NL2002429C2 - Inrichting voor het bewerken van een ondergrond. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bewerken van een ondergrond

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van een ondergrond, van bijvoorbeeld een harde ondergrond, maar in het bijzonder van een 5 kunstgrasveld met een vulmiddel daartussen. Het vulmiddel kan een korrelachtige structuur hebben zoals zand en/of rubber, en/of een ander korrelvormig materiaal of poedervormig materiaal.

Vuil kan zich ophopen in het vulmiddel dat is aangebracht op en tussen de door kunstgras gevormd ondergrond. Het kunstgrasveld kan een kortharig, langer harig veld 10 of een langharig veld zijn. De ondergrond kan kunststof rubber canvas, zijl of stof zijn. De sprieten van het kunstgras worden omringd door het korrelachtige materiaal, waarmee de levensduur van het kunstgras wordt verhoogd. Vuil kan zich echter ook tussen het vulmiddel ophopen en kan leiden tot beschadiging van het kunstgras en/of kan leiden tot blessures bij sporters. Daarnaast kan de vervuiling leiden tot de vorming 15 van schimmels, die een toxologisch gevaar vormen voor sporters. Het is derhalve wenselijk het kunstgras en in het bijzonder het vulmiddel af en toe te reinigen.

Het vulmiddel kan als gevolg van vocht, samenklonteren waardoor het vulmiddel verhardt en de reiniging wordt bemoeilijkt. Huidige inrichtingen voor het bewerken/verwerken en in het bijzonder reinigen van een kunstgras en in het bijzonder 20 van het vulmiddel, zijn niet in staat het samengeklonterde vulmiddel los te maken zonder daarbij het kunstgras te beschadigen. Het met grote kracht losmaken van het vulmiddel en het eventueel door middel van een eenzijdige beweging losmaken van het vulmiddel kan leiden tot beschadigingen van het kunstgras.

Uit US 4 097 950 is een borstelmachine voor het reinigen van tapijten bekend. De 25 bekende borstelmachine heeft vier middels één centrale as aangedreven roterende borstels, waarvan er twee met de klok mee roteren en twee tegen de klok in. De borstels zijn bevestigd aan een draagstructuur, welke via een overbrenging ook in rotatie wordt gebracht door de centrale as. De borstelmachine van US 4 097 950 is echter ontworpen om met een chemisch middel, zoals ureaformaldehyde, voorb ehandelde tapijten te 30 reinigen.

Uit GB 2 306 306 is een borstelmachine bekend met één centrale as, waaraan drie radiale armen zijn verbonden met elk één, bij voorkeur niet aangedreven, gelagerde 2002429 2 borstel. Een tweede, aparte uitvoeringsvorm bekend uit GB 2 306 306 heeft tegengesteld roterende cilinderborstels.

Het is derhalve wenselijk een inrichting voor het bewerken van een ondergrond te verschaffen waarmee verbeterde resultaten worden verkregen zonder daarbij het 5 kunstgras te beschadigen.

Dit doel wordt bereikt volgens een aspect van de onderhavige uitvinding doordat een inrichting voor het bewerken van een ondergrond wordt verschaft, die een gestel omvat waarop ten minste twee naar de ondergrond gerichte bewerkeenheden voor het bewerken van de ondergrond zijn geplaatst, waarbij de bewerkeenheid ten minste twee 10 roteerbare borstels omvat. De ten minste twee dubbelroterende borstels of de roteerbare borstels kunnen worden aangedreven en daarbij over de ondergrond roteren waarbij het vulmiddel tussen het kunstgras wordt losgewoeld. De borstels zijn bij voorkeur voorzien van naar de ondergrond gerichte borstelelementen zoals borstelharen. Hierdoor zijn de uiteinden van die borstelelementen in contact met het kunstgras met 15 het vulmiddel dat zodoende kan worden losgewoeld bij rotatie van de borstel.

De inrichting kan ook gebruikt worden voor het reinigen van een harde ondergrond, zoals een stenen ondergrond. Voor het reinigen van groeiend onkruid tussen plaveisel is het ook mogelijk dat de borstel stalen haren heeft. Hierdoor kan gebruik van een chemisch plantengroei werend middel worden verminderd of 20 vervangen. De dubbele rotatie van de borstels, verkregen door de rotatie van de bostel zelf en van de aanvullende rotatie van de borsteleenheid ten opzichte van het gestel, leidt tot een verbeterde reiniging en tot minder gebruik van milieu belastende stoffen.

De inrichting wordt tijdens het bewerken en in het bijzonder het reinigen over de ondergrond voortbewogen. De borstels roteren tijdens een lineaire beweging.

25 Bij voorkeur omvat het gestel een overbrenging die gekoppeld is met de borstels voor rotatie daarvan. Hierdoor kan de overbrenging die gekoppeld is met een aandrijving, bijvoorbeeld een externe aandrijving of een aandrijving op het gestel, worden gebruikt voor het loswoelen van het vulmiddel.

Het is verder gunstig een bewerkeenheid, en in het bijzonder elke bewerkeenheid, 30 roteerbaar gelagerd aan te brengen op het gestel. Hierdoor kan de bewerkeenheid die twee of meer borstels omvat roteren ten opzichte van het gestel, waardoor de op de bewerkeenheid aangebrachte roteerbare borstels geen vaste positie hebben ten opzichte 3 van het gestel en beweegbaar zijn ten opzichte van het gestel en zodoende een extra vrijheidsgraad krijgen, bovenop de lineaire beweging en de roterende beweging.

Bij rotatie van de borstels zal de bewerkeenheid en daarmee de borstels mogelijk bewegen ten opzichte van het gestel waardoor de op de ondergrond en in het bijzonder 5 op het kunstgras uitgeoefende kracht wordt verminderd. Door de extra vrijheidsgraad zal de op de ondergrond uitgeoefende weerstand afhemen zodanig dat geen beschadiging optreedt.

Bovendien leidt rotatie van de bewerkeenheid waarin de borstels zijn opgenomen, tot een betere en meer gelijkmatige bewerkingen en in het bijzonder omwoeling van het 10 vulmiddel tijdens gebruik.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de borstels a-centrisch aangebracht op de bewerkeenheid. Hierdoor kunnen de borstels in de bewerkeenheid draaien rond het rotatiepunt van de bewerkeenheid.

In een uitvoeringsvorm brengt de overbrenging de borstels van een 15 bewerkeenheid in één en dezelfde rotatierichting. Hierdoor kunnen de borstels samenwerken om de beweging van de bewerkeenheid op te wekken waardoor de wrijvingsvermindering optreedt.

In een uitvoeringsvorm vormen de borstelelementen een borstelvlak voor het bewerken van de ondergrond, en staat de rotatieas van de borstel in hoofdzaak haaks op 20 het borstelvlak, en in het bijzonder in hoofdzaak haaks op de ondergrond. Hierdoor kunnen de borstels met het complete borstelvlak op de ondergrond geplaatst worden en daaroverheen bewegen waardoor een groot borsteloppervlak wordt verkregen waarmee het vulmiddel tussen het kunstgras kan worden omgewoeld. Daarnaast vormt het in hoofdzaak complete borstelvlak een draagvlak waarop de borstel op de ondergrond 25 afsteunt. Dit leidt tot gelijkmatige slijtage van de borstelharen. Bovendien wordt hiermee het ombuigen van de haren ten gevolge van de rotatie enigszins verminderd. De rotatie-as haaks op de borstelvlak is volgens deze aanvrage vergelijkbaar met borstelharen parallel aan de rotatie-as.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de bewerkeenheid roteerbaar rond een 30 rotatieas die in hoofdzaak parallel loopt aan de rotatieas van de borstel. Hierdoor kan rotatie van de borstel leiden tot een rotatie van de bewerkeenheid en daarmee tot vermindering van de wrijving en daarmee de kans op beschadiging verlagen.

4

Het is verder voordelig dat de overbrenging een riem, ketting of snaar omvat waarmee borstels in één bewerkeenheid worden verbonden, Hiermee wordt een efficiënte verwerkeenheid verkregen die bovendien gemakkelijk vervangbaar is door een reserve bewerkeenheid.

5 In een voordelige uitvoeringsvorm omvat de overbrenging een in de lagering van de bewerkeenheid gelagerd opgenomen as. Hierdoor is het mogelijk een aandrijving op de naar de ondergrond gerichte borstels over de brengen via de gelagerde as van de bewerkeenheid waarin de borstels zijn opgenomen. Dit leidt tot een bijzonder efficiënte samenstelling, en tot een bewerkeenheid die gemakkelijk vervangen kan worden.

10 In een uitvoeringsvorm omvat de overbrenging een transmissie die gekoppeld is met de bewerkeenheid voor het roteren van de bewerkeenheid ten opzichte van het gestel. Dit staat toe de rotatie van de bewerkeenheid in te stellen middels de transmissie, in het bijzonder wanneer een schakelbare transmissie wordt toegepast. Verder staat een aan de overbrenging gekoppelde bewerkeenheid toe om de borstels en 15 de daarmee teweeggebrachte omwoeling met verschillende bewegingsvectoren ten opzichte van de ondergrond uit te voeren. In het bijzonder een gecombineerde beweging van de bewerkeenheid als subframe waarop de draaiende borstels zijn aangebracht wordt via de overbrenging en in het bijzonder de transmissie gekoppeld aan de bewerkeenheid mogelijk gemaakt.

20 In een uitvoering zijn op het gestel bewegings- en ondersteuningsmiddelen aangebracht voor het op de ondergrond bewegen van de inrichting. Hiermee wordt een over de ondergrond verrijdbare inrichting verkregen. In een uitvoeringsvorm zijn de bewegings- en ondersteuningsmiddelen in hoogte verstelbaar. Hierdoor kan eveneens de wrijvingskracht worden ingesteld.

25 In een uitvoeringsvorm is op het gestel een koppeleenheid aangebracht voor het koppelen van de inrichting aan een drijfvoertuig zoals een tractor. Hierdoor kan de inrichting door middel van de tractor over een kunstgras gereden worden, en is de inrichting volgens de uitvinding in een uitvoeringsvorm achter de tractor opgehangen. Via de koppelinrichting kan de hoogte waarop de inrichting aan de tractor is 30 opgehangen worden ingesteld en zodoende kan de druk van de borstels op het kunstgras worden ingesteld.

In een voordelige uitvoeringsvorm omvat de koppeleenheid tevens een koppeling voor een externe aandrijving die gekoppeld is met de overbrenging. De externe 5 aandrijving kan een aandrijving op de tractor zijn, bijvoorbeeld een draaiende as. Koppeling met de koppeleenheid verschaft een goedkope en efficiënte aandrijving als bron voor de borstels.

De uitvinding zal verder worden beschreven aan de hand van een 5 uitvoeringsvorm welke wordt getoond in de bij gevoegde tekening. Het zal echter duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de details van de getoonde uitvoeringsvorm, maar dat binnen het kader van de uitvinding meerdere uitvoeringsvormen mogelijk zijn. Alhoewel de uitvinding beschreven wordt aan de hand van de ingediende conclusies, en de in de tekst genoemde maatregelen en daarbij 10 aangegeven voordelen, omvat de uitvinding tevens alle niet benoemde voordelen van de getoonde maatregelen en kunnen de getoonde maatregelen, tenzij expliciet tegengesproken, telkens op zichzelf en los van het verband waarin zij getoond zijn, worden toegepast. De vakman is in staat aan een expliciet of impliciet getoond voordeel de desbetreffende maatregelen te herkennen en eventueel onderwerp van 15 bescherming te maken van deze aanvrage of eventuele afsplitsingen hiervan.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch bovenaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm,

Fig. 2 een perspectivisch onderaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm,

Fig. 3 een bovenaanzicht van een bewerkeenheid volgens een uitvoeringsvorm 20 Fig. 4 een dwarsdoorsnede langs IV-IV zoals getoond in fig. 3,

Fig. 5 een dwarsdoorsnedeaanzicht langs V-V getoond in fig. 1 en

Fig. 6 een perspectivisch aanzicht van een bewerkeenheid volgens een uitvoeringvorm.

Fig. 1 toont in perspectivisch aanzicht een uitvoeringsvorm van een inrichting 25 voor het bewerken van een grondoppervlak dat in het bijzonder gevormd wordt door een kunstgras met tussen de kunstgrassprieten vulmiddel, zoals bijvoorbeeld zand, aangebracht. Een kunstgrasveld omvat een mat met daarop aangebracht de kunstgrassprieten. Ter versteviging van het kunstgrasveld en ter verhoging van de levensduur van het veld, wordt de tussenruimte tussen de sprieten opgevuld met een 30 vulmiddel zoals een kunststof of zand. Vuil kan zich ophopen in het vulmiddel. Het is derhalve van belang het vulmiddel te reinigen of in ieder geval vuil van tussen het tussenmiddel te verwijderen.

6

Als gevolg van weersomstandigheden of andere invloeden kan het vulmiddel samenklonteren en wordt de kunstgrasondergrond zodoende hard. Hierdoor wordt het reinigen van het vulmiddel en het kunstgrasveld bemoeilijkt.

Er kunnen verschillende inrichtingen worden gebruikt voor het reinigen van een 5 kunstgrasveld. In een uitvoeringsvorm omvat een inrichting voor het reinigen van een kunstgrasveld een hopper of stofzuigerachtige toepassing waarmee het vuil van een kunstgrasveld kan worden opgezogen. Eventueel kan daarmee ook het vulmateriaal worden opgezogen en worden gereinigd. Een voorbeeld hiervan wordt getoond in WO 2008/060145. De inrichting volgens de uitvinding kan als module aan de bekende 10 inrichting worden toegevoegd.

In een andere toepassing of aanvullend kan een module voor reiniging van een kunstgrasveld worden gebruikt waarbij een borsteltoepassing wordt gebruikt. Hierbij kan een borstel worden geroteerd rond een as die in hoofdzaak zich uitstrekt parallel aan het te reinigen oppervlak.

15 In een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden een of meerdere modules voor het reinigen van een kunstgrasveld in serie toegepast. De inrichting voor het bewerken van een kunstgrasveld 1 getoond in fig. 1 kan onderdeel zijn van een dergelijke serie. Inrichting 1 is in het bijzonder geschikt voor het losmaken van samengeklonterd vulmateriaal.

20 De in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm is ingericht om achter een trekvoertuig zoals een tractor te worden geplaatst en beschikt daartoe over een koppeleenheid 6 die met een eventuele koppeleenheid aangebracht op een tractor kan worden verbonden. Het zal de vakman duidelijk zijn dat binnen het kader van de uitvinding diverse mogelijkheden voor een uitvoeringsvorm van een koppeleenheid 6 mogelijk zijn. In 25 een uitvoeringsvorm kan de koppeleenheid 6 zijn ingericht voor het ophangen van de inrichting 1 aan een tractor.

Inrichting 1 omvat een gestel 2 waaraan bijvoorbeeld aan uiteinde 3 bewegings-en ondersteuningsmiddelen 4 kunnen zijn aangebracht in de vorm van een wiel 5. De ophanging van de wielen 5 kan een lagering omvatten en een stuur of draaiophanging.

30 Eveneens kan de ophanging nabij uiteinde 3 een hoogteverstelling omvatten voor het daarmee afstellen van de hoogte van de inrichting boven de ondergrond. De hoogte verstelling kan ook gebruikt worden om eventuele slijtage van de borstelharen op te vangen. Bij slijtage kan de inrichting op een lagere diepte worden ingesteld.

7

Ook kan door de hoogteverstelling, zoals hieronder in meer detail zal worden uitgelegd, de gewenste wrijving van de borstels op de ondergrond worden ingesteld. In een uitvoeringsvorm omvat elk van de wielen een dergelijke hoogteverstelling. In een uitvoeringsvorm kan de hoogteverstelling onafhankelijk per wiel worden ingesteld.

5 Hierdoor kan ook een kanteling van de inrichting worden ingesteld.

Centraal op gestel 2 is tevens een aandrijfkoppeling 7 aangebracht, getoond in de vorm van een kegelvormige beschermingskoker waarin een aandrijfas van een trekvoertuig zoals een tractor kan worden opgenomen welke aandrijfas met de overbrenging van inrichting 1 kan worden verbonden. Hierdoor is het mogelijk de 10 overbrenging aan te drijven via een externe aandrijfeenheid zoals de motor van het trekvoertuig. In een andere uitvoeringsvorm is een aandrijving op gestel 2 geplaatst en is deze direct verbonden met de overbrenging.

Aandrijfkoppeling 7 is gekoppeld met transmissie 8, die bijvoorbeeld door middel van conische tandwielen de ingeleide aandrijving omzet in een rotatie van een 15 as rond rotatieas 15. Een andere transmissie 8 is ook mogelijk, bijvoorbeeld gebruikmakend van een snaar. De transmissie 8 is opgenomen in een opengewerkt huis 70 waarin meerdere delen van de overbrenging zijn opgenomen. Huis 70 omhult de overbrenging en beschermt daarmee gebruikers van aanraking daarmee.

De overbrenging omvat een tandwiel 9 dat gelaagd is opgehangen om te kunnen 20 roteren rond rotatieas 15, welk tandwiel 9 verbonden is via kettingen 10 en 11 met tandwielen 12 en 13 die roteerbaar gelagerd zijn rondom rotatieassen 16 resp. 14. Eveneens in huis 70 is opgenomen een kettingspanner 71 die slechts schematisch getoond is.

Een door een externe bron toegevoerde aandrijving via aandrijfkoppeling 7 zal 25 via transmissie 8 overgebracht worden op de diverse rotatieassen 14-16 en een rotatie daarvan veroorzaken.

Aan een onderzijde van de inrichting 1 is een huisdeel 18 opgenomen dat aan een onderzijde open is waarin naar een ondergrond gerichte borstels 20-22 zijn opgenomen. Borstels 20-22 hebben borstelharen die naar de onderzijde toe uitsteken zoals zichtbaar 30 is in fig. 2.

Fig. 3 toont een perspectivisch aanzicht een bewerkeenheid 30 waarvan de borstels 20-22 onderdeel uitmaken. De bewerkeenheid 30 is een losse eenheid die opgenomen is in huisdeel 18 en gelagerd met het gestel 2 is verbonden. De gelagerde 8 ophanging is zichtbaar in fig. 4, waarin zichtbaar is dat lagering 46 het gestel 2 met de bewerkeenheid 30 verbindt. Via lagering 46 wordt het mogelijk dat de hele bewerkeenheid 30 kan roteren ten opzichte van gestel 2.

Bewerkeenheid 30 omvat de drie gelagerd daarin opgehangen borstels 20-22 die 5 kunnen roteren rond assen 35-37. Aan de assen 35-37 zijn tandwielen 32-34 aangebracht. Op tandwielen 32-34 grijpt ketting 31 aan. Ketting 31 is tevens geleid rondom een tandwiel 39 van as 38. De ketting 31 kan met kettingspanner 40 op spanning worden gehouden. Ketting 31 kan derhalve een rotatie van as 38 overbrengen op de respectievelijke borstels.

10 As 38 is middels een lagering 47 verbonden met huisdeel 48 dat vast verbonden kan zijn met gestel 2. Dit huisdeel 48 is via een tweede lagering 46 zijn verbonden met kast 50 waarin de borstels 20-22 zijn opgenomen. De borstel 20 omvat een as 37 die door middel van lageringen 45 met kast 50 is verbonden.

De werking van de inrichting is als volgt. Een externe aandrijving is via de 15 aandrijfkoppeling 7 verbonden met de overbrenging en kan via transmissie 8 op de snaren 11 en 10 worden overgebracht en wordt zodoende gekoppeld met de as 38 van de bewerkeenheid 30. De as 38 kan roteren volgens pijl 73 rond rotatieas 14 ten opzichte van het gestel 2 vanwege de gelagerde ophanging 47. De geleverde aandrijving wordt overgebracht op tandwiel 39 die via snaar 31 de geleverde 20 aandrijving overbrengt op de tandwielen 33-35, waarbij de snaar volgens pijl 74 zal bewegen. In de in fig. 3 & 6 getoonde uitvoeringsvorm zal elk tandwiel tegen de klok in draaien ten opzichte van kast 50. Draaiing van de borstels 20-22 is mogelijk vanwege de lagering 45.

Tengevolge van de tegen de klok in draaiing van de borstels 20-22 en het contact 25 daarvan met de ondergrond zal een moment worden opgebouwd door de daarbij optredende wrijving. Als gevolg van die wrijving zal de ten opzichte van gestel 2 vrij hangende kast 50 in rotatie volgens pijl 75 worden gebracht. De rotatie is mogelijk vanwege de gelagerde ophanging van kast 50 via lagering 46 aan het gestel 2. Hierdoor zal de positie van de respectievelijke rotatieassen 35-37 van de borstels 20-22 ten 30 opzichte van het gestel 2 veranderen. Door de rotatie volgens pijl 75 van de bewerkeenheid 30 ten opzichte van gestel 2 wordt de wrijving die de borstels op de ondergrond overbrengen verminderd.

9

In een uitvoering wordt de rotatie volgens pijl 75 gestuurd middels een transmissie die de aandrijving ook met de rotatie van de bewerkeenheid als geheel koppelt. Door middel van tussenschakeling van een bestuurbare transmissie kan de rotatie van de bewerkeenheid als geheel worden gestuurd en naar wens worden 5 ingericht.

Een borstel 20 heeft borstelharen 80 die naar de ondergrond toe uitsteken. De borstelharen vormen een borstelvlak 81 doordat de borstelharen een in hoofdzaak gelijke lengte hebben. Hierdoor wordt een groot oppervlak van wrijvingscontact veroorzaakt waardoor verbuiging van de borstelharen wordt verminderd.

10 Fig. 5 toont de transmissie 8 in dwarsdoorsnede. In de transmissie 8 kan een conische overbrenging zijn opgenomen.

Het zal de vakman duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de getoonde uitvoeringsvormen.

2002429

Claims (9)

1. Inrichting voor het bewerken van een ondergrond omvattende een gestel (2), ten minste twee aan het gestel aangebrachte, naar de ondergrond gerichte 5 bewerkeenheden (19,30) voor het bewerken van de ondergrond, waarbij een bewerkeenheid ten minste twee met een overbrenging (10,11) gekoppelde om rotatie-assen (35, 36, 37) roteerbare borstels (20,21,22) omvat, die voorzien zijn van naar de ondergrond gerichte borstelelementen (44) en een met het gestel (2) verbonden overbrenging (10,11), die gekoppeld is met de borstels voor rotatie daarvan, met het 10 kenmerk, dat de overbrenging de borstels van een bewerkeenheid in één en dezelfde rotatierichting doet roteren en de bewerkeenheden (19, 30) roteerbaar rond rotatie-assen (14, 15, 16) die in hoofdzaak parallel zijn aan de rotatie-assen (35, 36, 37) van de borstels (20,21,22) gelagerd in het gestel (2) zijn opgehangen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de borstelelementen (44) een borstelvlak (81) vormen voor het bewerken van de ondergrond, waarbij een rotatie-as (37) van de borstel in hoofdzaak haaks op het borstelvlak (44) staat.

3. Inrichting volgens één van voorgaande conclusies, waarbij de overbrenging 20 een riem of ketting of snaar (31) omvat, die de borstels (20,21,22) in één bewerkeenheid (30) verbindt.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de overbrenging een in de lagering (45) van de bewerkeenheid (30) gelagerd opgenomen 25 as (37) omvat.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de overbrenging een transmissie (8) omvat die gekoppeld is met de bewerkeenheid (19,30) voor het roteren van de bewerkeenheid ten opzichte van het gestel (2). 30

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de transmissie (8) schakelbaar is. 2002429

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij op het gestel bewegings- en ondersteuningsmiddelen (4) voor het over de ondergrond bewegen van de inrichting (1) zijn aangebracht.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij op het gestel (2) een koppeleenheid (6) voor het koppelen van de inrichting aan een drijfvoertuig zoals een tractor, is aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de koppeleenheid (6) tevens een 10 koppeling (7) voor een externe aandrijving omvat, gekoppeld met de overbrenging (8). 2002429