NL2004502C2 - Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van stelelementen. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van stelelementen. Download PDF

Info

Publication number
NL2004502C2
NL2004502C2 NL2004502A NL2004502A NL2004502C2 NL 2004502 C2 NL2004502 C2 NL 2004502C2 NL 2004502 A NL2004502 A NL 2004502A NL 2004502 A NL2004502 A NL 2004502A NL 2004502 C2 NL2004502 C2 NL 2004502C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
foregoing
adjusting
receiving space
fixing
range
Prior art date
Application number
NL2004502A
Other languages
English (en)
Inventor
Jeroen Geerts
Original Assignee
Jeroen Geerts
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Jeroen Geerts filed Critical Jeroen Geerts
Priority to NL2004502A priority Critical patent/NL2004502C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2004502C2 publication Critical patent/NL2004502C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G21/00Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
    • E04G21/14Conveying or assembling building elements
    • E04G21/16Tools or apparatus
    • E04G21/18Adjusting tools; Templates
    • E04G21/1808Holders for bricklayers' lines, bricklayers' bars; Sloping braces
    • E04G21/1816Adjustable positioning means between line-holder bars and construction
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G21/00Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
    • E04G21/14Conveying or assembling building elements
    • E04G21/16Tools or apparatus
    • E04G21/18Adjusting tools; Templates
    • E04G21/1808Holders for bricklayers' lines, bricklayers' bars; Sloping braces

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Conveying And Assembling Of Building Elements In Situ (AREA)

Description

Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van stelelementen
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevestigen van een stelelement ten opzichte van metselwerk in aanbouw, in het bijzonder een 5 bakstenen muur, waarbij de inrichting een eerste element omvat dat is ingericht voor het daaraan via ten minste een verbindingselement losmaakbaar bevestigen van het stelelement.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het ten opzichte van metselwerk in aanbouw, in het bijzonder een bakstenen muur, bevestigen van een 10 stelelement ten behoeve van het optrekken van het metselwerk.
Bij het optrekken van metselwerk, in het bijzonder een bakstenen muur, is het gebruikelijk om stelelementen ofwel stelorganen ofwel metselprofïelen te gebruiken. Het is algemeen bekend om ter bevestiging of ondersteuning van stelelementen rechthoekige stukken hout, zogenaamde klampen, te gebruiken. De klampen worden 15 meestal aan het metselwerk bevestigd door spijkers te slaan in specie die in voegen tussen stenen van het metselwerk is aangebracht. Om de gewenste hoogte te bereiken, kunnen meerdere stelelementen op elkaar geplaatst worden. Voor de klampen wordt meestal afValhout gebruikt dat op de werkplek voor handen is. Voor de stelelementen worden doorgaans houten palen of balken met meestal een vierkante of rechthoekige 20 doorsnede gebruikt. Het bevestigen van stelelementen met behulp van klampen is arbeidsintensief, vergt veel materiaal en biedt niet altijd een veilige oplossing voor het recht kunnen optrekken van metselwerk. Tevens kunnen de spijkers waarmee de klampen in de specie worden bevestigd schade toebrengen aan het metselwerk, in het bijzonder de specie tussen de gemetselde stenen.
25 Uit NL 1019819 is een inrichting bekend voor het ondersteunen van stelorganen bij het optrekken van metselwerk die tot doel heeft de bovengenoemde bezwaren te ondervangen. Deze inrichting omvat een eerste arm, een aan de eerste arm bevestigd eerste steunvlak en aan beide uiteinden van de eerste arm, gelegen lippen voor plaatsing in voegen tussen op elkaar gemetselde stenen van het metselwerk. Deze 30 inrichting wordt met het metselwerk losmaakbaar verbonden, zonder dat daarbij de specie tussen de gemetselde stenen wordt aangetast. Op het steunvlak kunnen de gewenste stelorganen worden geplaatst en ondersteund. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting verder een dwars op de eerste arm 2 geplaatste tweede arm en een aan ten minste een uiteinde van de tweede arm gelegen lip voor plaatsing in een voeg tussen op elkaar gemetselde stenen van het metselwerk.
Een bezwaar van de inrichting bekend uit NL 1019819 is dat voor het stabiel plaatsen van de inrichting de lippen die in de voegen tussen op elkaar gemetselde 5 stenen gepositioneerd worden middels een klemmechanisme op de randen van een gemetselde steen vastgezet moeten worden. Het klemmechanisme is middels een schroefverbinding te bedienen. Dit kan handmatig gebeuren of met behulp van een hulpmiddel zoals een schroevendraaier of een ring- of steeksleutel. Hierdoor zal bij het plaatsen en verwijderen van de inrichting nog steeds behoorlijk wat tijd verloren gaan. 10 Het is tevens een bezwaar van deze inrichting dat de stenen, in het bijzonder de randen van de stenen, beschadigd kunnen worden door het klemmechanisme waarmee getracht wordt een stabiele plaatsing te realiseren.
Een verder bezwaar van deze inrichting is dat om veelvuldig gebruik van de inrichting mogelijk te maken een goede duurzaamheid vereist is. Hierdoor zullen 15 hoogwaardige materialen gebruikt moeten worden, hetgeen tot relatief hoge kosten zal kunnen leiden.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een inrichting te verschaffen die de bovengenoemde bezwaren ondervangt of ten minste reduceert. Verder is het een doel van de onderhavige uitvinding om een inrichting te verschaffen die eenvoudig en 20 snel op een stabiele wijze geplaatst kan worden. Hierdoor zou het mogelijk kunnen zijn de kosten aan manuren aanzienlijk te reduceren. Een verder doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een inrichting waarmee de kans op beschadiging van de specie en de stenen van het metselwerk ten minste gereduceerd wordt. Tevens is het een doel van de onderhavige uitvinding om een inrichting te verschaffen waarvan de 25 kosten een eenmalig gebruik rechtvaardigen.
Het is verder een doel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze te verschaffen voor het ten opzichte van metselwerk in aanbouw, in het bijzonder een bakstenen muur, bevestigen van stelelementen middels een inrichting volgens de onderhavige uitvinding.
30 Tenminste een van deze doelen wordt bereikt door een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de inrichting een tweede element omvat dat een opneemruimte heeft waar het eerste element in aan te brengen of uit te verwijderen is, waarbij het tweede element is uitgevoerd om permanent in het metselwerk aangebracht 3 te worden. Het eerste element waarmee het stelelement middels een verbindingselement losmaakbaar verbonden kan worden, wordt tijdens het plaatsen van de inrichting in hoofdzaak door de opneemruimte omsloten. Een dergelijke inrichting kan eenvoudig en snel op gewenste locaties geplaatst worden in hechtmateriaal, 5 bijvoorbeeld metselspecie of lijm of purschuim, dat op en/of onder en/of tussen stenen kan worden aangebracht. In het geval van metselwerk dat met bakstenen wordt opgetrokken, kan de inrichting door middel van bijvoorbeeld metselspecie permanent met het metselwerk verbonden worden. Door de inrichting in een voeg tussen gemetselde stenen vast te bevestigen, hoeft de inrichting niet op de randen van de 10 stenen middels bijvoorbeeld een klemmechanisme vastgezet te worden. Hierdoor kan de kans op beschadiging van de randen van de stenen ten minste gereduceerd worden. Tevens kan het plaatsen van de inrichting op een eenvoudige wijze en in korte tijd worden uitgevoerd. Dit kan een aanzienlijke kostenreductie opleveren. Het permanent verbinden van de inrichting met het metselwerk levert tevens een stabiele plaatsing op. 15 In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het eerste element beweegbaar tussen een eerste positie waarin het eerste element in hoofdzaak door de opneemruimte van het tweede element wordt omsloten en een tweede positie waarin het eerste element zich in hoofdzaak buiten de opneemruimte van het tweede element bevindt en het stelelement aan het eerste element bevestigbaar 20 is. Tijdens het plaatsen van de inrichting bevindt het eerste element zich in de eerste positie waarin het in hoofdzaak door de opneemruimte wordt omsloten. Na het plaatsen van de inrichting kan het eerste element in een tweede positie worden gebracht waarin het zich in hoofdzaak buiten de opneemruimte bevindt. In de tweede positie kan een stelelement middels een verbindingselement, zoals een spijker of een schroef of een 25 pen, op een stabiele wijze losmaakbaar met het eerste element verbonden worden. Indien de stelelementen niet meer nodig zijn, bijvoorbeeld na voltooiing van het metselwerk, kunnen zij door het verwijderen van de verbindingselementen losgekoppeld worden van de eerste elementen. Vervolgens kunnen de eerste elementen bij voorkeur middels een slagmiddel, bijvoorbeeld een hamer, van de tweede positie 30 naar de eerste positie bewogen worden.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat het tweede element een geleidebaan die zich door de opneemruimte van het tweede element uitstrekt, waarbij het eerste element een bevestigingselement is, dat is 4 uitgevoerd om via de geleidebaan tussen de eerste en de tweede positie beweegbaar te zijn.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat het bevestigingselement in gebruik een in hoofdzaak horizontaal vlak voor het in de 5 tweede positie stationair ondersteunen van het stelelement.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat het bevestigingselement een uitstulping, waarbij de uitstulping is uitgevoerd om een aangrijppunt te zijn. Hierdoor zou het mogelijk kunnen zijn om het bevestigingselement met de hand en/of met behulp van bijvoorbeeld een troffel of een 10 schroevendraaier bijvoorbeeld vanuit de eerste positie naar de tweede positie te bewegen. In de tweede positie waarin het bevestigingselement zich in hoofdzaak buiten de opneemruimte van het tweede element bevindt, kan een stelelement middels verbindingselementen losmaakbaar met het bevestigingselement verbonden worden.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, omvat 15 het bevestigingselement een uitsparing, waarbij de uitsparing, bijvoorbeeld een gat, is uitgevoerd om een stelelement via een verbindingselement met het bevestigingselement te verbinden. Om de stabiliteit van de verbinding tussen het stelelement en het bevestigingselement verder te vergroten, kunnen meerdere uitsparingen in het bevestigingselement voorzien zijn. Een of meerdere uitsparingen kunnen al dan niet in 20 combinatie met de uitstulping van het bevestigingselement tevens gebruikt worden om het bevestigingselement van de eerste naar de tweede positie te bewegen. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een schroevendraaier gedaan worden.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat het bevestigingselement en/of het tweede element een eindstopelement, waarbij het 25 eindstopelement is uitgevoerd om te voorkomen dat het bevestigingselement volledig buiten de opneemruimte van het tweede element gebracht kan worden. Hierdoor zou voorkomen kunnen worden dat de stelelementen niet meer ondersteund worden door het bevestigingselement doordat het bevestigingselement in gebruik van de inrichting niet meer met het tweede element in verbinding staat. Het eindstopelement kan 30 bijvoorbeeld een pinnetje zijn dat bevestigd is aan of deel uitmaakt van het bevestigingselement, waarbij het pinnetje bijvoorbeeld is opgenomen in een sleuf in het tweede element. Het pinnetje kan hierbij door de sleuf heen en weer bewogen worden 5 zonder, in normaal gebruik, buiten de sleuf te kunnen raken. Op deze wijze vormt het eindstopelement een beveiliging voor de inrichting.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvatten het tweede element en/of het bevestigingselement een taps toelopend 5 gedeelte. Vanwege het taps toelopende gedeelte loopt het bevestigingselement vast als het van de eerste positie naar de tweede positie wordt bewogen. Hierdoor wordt een uiterste uitgeschoven positie bereikt en wordt voorkomen dat het bevestigingsmiddel volledig buiten de opneemruimte van het tweede element geschoven kan worden. Tevens zou hierdoor ten minste gereduceerd kunnen worden dat het 10 bevestigingselement terugloopt van de tweede naar de eerste positie.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is de inrichting uitgevoerd om in een voeg van het metselwerk weggewerkt te kunnen worden. Indien het bevestigingselement zich in de tweede positie bevindt, wordt het naar de eerste positie gebracht. Hierdoor wordt het bevestigingselement in hoofdzaak 15 door de opneemruimte van het tweede element omsloten en bevindt de inrichting zich binnen de voeg tussen de gemetselde stenen. Wanneer vervolgens de voegen met voegspecie afgevoegd worden, zal de inrichting optisch niet meer zichtbaar zijn. Vanwege het feit dat de inrichting niet uit de voeg verwijderd hoeft te worden, wordt een aanzienlijke tijdwinst geboekt. Dit kan resulteren in een verdere kostenreductie.
20 Tevens kan de kans op beschadigingen aan het metselwerk verder gereduceerd worden.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is de inrichting van een niet-corrosief materiaal. Aangezien de inrichting in een voeg weggewerkt kan worden, is het gebruik van niet-corrosief materiaal een vereiste om te bewerkstelligen dat de inrichting het voegmateriaal, in het bijzonder de metsel- en/of 25 voegspecie, niet zal aantasten waardoor het metselwerk beschadigd raakt.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het niet-corrosieve materiaal aluminium. Een dergelijke inrichting zal niet aan een voor het metselwerk schadelijke vorm van corrosie onderhevig zijn. Verder is een inrichting van aluminium licht van gewicht en zal derhalve eenvoudig te hanteren zijn. Hierdoor kan 30 deze inrichting eenvoudig en snel geplaatst worden.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het niet-corrosieve materiaal roestvrij staal. Hierdoor kunnen de kosten van de inrichting 6 laag gehouden worden hetgeen van belang is voor de rechtvaardiging van een eenmalig gebruik van de inrichting.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het niet-corrosieve materiaal kunststof die geschikt is om een stelelement stabiel te 5 ondersteunen. Een inrichting van kunststof is licht van gewicht hetgeen de hanteerbaarheid ten goede komt. Daarnaast biedt het gebruik van kunststof de mogelijkheid de kosten van de inrichting nog verder te reduceren. De kunststof moet echter geschikt zijn om de stelelementen ten minste eenmalig stabiel te ondersteunen. Deze aspecten kunnen bijdragen aan de rechtvaardiging om de inrichting als 10 verbruiksproduct aan te wenden.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het tweede element aan een buitenzijde van reliëf voorzien. Het reliëf verschaft een grof en/of ruw buitenoppervlak van de inrichting. Hierdoor kan de hechting tussen de inrichting en het hechtmateriaal, bijvoorbeeld specie, bevorderd worden.
15 In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat het tweede element aan een buitenzijde ten minste een uitstulping. Hierdoor is de inrichting tijdens het aanbrengen achter een zijde van een baksteen positioneerbaar waarbij de kans gereduceerd wordt dat de inrichting wanneer het bevestigingselement vanuit de eerste naar de tweede positie wordt bewogen, ten minste gedeeltelijk uit de 20 voeg kan worden getrokken.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat het bevestigingselement twee of meer bevestigingselementdelen die telescopisch in en uit elkaar schuifbaar zijn.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding ligt de 25 lengte van de opneemruimte van het tweede element in een bereik van 70-120 mm, bij voorkeur in een bereik van 80-100 mm. Hierdoor kan de inrichting wanneer die zich in de eerste positie bevindt, volledig binnen een voeg tussen bakstenen van gangbare formaten worden opgenomen.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding ligt de 30 lengte van het bevestigingselement in een bereik van 75-125 mm, bij voorkeur in een bereik van 85-105 mm. Hierdoor zal het bevestigingselement wanneer het zich in de eerste positie bevindt ten minste 5 mm buiten de opneemruimte uitsteken.
7
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding ligt een breedte van een opening van de opneemruimte van het tweede element waardoorheen het bevestigingselement van de eerste naar de tweede positie bewogen kan worden in een bereik van 30-70 mm, bij voorkeur in een bereik van 35-50 mm.
5 In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding heeft het tweede element een hoogte die in een bereik van 2-8 mm, bij voorkeur in een bereik van 3-6 mm ligt.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het bevestigingselement ten minste deels passend in de opneemruimte van het tweede element op te nemen. Dit 10 zal een positief effect op de stabiliteit van de inrichting hebben.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding bevindt het bevestigingselement zich in de tweede positie in een bereik van 40-80 mm, bij voorkeur in een bereik van 50-70 mm buiten de opneemruimte van het tweede element. Hierdoor kan een stelelement stabiel gepositioneerd worden op het 15 bevestigingselement, dat zich in hoofdzaak buiten de opneemruimte bevindt.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt het eerste element gevormd wordt door een langgerekte vlakke plaat en wordt het tweede element gevormd door een langgerekte huls, waarbij in de huls een opneemruimte aanwezig is waar de langgerekte plaat in- en uit te schuiven is.
20 In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is in een toestand waarin het tweede element in het metselwerk is aangebracht het eerste element verschuifbaar tussen de eerste positie waarin het eerste element geheel in de voeg is opgenomen en de tweede positie waarin het eerste element zich ten minste gedeeltelijk tot buiten de voeg uitstrekt voor het ondersteunen van een stelelement.
25 Volgens een verder aspect van de onderhavige uitvinding wordt een samenstel van een inrichting en metselwerk verschaft, waarbij de inrichting is ingericht voor het daarmee verbinden van stelelementen die gebruikt worden bij het optrekken van het metselwerk.
Volgens een verder aspect van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze 30 verschaft voor het ten opzichte van metselwerk in aanbouw, in het bijzonder een bakstenen muur, bevestigen van een stelelement ten behoeve van het optrekken van het metselwerk, de werkwijze omvattende: het permanent aanbrengen in het metselwerk van het tweede element, 8 het bewegen van het eerste element vanuit een eerste positie waarin het eerste element in hoofdzaak door een opneemruimte van het tweede element wordt omsloten naar een tweede positie waarin het eerste element zich in hoofdzaak buiten de opneemruimte van het tweede element bevindt, 5 - het plaatsen van ten minste een stelelement op het eerste element, het losmaakbaar verbinden van het ten minste ene stelelement via ten minste een verbindingselement met het eerste element.
Een verdere werkwijze volgens de onderhavige uitvinding omvat het inmetselen van het tweede element op een bovenoppervlak van een baksteen, waarbij het tweede 10 element gepositioneerd wordt op een afstand x van denkbeeldige vlakken die in het verlengde liggen van zich tegenover elkaar bevindende lange zijden van de baksteen, waarbij de afstand x in een bereik van 5-15 mm ligt, bij voorkeur 10 mm is.
Een laatste werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voor het wegwerken van de inrichting omvat: 15 - het verwijderen van ten minste een verbindingselement uit een stelelement om het stelelement los te maken van het eerste element, - het afnemen van het stelelement van het eerste element, het met behulp van een slagelement bewegen van het eerste element vanuit een tweede positie waarin het eerste element zich in hoofdzaak buiten een 20 opneemruimte van het tweede element bevindt naar een eerste positie waarin het eerste element in hoofdzaak door de opneemruimte van het tweede element omsloten wordt, het afvoegen van ten minste een voeg waarin ten minste een inrichting is aangebracht.
25 De inrichting die bij het afvoegen in het metselwerk wordt weggewerkt, is na het afvoegen optisch niet meer zichtbaar.
Hoewel de onderhavige uitvinding beschreven zal worden aan de hand van specifieke uitvoeringsvormen, is de uitvinding niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen. De uitvinding wordt beschreven aan de hand van maatregelen, 30 waarbij expliciete voordelen genoemd kunnen worden, maar waarbij ook impliciete voordelen kunnen gelden. Het onderwerp van de uitvinding van deze aanvrage of van een afgesplitste aanvrage kan elk van die maatregelen betreffen, waarvan sommige combinaties expliciet in deze beschrijving beschreven en/of getoond zijn, maar die ook 9 impliciet beschreven kunnen zijn. Hoewel de tekeningen expliciete combinaties van maatregelen tonen, zal het de vakman duidelijk zijn dat een aantal van de maatregelen ook los van elkaar genomen kunnen worden.
Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 5 onderhavige uitvinding en het gebruik ervan bij het optrekken van metselwerk.
Figuur 2A toont een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting, zoals getoond in figuur 1, waarbij het bevestigingselement zich in de tweede positie bevindt.
Figuur 2B toont een schematisch zijaanzicht van de uitvoeringsvorm zoals 10 getoond in figuur 2A, waarbij het bevestigingselement zich in de eerste positie bevindt en de inrichting in de voeg tussen de gemetselde stenen is weggewerkt.
Figuur 3A toont een schematisch bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het bevestigingselement zich in de tweede positie bevindt.
15 Figuur 3B toont een schematisch bovenaanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting zoals getoond in figuur 3A, waarbij het bevestigingselement zich in de eerste positie bevindt.
Figuur 3C toont een perspectivisch aanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting zoals getoond in figuur 3B.
20 Figuur 4A toont een schematisch bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij twee bevestigingselementen zich in de tweede positie bevinden.
Figuur 4B toont een schematisch zijaanzicht van de uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 4A.
25 Figuur 5A toont een schematisch bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het bevestigingselement, dat een eindstopelement omvat, zich in de tweede positie bevindt.
Figuur 5B toont een schematisch zijaanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting zoals getoond in figuur 5A.
30 Figuur 6A toont een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij een structuur in de opneemruimte van het tweede element is voorzien waartegen het eindstopelement aanligt wanneer het bevestigingselement zich in de tweede positie bevindt.
10
Figuur 6B toont een schematisch bovenaanzicht van het vlakke bodemoppervlak dat de structuur omvat waartegen het eindstopelement aanligt wanneer het bevestigingselement zich in de tweede positie bevindt, zoals getoond in figuur 6A.
Figuur 7A toont een schematisch zijaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm 5 van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij een structuur in de opneemruimte van het tweede element is voorzien waartegen het eindstopelement aanligt wanneer het bevestigingselement zich in de tweede positie bevindt.
Figuur 7B toont een schematisch bovenaanzicht van een wand van het tweede element, waarbij deze wand de structuur omvat waartegen het eindstopelement aanligt 10 wanneer bevestigingselement zich een tweede positie bevindt, zoals getoond in figuur 7A.
Figuur 8 A toont een schematisch bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het bevestigingselement zich in de eerste positie bevindt.
15 Figuur 8 B toont een schematisch bovenaanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting zoals getoond in figuur 8A, waarbij het bevestigingselement zich in de tweede positie bevindt.
De figuren zijn niet noodzakelijkerwijs op schaal getekend. Identieke of soortgelijke onderdelen kunnen in de verschillende figuren met dezelfde referenties zijn 20 aangeduid.
Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding en het gebruik ervan bij het optrekken van metselwerk 60 dat bijvoorbeeld wordt opgetrokken met bakstenen 6. De inrichting 1 dient ter bevestiging of ondersteuning van stelelementen 7 die gebruikt worden om het metselwerk 60 in een 25 gewenste richting recht te kunnen optrekken. De inrichting 1 omvat een langgerekt bevestigingselement 4 dat een stelelement 7 kan ondersteunen. Het stelelement 7 kan middels een of meer verbindingselementen met het bevestigingselement worden verbonden. Zoals getoond in figuur 1, kunnen een of meer inrichtingen 1 volgens de onderhavige uitvinding aangebracht worden op gewenste locaties in een of meer 30 voegen 28 tussen de gemetselde bakstenen 6. De inrichting 1 zoals getoond in figuur 1 kan tijdens het metselen in metselspecie geplaatst worden, die in de voegen 28 tussen de gemetselde bakstenen aangebracht wordt. Hierdoor kan op eenvoudige wijze en in 11 een kort tijdbestek de inrichting 1 permanent met het metselwerk 60 verbonden worden.
Indien het metselwerk 60 een bovenkant 29 van ten minste een van de stelelementen 7, die doorgaans een lengte hebben welke in een bereik van ongeveer 2,5 5 tot 3 meter ligt, bereikt heeft, kunnen aanvullende inrichtingen 1 op gewenste posities in de metselspecie geplaatst worden. Vervolgens kunnen de reeds gebruikte of aanvullende stelelementen 7 met de aanvullende inrichtingen 1 verbonden worden, waarna het metselen vervolgd kan worden.
Figuur 2A toont een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de 10 inrichting 1, zoals getoond in figuur 1, waarbij het bevestigingselement 4 zich in een tweede positie bevindt, waarbij het bevestigingselement 4 zich in hoofdzaak buiten een opneemruimte 3 van een tweede element 2 van de inrichting 1 bevindt. In de tweede positie kan een stelelement 7 op het bevestigingselement 4 gepositioneerd worden. Verbindingselementen 8, zoals bijvoorbeeld spijkers, schroeven of pennen, kunnen met 15 een hulpmiddel, zoals bijvoorbeeld een hamer of een schroevendraaier, door uitsparingen 5 in het bevestigingselement 4, in het stelelement 7 aangebracht worden. Hierdoor kan het stelelement 7 stabiel en losmaakbaar met het bevestigingselement 4 verbonden worden.
In figuur 2A wordt getoond dat het tweede element 2 van de inrichting 1 is 20 geplaatst in metselspecie 9, die zich tussen twee bakstenen 6 bevindt. Het tweede element 2 is gepositioneerd op een afstand (x) van denkbeeldige vlakken die in het verlengde liggen van zich tegenover elkaar bevindende lange zijden 31, 32 van een baksteen 6. De lange zijden 31,32 strekken zich in figuur 2A in een richting uit die de tekening inloopt aangezien in het getoonde zijaanzicht de zogenaamde kopse kanten 25 van de bakstenen 6 worden weergegeven. De afstand (x) ligt in een bereik van 5-15 mm en is bij voorkeur 10 mm. Hierdoor wordt bereikt dat de inrichting 1, wanneer het bevestigingselement 4 zich in een eerste positie bevindt, waarin het bevestigingselement 4 in hoofdzaak door de opneemruimte 3 van het tweede element 2 omsloten wordt, volledig binnen de voeg 28 van het metselwerk 60 is opgenomen.
30 Na het verwijderen van de verbindingselementen 8 kan het stelelement 7 van het bevestigingselement 4 afgenomen worden. Vervolgens kan het bevestigingselement 4 middels een slagmiddel, bijvoorbeeld een hamer, van de tweede positie naar de eerste positie bewogen worden.
12
Figuur 2B toont een schematisch zijaanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting 1 zoals getoond in figuur 2A, waarbij het bevestigingselement 4 zich in de eerste positie bevindt en de inrichting 1 optisch niet meer waarneembaar is nadat de voeg waarin de inrichting 1 zich bevindt met voegspecie 12 afgevoegd is. Om de kans 5 op aantasting van het voegmateriaal, in het bijzonder de metselspecie 9 en/of de voegspecie 12, ten minste te reduceren en zodoende beschadigingen aan het metselwerk 60 te minimaliseren, is het van belang dat de inrichting 1 niet-corrosief materiaal, zoals aluminium en/of roestvrij staal en/of kunststof, omvat. Het kan verder voordelig zijn om een materiaal te kiezen dat het mogelijk maakt om het tweede 10 element 2 van de inrichting 1 door gieten en/of spuiten en/of extruderen te vervaardigen.
Indien de inrichting 1 van aluminium is, zal deze niet aan een voor het metselwerk 60 schadelijke vorm van corrosie onderhevig zijn. Verder is een inrichting van aluminium licht van gewicht en zal derhalve eenvoudig te hanteren zijn. Hierdoor kan 15 deze inrichting eenvoudig en snel geplaatst worden. Om de kosten van de inrichting 1 te reduceren, kan in plaats van aluminium voor roestvrij staal gekozen worden. Om de kosten van de inrichting 1 te reduceren, kan als alternatief een kunststof die geschikt is om een stelelement 7 stabiel te ondersteunen worden geselecteerd. Daarnaast is een inrichting 1 van kunststof licht van gewicht hetgeen de hanteerbaarheid van de 20 inrichting 1 ten goede komt. De kunststof moet echter geschikt zijn om de stelelementen 7 ten minste eenmalig stabiel te ondersteunen. Van een dergelijke inrichting 1 is het te rechtvaardigen dat die als gebruiksproduct wordt aangewend.
Figuur 3A toont een schematisch bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding. Door het bevestigingselement 4 25 in een richting die is aangegeven door pijl 10 te bewegen, kan het vanuit een eerste positie waarin het bevestigingselement 4 in hoofdzaak door de opneemruimte 3 van het tweede element 2 omsloten wordt, in een tweede positie gebracht worden zoals getoond in figuur 3A. Het tweede element 2 van de inrichting 1 omvat een vlak bodemoppervlak 16 en gevormd bovenoppervlak 17 die zich op een afstand tegenover elkaar bevinden 30 en met elkaar verbonden zijn. Het vlakke bodemoppervlak 16 en het gevormde bovenoppervlak 17 vormen de opneemruimte 3 waarin het bevestigingselement 4 in hoofdzaak is opgenomen wanneer het zich in de eerste positie bevindt.
13
De opneemruimte 3 van de in figuur 3A getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding heeft slechts één opening 33 waar doorheen het bevestigingselement 4 gevoerd kan worden wanneer het tussen de eerste en tweede positie bewogen wordt. Het is voordelig wanneer de opneemruimte 3 slechts 5 één opening 33 heeft waar doorheen het bevestigingselement 4 naar buiten en binnen geschoven kan worden. Hierdoor wordt de kans dat hechtmateriaal, zoals metselspecie, in de opneemruimte 3 terechtkomt waardoor het van de tweede naar de eerste positie bewegen van het bevestigingselement 4 bemoeilijkt dan wel onmogelijk gemaakt wordt, ten minste gereduceerd.
10 Het bevestigingselement 4 en de opneemruimte 3 van het tweede element 2 van de inrichting 1, zoals getoond in figuur 3A, omvatten een taps toelopend gedeelte waardoor het bevestigingselement 4 zal vastlopen wanneer het vanuit de eerste positie naar de tweede positie bewogen wordt. Hierdoor wordt een uiterste uitgeschoven positie bereikt en wordt voorkomen dat het bevestigingsmiddel 4 volledig buiten de 15 opneemruimte 3 geschoven kan worden.
De uitstulping 19 biedt een aangrijppunt om het bevestigingselement 4 met de hand en/of met behulp van een troffel of een schroevendraaier bijvoorbeeld van uit de eerste positie naar de tweede positie te bewegen. De uitsparingen 5, die in de uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 3A ronde gaten zijn, kunnen gebruikt worden om middels 20 verbindingselementen een stelelement stabiel met het bevestigingselement 4 te verbinden. Een of meer uitsparingen 5 kunnen al dan niet in combinatie met de uitstulping 19 van het bevestigingselement 4 tevens gebruikt worden om het bevestigingselement 4 van de eerste naar de tweede positie te bewegen. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een schroevendraaier gedaan worden. Het 25 bevestigingselement 4 vormt in gebruik een in hoofdzaak horizontaal vlak dat het mogelijk maakt om het stelelement 7 in de tweede positie stationair te ondersteunen.
Figuur 3B toont een schematisch bovenaanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting 1 zoals getoond in figuur 3A. Figuur 3B toont de situatie waarin het bevestigingselement 4 zich in de eerste positie bevindt nadat het vanuit de tweede 30 positie, zoals getoond in figuur 3A, in een richting aangegeven door pijl 11 is bewogen. Figuur 3B illustreert dat het bevestigingselement 4 in de eerste positie in hoofdzaak door de opneemruimte 3 wordt omsloten. De uitstulping 19 en/of een uitsparing 5, zoals een circulair of rechthoekig gat, zijn daarbij toegankelijk en vormen een 14 aangrijppunt om het bevestigingselement 4 vanuit de eerste naar de tweede positie te bewegen.
Figuur 3C toont een perspectivisch aanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting 1 zoals getoond in figuur 3B. deze figuur geeft een goede indruk van het 5 gevormde bovenoppervlak 17 een vlakke bodemoppervlak 16 van het tweede element 2. Tevens wordt de opening 33 van de opneemruimte 3 waarin het bevestigingselement 4 passend is opgenomen getoond.
Figuur 4A toont een schematisch bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding, waarbij twee 10 bevestigingselementen 4, 14 zich in de tweede positie bevinden. De bevestigingselementen 4, 14 omvatten beide uitstulpingen 19, 20 die dienen voor het van de eerste naar de tweede positie bewegen van de bevestigingselementen 4, 14. De uitsparingen 5,15 dienen voor het op stabiele wijze losmaakbaar bevestigen van stelelementen met de bevestigingselementen 4, 14 middels verbindingselementen.
15 Beide bevestigingselementen 4, 14 en beide gevormde bovenoppervlakken 17, 21 hebben een taps toelopend gedeelte waardoor, zoals hierboven beschreven, de bevestigingselementen 4, 14 zullen vastlopen wanneer ze vanuit de eerste positie naar de tweede positie bewogen worden. De inrichting 1 zoals getoond in figuur 4A heeft als voordeel dat indien gewenst aan beide zijden van het metselwerk stelelementen 20 bevestigd kunnen worden.
Figuur 4B toont een schematisch zijaanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting 1 zoals getoond in figuur 4A. Deze figuur illustreert dat de opneemruimten 3, 23 zich respectievelijk boven en onder het vlakke oppervlak 16 van het tweede element 2 van de inrichting 1 bevinden. Tevens toont deze figuur dat de bevestigingselementen 25 4, 14 passend in de opneemruimten 3, 23 zijn opgenomen.
Figuur 5A toont een schematisch bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het bevestigingselement 4, dat een eindstopelement 18 omvat, zich in de tweede positie bevindt. In deze uitvoeringsvorm is het eindstopelement 18 uitgevoerd als een uitstulping of pen die 30 bevestigd is aan of deel uitmaakt van het bevestigingselement 4 en zich in een richting loodrecht daarop uitstrekt. In deze uitvoeringsvorm omvat het vlakke bodemoppervlak 16 een uitstulping 100 die tijdens het aanbrengen van de inrichting 1 achter een zijde, bij voorkeur achter een lange zijde 31, 32 van een baksteen 6 positioneerbaar is, 15 waarbij de kans gereduceerd wordt dat de inrichting 1 wanneer het bevestigingselement 4 vanuit de eerste naar de tweede positie wordt bewogen, ten minste gedeeltelijk uit de voeg 28 kan worden getrokken. De uitstulping 100 is in deze uitvoeringsvorm een rechthoekige strip die zich over de hele breedte van het bodemoppervlak 16 uitstrekt.
5 Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat andere uitvoeringsvormen van de uitstulping 100 mogelijk zijn waarmee het gewenste resultaat bereikt kan worden.
Figuur 5B toont een schematisch zijaanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting 1 zoals getoond in figuur 5A. Het eindstopelement 18 is opgenomen in een sleuf 24 in het gevormde bovenoppervlak 17 van het tweede element 2 van de 10 inrichting 1. Het eindstopelement 18 is enkel heen en weer beweegbaar door de sleuf 24. Hierdoor kan het bevestigingselement 4 tussen de eerste en tweede positie bewogen worden. Door het eindstopelement 18 wordt in hoofdzaak voorkomen dat het bevestigingselement 4 volledig buiten de opneemruimte 3 gebracht kan worden en dat de stelelementen niet meer stationair ondersteund worden. Op deze wijze vormt het 15 eindstopelement 18 een beveiliging voor de inrichting 1. Figuur 5B illustreert tevens dat het bevestigingselement 4 passend is opgenomen in de opneemruimte 3 die gevormd wordt door het gevormde bovenoppervlak 17 het vlakke bodemoppervlak 16. De hoogte van uitstulping 100 ligt in een bereik van 5-10 mm. De breedte van uitstulping 100 ligt in een bereik van 5-30 mm, bijvoorkeur in een bereik van 10-20 20 mm.
Figuur 6A toont een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding, waarbij een structuur 25 in de opneemruimte 3 is voorzien. Wanneer het bevestigingselement 4 zich in de tweede positie bevindt, ligt het eindstopelement 38 aan tegen structuur 25. Het eindstopelement 25 38 is in deze uitvoeringsvorm uitgevoerd als een uitstulping aan een uiteinde van het bevestigingselement 4 dat zich altijd in de opneemruimte 3 zal bevinden. Het bevestigingselement 4 zal vastlopen wanneer het vanuit de eerste positie naar de tweede positie bewogen wordt en het eindstopelement 38 door de structuur 25 wordt tegengehouden. In dat geval wordt een uiterste uitgeschoven positie van het 30 bevestigingselement 4 bereikt. Hierdoor wordt voorkomen dat het bevestigingsmiddel 4 volledig buiten de opneemruimte 3 geschoven kan worden en een stelelement niet langer stationair ondersteund wordt.
16
Figuur 6B toont een schematisch bovenaanzicht van het vlakke bodemoppervlak 16 dat de structuur 25 omvat waartegen het eindstopelement 38 aanligt wanneer het bevestigingselement 4 zich in de tweede positie bevindt, zoals getoond in figuur 6A. De structuur 25 zal het bevestigingselement 4 zowel in de eerste als in de tweede positie 5 ten minste gedeeltelijk ondersteunen.
Figuur 7A toont een schematisch zijaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding, waarbij een structuur 26 in de opneemruimte 3 is voorzien waartegen het eindstopelement 48 aanligt wanneer het bevestigingselement 4 zich in de tweede positie bevindt. De figuur toont dat de 10 structuur 26 ten minste gedeeltelijk een helling omvat. Het bevestigingselement 4 omvat aan een uiteinde dat zich altijd in de opneemruimte 3 zal bevinden een eindstopelement 48 dat een taps toelopend gedeelte met in hoofdzaak een gelijke helling als de structuur 26 omvat. Wanneer het bevestigingselement 4 van de eerste naar de tweede positie wordt bewogen, zal het eindstopelement 48 tegen de helling van 15 structuur 26 komen aan te liggen. Hierdoor wordt een uiterste positie van het bevestigingselement 4 bereikt en wordt voorkomen dat het bevestigingselement 4 volledig buiten de opneemruimte 3 van het tweede element 2 geschoven kan worden en een stelelement niet langer stationair ondersteund wordt.
Figuur 7B toont een schematisch bovenaanzicht van het vlakke bodemoppervlak 16 20 dat de structuur 26 omvat waartegen het eindstopelement 48 aanligt wanneer het bevestigingselement 4 zich in de tweede positie bevindt, zoals getoond in figuur 7A.
Figuur 8A toont een schematisch bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het bevestigingselement 4 zich in de eerste positie bevindt, waarin het bevestigingselement 4 in hoofdzaak door 25 de opneemruimte 3 wordt omsloten. Het bevestigingselement 4 is door middel van een verbindingselement 27, zoals een schroef of een as, roteerbaar met tweede element 2 van de inrichting verbonden. Door met de hand of middels een hulpmiddel de uitstulping 49 die verbonden is met of deel uitmaakt van het bevestigingselement 4 te verplaatsen, kan het bevestigingselement 4 rond het verbindingselement 27 gedraaid 30 worden. Hierdoor wordt het bevestigingselement van de eerste naar de tweede positie gebracht en kan een stelelement op het bevestigingselement geplaatst worden.
In de uitstulping kan tevens een uitsparing 5 voorzien zijn. Het is ook mogelijk om met behulp van een hulpmiddel, bijvoorbeeld een schroevendraaier, die in de uitsparing 17 gestoken kan worden het bevestigingselement 4 van de eerste naar de tweede positie te bewegen.
Figuur 8B toont een schematisch bovenaanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting 1 zoals getoond in figuur 8A, waarbij het bevestigingselement 4 in de tweede 5 positie is, waarin het bevestigingselement 4 zich in hoofdzaak buiten de opneemruimte 3 bevindt.
De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierboven als niet-beperkende voorbeelden beschreven uitvoeringsvormen. De beschermingsomvang wordt bepaald door de strekking van de hierna volgende conclusies, binnen de strekking waarvan 10 velerlei modificaties denkbaar zijn.

Claims (28)

1. Inrichting voor het bevestigen van een stelelement ten opzichte van metselwerk in aanbouw, in het bijzonder een bakstenen muur, waarbij de inrichting een eerste 5 element omvat dat is ingericht voor het daaraan via ten minste een verbindingselement losmaakbaar bevestigen van het stelelement, waarbij de inrichting een tweede element omvat dat een opneemruimte heeft waar het eerste element in aan te brengen of uit te verwijderen is, waarbij het tweede element is uitgevoerd om permanent in het metselwerk aangebracht te worden. 10
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het eerste element beweegbaar is tussen een eerste positie waarin het eerste element in hoofdzaak door de opneemruimte van het tweede element wordt omsloten en een tweede positie waarin het eerste element zich in hoofdzaak buiten de opneemruimte van het tweede element bevindt en het 15 stelelement aan het eerste element bevestigbaar is.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het tweede element een geleidebaan omvat die zich door de opneemruimte van het tweede element uitstrekt, waarbij het eerste element een bevestigingselement is dat is uitgevoerd om via de geleidebaan tussen 20 de eerste en de tweede positie beweegbaar te zijn.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het bevestigingselement in gebruik een in hoofdzaak horizontaal vlak omvat voor het in de tweede positie stationair ondersteunen van het stelelement. 25
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingselement een uitstulping omvat.
6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het 30 bevestigingselement een uitsparing omvat.
7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingselement en/of het tweede element een eindstopelement omvat.
8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede element en/of het bevestigingselement een taps toelopend gedeelte omvatten.
9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is 5 uitgevoerd om in een voeg van het metselwerk weggewerkt te kunnen worden.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting van een niet-corrosief materiaal is.
11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het niet-corrosieve materiaal aluminium is.
12. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het niet-corrosieve materiaal roestvrij staal is. 15
13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het niet-corrosieve materiaal kunststof is dat geschikt is om een stelelement stabiel te ondersteunen.
14. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede element 20 aan een buitenzijde van reliëf is voorzien.
15. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede element aan een buitenzijde ten minste een uitstulping omvat.
16. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingselement twee of meer bevestigingselementdelen omvat die telescopisch in en uit elkaar schuifbaar zijn.
17. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de lengte van de 30 opneemruimte van het tweede element in een bereik van 70-120 mm, bij voorkeur in een bereik van 80-100 mm ligt.
18. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de lengte van het bevestigingselement in een bereik van 75-125 mm, bij voorkeur in een bereik van 35 85-105 mm ligt.
19. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een opening van de opneemruimte van het tweede element waardoorheen het bevestigingselement van de eerste naar de tweede positie bewogen kan worden een breedte heeft die in een bereik van 30-70 mm, bij voorkeur in een bereik van 35-50 mm ligt. 5
20. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede element een hoogte heeft die in een bereik van 2-8 mm, bij voorkeur in een bereik van 3-6 mm ligt.
21. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingselement ten minste deels passend in de opneemruimte van het tweede element is op te nemen.
22. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in de tweede positie 15 het bevestigingselement zich in een bereik van 40-80 mm, bij voorkeur in een bereik van 50-70 mm buiten de opneemruimte van het tweede element bevindt.
23. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste element gevormd wordt door een langgerekte vlakke plaat en het tweede element gevormd 20 wordt door een langgerekte huls, waarbij in de huls een opneemruimte aanwezig is waar de langgerekte plaat in- en uit te schuiven is.
24. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in een toestand waarin het tweede element in het metselwerk is aangebracht het eerste element 25 verschuifbaar is tussen de eerste positie waarin het eerste element geheel in de voeg is opgenomen en de tweede positie waarin het eerste element zich ten minste gedeeltelijk tot buiten de voeg uitstrekt voor het ondersteunen van een stelelement.
25. Samenstel van een inrichting volgens een van de voorgaande conclusies en 30 metselwerk, waarbij de inrichting is ingericht voor het daarmee verbinden van stelelementen die gebruikt worden bij het optrekken van het metselwerk.
26. Werkwijze voor het ten opzichte van metselwerk in aanbouw, in het bijzonder een bakstenen muur, losmaakbaar bevestigen van ten minste een stelelement ten 35 behoeve van het optrekken van het metselwerk via een inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, de werkwijze omvattende: - het permanent aanbrengen in het metselwerk van het tweede element, het bewegen van het eerste element vanuit een eerste positie waarin het eerste element in hoofdzaak door een opneemruimte van het tweede element wordt omsloten naar een tweede positie waarin het eerste element zich in hoofdzaak 5 buiten de opneemruimte van het tweede element bevindt, - het plaatsen van ten minste een stelelement op het eerste element, het losmaakbaar verbinden van het ten minste ene stelelement via ten minste een verbindingselement met het eerste element.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, de werkwijze omvattende het inmetselen van het tweede element op een bovenoppervlak van een baksteen, waarbij het tweede element gepositioneerd wordt op een afstand x van denkbeeldige vlakken die in het verlengde liggen van zich tegenover elkaar bevindende lange zijden van de baksteen, waarbij de afstand x in een bereik van 5-15 mm ligt, bij voorkeur 10 mm 15 is.
28. Werkwijze voor het wegwerken van de inrichting volgens conclusies 1-24, de werkwijze omvattende: het verwijderen van ten minste een verbindingselement uit een stelelement 20 om het stelelement los te maken van het eerste element, het afnemen van het stelelement van het eerste element, het met behulp van een slagelement bewegen van het eerste element vanuit een tweede positie waarin het eerste element zich in hoofdzaak buiten een opneemruimte van het tweede element bevindt naar een eerste positie waarin 25 het eerste element in hoofdzaak door de opneemruimte van het tweede element omsloten wordt, het afvoegen van ten minste een voeg waarin ten minste een inrichting is aangebracht.
NL2004502A 2010-04-02 2010-04-02 Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van stelelementen. NL2004502C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2004502A NL2004502C2 (nl) 2010-04-02 2010-04-02 Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van stelelementen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2004502 2010-04-02
NL2004502A NL2004502C2 (nl) 2010-04-02 2010-04-02 Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van stelelementen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2004502C2 true NL2004502C2 (nl) 2011-10-04

Family

ID=42813491

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2004502A NL2004502C2 (nl) 2010-04-02 2010-04-02 Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van stelelementen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2004502C2 (nl)

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2011700C2 (nl) * 2012-12-21 2014-06-24 J W Fransen Beheer B V Verbeterd stelsysteem voor een metselprofiel.
WO2018069902A2 (en) 2016-10-14 2018-04-19 Fsps Gmbh Masonry device with a joint body, method for use thereof and joint body
EP3401465A1 (en) 2017-05-11 2018-11-14 Saint-Gobain Weber Beamix B.V. System for a masonry guide

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2123584A6 (nl) * 1971-01-11 1972-09-15 Noel Lucien
EP0143035A2 (fr) * 1983-11-23 1985-05-29 ETS FOURNIER & CIE S.A.R.L. Dispositif d'ancrage d'éléments de sécurité aux parois extérieures d'une construction et constructions dans au moins l'une des parois desquelles est prévu un tel dispositif
EP0803621A1 (en) * 1996-04-26 1997-10-29 Bouwbedrijf Marchetta, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Element for positioning one or more profiles or the like when bricklaying walls

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2123584A6 (nl) * 1971-01-11 1972-09-15 Noel Lucien
EP0143035A2 (fr) * 1983-11-23 1985-05-29 ETS FOURNIER & CIE S.A.R.L. Dispositif d'ancrage d'éléments de sécurité aux parois extérieures d'une construction et constructions dans au moins l'une des parois desquelles est prévu un tel dispositif
EP0803621A1 (en) * 1996-04-26 1997-10-29 Bouwbedrijf Marchetta, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Element for positioning one or more profiles or the like when bricklaying walls

Cited By (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2011700C2 (nl) * 2012-12-21 2014-06-24 J W Fransen Beheer B V Verbeterd stelsysteem voor een metselprofiel.
WO2014098585A1 (en) 2012-12-21 2014-06-26 J.W. Fransen Beheer B.V. Improved adjusting system for a masonry guide
WO2018069902A2 (en) 2016-10-14 2018-04-19 Fsps Gmbh Masonry device with a joint body, method for use thereof and joint body
NL2018599B1 (en) * 2016-10-14 2018-04-20 Fsps Gmbh Apparatus for detecting condensation and sterilizer with such apparatus
WO2018069902A3 (en) * 2016-10-14 2018-05-24 Fsps Gmbh Masonry device with a joint body, method for use thereof and joint body
EP3401465A1 (en) 2017-05-11 2018-11-14 Saint-Gobain Weber Beamix B.V. System for a masonry guide

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2004502C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van stelelementen.
BE1019998A3 (nl) Pleisterprofiel voor het bepleisteren van een houten element.
US20060150553A1 (en) Control joint
AU1547302A (en) Tilt-up concrete panel forming system
AU2016262120B2 (en) Floor levelling arrangement and method therefor
AU2008207524A1 (en) Taper lock system
US6186479B1 (en) Framework removal tool method
US20080073480A1 (en) Reusable footing form accessories
CA1285797C (en) Fastening means
ES2797482T3 (es) Ménsula intercambiable
AU2009100112A4 (en) Formquick
US20110278518A1 (en) Crack inducer apparatus
CA2934857A1 (en) Improved adjusting system for a masonry guide
CA2576780A1 (en) Slab edge casing and method therefor
NL1020123C1 (nl) Verloren randbekistingselementen en werkwijze voor het installeren van verankeringsorganen.
NL1015679C2 (nl) Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.
US20100025565A1 (en) Retaining system
NL1017850C1 (nl) Werkwijze alsmede bevestigingsorgaan voor het losmaakbaar bevestigen van een stelprofiel aan een bouwwerk.
JP7486855B1 (ja) アゴ部材、アゴ部の構築方法およびアゴ部の構造
US20220053960A1 (en) Rod holder system
NL9300255A (nl) Rollaagondersteuningsconstructie.
DK180552B1 (en) Adjustable mounting, and a structural frame comprising said mounting.
AU2012202256B2 (en) Taper lock system
NL2000245C2 (nl) Bevestigingselement, alsmede bouwconstructie een werkwijze.
AU2003252793B2 (en) Retaining system

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170501