NL194609C - Samenstel van een vaartuig met persleiding, van een drijvende leiding en van een flexibele leiding daartussen. - Google Patents

Description

1 194609

Samenstel van een vaartuig met persleiding, van een drijvende leiding en van een flexibele leiding daartussen

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een vaartuig met persleiding, van een drijfbare leiding 5 en van een flexibele leidingverbinding tussen de persleiding en de drijfbare leiding, met een leidingkoppeling tussen de persleiding op het vaartuig en de leidingverbinding en een leidingkoppeling tussen de leidingverbinding en de drijfbare leiding.

Een dergelijk samenstel is bekend uit de praktijk. Daarbij doet zich het bezwaar voor, dat, met het voor zandzuigen uitgeruste vaartuig slechts gewerkt kan worden bij een hoogte van de golven van niet meer dan 10 1,5 tot 2 m. Bij het werken in harde grond is de toelaatbare hoogte van de golven nog geringer.

De krachten die inwerken op de flexibele leidingverbinding hebben stationaire componenten en de dynamische componenten. De stationaire componenten ontstaan ten gevolge van de stroming van het water, de wind en de verplaatsing van het vaartuig door de golfbeweging. De dynamische componenten ontstaan ten gevolge van de verschillende bewegingen die het vaartuig en de drijfbare leiding ten opzichte 15 van elkaar uitvoeren, door de flexibiliteit van de leidingverbinding en door de massa van de verschillende elementen.

De nieuw ontwikkelde stationaire zandzuigervaartuigen kunnen echter nog werken bij een golfhoogte van vier tot vijf meter. Daarbij zullen de krachten die door de boven genoemde oorzaken op de, de enige verbinding tussen de persleiding en de drijvende leiding vormende leidingverbinding kunnen worden 20 uitgeoefend zeer sterk toenemen. Hierdoor zal er een grote kans bestaan op het bezwijken van de leidingverbinding, die de zwakste schakel in het gehele samenstel vormt. Daar de leidingverbinding voldoende flexibel moet zijn, zeker bij het optreden van hoge golven, kan de sterkte van de flexibele leidingverbinding niet onbeperkt worden vergroot.

De uitvinding beoog nu dit bezwaar op te heffen en voorziet er daartoe in, dat met de drijfbare leiding het 25 ene einde van een kabel is verbonden waarvan het andere einde, al dan niet door middel van een lier, is verbonden met het vaartuig onder tussenschakeling van een veermechanisme dat samenwerkt met de kabel in de richting waarin de afstand tussen het vaartuig en drijfbare leiding wordt verkleind en zodanig dat de op de flexibele leidingverbinding uitgeoefende belastingen, bij relatieve bewegingen tussen het vaartuig en de drijfbare leiding, onder bepaalde waarden blijft.

30 Door het veermechanisme bij de kabel wordt tevens bereikt, dat de kabel niet aan grote stootbelastingen zal worden blootgesteld. Verplaatsingen van de drijvende leiding ten opzichte van het vaartuig zullen geleidelijk aan worden opgevangen, daar het vaartuig en de drijvende leiding met toenemende kracht naar elkaar toe worden getrokken naarmate de onderlinge afstand toeneemt.

Het heeft daarbij de voorkeur dat het veer-mechanisme een hydraulische cilinder op het vaartuig omvat 35 en de kabel loopt over een kabelrol aangebracht op de zuigerstang van de hydraulische cilinder en over plaatsvaste kabelrollen die zich nabij en ter weerszijden van de cilinder bevinden en op afstand van de kabelrol op de zuigerstang, waarbij het hydraulische medium in de cilinder onder druk wordt gehouden door middel van een gecomprimeerd gasvormig medium.

De hydraulische cilinder en het lusvormige verloop van de kabel hierbij staan een relatief grote onder-40 linge bewegingsvrijheid tussen vaartuig en drijvende leiding toe, waarbij het gecomprimeerde gasvormige medium de belastingen op de leidingverbinding binnen de perken kan houden.

Om de ruimte die de hydraulische cilinder inneemt op het vaartuig zo beperkt mogelijk te houden zal er bij voorkeur in worden voorzien, dat de hydraulische cilinder in hoofdzaak verticaal ten opzichte van het dek van het vaartuig is opgesteld. Daardoor wordt ook het vastzetten van de hydraulische cilinder aan de rom 45 van het vaartuig vergemakkelijkt.

Gewezen zij nog op US Patent 3.658.101 waaruit het op zich bekend is om een kabel met een vaartuig te verbinden onder tussenschakeling van een veermechanisme, omvattende een hydraulische cilinder met een kabelrol aangebracht op de zuigerstand en kabelrollen op afstand daarvan.

Daarbij gaat het echter om een kabel die zich uitstrekt tussen twee vaartuigen en waaraan onderdelen 50 worden opgehangen, dienende voor het transport van olie vanaf een bevoorradingsschip naar een ander vaartuig.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat schematisch is getoond in de tekening.

De tekening toont een deel van een baggervaartuig 1, waarop zich de persleiding 2 bevindt waar doorheen bijvoorbeeld een zand-watermengsel moet worden getransporteerd naar een drijvende leiding 3.

55

Claims (3)

194609 2 De persleiding 2 is nabij zijn gebogen einddeel 4 voorzien van een flexibel deel 5 dat uitloopt in een koppelingsdeel 6. Daarbij is tussen de persleiding 2 en het gebogen einddeel 4 een niet nader aangeduide draaibus aangebracht in verband met de flexibiliteit in dwarsrichting. De hoek die de hartlijn van het koppelingsdeel 6 met de verticaal maakt kan worden geregeld door middel van de hydraulische cilinder. 5 Met het koppelingsdeel 6 kan een passend koppelingsdeel 8 van de persaansluiting 9 worden verbonden. Deze persaansluiting 9 omvat verder een, met het koppelingsdeel 8 verbonden, primair flexibel buisdeel 10 dat is voorzien van drijflichamen 11. Hierdoor zal het buisdeel 10 met het koppelingsdeel 8, in het bijzonder wel ten gevolge van het gewicht van dit laatst genoemde deel, niet naar de bodem van het water zakken wanneer het deel 8 wordt losgekoppeld van het koppelingsdeel 6. Verder omvat de pers-10 aansluiting 9 een flexibel buisdeel 12, dat enerzijds is verbonden met het buisdeel 10 en anderzijds met een flexibel buisdeel 13, dat op zijn beurt is verbonden met een bochtstuk 14 van de drijvende leiding 3. Bij het tot stand brengen van de verbinding tussen de persaansluiting 9 en de persleiding 2 van het vaartuig 1 zal met behulp van de hydraulische cilinder 7 de hartlijn van het koppelingsdeel 6 in nagenoeg verticale richting worden gebracht zodat met behulp van de kabel 15, die loopt naar een niet nader 15 aangeduide lier, het buisdeel 10 in ongeveer verticale richting omhoog kan worden gehesen om het daarmee verbonden koppelingsdeel 8 in het koppelingsdeel 6 te brengen, waarna deze delen ten opzichte van elkaar worden vergrendeld. Daarna kan de hydraulische cilinder drukloos worden gemaakt zodat het koppelingsdeel 6 de gewenste stand kan innemen. Om te grote trekbelasting op de flexibele delen 5 en 13 te voorkomen kunnen daarlangs, op overigens bekende wijze, trekopnemers 16 worden aangebracht. 20 Om overbelasting van de persaansluiting 9 te voorkomen is een deel 17 van de drijvende leiding 3 voorzien van een orgaan 18, waarmee het ene einde van een kabel 19 kan worden verbonden. Het andere einde van de kabel 19 is verbonden met een orgaan 20 dat vast is verbonden met het vaartuig 1. Het orgaan 20 kan ook worden gevormd door een vast op het vaartuig aangebrachte lier zodat de kabel op de gewenste lengte kan worden gebracht. De kabel 19 loopt over twee kabelrollen 21 die draaibaar zijn 25 verbonden met het vaartuig 1 en over een kabelrol 22, die is aangebracht op de zuigerstang 23 van een hydraulische cilinder 24. Verder loopt de kabel 19 over twee kabelrollen 25 die draaibaar zijn aangebracht aan een steun 26 die vanaf het vaartuig 1 schuin naar boven en naar buiten toe strekt. De niet nader aangeduide zuiger van de hydraulische cilinder 24 rust op hydraulisch medium. Via de leiding 27 staat de cilinder in verbinding met een reservoir 28 waarin zich het membraan 29 bevindt dat het 30 hydraulisch medium scheidt van een gecomprimeerd gasvormig medium dat zich in het andere deel van het reservoir 28 bevindt. Als gasvormig medium zal in het bijzonder stikstof worden toegepast. Ook kan in plaats van een membraan gebruik worden gemaakt van een cilinder waarin een zuiger vrij verplaatsbaar is. De zuiger scheidt dan het hydraulisch medium van het gasvormige medium. Wanneer het water in rust is zullen het vaartuig 1 en de drijvende leiding 3 ten opzichte van het 35 waterniveau 30 de stand innemen zoals deze in de tekening is getoond. Bij het optreden van golven, windkracht en dergelijke zullen het vaartuig en de drijvende leiding bewegingen ten opzichte van elkaar uit gaan voeren zowel in verticale als in horizontale richting. Met streep-stiplijnen is het verloop van de persaansluiting onder verschillende omstandigheden aangegeven. De kabel 19 zal er daarbij steeds voor zorgen dat de persaansluiting 9 niet geheel strak wordt getrokken waardoor op het flexibele deel 12 ervan 40 grote belastingen zouden worden uitgeoefend. Bij toename van de afstand tussen het vaartuig 1 en de drijvende leiding 3 zal de zuigerstang 23 in de hydraulische cilinder 24 worden gedrukt en zal de door het gasvormige medium in het reservoir 28 op het hydraulische medium uitgeoefende druk slechts weinig toenemen. De kracht die optreedt tussen het vaartuig 1 en de drijvende leiding 3 zal daardoor nooit een bepaalde grenswaarde overschrijden. 45

1. Samenstel van een vaartuig met persleiding, van een drijfbare leiding en van een flexibele leiding-50 verbinding tussen de persleiding en de drijfbare leiding, met een leidingkoppeling tussen de persleiding op het vaartuig en de leidingverbinding en een leidingkoppeling tussen de leidingverbinding en de drijfbare leiding, met het kenmerk, dat met de drijfbare leiding (3) het ene einde van een kabel (19) is verbonden waarvan het andere einde, al dan niet door middel van een lier (20), is verbonden met het vaartuig (1) onder tussenschakeling van een veermechanisme (23, 24) dat samenwerkt met de kabel (19) in de richting 55 waarin de afstand tussen het vaartuig (1) en de drijfbare leiding (3) wordt verkleind en zodanig dat de op de flexibele leidingverbinding (10,13) uitgeoefende belastingen, bij relatieve bewegingen tussen het vaartuig (1) en de drijfbare leiding (3), onder bepaalde waarden blijft. 3 194609 .

, 2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het veer-mechanisme een hydraulische cilinder (24) op het vaartuig (1) omvat en de kabel (19) loopt over een kabelrol (22) aangebracht op de zuigerstang (23) van de hydraulische cilinder (24) en over plaatsvaste kabelrollen (21) die zich nabij en ter weerszijden van de cilinder (24) bevinden en op afstand van de kabelrol (22) op de zuigerstang (23) waarbij het 5 hydraulische medium in de cilinder (24) onder druk wordt gehouden door middel van een gecomprimeerd gasvormig medium.

3. Samenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hydraulische cilinder (24) in hoofdzaak verticaal ten opzichte van het dek van het vaartuig (1) is opgesteld. Hierbij 1 blad tekening