<Desc/Clms Page number 1>
"Valpijp"
Deze uitvinding betreft een valpijp voor het op een onder water gelegen bodem storten van materialen, inzonderheid doch niet uitsluitend stenen.
Het is bekend schepen met een valpijp uit te rusten en verschillende structuren werden hiervoor gesuggereerd. Het op grote diepte (300 ä 600m) storten van breukstenen op de bodem van de zee wordt nu regelmatig uitgevoerd. De problemen die ontstaan bij het op dergelijke dieptes en trouwens reeds op betrekkelijk kleine dieptes storten van stenen en dergelijke materialen zijn o. a. de gevolgen van stromingen, de bewegingen van het schip bij hevige wind enz.
Men heeft reeds voorgesteld een tot dit doel te gebruiken valpijp met waterdoorlatende elementen te construeren, o. m. door gebruik te maken van een stalennetwerk. Voorbeelden daarvan zijn beschreven in de hiernagenoemde octrooien of gepubliceerde aanvragen : NL 7904516 en NL 188938.
Ook zou eventueel overwogen kunnen worden gebruik te maken van in elkaar schuifbare licht conische elementen voor het opbouwen van de valpijp. Tenslotte werd ook voorgesteld gebruik te maken van een valpijp bestaande uit elementen met een specifiek gewicht gelijk aan of kleiner dan dat van het water.
Zie in dit verband de Noorse aanvraag 773352.
Al deze structuren bieden slechts gedeeltelijk een oplossing aan de gestelde eisen.
<Desc/Clms Page number 2>
Stalen netwerken worden gemakkelijk door het vallend materiaal beschadigd en kleiner materiaal kan door deze netwerken verloren gaan.
Het gebruik van in elkaar schuivende elementen biedt ook niet de gewenste oplossing, onder meer aangezien er tussen deze elementen namelijk een ongecontroleerde toevoer van water in de valpijp optreedt.
Lichte valpijpen met een soortelijk gewicht zoals hierboven bedoeld zijn moeilijk te verstevigen wanneer zij grote lengtes bereiken.
De uitvinding heeft dan ook tot doel een nieuwe en originele valpijp voor te schrijven die tegelijkertijd de vereiste stevigheid en buigzaamheid biedt zodat het storten van stenen op de vereiste plaats op de bodem en op de gewenste diepte in goede omstandigheden kan plaatsvinden.
Om dit conform de uitvinding mogelijk te maken, is de valpijp volgens de uitvinding in hoofdzaak opgebouwd uit een op elkaar gestapelde reeks buisvormige elementen die door ten minste twee kabels gedragen worden, welke elementen aan beide uiteinden voorzien zijn om tegen een overeenstemmend uiteinde van een aanliggend buisvormig element uit genoemde reeks aan te sluiten, en aan beide uiteinden een flens bevatten die samen met een flens van genoemd aanliggend buisvormig element een ringvormige ruimte bepaalt waarin, tussen laatst genoemde flenzen, ten minste een elastische dichtingsring aangebracht is.
De dichtingsring of ringen tussen beide flenzen zorgen voor een waterdichte afdichting tussen twee opeenvolgende buisvormige elementen, zodanig dat er geen ongecontroleerde toevoer van water in de valpijp optreedt. Een dergelijke toevoer kan nu echter desgewenst op een gecontroleerde manier bovenaan de
<Desc/Clms Page number 3>
valpijp gebeuren. Uiteraard kan in de valpijp volgens de uitvinding hierdoor ook geen fijn materiaal tussen twee opeenvolgende elementen ontsnappen. De valpijp volgens de uitvinding laat verder ook een beperkte buiging toe die vereist is om de uitlaat van de valpijp juist te kunnen positioneren.
Steeds volgens de uitvinding zijn genoemde flenzen voorzien van ten minste een naar het aanliggend buisvormig element gerichte opstaande rand, waarbij genoemde opstaande randen van de flenzen gelegen aan twee tegen elkaar aansluitende uiteinden passend in elkaar schuiven.
Deze opstaande randen laten toe de verschillende elementen van de valpijp snel en eenvoudig juist op elkaar te plaatsen en verhinderen bovendien een laterale onderlinge verschuiving van deze elementen.
De uitvinding heeft verder ook betrekking op een buisvormig element voor het opbouwen van een valpijp volgens de uitvinding en die meer bepaald de kenmerken heeft zoals aangegeven in conclusie 12.
Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een valpijp volgens de uitvinding.
Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een langsdoorsnede ter hoogte van de aansluiting tussen twee buisvormige elementen.
Figuur 2 is een perspectivisch zieht, op een kleinere schaal, van twee elementen en twee daarbijhorende kabels.
<Desc/Clms Page number 4>
Figuur 3 is een bovenaanzicht, op een andere schaal, op een buisvormig element.
Figuur 4 is een doorsnede volgens lijn IV-IV in figuur 5 en toont een vergrendelingsplaat in bovenaanzicht.
Figuur 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V in figuur 4.
Figuur 6 is een doorsnede volgens lijn VI-VI in figuur 4.
Figuur 7 vertoont schematisch het onderste uiteinde uit de valpijp.
De valpijp door deze figuren voorgesteld, is samengesteld uit een reeks op elkaar gestapelde buisvormige, meer bepaald cilindrische elementen 1 die door twee of eventueel meer kabels 2 gedragen worden. Beide uiteinden van de cilindrische elementen 1 zijn voorzien om tegen een overeenstemmend uiteinde van een aanliggend cilindrisch element l'aan te sluiten.
Elk cilindrisch element 1 vertoont ter hoogte van zijn twee uiteinden een naar buiten gerichte flens. Voor de duidelijkheid van de beschrijving en in de veronderstelling dat de tekeningen de valpijp verticaal voorstellen, worden deze flenzen als bovenste flens 3 en onderste flens 4 voorgesteld.
In de ringvormige ruimte 5 die door de flenzen 3 en 4 van twee aanliggende elementen 1, l' wordt bepaald, is een elastische dichting voorzien die in het hier afgebeeld voorbeeld uit drie rubber ringen 6 bestaat die onder elkaar worden gescheiden gehouden door stalen ringen 7 met een rechthoekige dwarsdoorsnede. Hierdoor wordt de middelste rubber ring 6 tussen twee stalen ringen 7 gevat terwijl de bovenste en de onderste rubber ringen 6 telkens tussen een stalen ring 7 en een gedeelte van de flenzen 3,
<Desc/Clms Page number 5>
respectievelijk 4 zijn gevat.
De stalen ringen 7 vertonen een rechthoekige dwarsdoorsnede zodat de rubber ringen 6 steeds in contact blijven met de grote vlakke zijde van deze stalen ringen 7.
In de voorkeursuitvoeringsvorm weergegeven in de figuren zijn de flenzen 3,4 van een cilindrisch element 1, 1' voorzien van een naar het aanliggend cilindrisch element 1', respectievelijk 1 gerichte opstaande rand 8,9 die passend in elkaar schuiven. Door deze randen 8,9 is het eenvoudig de cilindrische elementen 1, l'juist ten opzichte van elkaar te positioneren en wordt verder een onderlinge verschuiving van deze elementen 1, 1' verhinderd. De randen 8, 9 hoeven niet noodzakelijkerwijze over de ganse omtrek van de elementen 1, l'door te lopen. wanneer de valpijp plaatselijk of over zijn gehele lengte gebogen wordt, kunnen de verschillende cilindrische elementen 1 die deze valpijp samenstellen, telkens twee aan twee een hoek vormen zoals figuur 1 dit laat zien.
Langs een zijde zullen de rubber ringen 6 samengedrukt worden (links in figuur l) en langs de tegenoverliggende zijde (rechts volgens dezelfde figuur) ontspannen.
Om deze beweging onder elkaar van de verschillende cilindrische elementen 1 mogelijk te maken, vertoont ten minste een van de passend in elkaar schuivende opstaande randen 8,9 een afgeschuind raakvlak met de andere opstaande rand. Dergelijke afgeschuinde raakvlakken vereenvoudigen verder ook het in elkaar schuiven van deze randen.
Door de schuine raakvlakken zullen de cilindrische elementen (1, 1') bij een ombuiging van de valpijp zoals in figuur 1 voorgesteld, niet ter hoogte van hun flenzen 3 en 4 gaan klemmen. Hoewel volgens
<Desc/Clms Page number 6>
figuur 1 het inwendig vlak van de opstaande rand 9 van de bovenste flens 3 van een onderaan voorkomend element 1' werd afgeschuind, zou hetzelfde effect kunnen worden bekomen door het uitwendig vlak van de opstaande rand 8 van een onderste flens 4 af te schuinen. Ook zou, omgekeerd, de opstaande rand 8 van de onderste flens 4 aan de buitenzijde van de opstaande rand 9 van de bovenste flens 3 kunnen voorkomen.
De bovenste flenzen 3 worden plaatselijk door kniestukken 20 ondersteund.
De ganse valpijpstructuur wordt dus gevormd door verschillende cilindrische elementen 1, 1'. Deze elementen worden over de ganse lengte van de valpijp tussen de twee kabels 2 gevat die meer bepaald aan het onderste element van de valpijp bevestigd zijn.
Door het eigen gewicht van de verschillende elementen rusten deze op elkaar zodanig dat geen zware verbindingen tussen de verschillende elementen vereist zijn.
Om de verschillende cilindrische elementen 1, l'ten opzichte van bedoelde kabels 2 te positioneren, vertonen de flenzen 3 en 4 telkens ter hoogte van de doorgang van de kabels 2 een inkeping 10.
De kabels 2 worden in de inkepingen 10 van de flenzen 3 en 4 gefixeerd door gebruik te maken van vergrendelingsplaten 11 (figuren 2,4, 5 en 6).
In bovenaanzicht beschouwd, vertonen de vergrendelingsplaten 11 een inwendige ronding 12 met een straal die is aangepast aan de diameter van de kabels 2.
Dit verzekert een correcte en technisch betrouwbare positionering van de verschillende cilindrische elementen 1 die over de gehele lengte van deze kabels 2 de valpijp uitmaken.
Zoals blijkt uit figuren 4,5 en 6 zijn
<Desc/Clms Page number 7>
de vergrendelingsplaten 11 voorzien van pinnen 13 die ter bevestiging van deze platen 11 op de bovenste flenzen 3 in gaten 14 voorzien in deze bovenste flenzen 3 aangebracht worden. Aldus kan het aanbrengen van een dergelijke vergrendelingsplaat 11, nadat de kabel 2 in de inkeping 10 geduwd werd, eenvoudig en snel gebeuren.
Voor het blokkeren van de pinnen 13 zou eventueel gebruik kunnen gemaakt worden van splitpennen. In de voorkeursuitvoeringsvorm volgens de figuren is dit evenwel niet vereist en wordt automatisch een blokkage van de pinnen 13 in de gaten 14 verkregen door het aanbrengen van een verder cilindrisch element 1. Zoals blijkt uit figuur 6 wordt de vergrendelingsplaat 11 meer bepaald geblokkeerd door de opstaande rand 8 van de onderste flens 4 van het bovenste element 1. De vorm van deze opstaande rand 8 is ter hoogte van de vergrendelingsplaat 11 aangepast aan de vorm van deze plaat 11.
Door het eigen gewicht van de meestal metalen cilindrische elementen 1, die duidelijk een groter soortelijk gewicht hebben dan water, is geen verdere onderlinge bevestiging van de verschillende elementen 1, 1' vereist.
Inwendig zijn alle cilindrische elementen 1, l'van een beschermende laag 15 voorzien. Deze laag kan uit natuur- of kunstrubber of een technisch equivalent materiaal bestaan. De dikte van de beschermende laag bedraagt nagenoeg tweemaal de dikte van de wand van de stalen cilindrische elementen 1, 1'.
Bij voorkeur steekt de elastische bekledingslaag 15 tot buiten het cilindrisch element 1 uit en sluit elastisch aan tegen de overeenstemmende bekledingslaag van een aanliggend element 1' waarbij plaatselijk een uitstulping 19 kan ontstaan. Aldus wordt een goede aansluiting tussen beide elementen 1,
<Desc/Clms Page number 8>
1' verkregen.
In figuur 7 wordt het onderste uiteinde van de valpijp weergegeven dat meer bepaald voorzien is van een zogenoemd "remote operated vehicle". Dit vanop afstand bestuurbaar aggregaat bevat een centrale stortkoker die telescopisch ten opzichte van de onderste elementen van de valpijp gemonteerd is. Door middel van kabels 17 kan de op-en neergaande beweging van het schip gecompenseerd worden zodanig dat het aggregaat zieh op een constante afstand van de bodem bevindt.
Op het aggregaat zijn uitklapbare draagarmen 18 voorzien voor allerlei sensoren en/of camera's. Voor de besturing van het aggregaat, en dus voor de juiste positionering van het onderste uiteinde van de valpijp, zijn op het aggregaat stuwmotoren voorzien zoals dit op zieh reeds bekend is.
Uit de beschrijving van de valpijp volgens de uitvinding blijkt zeer duidelijk dat een aan alle dieptes en werkomstandigheden aan te passen valpijpstructuur mogelijk wordt gemaakt. Deze valpijp biedt de nodige flexibiliteit en vanuit een op het schip aangebrachte hefstructuur met hijslieren voor de kabels kunnen cilindrische elementen aan de valpijp toegevoegd of hiervan worden verwijderd.
De uitvinding is niet beperkt tot de hier bij wijze van voorbeeld beschreven uitvoeringsvorm en wijzigingen kunnen hieraan worden aangebracht voor zover zij binnen het raam van de conclusies vallen.