NL2003026C2 - Buisvormig element van een valpijp, uit dergelijke elementen opgebouwde valpijp, koppeling tussen twee dergelijke buisvormige elementen, en werkwijze voor het opbouwen van de valpijp. - Google Patents

Description

Buisvormig element van een valpijp, uit dergelijke elementen opgebouwde valpijp, koppeling tussen twee dergelijke buisvormige elementen, en werkwijze voor het opbouwen van de valpijp 5 De uitvinding betreft een buisvormig element van een valpijp, die wordt toegepast voor het op een onder water gelegen bodem storten van materialen, in het bijzonder stenen. De uitvinding betreft eveneens een uit dergelijke elementen opgebouwde valpijp, een koppeling tussen twee dergelijke elementen, evenals een werkwijze voor het opbouwen van de valpijp.

10

Het is bekend schepen uit te rusten met voorzieningen voor het opbouwen en dragen van een valpijp, voor het op een onder water gelegen bodem storten van materialen, in het bijzonder stenen. Aan een dergelijke valpijp worden veel eisen gesteld. Een goede valpijp dient bijvoorbeeld eenvoudig aan boord van het schip opgeslagen te kunnen 15 worden, en snel op- en afgebouwd te kunnen worden. Verder is een geschikte valpijp mechanisch voldoende sterk om de grote belastingen die er op werken op te kunnen vangen. In het bijzonder in axiale richting dient de valpijp voldoende stijf te zijn, hoewel een zekere buigzaamheid voordelig is om het ondereinde van de valpijp met een relatief beperkte kracht te kunnen verplaatsen in het horizontale vlak. Daarnaast dient de 20 valpijp een grote hoeveelheid materiaal per tijdseenheid te kunnen storten en voldoende waterdicht te zijn.

De bekende valpijp is gebruikelijkerwijs opgebouwd uit een reeks met elkaar gekoppelde of gestapelde buisvormige elementen, die door aan het onderste element 25 bevestigde kabels wordt gedragen. Elk element steunt derhalve op het onderliggende element. De door de kabels opneembare belasting als gevolg van het eigengewicht van de valpijp, en van externe belastingen, zoals bijvoorbeeld veroorzaakt door stroming, door resonantie en dergelijke, is beperkt. Hierdoor kan de bekende valpijp slechts worden ingezet voor relatief beperkte waterdieptes. Tevens neemt het opbouwen van de 30 bekende valpijp veel tijd in beslag en vergt de opbouw menselijke handelingen, waardoor ervaring van belang is.

2

Een doel van onderhavige uitvinding is een buisvormig element te verschaffen, waarmee een valpijp kan worden opgebouwd, die kan worden ingezet voor relatief grote waterdieptes en die eenvoudiger kan worden opgebouwd dan de bekende valpijp.

5 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door te voorzien in een buisvormig element, dat ter koppeling met een ander gelijkvormig element een mannelijk en een vrouwelijk koppeldeel omvat, welke koppeldelen aan een buitenomtrek, respectievelijk binnenomtrek ervan zijn voorzien van een ringflens, die in omtreksrichting is verdeeld in segmenten die onderling uitsparingen vrijlaten, waarbij ter koppeling segmenten van 10 een mannelijk koppeldeel door uitsparingen van een vrouwelijk koppeldeel worden gebracht en door rotatie onder segmenten van het vrouwclijk koppeldeel worden geschoven. Door onderling koppelen van meerdere elementen volgens de uitvinding wordt een valpijp verkregen die geen kabels behoeft voor het dragen van de valpijp. Elk valpijp element hangt als het ware aan het element erboven, waardoor een zelfdragende 15 valpijp wordt verkregen. Voor een zelfde lengte kan de valpijp volgens de uitvinding hierdoor lichter, en in het bijzonder stijver in de axiale richting worden uitgevoerd dan de bekende valpijp. Een hogere axiale stijfheid leidt tot een hogere eigenfrequentie voor axiale spanningsgolven waardoor resonantie in de valpijp, veroorzaakt door scheepsbewegingen, minder of zelfs in het geheel niet zal optreden.

20

Het opbouwen van de valpijp volgens de uitvinding kan hierdoor in hoge mate gemotoriseerd en automatisch geschieden, waardoor ook grotere lengtes met een relatief hoge op- of afbouwsnelheid kunnen gemaakt en/of opgehaald worden. Doordat de koppeling van de elementen van de valpijp een groter dragend oppervlak kan hebben in 25 vergelijking met de bekende valpijp wordt een sterkere valpijp verschaft die derhalve in het bijzonder geschikt is voor grotere waterdieptes.

In een bijzonder geschikte uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een buisvormig element verschaft waarbij de koppeldelen zijn voorzien van ten minste twee op 30 onderling axiale afstand gelegen tïngflenzen, die in omtreksrichting zijn verdeeld in segmenten die onderling uitsparingen vrijlaten. Doordat onderhavige uitvoeringsvorm tenminste twee ringflenzen omvat, wordt het dragend oppervlak van de koppeling verder verhoogd, wat de axiale draagkracht verder doet toenemen, en derhalve de 3 potentiële lengte van de zelfdragende valpijp vergroot. Tevens neemt het toelaatbaar buigend moment in de valpijp aanzienlijk toe.

Het buisvormig element volgens de uitvinding is bijzonder geschikt voor het opbouwen 5 van een valpijp. De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het opbouwen van een dergelijke valpijp. De werkwijze volgens de uitvinding omvat het verschaffen van meerdere buisvormige elementen volgens de uitvinding, het brengen van segmenten van een mannelijk koppeldeel van een eerste element door uitsparingen van een vrouwelijk koppeldeel van een tweede element, en het roteren van het eerste element ten opzichte 10 van het tweede element, en wel op dusdanige wijze dat de segmenten van het mannelijk koppeldeel onder segmenten van het vrouwclijk koppeldeel worden geschoven. Doordat geen additionele koppelmiddelen zoals bijvoorbeeld kabels nodig zijn, wordt op eenvoudige wijze een valpijp opgebouwd, en binnen een kortere tijd dan de bekende valpijp. Dit is temeer voordelig, aangezien de valpijp volgens de uitvinding in het 15 bijzonder geschikt is voor toepassing bij grotere waterdieptes. Een dergehjke toepassing vereist de koppeling van een groot aantal elementen.

In een voordelige werkwijze voor het opbouwen van een valpijp is de werkwijze gekenmerkt doordat de koppeldelen zijn voorzien van ten minste twee op onderling 20 axiale afstand gelegen ringflcnzcn, die in omtrcksrichting zijn verdeeld in segmenten die onderling uitsparingen vrijlaten, en dat het brengen van segmenten van een mannelijk koppeldeel van een eerste element door uitsparingen van een vrouwelijk koppeldeel van een tweede element, en het roteren van het eerste element ten opzichte van het tweede element, en wel op dusdanige wijze dat de segmenten van het mannelijk 25 koppeldeel onder segmenten van het vrouwelijk koppeldeel worden geschoven, tenminste tweemaal wordt herhaald.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de valpijp volgens de uitvinding verlopen de op onderling axiale afstand gelegen segmenten van een koppeldeel op een 30 tussenafstand. Hiermee wordt het dragend oppervlak en daarmee de sterkte van de koppeling van de elementen verder vergroot.

De hiervoor beschreven uitvoeringsvorm laat toe het koppelen en ontkoppelen van de valpijp elementen in hoge mate gemotoriseerd en automatisch te laten verlopen, wat een 4 hoge volgehouden op- en afbouwsnelheid van de valpijp mogelijk maakt. Om de elementen te (ontkoppelen wordt het valpijpschip bij voorkeur voorzien van een inrichting die ten minste een kleminrichting voor een valpijp element omvat, in welke kleminrichting een element tijdelijk kan worden opgehangen. Bovendien is de 5 kleminrichting roteerbaar rond de axiale as van een erin opgehangen element, bijvoorbeeld door deze te voorzien van een draaitafel. Om een element te koppelen aan een reeds gedeeltelijk opgebouwde valpijp wordt het element aan haar boveneinde opgehangen in de kleminrichting en gecontroleerd neergelaten. Het ondereinde van het element wordt gekoppeld in het boveneinde van de reeds gedeeltelijk opgebouwde 10 valpijp door het brengen van segmenten van een mannelijk koppeldeel van het element door uitsparingen van een vrouwclijk koppeldeel van het bovenste clement van de reeds gedeeltelijk opgebouwde valpijp (of andersom), en het roteren van het element ten opzichte van de reeds gedeeltelijk opgebouwde valpijp, en wel op dusdanige wijze dat de segmenten van het mannelijk koppeldeel onder segmenten van het vrouwelijk 15 koppeldeel worden geschoven (of andersom). Het te koppelen buiselement kan in de ophanging bovenaan rond de aslijn worden geroteerd d.m.v. de draaitafel in de ophanging. De kleminrichting is bij voorkeur tevens voorzien van een regelsysteem waarmee de massa van het buisvormig element kan worden gecompenseerd, zodat ofwel een lichte trekkracht (ontkoppelen) ofwel een lichte aandrukkracht (koppelen) kan 20 worden uitgeoefend door het te koppelen buiselement op de voorganger.

De mate waarin de segmenten zich over de omtrek van de ringflens of ringflenzen uitstrekken kan binnen brede grenzen worden gevarieerd. Bij voorkeur strekken de segmenten van een ringflens zich uit over meer dan 25% van de omtrek van het 25 element, met meer voorkeur over meer dan 35%, en met de meeste voorkeur over nagenoeg 50% van de omtrek van het element,

In een praktische uitvoeringsvorm omvat elke ringflens vier segmenten, die regelmatig zijn verdeeld in omtreksrichting. Dit levert een goed compromis tussen een goede 30 borging en gebruiksvriendelijkheid tijdens het opbouwen van de valpijp.

De segmenten kunnen een uiteenlopende vorm hebben. Bij voorkeur omvatten de segmenten afrondingen, waardoor het koppelen van elementen verder wordt vereenvoudigd. Onder afrondingen worden tevens afschuiningen begrepen.

5

In een voordelige uitvoeringsvorm zijn de segmenten dusdanig gepositioneerd en/of gevormd dat met elkaar gekoppelde elementen onderling kunnen bewegen. Hierdoor verloopt het opbouwen van de valpijp gemakkelijker, kleine relatieve bewegingen van 5 de twee te (ontkoppelen buisdelen (valpijp en te (ont)koppclcn deel) zijn dan immers mogelijk. Ook de eventueel tijdens het gebruik van de valpijp optredende belastingen, bijvoorbeeld als gevolg van stromingen, stoten en het opbouwen van de valpijp worden hierdoor ten minste gedeeltelijk ondervangen. Bovendien heeft een zekere flexibiliteit van de valpijp (in het XZ en YZ vlak) voordelen. De Z-richting komt hierbij overeen 10 met de axiale richting van de valpijp, terwijl het (X,Y)-vlak zich loodrecht op de Z-richting uitstrekt.

De koppeldelen en/of de ringflenzen kunnen van uiteenlopende materialen worden vervaardigd. Bij voorkeur zijn de koppeldelen en/of de ringflenzen in hoofdzaak 15 vervaardigd uit een staallegering, een aluminiumlegering, en/of een vezelversterkte kunststof. Deze materialen combineren een goede sterkte en bewerkbaarheid met een laag gewicht. In het bijzonder bij het werken op grote dieptes is het gebruik van materialen met een hoge sterkte/massa verhouding aangewezen, om de belasting op de installatie waarin de valpijp afhangt niet onnodig groot te laten worden. Dit geldt tevens 20 voor het te installeren vermogen om dc valpijp op te halen in een relatief kort tijdsbestek.

Vezelversterkte kunststoffen omvatten versterkingsvezels die zijn opgenomen in een matrix van een kunststof. De matrix van de vezelversterkte kunststof kan een 25 thermoplast of een thermoharder omvatten. De versterkingsvezels omvatten bij voorkeur glasvezels en/of koolstofvezels. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de vezelversterkte kunststof koolstofvezels in een epoxy matrix. Een dergelijke vezelversterkte kunststof combineert een goede sterkte met een laag gewicht.

30 Een bijzonder geschikte aluminiumlegering is de 1980 Tl legering. Een dergelijke legering blijkt niet alleen een dusdanige sterkte te bezitten dat een valpijp van relatief grote lengte kan worden verschaft, doch combineert tevens een goede corrosiebestendigheid met een goede bewerkbaarheid en lasbaarheid.

6

Een bijzonder geschikte uitvoeringsvorm omvat een buisvormig element dat door middel van een extrusieproces is vervaardigd en daardoor in het bijzonder in de axiale richting zeer hoge en uniforme mechanische karakteristieken bezit, en waarbij de mannelijke en vrouwelijke koppeldelen uit smeedstukken bewerkt worden, waardoor 5 deze betrouwbare mechanische karakteristieken bezitten.

De koppeldelen kunnen op uiteenlopende wijze met een element zijn verbonden. Zo is het mogelijk ten minste een koppeldeel integraal met het element te verbinden, bijvoorbeeld door dit integraal met het element te gieten. Hiermee wordt een eenvoudig 10 en sterk element verschaft, waarbij geen additionele verbindingsmiddelen benodigd zijn. Het is echter voordelig gebleken als het koppeldeel separaat wordt uitgevoerd en door gebruikmaking van het zogenaamde “friction stir welding” met het element wordt verbonden. Door gebruik te maken van “friction stir welding” wordt een nauwkeurige en sterke verbinding van het koppeldeel met het element verkregen. Gebleken is dat de 15 sterkte van het materiaal in de las en in de door de laswarmte beïnvloede zone, nauwelijks kleiner is dan deze van het moedermateriaal.

Door bijvoorbeeld het storten van materiaal, stromingen en bewegingen van het schip of eventueel contact van de valpijp met de bodem, kunnen elementen van de valpijp 20 onderling verplaatsen, in het bijzonder roteren, waardoor er een risico voor het ontkoppelen van aangrenzende elementen kan ontstaan. In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de valpijp volgens de uitvinding dan ook een blokkeerelement of borging voor het onderling blokkeren van een mannelijk koppeldeel van een element met een vrouwelijk koppeldeel van een aangrenzend element. Hierdoor 25 wordt het risico verkleind dat de aangrenzende segmenten met name tijdens gebruik onderling kunnen verplaatsen en daardoor kunnen worden ontkoppeld. In het bijzonder omvat het blokkeerelement een ring voorzien van op een tussenafstand verlopende uitkragingen, die tussen de segmenten van een ringflens plaatsbaar zijn. Een dergelijk blokkeerelement is eenvoudig en betrouwbaar. In een hiermee overeenstemmende 30 werkwijze voor het opbouwen van een valpijp, is de werkwijze gekenmerkt door het na het onderling koppelen van het eerste en het tweede element deze elementen onderling te blokkeren tegen rotatie en daardoor tegen het loskoppelen, 7

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm zorgt de bovenvermelde borging, of een eventueel ander element, tevens voor de afdichting aan de buitenzijde van de mimte tussen het vrouwelijke en het mannelijk koppelelement. In de zee zwevende partikels zouden in deze ruimte immers kunnen sedimenteren en daardoor de koppeling 5 blokkeren of er zou een waterstroming kunnen ontstaan vanuit de zee doorheen de koppeling naar de zone in de valpijp, wat niet gewenst is.

Bij voorkeur is het afdichtelement in hoofdzaak vervaardigd uit een flexibel materiaal zoals een rubber of een polyolefine, zoals polyethyleen. In het bijzonder is het 10 afdichtelement integraal met het blokkeerelement uitgevoerd, hetgeen de valpijp eenvoudig cn goedkoop maakt en tevens additionele handelingen tijdens het opbouwen van de valpijp beperkt.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het buisvormige element een 15 afdichtelement, voor het onderling vloeistofdicht koppelen van twee aangrenzende elementen op de binnenwand van de valpijp. Hierdoor wordt de werking van de valpijp verbeterd. Eventuele watertoevoer in de valpijp dient bij voorkeur gecontroleerd te geschieden.

20 In ccn voorkcursuitvocring is dc valpijp aan de binnenzijde voorzien van ccn slijtvoering die de dragende structuur beschermd. Bij voorkeur is deze voering herstelbaar en/of vervangbaar. Een geschikt materiaal voor de slijtvoering omvat polyurethaan (PU).

25 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt van bovenvermelde slijtvoering gebruik gemaakt om de eerder vermelde afdichting op de binnenwand van de valpijp te realiseren, bijvoorbeeld in de vorm van een labyrint afdichting door de voering aan één zijde van het buiselement onder 45° af te werken en aan het andere einde onder de corresponderende hoek van 45°, waardoor een overlap en een vereenvoudigde vorm van 30 een labyrint afdichting ontstaat.

Hoewel met het element volgens de uitvinding een valpijp kan worden opgebouwd met elke gewenste lengte, is het element in het bijzonder geschikt voor het opbouwen van een valpijp met een lengte van meer dan 1000 meter, met meer voorkeur van meer dan 8 1250 meter en met de meeste voorkeur van meer dan 1500 meter. Dergelijke tot nu toe onbereikbare lengtes laten toe materiaal te storten op grote waterdieptes, en dit met voldoende nauwkeurigheid.

5 De uitvinding zal nu in meer detail worden toegelicht onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren, zonder hiertoe overigens te worden beperkt. In de figuren toont: Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een buisvormig element volgens de uitvinding; Fig. 2a een perspectivisch bovenaanzicht van een vrouwelijk koppeldeel van het element uit figuur 1; 10 Fig. 2b een perspectivisch bovenaanzicht van een mannelijk koppeldeel van het element uit figuur 1;

Fig. 3a een perspectivisch bovenaanzicht van twee te koppelen elementen uit figuur 1; Fig. 3b een perspectivisch zijaanzicht van twee te koppelen elementen uit figuur 1;

Fig. 4a - 4f de verschillende fasen tijdens het koppelen van twee elementen uit figuur 1, 15 Fig. 5A - 5C respectievelijk een bovenaanzicht, een zicht volgens de doorsnede BB, en een zicht volgens de doorsnede AA van een mannelijk koppelelement volgens de uitvinding, en tenslotte

Fig. 6A - 6C respectievelijk een bovenaanzicht, een zicht volgens de doorsnede BB, en een zicht volgens de doorsnede AA van een vrouwelijk koppelelement volgens de 20 uitvinding.

Onder verwijzing naar figuur 1 wordt een buisvormig element 1 volgens de uitvinding getoond. Het buisvormig element 1 omvat buisvormig deel 2, met aan een eerste uiteinde 2a van het buisvormig deel 2 een vrouwelijk koppeldeel 10 en aan een tweede 25 uiteinde 2b van het buisvormig deel 2 een mannelijk koppeldeel 20. Zowel het buisvormig deel 2 als de koppeldelen (10,20) zijn uit een aluminium legering vervaardigd. De koppeldelen (10, 20) zijn door middel van wrijvingslassen concentrisch verbonden met het buisvormig deel 2.

30 Onder verwijzing naar figuur 2a wordt een vrouwelijk koppeldeel 10 getoond van het in figuur 1 getoonde buisvormige element 1. Het vrouwelijk koppeldeel 10 is aan een binnenomtrek 11 voorzien van twee op onderling axiale afstand 14 gelegen ringflenzen (12, 13). De ringflenzen (12, 13) zijn in de omtreksrichting van het ringvormig koppeldeel 10 verdeeld in binnenwaarts uitstekende segmenten (12a, 13a) die onderling 9 uitsparingen (12b, 13b) vrijlaten. De segmenten 12a van de bovenste ringflens 12 zijn geschrankt opgesteld ten opzichte van de segmenten 13a van de onderste ringflens 13. Hetzelfde geldt derhalve ook voor de uitsparingen 12b van de bovenste ringflens 12 en de uitsparingen 13b van de onderste ringflens 13. De binnenwaarts uitstekende 5 segmenten (12a, 13a) zijn afgerond.

Onder verwijzing naar figuur 2b wordt een overeenkomstig mannelijk koppeldeel 20 getoond van het in figuur 1 getoonde buisvormige element 1. Het mannelijk koppeldeel 20 is aan een buitenomtrek 21 voorzien van twee op onderling axiale afstand 24 gelegen 10 ringflenzen (22,23). De ringflenzen (22,23) zijn in de omtreksrichting van het ringvormig koppeldeel 20 verdeeld in buitenwaarts uitstekende segmenten (22a, 23a) die onderling uitsparingen (22b, 23b) vrijlaten. De segmenten 22a van de onderste ringflens 22 zijn geschrankt opgesteld ten opzichte van de segmenten 23a van de bovenste ringflens 23. Hetzelfde geldt derhalve ook voor de uitsparingen 22b van de 15 onderste ringflens 22 en de uitsparingen 23b van de bovenste ringflens 23. De buitenwaarts uitstekende segmenten (22a, 23a) zijn afgerond.

Onder verwijzing naar figuren 3a en 3b worden twee zich in verticale richting uitstrekkende te koppelen buisvormige elementen la en lb getoond. De buisvormige 20 elementen (la, lb) zijn hierbij dusdanig georiënteerd dat het vrouwclijk koppeldeel 10 van het segment lb zich in opwaartse richting uitstrekt en dat het mannelijk koppeldeel 20 van het segment la zich in neerwaartse richting uitstrekt. Dit is de uitgangspositie voor het onderling koppelen van de buisvormige elementen (la, lb). Het moge duidelijk zijn dat de onderlinge positie ook omgekeerd kan zijn, waarbij het mannelijk koppeldeel 25 20 van het element la zich in opwaartse richting uitstrekt en dat het vrouwelijk koppeldeel 20 van het element lb zich in neerwaartse richting uitstrekt.

In figuren 5 en 6 is zichtbaar dat een mannelijk koppeldeel 20 in de gekoppelde toestand via een onderrand 28 ervan afsteunt op een aanslag 18 van een vrouwelijk koppeldeel 30 10.

Om de buisvormige elementen (la, lb) te koppelen worden deze in een eerste stap in lijn met elkaar gebracht, zoals getoond in figuur 4a. Hierbij liggen de buitenwaarts uitstekende segmenten 22a van de onderste ringflens 22 van het mannelijk koppelstuk 10 20 in lijn met de uitsparingen 12b van de bovenste ringflens 12 van het vrouwelijk koppelstuk 10. Vervolgens worden beide elementen (la, lb) naar elkaar toegebracht in de aangegeven verticale richting 100, waarbij de buitenwaarts uitstekende segmenten 22a van de onderste ringflens 22 van het mannelijk koppelstuk 20 in de uitsparingen 5 12b van de bovenste ringflens 12 van het vrouwelijk koppelstuk 10 worden geschoven (figuur 4b), totdat zij in aanraking komen met de binnenwaarts uitstekende segmenten 13a van de onderste ringflens 13 van het vrouwelijk koppelstuk 10. Vervolgens wordt het element la ten opzichte van het element lb geroteerd in de richting 101 (figuur 4c), waarbij de buitenwaarts uitstekende segmenten 22a van de onderste ringflens 22 van het 10 mannelijk koppelstuk 20 onder de binnenwaarts uitstekende segmenten 12a van de bovenste ringflens 12 van het vrouwclijk koppelstuk 10 worden doorgcschovcn tot in een positie waarin de buitenwaarts uitstekende segmenten 23 a van de bovenste ringflens 23 van het mannelijk koppelstuk 20 in lijn liggen met de uitsparingen 13b van de onderste ringflens 13 van het vrouwelijk koppelstuk 10. Vanuit deze toestand worden 15 beide elementen (la, lb) verder naar elkaar toegebracht in de aangegeven verticale richting 100 (figuur 4d), waarbij de buitenwaarts uitstekende segmenten 23a van de bovenste ringflens 22 van het mannelijk koppelstuk 20 in de uitsparingen 13b van de onderste ringflens 13 van het vrouwelijk koppelstuk 10 worden geschoven, totdat de aanslag 25 van het mannelijke koppeldeel 10 afsteunt op de bovenste omtreksrand 11 20 van het vrouwclijkc koppeldeel 10. Onder verwijzing naar figuur 4c wordt het bovenste element la ten opzichte van het element lb geroteerd in de richting 102, waarbij de buitenwaarts uitstekende segmenten 23a van de bovenste ringflens 22 van het mannelijk koppelstuk 20 onder de binnenwaarts uitstekende segmenten 13a van de onderste ringflens 13 van het vrouwelijk koppelstuk 10 worden doorgeschoven tot in de 25 gekoppelde positie. Het element volgens de uitvinding is verder eventueel voorzien van een blokkeerelement in de vorm van een borgring 26, die is voorzien van op een tussenafstand verlopende uitkragingen, die tussen de ringflenzen van twee koppeldelen plaatsbaar zijn. De borgring 26 wordt ter completering van de koppeling tussen de ringflenzen van twee koppeldelen geplaatst, zoals is getoond in figuur 4f. Tot slot kan 30 het element desgewenst zijn uitgerust met een oplegring 27 uit bijvoorbeeld kunststof ter bescherming van het mannelijk element bij het horizontaal opslaan bijvoorbeeld. Deze oplegring heeft bij voorkeur dezelfde diameter als de grootste diameter van het vrouwelijke element zodat de buisvormige elementen horizontaal en parallel aan elkaar opgeslagen worden.

11

Het moge duidelijk zijn dat de afmetingen en geometrie van de segmenten en de uitsparingen dusdanig op elkaar zijn afgestemd dat bovenstaande onderlinge bewegingen zonder voor het vakgebied noemenswaardige hinder kunnen worden 5 uitgevoerd. De uitvinding is verder niet beperkt tot de in de figuren getoonde uitvoeringsvormen, en vele varianten ervan zijn mogelijk binnen de beschermingsomvang van de aangehechte conclusies.

Claims (20)

1. Buisvormig element van een valpijp, die wordt toegepast voor het onder water storten van materialen vanaf een valpijpschip, welk element ter koppeling met een ander 5 gelijkvormig element een mannelijk en een vrouwelijk koppeldeel omvat, welke koppeldelen aan een buitenomtrek, respectievelijk binnenomtrek ervan zijn voorzien van een ringflens, die in omtreksrichting is verdeeld in segmenten die onderling uitsparingen vrijlaten, waarbij ter koppeling segmenten van een mannelijk koppeldeel door uitsparingen van een vrouwelijk koppeldeel worden gebracht en door rotatie onder 10 segmenten van het vrouwelijk koppeldeel worden geschoven.

2. Element volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de koppeldelen zijn voorzien van ten minste twee op onderling axiale afstand gelegen ringflenzen, die in omtreksrichting zijn verdeeld in segmenten die onderling uitsparingen vrijlaten. 15

3. Element volgens conclusie 2, met het kenmerk dat op onderling axiale afstand gelegen segmenten van een ringflens op een tussenafstand verlopen.

4. Element volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de 20 segmenten van een ringflens zich uitstrekken over meer dan 25% van de omtrek van het element, met meer voorkeur over meer dan 35%, en met de meeste voorkeur nagenoeg over 50% van de omtrek van het element.

5. Element volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke 25 ringflens vier segmenten omvat.

6. Element volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de segmenten afrondingen omvatten.

7. Element volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de segmenten dusdanig zijn gepositioneerd en/of gevormd dat met elkaar gekoppelde elementen onderling kunnen bewegen.

8. Element volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de koppeldelen en/of de ringflenzen ervan in hoofdzaak zijn vervaardigd uit een staallegering, een aluminiumlegering, en/of een vezelversterkte kunststof.

9. Element volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de koppeldelen en/of de ringflenzen ervan in hoofdzaak zijn vervaardigd uit een aluminiumlegering uit de 1000 serie, in het bijzonder de 1980 Tl legering.

10. Element volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat ten 10 minste een koppeldeel integraal met het element is verbonden.

11. Element volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het element een afdichtelement omvat voor het onderling vloeistofdicht koppelen aan een ander gelijkvormig element. 15

12. Valpijp, omvattende een aantal gekoppelde elementen volgens één der voorgaande conclusies.

13. Valpijp volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de valpijp een lengte heeft 20 van meer dan 1000 meter, met meer voorkeur van meer dan 1250 meter en met dc meeste voorkeur van meer dan 1500 meter.

14. Valpijp volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk dat de valpijp een blokkeerelement omvat voor het onderling blokkeren van een mannelijk koppeldeel van 25 een element met een vrouwelijk koppeldeel van een aangrenzend element.

15. Valpijp volgens conclusie 14, met het kenmerk dat het blokkeerelement een ring omvat voorzien van op een tussenafstand verlopende uitkragingen, die tussen de ringflenzen van twee koppeldelen plaatsbaar zijn. 30

16. Werkwijze voor het opbouwen van een valpijp, omvattende het verschaffen van meerdere buisvormige elementen volgens één der conclusies 1 - 11, het brengen van segmenten van een mannelijk koppeldeel van een eerste element door uitsparingen van een vrouwelijk koppeldeel van een tweede element, en het roteren van het eerste element ten opzichte van het tweede element, en wel op dusdanige wijze dat de segmenten van het mannelijk koppeldeel onder segmenten van het vrouwelijk koppeldeel worden geschoven.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk dat de koppeldelen zijn voorzien van ten minste twee op onderling axiale afstand gelegen ringflenzen, die in omtreksrichting zijn verdeeld in segmenten die onderling uitsparingen vrijlaten, en dat het brengen van segmenten van een mannelijk koppeldeel van een eerste element door uitsparingen van een vrouwelijk koppeldeel van een tweede element, en het roteren van 10 het eerste element ten opzichte van het tweede element, en wel op dusdanige wijze dat de segmenten van het mannelijk koppeldeel onder segmenten van het vrouwclijk koppeldeel worden geschoven, tenminste tweemaal wordt herhaald.

18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk dat na het onderling 15 koppelen van het eerste en het tweede element deze elementen onderling worden geblokkeerd tegen rotatie en verplaatsing.

19. Werkwijze volgens één der conclusies 16 -18, met het kenmerk dat na het onderling koppelen van het eerste en het tweede element deze koppeling mediumdicht 20 wordt afgesloten.

20. Koppeling, kennelijk geschikt voor het koppelen van een buisvormig element van een valpijp, die wordt toegepast voor het onder water storten van materialen vanaf een valpijpschip, met een ander gelijkvormig element, waarbij de koppeling een 25 mannelijk en een vrouwelijk koppeldeel omvat, welke koppeldelen aan een buitenomtrek, respectievelijk binnenomtrek ervan zijn voorzien van een ringflens, die in omtreksrichting is verdeeld in segmenten die onderling uitsparingen vrijlaten, waarbij ter koppeling segmenten van een mannelijk koppeldeel door uitsparingen van een vrouwelijk koppeldeel worden gebracht en door rotatie onder segmenten van het 30 vrouwelijk koppeldeel worden geschoven.