichting 17 wordt hierbij evenals de extra motor 7 op voordelige wijze aangestuurd door een regelinrichting 14 die in de getekende uitvoering is aangebracht aan de 15 landbouwmachine 2 in de vorm van een elektronische jobcomputer, maar echter ook eventueel aan de zijde van de trekker aangebracht zou kunnen zijn.
De genoemde regelinrichting 14 registreert aan de ene kant via registratiemiddelen 15 die bijvoorbeeld een ultrasone sensor voor het registreren van zwaden kunnen omvatten de uitwendige belasting op de werkrotor 4. Aan de andere kant is de regelinrichting 14 20 verbonden met registratiemiddelen 16 om het bedrijfspunt met inbegrip van het toerental en het aandrijfmoment van de mechanische aandrijflijn 6, resp. de aftakas 5 van de trekker te registreren. Met inachtneming van de uitwendige belasting, alsook van het bedrijfspunt van de aftakas van de trekker bestuurt de genoemde regelinrichting 14 vervolgens de extra motor 7 voor wat betreft het afgeleverde aandrijfmoment en het toerental daarvan, alsook de 25 bovengenoemde blokkeerinrichting 17 om de planeettransmissie te blokkeren, resp. de planeettrap vrij te geven.
De extra motor 7 kan vanaf de trekker 1 voorzien worden van elektrische energie. Eventueel kan echter ook een aan de landbouwmachine 2 aangebrachte generator gebruikt worden voor de stroomvoorziening die bijvoorbeeld aangedreven kan worden via een 30 hydraulische motor of ook via de aftakas van de trekker.

Claims (13)

1. Landbouwmachine voor het aanbouwen aan een trekker (1), in het bijzonder in de vorm van een laad- en/of perswagen, met ten minste één werkrotor (4) voor de 5 bodembewerking of het bewerken van het oogstgoed die aangedreven kan worden door een aandrijving (3), waarbij de aandrijving (3) een mechanische aandrijflijn (6) omvat die gekoppeld kan worden met een aftakas (5) van een trekker voor het aandrijven van de werkrotor (4) vanaf de aftakas (5) van de trekker, met het kenmerk, dat de aandrijving (3) aanvullend aan de mechanische aandrijflijn (6) een elektrisch aangedreven, of een door een 10 drukfluïdum aangedreven extra motor (7) omvat, waarvan het aandrijfmoment superponeerbaar is op het vanuit de aftapas (5) van de trekker komende aandrijfmoment van de mechanische aandrijflijn (6).
2. Landbouwmachine volgens de voorafgaande conclusie, waarbij de extra motor (7) via de aandrijflijn (6) verbonden kan worden met de werkrotor (4), waarbij de aandrijflijn 15 (6) een vertakkingspunt (8) bezit van waaruit een eerste deel (6a) van de aandrijflijn leidt naar de aftakas (5) van de trekker en/of een aansluitstuk van de aftakas, een tweede deel (6b) van de aandrijflijn leidt naar de extra motor (7) en een derde deel (6c) van de aandrijflijn leidt naar de werkrotor (4).
3. Landbouwmachine volgens de voorafgaande conclusie, waarbij het 20 vertakkingspunt (8) is gevormd door een transmissie-eenheid (9) die een met de werkrotor (4) verbindbare uitgaande transmissieas (10) bezit, een met de aftakas (5) van de trekker verbindbare ingaande transmissieas (11), en een met de extra motor (7) verbindbaar motoraansluitelement (12) bezit.
4. Landbouwmachine volgens de voorafgaande conclusie, waarbij de 25 transmissie-eenheid is uitgevoerd als een planeetwieltransmissie, waarbij de extra motor (7) bij voorkeur gekoppeld kan worden met een hol wiel (13) van de planeetwieltransmissie.
5. Landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de aandrijflijn (6) een vrijheidsgraad, bij voorkeur in de vorm van een vrijloop, een koppeling en/of een ontgrendelbaar transmissie-element bezit door middel waarvan het uitgangszijdige 30 toerental van de mechanische aandrijflijn (6) en daarmee het toerental van de werkrotor (4) ten opzichte van het ingaande toerental van de mechanische aandrijflijn (6) varieerbaar is door middel van een variëren van het aandrijfmoment en/of het toerental van de bijgeschakelde extra motor (7).
6. Landbouwmachine volgens de beide voorafgaande conclusies, waarbij de 35 planeetwieltransmissie een losneembare blokkeerinrichting (17) bezit voor het blokkeren van de trap van de planeetwieltransmissie, waarbij bij een vastgezette blokkeerinrichting (17) de trap van de planeetwieltransmissie een vaste overbreng-/reductieverhouding bezit en de extra motor slechts bijgeschakeld kan worden in een vaste toerentalverhouding ten opzichte -11 - van de ingaande transmissieas, en waarbij bij een geloste blokkeerinrichting (17) de overbreng-/reductieverhouding van de trap van de planeetwieltransmissie veranderd kan worden door een wijziging van het toerental van de bijgeschakelde extra motor (7) die bij voorkeur gekoppeld is met het holle wiel van de planeetwieltransmissie.
7. Landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij een motorkoppeling (18) is aangebracht voor het afkoppelen van de extra motor (7) van de aandrijflijn (6) en/of van de werkrotor (4), en een aandrijven van de werkrotor (4) alleen bewerkstelligd is door de mechanische aandrijflijn (6) vanaf de aftakas (5) van de trekker.
8. Landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij een 10 regelinrichting (14) is aangebracht voor het regelen van de extra motor (7), afhankelijk van de uitwendige belasting op de werkrotor (4), en/of afhankelijk van het bedrijfspunt van de aftakas (5) van de trekker.
9. Landbouwmachine volgens de voorafgaande conclusie, waarbij de regelinrichting (14) registratiemiddelen (15) bezit voor het registreren van de uitwendige 15 belasting op de werkrotor (4) en regelmiddelen bezit voor het regelen van de vermogensopname van de extra motor (7), afhankelijk van de geregistreerde uitwendige belasting.
10. Landbouwmachine volgens de voorafgaande conclusie, waarbij de registratiemiddelen (15) een sensorinrichting bezitten voor het registreren van het volume, de 20 dichtheid, de geometrie en/of de aard van het door de werkrotor (4) te bewerken oogstgoed en de regelmiddelen de extra motor (7) besturen voor wat betreft het draaimoment en/of het toerental, afhankelijk van het geregistreerde volume, de geregistreerde geometrie en/of de geregistreerde aard van het oogstgoed.
11. Landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies 8 t/m 10, 25 waarbij de regelinrichting (14) registratiemiddelen (16) omvat voor het registreren van het toerental en/of het aandrijfmoment van de mechanische aandrijflijn (6) en/of de aftakas (5) van de trekker en regelmiddelen bezit voor het regelen van het aandrijfmoment en/of het toerental van de extra motor (7), afhankelijk van het geregistreerde aandrijfmoment en/of het geregistreerde toerental van de aandrijflijn (6) en/of de aftakas (5) van de trekker.
12. Landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de regelinrichting (14) een trap voor de instelwaarde bezit voor het bepalen van een instelwaarde voor het aandrijfmoment en/of het toerental van de aandrijfrotor (4) en regelmiddelen bezit voor het regelen van het aandrijfmoment en/of het toerental van de extra motor (7) zodanig, dat het geheel van het vanaf de aftakas (5) van de trekker komende 35 aandrijfmoment (Mz) en het positieve of negatieve aandrijfmoment (Me) van de extra motor (7) overeenkomt met de bepaalde instelwaarde van de werkrotor (4) of bij slechts begrensde momentenreserves hiermee zo goed mogelijk overeenkomt. -12-
13. Landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de regelinrichting (14) een regeltrap voor het toerental omvat voor het verhogen en/of verlagen van het door de aftakas (5) van de trekker verschafte toerental van de aandrijflijn (6), afhankelijk van een geregistreerde eigenschap van het te bewerken oogstgoed en/of de 5 bodem, waarbij de genoemde regeltrap voor het toerental de vermogensopname van de extra motor (7) varieert.
NL2006402A 2011-03-16 2011-03-16 Landbouwmachine. NL2006402C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006402A NL2006402C2 (nl) 2011-03-16 2011-03-16 Landbouwmachine.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006402 2011-03-16
NL2006402A NL2006402C2 (nl) 2011-03-16 2011-03-16 Landbouwmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2006402C2 true NL2006402C2 (nl) 2012-09-18

Family

ID=44557158

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2006402A NL2006402C2 (nl) 2011-03-16 2011-03-16 Landbouwmachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2006402C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0819374A1 (de) * 1996-07-16 1998-01-21 Usines Claas France S.A. Antriebssystem für landwirtschaftliche Grossballenpresse
US6052978A (en) * 1998-03-21 2000-04-25 Deere & Company Ensilage harvester variable speed feed roll drive
US6105353A (en) * 1996-05-28 2000-08-22 Claas Kgaa Planetary transmission for baler
EP1974601A1 (de) * 2007-03-31 2008-10-01 Maschinenfabrik Bernhard Krone GmbH Großballenpresse
EP1982574A1 (de) * 2007-04-18 2008-10-22 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges. m.b.H. Erntemaschine

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6105353A (en) * 1996-05-28 2000-08-22 Claas Kgaa Planetary transmission for baler
EP0819374A1 (de) * 1996-07-16 1998-01-21 Usines Claas France S.A. Antriebssystem für landwirtschaftliche Grossballenpresse
US6052978A (en) * 1998-03-21 2000-04-25 Deere & Company Ensilage harvester variable speed feed roll drive
EP1974601A1 (de) * 2007-03-31 2008-10-01 Maschinenfabrik Bernhard Krone GmbH Großballenpresse
EP1982574A1 (de) * 2007-04-18 2008-10-22 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges. m.b.H. Erntemaschine

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7640718B2 (en) Attachment for harvesting stalk-like goods where each cutting and conveying element is controlled individually
US8626402B2 (en) Drive arrangement and method for a work machine with two internal combustion engines
RU2536963C2 (ru) Приставка с поперечным транспортирующим устройством и регулируемым числом оборотов
EA015771B1 (ru) Приводная система для уборочной машины
JP2017023044A (ja) コンバイン
NL2006402C2 (nl) Landbouwmachine.
BE1019097A3 (fr) Machine de recolte autotractee.
JP5437866B2 (ja) 作業車両
JP5437865B2 (ja) 作業車両及びその例としてのコンバイン
EA016231B1 (ru) Уборочная машина
JP5808280B2 (ja) 走行車両
CA2530169C (en) Drive for a crop picking head
DK2448108T3 (en) Agricultural work machine
JP5067855B2 (ja) 収穫機
WO2013111639A1 (ja) コンバイン
JP5448869B2 (ja) コンバイン
JP3549058B2 (ja) コンバイン
US20240196796A1 (en) Adapter unit for a self-propelled forage harvester to attach an attachment designed for a combine harvester
JP5457083B2 (ja) コンバイン
JP3736546B2 (ja) コンバイン
JP2021023108A (ja) コンバイン
JP4608952B2 (ja) コンバイン
JP5244086B2 (ja) 作業車両
JP2010022278A (ja) コンバイン
JP3692702B2 (ja) コンバイン

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220401