NL2001223C2 - Samenstel voorzien van een los theezakje en een staafje. - Google Patents

Description

P82964NL30

Titel: Samenstel voorzien van een los theezakje en een staafje

De uitvinding heeft betrekking op een theezakje.

Op bekende wijze hebben theezakjes een touwtje en een label, zodat het zakje nadat het in een glas heet water is gebracht, weer eenvoudig uit het water kan worden gehaald. Daarbij wordt de label en een deel van 5 het touwtje over de rand van het glas gehangen gedurende de periode dat de smaak van de thee en/of kruiden in het water trekt. Daarna wordt het theezakje uit het water getild door de label aan te grijpen en met het zakje op te tillen.

Een doel van de uitvinding is een alternatieve inrichting of 10 werkwijze voor het bereiden, nuttigen en/of gebruik van thee te verschaffen.

Dit doel en/of andere doelen kunnen worden bereikt met een samenstelling voorzien van een zakje met smaakmaker voor drank en een staafje, waarbij het zakje met smaakmaker is voorzien van één of meerdere smaakmakers omgeven door een filterend omhulsel, waarbij het staafje is 15 ingericht om met een beweging van het staafje op het zakje aan te grijpen, zodat het losse zakje eenvoudig uit een kop water kan worden gehaald.

Verdere effecten en maatregelen van de onderhavige uitvinding volgen uit de volgende beschrijving, waarin de uitvinding in meerdere uitvoeringsvoorbeelden aan de hand van de bijgevoegde tekeningen nader 20 wordt beschreven. Daarin toont: figuur 1 een theezakje en een staafje; figuur 2A-C het gebruik van een samenstelling van een theezakje en een staafje; figuur 3A en 3B uitvoeringsvormen van aangrijpelementen op het 25 staafje; figuur 4A een doorsnede in vooraanzicht van een verpakt samenstel; 2 figuur 4B een opengevouwen vooraanzicht van een verpakt samenstel; figuur 5 een uitvoeringsvorm in vooraanzicht van een verpakt samenstel; 5 figuur 6 een samenstel van een zakje en een staafje; figuur 7 een pincetvormig staafje en een bijhorend zakje;.

figuur 8A en 8B respectievelijk een lepel- en een roerstaafvormig uiteinde van een pincetarm van een pincetvormig staafje; figuur 9 een pincetvormig staafje; 10 figuur 9B drie uitvoeringsvormen van verschillende pincetvormige staafjes; figuur 10A en B respectievelijk delen van uitvoeringsvormen van staafjes met een geleiding; ’ *: · · t, 1. · ‘ · figuur IOC een deel van de uitvoeringsvorm van figuur 10A in 15 vooraanzicht; figuur 10D een deel van de uitvoeringsvorm van figuur 10B in vooraanzicht; figuur 10E een deel van een staafje met afbreekrand in vooraanzicht; 20 figuur 11 in vooraanzicht een staafje en een zakje, waarbij het zakje is voorzien van een koppelelement; figuur 12 in vooraanzicht een staafje met haak en een zakje in een fles.

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen 25 gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. In de tekening zijn slechts als voorbeeld uitvoeringsvormen getoond. De daarbij gebruikte elementen zijn i slechts als voorbeeld genoemd en dienen niet beperkend te worden uitgelegd. Ook andere onderdelen kunnen worden toegepast binnen het raam van de onderhavige uitvinding. De in de figuren getoonde 3 verhoudingen van de uitvoeringsvormen zijn veelal schematisch en/of overdreven weergegeven en dienen niet beperkend te worden uitgelegd.

In figuur 1 is een samenstelling van een los zakje en een staafje 2 getoond. Het theezakje 1 omvat .thee en/of kruiden 3 omgeven door een 5 filterend omhulsel 4. In deze uitvoeringsvorm omvat het zakje thee en/of kruiden 3, hoewel in andere uitvoeringsvormen het zakje 1 kan zijn voorzien van andere smaakmakers. Bij voorkeur bestaat het theezakje 1 in hoofdzaak uit thee en/of kruiden 3, het omhulsel 4, en de sluitmiddelen voor sluiting van het omhulsel 4 voor het tegengaan van het ontsnappen van thee en/of 10 kruiden 3 uit het zakje 1. Het zakje 1 is daarbij bij voorkeur vrij van verdere aanhangende delen, zoals touwtjes en dergelijke, hoewel de uitvinding ook daarbij kan worden gebruikt. Het omhulsel 4 kan in principe bekend materiaal voor conventionele theezakjes omvatten, bijvoorbeeld flexibel filterstofinateriaal. In tegenstelling tot conventionele theezakjes is de 15 uitvoeringsvorm volgens de uitvinding niet voorzien van een koord. Het theezakje 1 is rondom afgesloten door een flens 5, welke flens 5 op zichzelf in principe een bekende flens voor theezakjes kan zijn. Ter plaatse van de flens 5 kan het theezakje 1 bijvoorbeeld zijn afgesloten zodat de thee en/of kruiden 3 in het zakje 1 worden behouden.

20 In de getoonde uitvoeringsvorm is het theezakje 1 voorzien van vier ogen 6, in de vorm van perforaties. Het is voordelig als de ogen 6 buiten het fïlterdeel, in de tekening door een stippellijn omgeven, van het omhulsel 4 zijn ingericht, zodat geen thee en/of kruiden 3 uit het zakje 1 ontsnappen.

Bij voorkeur zijn de ogen nabij de rand, bijvoorbeeld in de flens 5, 25 aangebracht, of als lussen bij de rand aangebracht.

De sluitmiddelen omvatten meerdere uitvoeringsvormen. Bijvoorbeeld, doch niet uitsluitend, kan het omhulsel zijn dichtgelijmd, gelast of genaaid, bijvoorbeeld ter plaatse en onder vorming van de flens 5.

i

De sluitmiddelen kunnen in principe op conventionele wijze worden •i 30 toegepast.

4

Het staafje 2 is ingericht om met een beweging van het staafje 2 op het zakje 1 aan te grijpen, in het bijzonder zodat het losse zakje 1 eenvoudig uit een kop 7 met water 8 kan worden gehaald (zie figuur 2A en B). Het staafje 2 is bijvoorbeeld voorzien van een aangrijpelement 9 in de vorm van 5 een haak voor aangrijping op het zakje 1. In het bijzonder kan de haak door het oog 6 van het zakje 1 worden gestoken zodat het staafje 2 het zakje 1 uit de kop 7 kan tillen. Wanneer het staafje 2 op het zakje 1 aangrijpt kan het zakje 1 bijvoorbeeld zodanig door het water 8 worden bewogen dat de smaak van de thee en/of kruiden 3 beter in het water 8 trekt, dan wanneer het 10 zakje 1 slechts in het water 8 blijft liggen zonder het te bewegen. Met een relatief star staafje 2 is het bovendien relatief eenvoudiger het zakje 1 door het water 8 te bewegen dan bij gebruik van conventionele touwtjes.

De één of meerdere ogen 6 in het zakje 1 zijn bij voorkeur zodanig ; . ' i s _ ! dat tenminste een deel van genoemd staafje 2, in het bijzonder de haak, 15 erdoorheen past. Bijvoorbeeld heeft het oog 6 een diameter d van tenminste 3 millimeter.

In een uitvoeringsvorm is het staafje 2 bovendien voorzien van een roérnok 10. Deze roernok 10 kan zijn gevormd als een verbreding bij de onderzijde van het staafje 2 en draagt bij aan extra turbulentie van het 20 water 8 als het staafje 2 door het water 8 wordt geroerd. Daarmee heeft het staafje 2 tevens de functie van een roerstaafje, bijvoorbeeld nadat het theezakje 1 al is weggeworpen (zie figuur 2C). Het staafje 2 kan tevens een soort lepel omvatten (zie figuur 1). Hierdoor hoeven geen separate elementen nodig te zijn voor het suiker scheppen in de thee en/of het roeren 25 van de thee.

Zoals hierboven uitgëlegd kan het staafje 2 zijn voorzien van een aangrijpelement 9, welk aangrijpelement 9 verschillende uitvoeringsvormen kan omvatten. In figuur 3A en B zijn twee uiteinden van staafjes 2 getoond waarbij het staafje 2 is voorzien van respectievelijk meerdere kleine haakjes 30 of weerhaakjes 9A en/of uitstekende pinnen 9B die elk kunnen aangrijpen 5 op het zakje 1. Hierbij hoeven eventueel geen ogen 6 te zijn voorzien in een bijhorend zakje 1. Andere aangrijpelementen 9 kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben een plakkende verbinding en/of klittenband. In een uitvoeringsvorm is tenminste het uiteinde van het staafje 2 zodanig 5 opgeruwd dat hierbij het zakje 1 enigszins hecht aan het staafje 2.

In nog een uitvoeringsvorm is het staafje 2 ingericht als of met een grijper en/of knijper, zodat het zakje 1 uit een pot of glas hete water kan worden gelicht. Bijvoorbeeld kan het staafje 2 ongeveer zijn ingericht als een klem, bek, pincet, wasknijper of dergelijke.

10 In een verdere uitvoeringsvorm is het zakje 1 voorzien van een aangrijpelement, bijvoorbeeld genoemde lussen of perforaties, of andere aangrijpelementen, zoals bijvoorbeeld een haakvorm.

Een uitvoeringsvorm van het zakje 1 en het staafje 2 is geschikt voor gebruik in een theepot. Hierbij zijn het zakje 1 en/of het staafje 2 15 bijvoorbeeld relatief groot ingericht. Bijvoorbeeld heeft het staafje 2 een lengte die groter is dan de lengte van een conventioneel wegwerproerstaafje 2, bijvoorbeeld meer dan 7 centimeter, in het bijzonder 9 centimeter of meer.

Naast thee zijn ook andere smaken geschikt voor gebruik in een filterend zakje 1 volgens de uitvinding. In het bijzonder zijn substanties 20 geschikt die water smaak kunnen geven, ten einde de resulterende vloeistof met de betreffende smaak op te drinken. Bepaalde uitvoeringsvormen zijn bijvoorbeeld zakjes 1 met oploskoffie, chocoladepoeder, of andere poeders, kruiden, korrels, etc.

Het staafje 2 kan deels zijn ingericht om als draagvlak voor 25 communicatie 15 te dienen, zie bijvoorbeeld figuur 4B. Bijvoorbeeld kan bij één van de uiteinden van het staafje 2, bijvoorbeeld het deel 14 voor aangrijping met de vingers, dan wel het deel met de roernok 10, zijn voorzien van communicatie 15, bijvoorbeeld reclame of iets dergelijks.

Een roerstaafje 2 volgens de uitvinding kan worden gebruikt voor 30 verschillende theezakjes 1 volgens de uitvinding die elk zijn voorzien van 6 verschillende soorten thee en/of kruiden 3, dat wil zeggen, met een andere smaak. Bijvoorbeeld kan een verpakking zoals een doos, bak of zak worden aangeboden die meerdere samenstellen met theezakjes 1 en roer sta afles 2 bevatten. Hierbij zijn meerdere van genoemde staafjes 2 en theezakjes 1 5 voorzien, waarbij elk van de staafles 2 is ingericht om aan te grijpen op elk van genoemde theezakjes 1. Bijvoorbeeld heeft de verpakking een compartiment voor de staafles 2 en één of meerdere separate compartimenten voor de zakjes 1.

In nog een uitvoeringsvorm worden één zakje 1 en, althans deels, 10 één staafle 2 in een verpakking 11 verpakt, welke verpakking 11 bij voorkeur een doos omvat. Hierbij kan de verpakking 11 na gebruik bijvoorbeeld dienen als opvangbakje voor het gebruikte theezakje 1. Bijvoorbeeld kan de verpakking 11 zijn ingericht als een soort lucifersdoosje, op bekende wijze omvattende een uitschuifbaar doosje dat door een 15 geleidende doos wordt omgeven en bij de einden open is. Het samenstel of tenminste het zakje 1 kan dan zijn voorzien in het uitschuifbaar doosje. In \' een andere uitvoeringsvorm wordt het samenstel of tenminste het zakje 1 in een verpakking 11 omvattende een mapje verpakt. In plaats van één kunnen eventueel ook meerdere zakjes 1 en/of,althans deels, staafles 2 in 20 de verpakking 11 zijn voorzien.

Vóór presentatie van de samenstelling kunnen de zakjes 1 en/of staafles 2 met elkaar worden verbonden, bij voorkeur op zodanige wijze dat deze weer eenvoudig uit elkaar kunnen worden gehaald. Zo kan een zakje 1 en een staafle 2 als één geheel worden gepresenteerd en/of meegenomen, 25 voordat deze uit elkaar worden genomen. Bijvoorbeeld wordt een staafle 2 in een zakje 1 geschoven, waarbij het zakje 1 is ingericht om het staafle 2 in te schuiven. Ook kunnen de staafles 2 onderling afbreekbaar met elkaar worden verbonden.

In figuur 4A is een doorsnede in vooraanzicht getoond waarbij het 30 zakje 1 en tenminste deels het staafle 2 zijn omgeven door een verpakking 7 11. De verpakking 11 bijvoorbeeld om het zakje 1 en althans deels het staafje 2 zijn gevouwen, waarbij het staafje door een gat 17 steekt. Bijvoorbeeld kan de verpakking 11 cellofaan, kunststof of papier omvatten en/of de vorm hebben van een zak of envelop of iets dergelijks. Bij voorkeur 5 is de verpakking 11 zodanig ingericht dat deze relatief eenvoudig is open te vouwen en van het zakje 1 of staafje 2 is los te maken. Ook kan de verpakking 11 bijvoorbeeld zodanig zijn ingericht dat deze door aan de verpakking 11 te trekken, bijvoorbeeld in een richting B van het aangrijpdeel 14 vandaan, als vanzelflos laat, dat wil zeggen zonder het 10 zakje 1 te beschadigen. Daartoe is bijvoorbeeld de sluiting 12 ingericht om twee delen 13A, 13B van de verpakking 11 eenvoudig uit elkaar te trekken, zodat de verpakking 11 eenvoudig opent (zie figuur 4B). Daartoe kunnen genoemde delen 13A, 13B bijvoorbeeld op geschikte wijze worden gelijmd en/of gelast. Genoemd openen kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door 15 het zakje 1 open te vouwen en/of van het zakje 1 en het staatje 2 vandaan te trekken in genoemde richting B (zie figuur 4A). In een uitvoeringsvorm zijn het zakje 1 en het staatje 2 in een verpakking 11 verpakt op een wijze die vergelijkbaar is met respectievelijk het snoepdeel en het staatje van een conventionele lolly. In figuur 5 is nog een dergelijke 20 voorbeeldsuitvoeringsvorm getoond. Om tegen te gaan dat het staafje 2 uit de verpakking 11 glijdt, in het bijzonder door het gat 17, kan het bijvoorbeeld zijn voorzien van een verbreed deel 16 (figuur 4A). In een andere, uitvoeringsvorm die als extra hygiënisch zou kunnen worden beschouwd, is het gehele samenstel, dat wil zeggen het zakje 1 en het gehele t { t \ 25 staatje 2 bedekt met een verpakking 11, bijvoorbeeld een enveloppe, zakje, flow-pack. In de verpakte variant van het zakje 1, in het bijzonder de variant waarbij het zakje 1 én het staafje 2 geheel zijn omhult kan *1 bovendien de houdbaarheid van de inhoud van het zakje 1 toenemen.

Naast het staatje 2, kan tevens de verpakking 11 of het zakje 1 zijn 30 voorzien van communicaties 15. Het zakje 1 kan bijvoorbeeld zijn voorzien 8 van tenminste een communicatie 15 dat middels stansen, inbranden, perforatie, kleurstoffen en/of embossing is aangebracht. De communicatie 15 kan bijvoorbeeld een merk en/of smaakaanduiding omvatten.

Bijvoorbeeld voor eén goede uitwisseling van smaak kan het zakje 5 1 bepaalde vormen aannemen. Er zijn reeds verschillende vormen van zakjes 1 bekend, een bekend zakje 1 is bijvoorbeeld een pyramidevormig zakje 1. Overeenkomstig kunnen met de vormen van het zakje 1 corresponderende vormen van de verpakking 11 worden toegepast, waarbij optioneel het staafje 2 tenminste deels wordt meeverpakt.

10 Het staafje 2 kan bijvoorbeeld uit hout, metaal, kunststof of ander geschikt materiaal zijn vervaardigd. Bij voorkeur omvat het staafje 2 kunststof en is het gegoten, bijvoorbeeld gespuitgiet.

Een voorbeeld van een samenstel van een zakje 1 en een wègwerpstaafje 2 is getoond in figuur 6. Het staafje 1 is voorzien van een 15 extra dik aangrijpdeel 14A waarop bijyoorbeeld communicatie 15 kan zijn 1 I ’ aangebracht, bijvoorbeeld middels embossing. Het aangrijpelement 9 voor aangrijping op het zakje 1, heeft een haakvorm en is voorzien van een opening 18. De opening. 18 wordt door het oog 5 van het zakje 1 gehaald zodat het zakje 1 in en uit heet water kan worden getild, en in het water 20 kan worden bewogen. Na het bewegen van het zakje 1 door het water, kan het zakje 1 uit het water worden getild, en het staafje 2 als roerelement worden toegepast, bijvoorbeeld voor het laten oplossen of mengen van zoetstoffen, melk, melkpoeder, etcetera in het water.

In figuur 7 is een samenstelling getoond van een zakje 1 en een 25 staafje 2, voorzien van een pincetvormig aangrijpelement 9 dat twee pincetarmen 9A, 9B omvat. Bij voorkeur is het pincetvormige staafje 2 uit één stuk gevormd, bijvoorbeeld uit kunststof gegoten. De pincetarmen 9A, 9B zijn in deze uitvoeringvorm met elkaar verbonden via een aangrijpdeel 14 waarop de vingers van een gebruiker kunnen aangrijpen. De pincetvorm 30 staat toe dat het zakje 1 tussen de pincetarmen 9A, 9B kan worden 9 aangegrepen, in het bijzonder geklemd. Vervolgens kan het zakje 1 in heet water worden geplaatst, erdoor worden bewogen voor het overbrengen van een smaak aan het water, en eruit worden gehaald met behulp van het pincetvormige staafje 2. Een pincetvormige staaf 2 heeft ook het voordeel 5 dat de vochtige zakjes 1 kunnen worden uitgeknepen.

Het pincetvormige staafje 2 kan als roerstaafje dienen. Hierbij brengt tijdens het roeren elk van de armen 9A, 9B turbulentie in het water teweeg, hetgeen meer turbulentie kan zijn dan een conventioneel enkel roerstaafje dat slechts één arm omvat die turbulentie teweeg brengt. Het 10 hebben van meerdere pincetarmen 9A, 9B kan bovendien als voordeel hebben dat meer communicatie 15 kan worden aangebracht op het staafje 2.

In andere uitvoeringvormen zijn de pincetarmen 9A, 9B, of althans de uiteinden 19A, 19B daarvan, gevormd als uiteinden van conventionele lepels of roerstaven (zie figuur 8A, 8B, respectievelijk). Dit kan toestaan dat 15 elk van de pincetarmen 9A, 9B tenminste evengoed als roerstaaf functioneert als conventionele enkelarmige roerstaafjes. De armen 9A, 9B zullen tezamen beter roeren dan conventionele roerstaafjes. De uiteinden kunnen ook andersoortig zijn gevormd, bijvoorbeeld zijn bepaalde roernokken 10 of verbredingen voorzien, of zijn de uiteinden van de 20 pincetarmen 9A, 9B recht, zoals in figuur 7. De pincetvormige staaf 2 kan als wegwerpelement zijn uitgevoerd en bijvoorbeeld met één of meerdere zakjes 1 in een verpakking worden aangeboden.

Het aangrijpdeel 14 kan bijvoorbeeld cilindervormig zijn, of althans een as 20 vormen, waaromheen de armen 9A, 9B kunnen worden gedraaid. 25 Op deze wijze kan op smaak gebracht heet water, bijvoorbeeld thee, worden geroerd door de pincetvormige staaf 2 als een soort schroef om genoemde as 20 te draaien.

De pincetvormige staaf 2 staat toe dat andere interacties plaatsvinden dan slechts het bewegen van het zakje 1, bijvoorbeeld met 30 andere te consumeren of smaakmakende goederen die in de thee zijn ’ ’ ^ 10 gebracht. Bovendien kunnen in het water liggende thee en/of kruidendeeltjes, of andere deeltjes, met behulp van de pincetarmen 9A uit het water worden verwijderd..

Naast pincetvormig kan de staaf 2 ook knijper, klem, bek, of 5 wasknijpervormig zijn en ongeveer de zelfde karakteristieken en/of voordelen hebben. De pincetvorm kan eventueel meer dan twee, bijvoorbeeld drie of vier pincetarmen 9A, 9B hebben. In figuur 9B zijn verschillende uitvoeringsvormen van pincetvormige staafjes 2 getoond.

In nog een uitvoeringvorm is het staafje 2 voorzien van een 10 aangrijpelement 9 dat is voorzien van een geleiding 21 (figuur 10A-E), gevormd door de binnenzijde van twee ontvangende armen 9C, 9D. Een deel van het zakje 1 kan tussen de twee ontvangende armen 9C, 9D worden geschoven, door het aangrijpelement 9. De ontvangende armen 9C, 9D zijn daarbij bij voorkeur relatief star ten opzichte van elkaar met de rest van het 15 staafje 2 verbonden. Bij voorkeur is het aangrijpelement 9 daarbij voorzien van tegenover elkaar gelegen tanden 9E voor het inklemmen van het zakje 1 tussen de armen 9C, 9D. De tanden 9E zorgen voor extra wrijving tussen het staafje 2 en het zakje 1 zodat het zakje 1 beter op de plaats blijft, bijvoorbeeld tijdens het roeren van het zakje 1 door heet water. De tanden 20 9E kunnen bijvoorbeeld recht tegenover elkaar zijn gelegen (figuur 10A, IOC, 10E) of enigszins ten opzichte van elkaar zijn verschoven (figuur 10B, .· < i ' j 10D). Het aangrijpelement 9 kan bijvoorbeeld een kleine hoeveelheid relatief grote tanden omvatten, of bijvoorbeeld een grote hoeveelheid relatief kleine tanden. Het zakje 1 kan daarbij worden gekoppeld met het staafje 2 25 door het zakje 1 tussen duim en wijsvinger te nemen en langs de geleiding 21 door het aangrijpelement 9, tussen de armen 9C, 9D te schuiven. Dergelijke staafjes 2 kunnen met relatief goedkope matrijzen worden gerealiseerd.

In een uitvoeringsvorm, is het aangrijpelement 9 afbreekbaar ten 30 opzichte van de rest van het staafje 2 (zie figuur 10E). Nadat het zakje 1 is 11 gebruikt en de smaak in de vloeistof heeft achtergelaten kan het de voorkeur hebben het staafje 2 zonder het zakje 1 te gebruiken. Daarbij zou het gunstig kunnen zijn het natte zakje 1 van het staafje af te nemen, zonder dat het zakje 2 met de vingers hoeft te worden aangeraakt. Dit kan 5 bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door het aangrijpelement 9, of tenminste een deel daarvan, af te breken, zodat het afgebroken deel tezamen net het zakje 1 kan worden weggeworpen, bij voorkeur zonder het natte zakje 1 te hoeven aanraken. Daarna kan het overige deel van het staafje 2 worden gebruikt als roerstaafje. Daartoe is het staafje 2 10 bijvoorbeeld voorzien van een verdunning of afbreekrand 22, bij voorkeur nabij het aangrijpelement 9.

In nog een uitvoeringsvorm is het zakje 1 voorzien van een koppeldeel 5A (zie figuur 11). Dit koppeldeel 5A kan bijvoorbeeld een flens 5 aan het zakje 1 vormen. Het koppeldeel is bijvoorbeeld vervaardigd uit een 15 materiaal verschillend van het filterend omhulsel 4, bijvoorbeeld materiaal dat iets minder flexibel is dan het filterend omhulsel 4, zoals kunststof, karton of papier. Het koppeldeel 5A kan bijvoorbeeld ruimte bieden voor een oog 6. Dit is gunstig omdat het koppeldeel 5A bijvoorbeeld steviger kan zijn ] ' .

dan het materiaal van het filterend omhulsel 4. Bij voorkeur is het 20 materiaal van het koppeldeel 5A minder vocht absorberend dan het materiaal van het filterend omhulsel 4 en/of de smaakmakende kruiden 3.

In een dergelijke uitvoeringsvorm kan het koppeldeel 5A op comfortabele wijze met de vingers worden aangegrepen en het zakje 2 worden weggeworpen, waarbij de vingers minder nat worden dan bij aanraking van 25 relatief vochtige materiaal van het filterende 4 omhulsel en/of de smaakmakende kruiden 3. Het koppeldeel 5A kan bijvoorbeeld tenminste aan de buitenzijde waterafstotend worden uitgevoerd.

In nog een uitvoeringsvorm is het staafje 1 aan de overzijde van het aangrijpelement 9, bij het deel voor aangrijping met de vingers, voorzien 30 van een haak 24 of iets dergelijks voor ophanging van het staafje 2 met 12 zakje 1 aan een rand 23 van een vloeistofhouder, zoals een kop, beker, mok, glas, fles of iets dergelijks (zie figuur 12). In het bijzonder kan dit gunstig zijn wanneer het zakje 1 in een fles wordt gehangen. Het zakje 1 is door het staal] e 2 relatief eenvoudig in de fles te hangen en te roeren, dat wil zeggen 5 eenvoudiger dan bij gebruik van een conventioneel touwtje omdat het zakje 1 met het staafje 2 enigszins kan worden ‘geduwd’. Met behulp van de haak 24 kan het zakje 1 blijven hangen in de fles, in het bijzonder aan de rand 23 daarvan, en er na enige tijd weer gamakkelijk worden uitgehaald.

De beschreven en vele vergelijkbare variaties, evenals combinaties 10 daarvan, worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen. Uiteraard kunnen verschillende aspecten van verschillende uitvoeringsvormen en/oï combinaties daarvan met elkaar worden gecombineerd en uitgewisseld binnen het raam van de uitvinding. Er dient aldus niet tot slechts de genoemde uitvoeringsvormen te worden 15 beperkt.

,· ' · 'tl .

Claims (18)

1. Samenstel voorzien van een los zakje met smaakmaker voor drank en een staafje, waarbij het losse zakje met smaakmaker is voorzien van één of meerdere smaakmakers omgeven door een filterend omhulsel, 5 waarbij het staafje is ingericht om met een beweging van het staafje op het zakje aan te grijpen, zodat het losse zakje eenvoudig uit een kop water kan worden gehaald en/of daarin kan worden gebracht.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de één of meerdere smaakmakers thee én/of kruiden omvatten.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het zakje in hoofdzaak bestaat uit genoemde één of meerdere smaakmakers, het omhulsel, en sluitmiddelen voor sluiting van het omhulsel.

4. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het staafje is voorzien van een roernok.

5. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van tenminste één oog, waarbij tenminste een deel van genoemd staafje door het tenminste ene oog heen past.

6. Samenstel volgens conclusie 5, waarbij het tenminste ene oog een diameter heeft van tenminste 3 millimeter.

7. Samenstel volgens conclusie 5 of 6, waarbij het tenminste ene oog is voorzien nabij de rand van het zakje.

8. Samenstel volgens één der conclusies 5 - 7, waarbij het zakje is voorzien van tenminste een flens en waarbij het tenminste ene oog is voorzien in de flens.

9. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het staafje is voorzien van tenminste één haak en/of pin of uitstekende pin voor aangrijping op het zakje en/of door een oog volgens één der conclusies 5 - 8.

10. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het staafje is voorzien van een aangrijpelement dat is voorzien van een geleiding voor het zakje voor het geleiden van een deel van het zakje tot in het aangrijpelement.

11. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het staafje is voorzien van een aangrijpelement dat is voorzien van tenminste twee tegenover elkaar gelegen tanden voor het inklemmen van tenminste een deel van het zakje.

12. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het 10 staafje is voorzien van een aangrijpelement voor aangrijping op het zakje, en aan de overzijde van het aangrijpelement is voorzien van een haak voor ophanging aan een rand van een vloeistofhouder.

13. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het staafje nabij het aangrijpelement is voorzien van een verdunning en/of 15 afbreekrand voor het afbreken van tenminste een deel van het aangrijpelement.

14. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij tenminste twee van genoemde zakjes zijn voorzien, die elk verschillende soorten smaakmakers hebben.

15. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het staafje een pincetvorm omvat, voorzien van tenminste twee pincetarmen.

16. Samenstel volgens conclusie 15, waarbij het uiteinde van de armen is voorzien van een roernok. !

17. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het 25 zakje en, tenminste deels, het staafje zijn omgeven door een verpakking.

18. Verpakking voorzien van meerdere samenstellen volgens één der voorgaande conclusies, waarbij meerdere van genoemde staafjes en genoemde zakjes zijn voorzien, waarbij elk van de staafjes is ingericht om aan te grijpen op elk van genoemde zakjes.