NL194450C - Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van een schijf in een automatische wisselaar. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van een schijf in een automatische wisselaar. Download PDF

Info

Publication number
NL194450C
NL194450C NL9500323A NL9500323A NL194450C NL 194450 C NL194450 C NL 194450C NL 9500323 A NL9500323 A NL 9500323A NL 9500323 A NL9500323 A NL 9500323A NL 194450 C NL194450 C NL 194450C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
disc
arm
lever
carrier
disk
Prior art date
Application number
NL9500323A
Other languages
English (en)
Other versions
NL9500323A (nl
NL194450B (nl
Inventor
Chan-Kyoung Cho
Young-Beon Choi
Original Assignee
Hyundai Electronics Ind
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from KR1019940002859A external-priority patent/KR960011293B1/ko
Priority claimed from KR1019940015514A external-priority patent/KR970000414B1/ko
Application filed by Hyundai Electronics Ind filed Critical Hyundai Electronics Ind
Publication of NL9500323A publication Critical patent/NL9500323A/nl
Publication of NL194450B publication Critical patent/NL194450B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL194450C publication Critical patent/NL194450C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/22Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor from random access magazine of disc records
    • G11B17/225Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor from random access magazine of disc records wherein the disks are transferred from a fixed magazine to a fixed playing unit using a moving carriage

Landscapes

  • Automatic Disk Changers (AREA)

Description

1 194450
Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van een schijf in een automatische wisselaar
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op schijfdragers van automatische wisselaars die toegepast worden bij audio- of videosystemen, en meer in het bijzonder betreft de uitvinding 5 een werkwijze voor het toevoeren van een schijf in een automatische wisselaar, omvattende een voorwaartse toevoerstap voor het rollend toevoeren van een schijf vanuit een schijfspeler of een magazijn aan het midden van een drager van de automatische wisselaar, en een achterwaartse toevoerstap voor het rollend verplaatsen van de schijf vanaf het midden van de drager naar het magazijn of de schijfspeler, omvattende de stappen van: 10 - het door een hefboom verplaatsen van de schijf vanuit de schijfspeler of het magazijn naar een bepaalde eerste positie op de drager; - het van de bepaalde eerste positie op de drager naar het midden van de drager verplaatsen van de schijf; en - het van het midden van de drager naar de schijfspeler of het magazijn verplaatsen van de schijf.
15 Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Europese octrooischrift 0.516.496.
Bij de bekende werkwijze, die wordt gebruikt voor het transporteren van bijvoorbeeld compact-discs vanuit schijfmagazijnen naar compact-disc spelers en andersom, worden de schijven vanuit de magazijnen op een drager gerold en ook van de drager weer in de speler gerold. Daarbij werkt de automatische wisselaar in het algemeen met een aantal magazijnen, die verticaal gericht zijn, en opgenomen zijn in een 20 huis, waarin ook één of meer cd-spelers zijn aangebracht. De schijfdrager is verticaal beweegbaar in het huis, naar een positie ter hoogte van een gewenste schijf. Wanneer de schijfdrager deze positie bereikt heeft, wordt de schijf door een hefboom uit het magazijn gedrukt naar een eerste stand op de schijfdrager.
In deze stand is de schijf ingeklemd tussen enerzijds een gekromde buitenrand van de drager, en anderzijds een aandrijfrol. Door nu de aandrijfrol te roteren, wordt de schijf geroteerd, waarbij deze zichzelf 25 als het ware afwikkeld langs de gekromde rand van de schijfdrager, en zo naar een positie in het midden van de schijfdrager wordt verplaatst. Wanneer de schijf daar is aangekomen, wordt de schijfdrager in verticale richting verplaatst naar de speler, waar de schijf door een omgekeerde bewerking van de drager gerold en in de speler geladen wordt.
Wanneer een schijf afgespeeld is en weer teruggevoerd moet worden naar een magazijn, worden de 30 hiervoor beschreven bewerkingen in omgekeerde volgorde uitgevoerd. De schijf wordt dus vanuit de speler op de drager geplaatst, en daar door de aandrijfrol naar een centrale positie gerold, waarna de drager in verticale richting naar de juiste plaats in het magazijn wordt bewogen, waar de schijf van de drager afgerold wordt, terug in zijn vak in het magazijn.
De bekende werkwijze heeft als nadeel dat er wrijvingscontact bestaat tussen de schijf en het oppervlak 35 van de drager, waardoor het risico bestaat dat de schijf wordt beschadigd tijdens het transport. Daarnaast vergt deze bekende werkwijze een relatief gecompliceerde en daardoor kostbare constructie van de automatische wisselaar. Doordat zowel de aandrijfrol als de hefboom waarmee de schijf getransporteerd wordt in twee richtingen roteerbaar is, en de rotatie bestuurd wordt door bijbehorende sensoren, zijn er gecompliceerde verbindingslijnen nodig voor het verbinden van de sensoren met de betreffende organen.
40 Bovendien vergt de gecompliceerde beweging een groot aantal sensoren voor de bewaking daarvan. Daarnaast is een nauwkeurige bediening van de verschillende onderdelen nodig, zodat gebruik gemaakt moet worden van nauwkeurige en derhaive kostbare onderdelen, waardoor de wisselaar kostbaar wordt.
De uitvinding heeft derhalve tot doel een werkwijze van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarbij deze nadelen zich niet voordoen. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de schijf van de 45 eerste positie naar het midden van de drager verplaatst wordt door een beweging van een arm over een scherpe hoek, welke arm in de schijftoevoerrichting geplaatst is, en de schijf van het midden van de drager naar de schijfspeler of het magazijn verplaatst wordt door middel van een beweging van de arm over een stompe hoek, wanneer de hefboom een bepaalde tweede positie ‘ op de drager bereikt, waarbij de hefboom tegenover de arm gelegen is. Met behulp van een dergelijke 50 werkwijze kan een schijf op eenvoudige, betrouwbare en stabiele wijze worden overgebracht van het magazijn naar de drager en van de drager naar de speler en omgekeerd.
De uitvinding betreft ook een Schijftoevoerinrichting voor een drager van een automatische wisselaar, welke drager schijven transporteert tussen een aantal schijfmagazijnen en een schijfspeler, voorzien van: - hefboommiddelen, welke een hefboomdrijfnok omvatten die bediend wordt door een rotatiekracht van een 55 hefboomaandrijfmotor en een schijf van een magazijn naar een bepaalde positie op de drager verplaatst, alsmede ten minste één hefboom die over een bijbehorend hefboomverbindsorgaan gekoppeld is met de hefboomdrijfnok, en selectief geroteerd wordt in overeenstemming met de rotatierichting van de hefboom- 194450 2 drijfnok, en de schijf verplaatst; en - geleidingsrailmiddelen voor het steunen en geleiden van de schijf, welke geleidingsrailmiddelen gekromde schijfrails omvatten. Een dergelijke schijftoevoerinrichting is eveneens uit het bovengenoemde Europese octrooischrift 0.516.496, en heeft ook nadelen die hiervoor beschreven zijn.
5 De uitvinding beoogt nu een dergelijke schijftoevoerinrichting zodanig te verbeteren, dat deze geschikt is voor het uitvoeren van de hiervoor beschreven werkwijze, waarbij de genoemde nadelen zich dus niet meer voordoen. Volgens de uitvinding wordt dit bij een dergelijk inrichting bereikt, door - armmiddelen, welke een armdrijfnok omvatten die bediend wordt door een rotatiekracht van een armdrijfmotor en de schijf van een bepaalde positie over de drager naar het midden van de drager of van 10 het midden van de drager naar het magazijn verplaatst, alsmede een paar armen die door middel van respectievelijk eerste en tweede armverbindingsorganen gekoppeld zijn aan de armdrijfnok en selectief geroteerd worden in overeenstemming met de rotatierichting van de armdrijfnok en de schijf verplaatsen; - schijfvasthoudmiddelen voor het nauwkeurig vasthouden van de schijf in het midden van de drager, welke schijfvasthoudmiddelen een schijfhouder omvatten die selectief bediend wordt in overeenstemming met de 15 rotatierichting van een schijfhouder-drijfnok, welke schijfhouder-drijfnok op een gemeenschappelijke as aangebracht is met de hefboomdrijfnok en samenwerkt met de hefboomdrijfnok; en - aandrijfmiddelen welke eerste krachtoverbrengingsmiddelen omvatten voor het overbrengen van de rotatiekracht van de hefboomdrijfmotor op de hefboommiddelen en de schijfvasthoudmiddelen, alsmede tweede krachtoverbrengingsmiddelen voor het overbrengen van de rotatiekracht van de armdrijfmotor op de 20 armmiddelen; waarbij de hefboommiddelen een paar hefbomen omvatten, en de geleidingsrailmiddelen gekromde vasthoudrails omvatten.
Bij de hierboven beschreven drager van de automatische wisselaar volgens de uitvinding wordt de schijf die in het magazijn bewaard wordt, of zich in de schijfspeler bevindt door de hefbomen verplaatst naar een 25 bepaalde positie op de drager, en wordt tegelijkertijd de schijfhouder geopend. Na de beweging van de hefboom worden de armen bediend, teneinde de schijf te verplaatsen naar het midden van de drager. Op dat moment wordt de schijf stabiel gepositioneerd op de drager, terwijl de schijfhouders teruggebracht worden naar hun uitgangspositie.
Wanneer de drager met de schijf verplaatst wordt naar het magazijn vanuit de schijfspelers worden de 30 schijfhouders die de rand van de schijf vastgehouden hebben, verwijderd, teneinde de schijf vrij te geven. Daarna wordt de arm bediend teneinde schijf vanaf het midden van de drager naar het magazijn of het bovenoppervlak van de schijfspeler te verplaatsen.
Op dat moment rolt de rand van de schijf langs de geleidingsrails, zodanig dat het mogelijk is beschadiging van de schijf tijdens de schijftoevoerbewerking van de drager te minimaliseren.
35
Bovengenoemd en andere doelen, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de navolgende gedetailleerde beschrijving in samenhang met de bijgevoegde tekening, waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht is dat de constructie toont van een normale automatische wisselaar als gebruikt wordt bij een audio- of videosysteem; 40 figuur 2 een bovenaanzicht is dat een schijftoevoerbewerking en een constructie van een drager toont van een automatische wisselaar volgens een eerste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; figuur 3 een bovenaanzicht is dat het verband weergeeft tussen een hefboom-drijfnok en een hefboom-verbinding van een schijftoevoerinrichting volgens de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 4 een vooraanzicht is van een hefboomeenheid van de drager volgens de uitvinding; 45 figuur 5 een vooraanzicht is van een aandrijfeenheid van de drager volgens de uitvinding; figuur 6 een schematisch bovenaanzicht is dat de aandrijfbewerking van de aandrijfeenheid van de drager volgens de uitvinding vertoont; figuur 7 een bovenaanzicht is dat een hefboomdrijfnok weergeeft die aangebracht is op een as van de hefboom-drijfnok volgens de uitvinding; 50 figuur 8 een zij-aanzicht is van figuur 7; figuur 9 een bovenaanzicht is dat een schijftoevoerbewerking en de constructie van de armeenheid van de drager volgens de uitvinding weergeeft; figuur 10 een zij-aanzicht is van de armeenheid van de drager volgens de uitvinding; figuur 11 een bovenaanzicht is dat een armdrijfnok 4 weergeeft die bevestigd is aan een as van de 55 arm-drijfnok volgens de uitvinding; figuur 12 een zij-aanzicht is van figuur 11; figuur 13 een bovenaanzicht is van een schijfvasthoudeenheid van de drager volgens de uitvinding; 3 194450 figuur 14 een zij-aanzich! is van de schijfvasthoudeenheid van de drager volgens de uitvinding; figuur 15 een boven-aanzicht is dat de beweging vertoont van de schijf houder wanneer de schijf verplaatst wordt van een positie 8 naar een positie C op de drager volgens de uitvinding; figuur 16 een bovenaanzicht is van een geleidingsraileenheid van de drager volgens de uitvinding; 5 figuur 17 een doorsnede-aanzicht is van de geleidingsraileenheid van de drager volgens de uitvinding; figuur 18 een bovenaanzicht is dat een toevoerbewerking en constructie toont van een arm-eenheid van een drager van een automatische wisselaar volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 19 een vooraanzicht is van de armeenheid van de drager van figuur 18; en figuur 20 een schematisch bovenaanzicht is dat de aandrijfbewerking van de armeenheid van de drager 10 van figuur 18 weergeeft.
Zoals weergegeven in figuur 1, waar een typische automatische wisselaar getoond wordt die toegepast wordt bij een audio- of videosysteem, omvat de automatische wisselaar volgens de uitvinding vier schijf-magazijnen 2, die verticaal aangebracht zijn aan weerszijden in het inwendige van het huis 1, op dezelfde 15 wijze als beschreven met betrekking tot de automatische wisselaar volgens de stand van de techniek. Dat wil zeggen dat de automatische wisselaar volgens deze uitvinding acht magazijnen 2 omvat, elk waarvan vijfenveertig compactdiscs 10 kan opnemen en vasthouden. De drager 4 is beweegbaar in het inwendige van het huis 1 aangebracht, zodanig dat de drager 4 verticaal op en neer beweegt in de middenruimte die bepaald wordt tussen de magazijnen 2, en herhaaldelijk automatisch schijven 10 verplaatst en verwisseld 20 tussen de magazijnen 2 en de compact-disc spelers 3 en 3', welke spelers 3 en 3' onder de schijf-magazijnen 2 in het inwendige van het huis 1 zijn aangebracht.
Verwezen wordt nu naar figuren 2 tot 4, waarbij figuur 2 een bovenaanzicht is dat zowel een schijf-toevoerbewerking als een schijftoevoermechanisme van de drager 4 van de automatische wisselaar volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding weergeeft, en figuren 3 en 4 respectievelijk een bovenaanzicht 25 en een vooraanzicht zijn die een hefboomeenheid van de drager 4 van figuur 2 tonen. In de tekeningen wordt met het verwijzingscijfer 16 een hefboom-drijnok aangegeven en met het verwijzingscijfer 17 een schijfhouder-drijfnok, welke nokken 16 en 17 bediend worden door een aandrijfkracht van een hefboomdrijf-motor 25 die hier later beschreven zal worden.
Bij de hefboom-drijfnok 16 is een paar verbindingsarmen, dat wil zeggen de linker verbindingsarm 39 en 30 een rechter verbindingsarm 39' met hun binnenste uiteinde zwenkbaar verbonden met de nok 16, zodanig dat de verbindingsarmen 39 en 39' symmetrisch ten opzichte van elkaar gehouden worden, met als middelpunt de nok 16. In dit geval zijn de binnenste uiteinden van de twee verbindingsarmen 39 en 39' zwenkbaar met de nok 16 verbonden door middel van pennen 41 en 41' die beweegbaar aangebracht zijn in een bolvormige penopening 16a van de nok 16, zoals het beste te zien in figuur 3. De buitenste uiteinde 35 van de verbindingsarmen 39 en 39' zijn zwenkbaar verbonden met de bijbehorende hefbomen 35 en 35' door middel van pennen 42 en 42', waarbij de hefbomen 35 en 35' roteerbaar zijn rond hun hefboompennen 34 en 34'.
Elk van de hefbomen 35 ën 35' vertoont een L-vormige configuratie en is aan één uiteinde voorzien van een hefboomrol 38, 38', welke hefboomrol 38, 38' ingericht is om contact te maken met de rand van de 40 schijf 10. De andere uiteinden van de hefboomrollen zijn zwenkbaar verbonden met hun bijbehorende hefboomsteunen 33 en 33' door middel van de hefboompennen 34 en 34', zodat de hefbomen 35 en 35' verdraaid worden rond respectievelijk de hefboompennen 34 en 34'. De hefbomen 35 en 35' worden door hefboomveren 36 en 36' voorgespannen, zodanig dat de hefbomen 35 en 35' voorgespannen worden naar hun retourrichting. Elk van de veren 36 en 36' is een torsieveer die passend over de hefboompen 34, 34' 45 aangebracht is en met zijn beide armen rust tegen de hefboom 35, 35' en de steun 33, 33'.
Zoals te zien in figuur 5 verkeert de schijfhouder-drijfnok 17 in aangrijping met de bovenzijde van de hefboom-drijfnok 16, zodat de nokken 16 en 17 gezamenlijk geroteerd worden.
Nu zal het drijfkracht-overbrengingsmechanisme voor het overbrengen van de drijfkracht van de motoren aan de hefboomeenheid en de armeenheid beschreven worden onder verwijzing naar figuren 5 tot 8.
50 Figuren 5 en 6 geven respectievelijk een vooraanzicht en een bovenaanzicht weer van een aandrijf-eenheid van de drager 4 van de automatische wisselaar. Figuren 7 en 8 zijn respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht waarin een hefboomdrijfnokveer 15 getoond wordt die gevestigd is aan een hefboom-drijfnokas. Zoals in de tekening te zien, is de hefboom-d rijf motor 25 aangebracht op het bovenoppervlak van een steun 22a die bevestigd is aan de bovenzijde van de drager. Teneinde de rotatiekracht van 55 de hefboomaandrijfmotor 25 door te geven aan de hefboom-drijfnok 16 en de schijfhouder-drijfnok 17 is een eerste krachtoverbrengingseenheid beweegbaar aangebracht op een as van een chassisplaat 22 van de drager. De eerste krachtoverbrengingseenheid omvat een poelieblok, een aantal tandwielen 18,19 en 20 en 194450 4 een hefboom-drijfnokwiel 14, waarbij het poelieblok een drijfmotorpoelie 27, een timing riem 28 en een poelie 29 omvat.
Daarnaast is een aantal hefboomcontrolesensoren S3, S4 en S5 voor het waarnemen van de beweging van de hefboom aangebracht aan de onderzijde van het hefboom-drijfnokwiel 14, zoals weergegeven in 5 figuur 6.
De hefboom-drijfnok 16 en de schijfhouderdrijfnok 17 zijn aangebracht op de as van het hefboomdrijfnok-wiel 14.
De hefboom-drijfnokveer 15, die zodanig gebogen is dat zijn beide uiteinden naar zijn middelpunt gericht zijn, zoals weergegeven in figuur 8, is aangebracht tussen de hefboom-drijfnok 16 en het hefboom-10 drijfnokwiel 14. De beide uiteinden van de hefboom-drijfnokveer 15 worden derhalve elastisch gesteund door een eerste aanslag 14a die als een geheel gevormd is met het oppervlak van het hefboom-drijfnokwiel 14 en een tweede aanslag 16a die als een geheel gevormd is met het oppervlak van de hefboomdrijfnok 16. De twee aanslagen 14a en 16a zijn zodanig gericht dat zij zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken.
Zo wordt de rotatiekracht van het hefboom-drijfnokwiel 14 doorgegeven aan de tweede aanslag 16a van 15 de hefboom-drijfnok 16 door middel van de hefboomdrijfnok 15 die elastisch in aangrijping verkeerd met de eerste aanslag 14a van het hefboom-drijfnokwiel 14, zodat het hefboom-drijfnokwiel 14 geroteerd wordt door de rotatiekracht van de hefboom-drijfnok 16.
Dat wil zeggen dat de veerkracht van de hefboom-drijfnokveer 15 opgewekt wordt door de aanslag 14a van het roterende hefboom-drijfnokwiel 14 en doorgegeven wordt aan de hefboom-drijfnok 16 door middel 20 van de tweede aanslag 16a op de hefboom-drijfnok 16. Door de veerkracht van de hefboom-drijfnokveer 15 worden de linker en rechter hefbomen 35 en 35' bewogen. Wanneer de linker en rechter hefbomen 35 en 35' tot stilstand gebracht worden op een bepaalde positie 8 op de drager in figuur 2, wordt de door de aandrijfeenheid opgewekte belasting opgenomen door de veerkracht van de hefboomdrijfnokveer 15.
Bijvoorbeeld wordt, zelfs wanneer het hefboomdrijfnokwiel 14 enigszins voorbij zijn bedoelde eindstand 25 geroteerd wordt als gevolg van zijn traagheidskracht wanneer de automatische wisselaar tot stilstand gebracht wordt door de belasting die veroorzaakt wordt zowel de wrijvingskracht tussen de schijf en het magazijn als de contactkracht van de hefboomeenheid, of tot stilstand gebracht wordt door de bedrijfstop van de automatische wisselaar, de belasting die op de schijf 10 uitgeoefend zal worden geabsorbeerd door de hefboom-drijfnokveer 15, waardoor zowel de schijf als het krachtoverbrengingsmechanisme beschermd 30 worden, en de regeling van de motor vereenvoudigd wordt.
Wanneer de motor tot stilstand gebracht wordt door de sensor na een schijftoevoerbewerking, wordt door de hefboom-drijfnokveer 15 een terugstelkracht uitgeoefend op de linker en rechter hefboom-drijfnokken die met de veer 15 in contact zijn. Derhalve vereenvoudigd de hefboom-drijfnokveer 15 de schijftoevoerbewerking.
35 De in figuur 2 weergegeven arm-aandrijfmotor 25' geeft zijn rotatiekracht aan het arm-drijfnokwiel 11 door via een tweede krachtoverbrengingseenheid op de dezelfde wijze als beschreven met betrekking tot de hefboomaandrijfmotor 25, waarbij de eenheid een (niet weergegeven) poeliemechanisme en een aantal tandwielen 18', 19' en 20' omvat. Een arm-drijfnok die hier later beschreven zal worden is aangebracht op de rotatie-as van het arm-drijfnokwiel 11.
40 Hierna wordt de armeenheid voor het verplaatsen van de schijf 10 vanaf de positie 8 op de drager van figuur 2 naar het middelpunt C van de drager of vanaf het middelpunt C naar het magazijn toegelicht onder verwijzing naar figuren 9 tot 12.
Figuren 9 en 10 zijn respectievelijk een bovenaanzicht en een vooraanzicht die een armeenheid van de een drager weergeven, en figuren 11 en 12 zijn respectievelijk een bovenaanzicht en een zij-aanzicht die 45 een arm-drijfnokveer 12 tonen die aangebracht is op de rotatie-as van de arm-drijfnok.
De rotatiekracht van de armaandrijfmotor 25' van de hierboven beschreven aandrijfeenheid wordt doorgegeven aan het arm-drijfnokwiel 11 als weergegeven in figuur 2. De drijfnok 13 is bevestigd op de as van het arm-drijfnokwiel 11, terwijl de arm-drijfnokveer 12 aangebracht is tussen de arm-drijfnok 13 en het armdrijfnokwiel 11.
50 Zoals in figuur 9 te zien, is de arm-drijfnok 13 bevestigd aan het onderoppervlak van een arm-framesteun 43, welke steun 43 ook voorzien is van een cirkelvormig nokgat 43a.
Een paar eerste armverbindingorganen, dat wil zeggen een linker verbindingsorgaan 61 en een rechter verbindingsorgaan 61' zijn met hun binnenste uiteinde zwenkbaar verbonden met de arm-drijfnok 13, zodat de verbindingsorganen 61 en 61' symmetrisch ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. In dit geval zijn de 55 binnenste uiteinde van de twee verbindingsorganen half cirkelvormig nokgat 43a van de nok 13 door middel van een nokgatpennen 61a en 61a', zoals het best te zien in figuur 9. De buitenste uiteinden van de verbindingsorganen 61 en 61' zijn zwenkbaar verbonden met de armsteun 43. Daarnaast is een paar 5 194450 tweede armverbindingsorganen 62 en 62' zwenkbaar verbonden met de armsteun 43, zodanig dat de tweede verbindingsorganen 62 en 62' een schommelbeweging uitvoeren, onder de voorwaarde dat de tweede verbindingsorganen 62 en 62' ten opzichte van de eerste verbindingsorganen 61 en 61' onder een bepaalde hoek geplaatst zijn.
5 De bewegingen van de tweede armverbindingsorganen 62 en 62' worden begrensd door een bijbehorende armaanslagen 43b en 43b' die aangebracht zijn op de armframesteun 43.
Een schroefveer 58 is zodanig verbonden met de buitenste uiteinden van de tweede armverbindingsorganen 62 en 62', dat de armverbindingsorganen 62 en 62' belast worden met een terugstelkracht. De tweede hangverbindingsorganen 62 en 62' zijn ook ter hoogte van hun middendeel verbonden met linker en 10 rechter armen 55 en 55', welke armen 55 en 55' zodanig zwenkbaar verbonden zijn met de armsteun 43, dat de armen 55 en 55' respectievelijk tegen de richting van de wijzers van de klok in gedraaid worden. Derhalve worden de armverbindingsorganen 62 en 62' en de armen 55 en 55' tegelijkertijd verdraaid. De vrije uiteinden van de buitenste uiteinden van de armen 55 en 55' zijn voorzien van armrollen 57, respectievelijk 57', welke rollen 57 en 57' contact zullen maken met de schijf 10.
15 Derhalve worden de armrollen 57 en 57' naar keuze geroteerd in overeenstemming met de rotatierichting van de arm-drijfnok 13.
Wanneer bijvoorbeeld de armdrijfnok 13 in de richting van de wijzers van de klok geroteerd wordt, wordt het eerste armverbindingsorgaan 68 omhooggebracht en het tweede armverbindingsorgaan 62 tegen de richting van de wijzers van de klok in geroteerd. Derhalve wordt de armrol 57' tegen de richting van de 20 wijzers van de klok in geroteerd, zoals weergegeven met de streepstippellijn in figuur 10, en verplaatst deze de schijf van de positie 8 naar de positie C. Wanneer anderzijds de armdrijfnok 13 tegen de richting van de wijzers van de klok geroteerd wordt, wordt de armrol 57 in de richting van de wijzers van de klok geroteerd.
Zoals te zien in figuur 12 is de arm-drijfnok 12 aangebracht tussen de armdrijfnok 13 en het armdrijfnok-wiel 11. De armdrijfnokveer 12 wordt elastisch opgevangen door een aanslag 11a van het armdrijfnokwiel 25 11 en een aanslag 13a van de armdrijfnok 13. De tweede aanslagen 11a en 13a zijn zodanig gericht dat de aanslagen 11a en 13a zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken.
Daarnaast is een aantal arm-controlesensoren S6, S7 en S8 voor het waarnemen van de beweging van de arm aangebracht aan de onderzijde van het armdrijfnokwiel 11.
Wanneer het armdrijfnokwiel 11 geroteerd wordt, wordt de armdrijfnok 13 door de armdrijfnokveer 12 30 geroteerd als weergegeven in figuur 12. Wanneer derhalve de linker en rechter armen 55 en 55' van figuur 9 tot stilstand gebracht worden op een bepaalde plaats C als gevolg van de veerkracht van de armdrijfnokveer 12, wordt de door de aandrijfeenheid opgewerkt belasting opgenomen en weggeleid door de armdrijfnokveer 12.
Bijvoorbeeld wordt, zelfs wanneer het armdrijfnokwiel 11 enigszins voorbij zijn bedoelde eindpositie 35 geroteerd wordt als gevolg van zijn traagheidskracht wanneer de automatische wisselaar tot stilstand gebracht wordt door de belasting die opgewekt wordt door zowel de wrijvingkracht tussen de schijf en het magazijn als de contactkracht van de armeenheid of tot stilstand gebracht wordt door de bedrijfstop van de automatische wisselaar, de belasting die op de schijf 10 uitgeoefend zal worden, opgenomen door de armdrijfnokveer 12 waardoor zowel de schijf als het krachtoverbrengingsmechanisme beschermd worden en 40 de motorregeling vereenvoudigd wordt.
Wanneer de motor tot stilstand gebracht wordt door de sensor naar een schijftoevoerbewerking, wordt door een armdrijfnokveer 12 een terugstelkracht uitgeoefend op een linker en rechter armdrijfnokken, die met de veer 12 in contact zijn. Derhalve vereenvoudigd de armdrijfnokveer 12 de schijftoevoerbewerking van de automatische wisselaar.
45 Hierna wordt de schijfhoudereenheid in detail beschreven naar figuren 13 en 14.
Figuren 13 en 14 geven een bovenaanzicht en een zij-aanzicht weer waarin de schijfhoudereenheid van de drager getoond wordt, en figuur 15 is een bovenaanzicht dat de schijfhouder toont wanneer deze de schijf verplaatst van de positie 8 naar de positie C.
Zoals weergegeven in figuur 5 zijn de hefboomdrijfnok 16 en de schijfhouderdrijfnok 17 bevestigd op de 50 as van het hefbocmdrijfnokwiel 14 dat aangedreven wordt door de rotatiekracht van de hefboom- aandrijfmotor 25. Twee symmetrische schijfhouders 48 en 49 zijn bevestigd aan de schijfhouderdrijfnok 17, zoals getoond in figuren 2 en 14.
Elk van de twee schijfhouders 48 en 49 is voorzien van twee sleuven 46', zodat elke schijfhouder 48, 49 over een bepaalde slag verschuifbaar is ten opzichte van het horizontale vlak van de armframesteun 43.
55 In elke sleuf 46' is een bevestigingspen 46 opgenomen, die de beweging van de schijfhouder geleid.
De voorste uiteinden van de schijfhouders 48 en 49 zijn voorzien van tippen 48a en 49a die contact maken met de schijf, zodanig dat de schijfhouders 48 en 49 de schijf, die toegevoerd is aan het midden van 194450 6 de drager, op zijn plaats houden. De tippen 48a en 49a van de schijfhouders 48 en 49 strekken zich uit door doorgebroken openingen 43c in de armframesteun 43, zodanig dat de tippen 48a en 49a uitsteken uit de doorgezette openingen 43c en in contact kunnen komen met de rand van de schijf.
De schijfhouders 48 en 49 zijn voorzien van vasthoudveren 50, respectievelijk 50', welke veren 50 en 50' 5 ingericht zijn voor het terugbrengen van de schijfhouders 48 en 49 naar hun uitgangspositie.
In de bovengenoemde schijfhoudereenheid worden de schijfhouders 48 en 49 naar keuze verplaatst in overeenstemming met de rotatierichting van de schijfhouderdrijfnok 17; dat wil zeggen dat wanneer de schijf 10 vanaf het magazijn door de hefboom van de hefboom-drijfnok 17 verplaatst wordt naar de positie B, zoals weergegeven in figuur 15, de hefboom-drijfnok 17 in de richting van de wijzers van de klok geroteerd 10 wordt en de schijfhouder 48 naar beneden beweegt, zodat de schijf naar de positie 8 verplaatst kan worden.
De schijf die naar de positie 8 of de drager verplaatst is, wordt op zijn beurt naar de positie C verplaatst door de armrollen 57 van de figuur 9. Bij het verplaatsen van de schijf van positie 8 naar positie C voorkomt de schijfhouder 49 een plotseling losraken van de schijf, wanneer de andere schijfhouder 48 naar boven beweegt en zo tegen de schijf drukt dat de schijf in het middelpunt van de drager gelagerd wordt.
15 Hieronder zal de geleidingsraileenheid in detail beschreven worden onder verwijzing naar figuren 16 en 17. Figuren 16 en 17 zijn een bovenaanzicht en een zij-aanzicht waarin de geleidingsraileenheid van de drager weergegeven is.
Zoals te zien in figuren 16 en 17 zijn een bovenste schijfrail en een onderste schijfrail 51a gevormd als gekromde rails met een bepaalde kromming en lopen zij taps toe in die delen waar de schijfrails contact 20 maken met de door de drager toegevoerde schijven.
De geleidingsraileenheid omvat een vasthoudrail welke bestaat uit een bovenste vasthoudrail 52 en een onderste vasthoudrail 52a, waarbij de vasthoudrails 52 en 52a met bepaalde tussenruimte zijn aangebracht ten opzichte van de bovenste en onderste schijfrails 51 en 51a. De bovenste en onderste vasthoudrails 52 en 52a zijn gevormd als gekromde rails met een kromming die gelijk is aan of overeenkomt met de 25 kromming van de schijfrails. Ook van de vasthoudrails 52 en 52a is ook voorzien van buigpunten aan zijn beide uiteinden, en loopt taps toe in het deel waar elke vasthoudrail in contact komt de schijf.
Aangezien de vasthoudrails 52 en 52a zodanig gevormd zijn dat zij tapse delen vertonen als hierboven beschreven, worden beide oppervlakken van de schijf verplaatst onder omstandigheid dat zij lineair contact maken, zodat de belasting geminimaliseerd wordt en de schijf niet of nauwelijks beschadigd wordt tijdens de 30 schijftoevoerbewerking.
Een gedrukte schakelingenplaat (Printed Circuit Board-PCB) 70 die voorzien is van een aantal schijf-controlesensoren S9, S10 en S11 voor het controleren of de schijf toegevoerd is aan de positie 8 en aan de positie C, is aangebracht aan de onderzijde van de schijfrail 51.
De bovenbeschreven PCB 70 is aangebracht aan het bovenoppervlak van het voorste uiteinde van de 35 onderste schijfrail 51', zodat de PCB 70 de positie van de schijf waarneemt die verplaatst wordt tussen de bovenste en onderste schijfrails 51 en 51', en een elektrisch signaal aan een besturingseenheid afgeeft dat een aanduiding vormt van het resultaat van de controle.
Hieronder wordt de schijftoevoerbewerking van de hierboven beschreven schijftoevoerinrichting volgens de eerste uitvoeringsvorm beschreven.
40 Eerst wordt een schijftoevoerbewerking voor het verplaatsen van de schijf van een rechter magazijn naar het midden C van de drager beschreven.
De schijftoevoerbewerking voor het verplaatsen van de schijf vanaf het rechter magazijn naar het midden C van de drager is gelijk aan een schijftoevoerbewerking van het toevoeren van de schijf vanaf de aan de rechter zijde aangebrachte schijfspeler naar het midden C van de drager. Daarnaast is een schijftoevoer-45 bewerking voor het verplaatsen van de schijf vanaf het linker magazijn naar het midden C van de drager of voor het toevoeren van de schijf vanaf de schijfspeler aan de linker zijde naar het midden C van de drager eenvoudig bereikt door het omkeren van de rotatierichting van de aandrijfmotor. De bovengenoemde schijftoevoerbewerkingen zijn aan elkaar gelijk voor wat betreft de bij de bewerking plaats hebbende processen en de met de bewerking bereikte effecten.
50 Wanneer de rotatiekracht van de hefboom-aandrijfmotor 25 doorgegeven wordt aan de hefboom-drijfnok 16 en de schijfhouder-drijfnok 17 door middel van de poelie-eenheld, welke poelie- eenheid de motor poelie 27, de timing riem 28 en de aandrijfpoelie 29 omvat, alsmede door het aantal tandwielen 18,19, 20 en 14 worden de beide nokken 16 en 17 in de richting van de wijzers van de klok geroteerd door de rotatiekracht van de hefboom- aandrijfmotor 25. Derhalve beweegt de schijfhouderdrijfnok 17 de rechter schijfhouder naar 55 beneden, en verplaatst tegelijkertijd de hefboom-drijfnok 16 de rechter verbindingsarm 39', en roteert deze de rechter hefboom 35' zodanig dat de rechter hefboom 35' de schijf uit het rechter magazijn rollend verplaatst naar de positie 8 van de drager.
7 194450
Op dat moment worden de signalen van de hefboom- controlesensoren S3 en S4 en S5 in de ruststanden veranderd van respectievelijk UIT, AAN en UIT, in AAN, UIT en AAN, zoals weergegeven in figuur 7, waardoor de hefboom-aandrijfmotor 25 tot stilstand gebracht wordt.
In deze stand neemt de schijf-controlesensor S11 de schijf waar, hetgeen wil zeggen dat het signaal van 5 de sensor S11 veranderd wordt van AAN in UIT.
Nadat de hefboom-aandrijfmotor 25 tot stilstand gebracht is, wordt de rotatiekracht van de arm-aandrijfmotor 25' doorgegeven aan de armdrijfnok 13 en doet de nok 13 in de richting van de wijzers van de klok rotoren. Derhalve wordt het linker verbindingsorgaan 61 verplaatst zoals weergegeven in figuur 9, zodat de arm 55' geroteerd wordt met als middelpunt het nulpunt en zodanig tegen de schijf drukt dat de schijf 10 rollend verplaatst wordt van de positie 8 naar het midden van de drager.
Op dat moment worden de signalen van de schijf-controlesensoren S11, S10 en S9 veranderd van respectievelijk UIT, AAN en AAN naar AAN, UIT en AAN, zoals weergegeven in figuur 2, waardoor de arm-aandrijfmotor 25' tot stilstand gebracht wordt.
Nadat de arm-aandrijfmotor 25' tot stilstand gebracht is, wordt de hefboom-aandrijfmotor 25 geroteerd, 15 zodat de hefboom-drijfnok 16 en de schijfhouderdrijfnok 17 tegen de richting van de wijzers van de klok in geroteerd worden. Derhalve worden de hefboom 35' en de rechter schijfhouder 48 naar de ruststand verplaatst.
Wanneer de signalen van de hefboom-controlesensoren S3, S4 en S5 veranderd worden van respectievelijk AAN, AAN en UIT in UIT, AAN en UIT, zoals te zien in figuur 4c nadat een ruststandsensor S2 die 20 aangebracht is aan de onderzijde van de ruststand van de hefboom 35' van AAN in UIT omgezet is, wordt de hefboom-aandrijfmotor 25 tot stilstand gebracht.
Wanneer de rechter schijfhouder 48 terugkeert naar de ruststand, drukt de schijfhouder 48 tegen de schijf, teneinde de schijf te positioneren in het midden van de drager. In dat geval wordt de schijf door de linker en de rechter schijfhouders zodanig gesteund dat de schijf precies in het midden van de drager 25 gepositioneerd wordt.
Nadat de hefboom- aandrijfmotor 25 tot stilstand gebracht is, wordt de arm-drijfnok 16 tegen de wijzers van de klok in geroteerd door de rotatiekracht van de arm-aandrijfmotor 25'. Wanneer de signalen van de armcontrolesensoren S6, S7 en S8 in de ruststand veranderd worden in UIT, AAN en UIT, zoals te zien in figuur 11, wordt de arm- aandrijfmotor 25' tot stilstand gebracht.
30 Nadat het bovenstaande proces beëindigd wordt, is de schijf gepositioneerd in het midden van de drager, en wordt in deze toestand de drager in verticale richting op en neer bewogen onder besturing van de besturingsinrichting.
In de bovenstaande beschrijving is de schijftoevoerbewerking beschreven voor het verplaatsen van de schijf vanuit het linker of rechter magazijn of vanuit de linker of rechter compact-discspeler naar het midden 35 van de drager. Hieronder zal een schijftoevoerbewerking beschreven worden voor het verplaatsen van de schijf vanaf het midden van de drager naar het linker of rechter magazijn of de linker of rechter compact-discspeler.
De schijftoevoerbewerking voor het verplaatsen van de schijf vanaf het midden C van de drager naar het rechter magazijn is gelijk aan een schijftoevoerbewerking voor het verplaatsen van de schijf vanaf het 40 midden C van de drager naar aan de rechter zijde aangebracht schijfspeler. Bovendien kan een schijftoevoerbewerking voor het verplaatsen van de schijf vanaf het middelpunt C van de drager naar het linker magazijn of naar de aan de linker zijde aangebrachte schijfspeler eenvoudig bereikt worden door het omkeren van de rotatierichting van de aandrijfmotor. De bovengenoemde schijftoevoerbewerkingen zijn aan elkaar gelijk voor wat betreft hun bewerkingsproces alsmede voor wat betreft het effect van de bewerkingen. 45 Derhalve wordt hieronder de schijftoevoerbewerking beschreven voor het verplaatsen van de schijf vanaf het midden van de drager naar het rechter magazijn.
Wanneer de rotatiekracht van de hefboom-aandrijfmotor 25 wordt doorgegeven aan de hefboom-drijfnok 16 en de schijfhouder-drijfnok 17 en de nokken 16 en 17 in de richting van de wijzers van de klok doet roteren, beweegt de schijfhouder-drijfnok 17 de rechter schuifhouder 48 naar beneden, en beweegt 50 tegelijkertijd de hefboom drijfnok 16 de rechter verbindingsarm 39' en doet de rechter hefboom 35' roteren.
Wanneer de hefboom-ruststandsensor S2 omgezet wordt van de ruststand naar de positie D of van UIT in AAN veranderd wordt, wordt de rechter hefboom 15' tot stilstand gebracht.
Nadat de hefboom-aandrijfmotor 25 tot stilstand gebracht is, wordt de rotatiekracht van de arm-aandrijfmotor 25' doorgegeven aan de armdrijfnok 13 en doet de nok 13 roteren. Derhalve wordt de linker 55 arm 55 geroteerd, waardoor de arm 55 geroteerd wordt naar het punt P en tegen de schijf drukt op zodanige wijze dat de schijf bollend vanaf het midden van de drager toegevoerd wordt aan het rechter magazijn.
194450 8
Op dat moment worden de signalen van de armcontrolesensoren S6, S7 en S8 veranderd van respectievelijk UIT, AAN en UIT in AAN, AAN en UIT, zoals te zien in figuur 11, teneinde zo de arm-aandrijfmotor 25' tot stilstand te brengen.
Nadat de arm-aandrijfmotor 25' stopgezet is, worden de hefboom-aandrijfmotor 25' en de arm-5 aandrijfmotor 25' in omgekeerde richting geroteerd zodat de hefbomen, de schijfhouders, respectievelijk de armen teruggebracht worden naar hun uitgangspositie.
Nadat de hefbomen, de schijfhouders en de armen teruggebracht zijn naar een ruststand wordt de drager verticaal op en neer bewogen onder besturing van de besturingseenheid.
De drager van de automatische wisselaar met de bovengenoemde constructie volgens de eerste 10 uitvoeringsvorm van de uitvinding vertoont een eenvoudige constructie en verplaatst de schijven door een rollende beweging, waardoor mogelijke beschadiging van de schijf geminimaliseerd wordt en de positie van de schijf eenvoudig en nauwkeurig geregeld kan worden onder gebruikmaking van een klein aantal sensoren.
Verwezen wordt naar figuren 18 en 19, waarin een schijftoevoerinrichting weergegeven is van een 15 automatische wisselaar volgens hun tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding. Bij de tweede uitvoeringsvorm zijn zowel de soort aandrijving en de constructie van de armeenheid van de drager verschillend van die van de eerste uitvoeringsvorm.
Figuur 18 is een bovenaanzicht dat de armeenheid van de drager weergeeft, en figuur 19 is een doorsnedeaanzicht van de armeenheid.
20 Zoals te zien in figuren 18 en 19 omvat de armeenheid van de tweede uitvoeringsvorm een linkers arm 201 en een rechter arm 202 op dezelfde wijze als beschreven bij de eerste uitvoeringsvorm. De voorste uiteinde van de arm 201 en 202 zijn voorzien van roteerbare armrollen 220, respectievelijk 220'. De armen 201 en 202 kruisen elkaar, en zijn op zodanige hoogte geplaatst, dat de armen 201 en 202 niet met elkaar in aanraking komen. De armrollen 220 en 220' van de armen 201 en 202 zijn op dezelfde horizontale lijn 25 geplaatst.
De armrollen 220 en 220' zijn ingericht voor het verminderen van de inslagkracht die opgewekt wordt wanneer de armen met de rand van de schijf in contact komen. De armrollen 220 en 220' worden ook geroteerd, teneinde de schijf rollend te verplaatsen wanneer de armen overbelast worden bij een horizontale beweging van de armen. De armeenheid volgens de tweede uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt, doordat de 30 armeenheid daarnaast middelen omvat voor het doorgeven de rotatiekracht teneinde de rotatiekracht mee te geven aan de armrollen 220 en 220'.
Het doorsnede-oppervlak van elk van de linker en rechter armen 201 en 202 heeft een U-vormige configuratie, zodat elke arm 201 of 202 daarbinnen een ruimte bepaalt. De armen 201 en 202 nemen in de ruimte eerste timing poelies op, welke poelies tezamen met hun bijbehorende lange assen 223 en 223' 35 roteren. In de ruimte van de armen 201 en 203 worden ook timing riemen 211 en 211', welke riemen 211 en 211' rond de eerste timing poelies gewikkeld zijn en de rotatiekracht van de timing-poelies doorgeven.
De voorste uiteinden van de armen 201 en 202 zijn voorzien van tweede timing-poelies 210 en 210', welke timing-poelies 210 en 210' worden onderworpen aan de rotatiekracht van de lange assen 223 en 223' via de timing riemen 211 en 211'. De voorste uiteinden van de armen 201 en 202 zijn voorzien van de 40 armrollen 220, respectievelijk 220', welke rollen 220 en 220' zijn bevestigd aan de armrolassen 221 en 221' en samenwerken met de tweede timing-poelies 210, respectievelijk 201'.
De lange afstand 223 en 223' zijn voorzien van geleidingwielen 207 en 207', welke tandwielen 207 en 207' ingrijpen in vrijloopwielen 208, respectievelijk 208'. De vrijloopwielen 208 en 208' grijpen op hun beurt in in oliedemper-tandwiel 209, respectievelijk 209' in figuur 18.
45 Wanneer de armen 201 en 202 overbelast worden tijdens de verplaatsing van de armen, zullen de armen 201 en 202 tot stilstand gebracht worden, of zeer langzaam bewogen worden. De timing-poelies 210 en 210' en de timing-riemen 211 en 211' worden in dit geval echter geroteerd door de tandwielen 209 en 209' van de oliedempers, waardoor de armrollen 221 en 221' geroteerd worden en de schijftoevoerkracht verdubbeld wordt.
50 In figuur 19 zijn de achterste uiteinden van de linker en rechter arm 201 en 202 voorzien van waarnemingsorganen 203 en 203', welke waarnemingsorganen 203 en 203' zich uitstrekken tot de bovenzijde van de chassisplaat 216 en ingericht zijn voor het waarnemen van de rotatiehoeken van de armen 201, respectievelijk 202.
Een aantal sensoren S10, S11, A12, S10', S11' en S12' voor het waarnemen van de rotatietoestand van 55 de waarnemingsorganen 203 en 203' zijn aangebracht op een sensorbevestigingsplaat 280 die zich bevindt ‘ aan het bovenoppervlak van de chassisplaat 216.
Van de bovengenoemde sensoren zijn de sensoren S10 en S10' ingericht voor het waarnemen van de 9 194450 stopposities van de armen 201 en 202, zijn de sensoren S11 en S11' ingericht voor het waarnemen van de positie van de armen, wanneer de schijf positie 8 bereikt, en zijn de sensoren S12 en ingericht voor het waarnemen van de positie van de armen wanneer de schijf de positie C bereikt.
De uiteinden van de lange assen 223 en 223' van de linker en rechter armen 201 en 202 zijn voorzien 5 van eerste en tweede tandwielen 222 en 222', welke tandwielen 222 en 222' op verschillende hoogte geplaatst zijn, zodanig dat de tandwielen 222 en 222' onderworpen worden aan de rotatiekracht van een in positie variabel tandwiel 206. Het variabele tandwiel 206 is aangebracht op een as van een variabel aandrijforgaan 240, welk aandrijforgaan 240 bestuurd wordt door de besturingseenheid en verticaal op een neer beweegt in respons op een elektrisch signaal. Bij de onderhavige uitvinding verdient het de voorkeur 10 gebruik te maken van een solenoïde als het bovengenoemde variabele aandrijforgaan 240.
Figuur 20 is een schematisch aanzicht dat het krachtoverbrengingsmechanisme van de armeenheid weergeeft. Zoals te zien in deze tekening, omvat de armaandrijfeenheid voor het doorgeven van de aandrijfkracht naar de eerste en tweede tandwielen 222 en 222' een omkeerbare aandrijfmotor, een aan de as van de aandrijfmotor bevestigde aandrijftandwiel 250, een in het aandrijftandwiel 250 ingrijpend 15 krachtoverbrengingstandwiel 251, en een in het overbrengingstandwiel 251 ingrijpend aangeweven tandwiel 252. Het aangedreven tandwiel 252 grijpt op zijn beurt in in het variabele tandwiel 206, welk tandwiel 206 een keuze ingrijpt in ofwel het eerste tandwiel 222 van de linker arm 201 of het tweede tandwiel 222' van de rechter arm 202.
Bij de schijftoevoerinrichting volgens een bovengenoemde tweede uitvoeringsvorm zijn de armdrijfnok, de 20 eerste en tweede armverbindingen en de schijfhoudereenheid niet verschillend van de schijftoevoerinrichting volgens de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding.
De bovenbeschreven armeenheid van de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt als volgt bediend.
Wanneer de linker en rechter hefboom 35 en 35' in figuur 2 geroteerd worden en de schijf verplaatsen 25 naar de positie 8 of de positie 8' op de drager, ontvangt de besturingsinrichting signalen van de op de sensorbevestigingsplaat 180 aangebracht sensoren en kiest een arm die aangedreven moet worden en zendt een elektrisch signaal uit naar de solenoïde of het variabele aandrijforgaan 240, teneinde het variabele tandwiel 206, dat bevestigd is aan de as van de solenoïde 240 in verticale richting te verplaatsen.
Als gevolg van de vërticale verplaatsing van het variabele tandwiel 206 raakt het eerste tandwiel 222 of 30 het tweede tandwiel 222' die bevestigd zijn aan de lange assen 223 en 223' in ingrijping met het variabele tandwiel 206.
Daardoor wordt door de arm-aandrijfeenheid opgewekte rotatiekracht doorgegeven aan ofwel de eerste tandwiel 222 of de tweede tandwiel 222' door middel van het aandrijftandwiel 250, het overbrengingstandwiel 251 en het aangedreven tandwiel 252, waarbij het eerste of tweede tandwiel 222 of 222' ingrijpt in het 35 variabele tandwiel 206. Derhalve wordt slechts de lange as 223 of 223' van het tandwiel 222 of 222' dat ingrijpt in het variabele tandwiel 206 geroteerd.
Wanneer bijvoorbeeld het eerste tandwiel 222 ingrijpt in het variabele tandwiel 206 worden tegelijkertijd de met het eerste tandwiel 222 verbonden geleidingstandwiel 207 en timing-poelie geroteerd. Het geleiding-standwiel 207 doet op zijn beurt het vrijloopwiel 208 roteren, dat ingrijpt in het geleidingswiel 207, terwijl de 40 timing poelie op zijn beurt de timing-riem 211 en de timing-poelie 210 die aangebracht is aan het voorste uiteinde van de linker arm 201 doet roteren.
Wanneer op de schijf een weerstandskracht uitgeoefend wordt tijdens de horizontale beweging van de schijf zal de arm 201 overbelast worden en tot stilstand gebracht worden, of wordt een gelijkmatige beweging daarvan voorkomen.
45 In dit geval wordt op de arm 201 een weerstand uitgeoefend die groter is dan de weerstand van het wrijvingsorgaan van het oliedemperwiel 209 dat de rotatiesnelheid van de lange as 223 verminderd, waardoor de arm 201 niet bewogen wordt. De lange as 223 wordt in dit geval echter eenvoudigweg belast met de rotatiekracht van het armaandrijforgaan, zodat de lange as 223 vrijloopt. Derhalve wordt de met de as 223 verbonden timing-poelie met hoge snelheid geroteerd, zodat de timing-riem 211 geroteerd wordt. De 50 aan het voorste uiteinde van de arm 201 aangebracht timing-poelie 210 wordt geroteerd, tezamen met de armrol 220 die vrijligt aan de onderzijde van het voorste uiteinde van de arm 201.
Op dat moment maakt de armrol 220 contact met de rand van de schijf, zodat de rotatiekracht van de armrol 220 doorgegeven wordt aan de schijf en de schijf verrolt. Als gevolg van de rollende beweging van de schijf wint de schijf de weerstand en wordt de arm 201 gelijkmatig naar de positie C op de drager 55 bewogen.
Wanneer de rollende schijf het middelpunt C van de drager bereikt, wordt het arm-aandrijforgaan stilgezet door een elektrisch signaal van de armsensor S12. Daarna wordt het armaandrijforgaan in

Claims (23)

194450 10 tegengestelde richting geroteerd, zodat de arm 201 terugkeert naar zijn uitgangspositie. De op de drager geplaatste schijf moet toegevoerd worden aan het magazijn of aan de schijfspeler. De beweging voor het toevoeren van de schijf vanaf de drager aan het magazijn of aan de schijfspeler wordt uitgevoerd door de rechter arm 202 die in de hierboven beschreven bewerking stilgezet is.
1. Werkwijze voor het toevoeren van een schijf in een automatische wisselaar, omvattende een voorwaartse toevoerstap voor het rollend toevoeren van een schijf vanuit een schijfspeler of een magazijn aan 35 het midden van een drager van de automatische wisselaar, en een achterwaartse toevoerstap voor het rollend verplaatsen van de schijf vanaf het midden van de drager naar het magazijn of de schijfspeler, omvattende de stappen van: - het door een hefboom verplaatsen van de schijf vanuit de schijfspeler of het magazijn naar een bepaalde eerste positie op de drager; 40. het van de bepaalde eerste positie op de drager naar het midden van de drager verplaatsen van de schijf; en - het van het midden van de drager naar de schijfspeler of het magazijn verplaatsen van de schijf; met het kenmerk, dat de schijf (10) van de eerste positie (B) naar het midden (C) van de drager (4) verplaatst wordt door een beweging van een arm (55; 55'; 201; 202) over een scherpe hoek, welke arm (55; 55'; 45 201; 202) in de schijftoevoerrichting geplaatst is, en de schijf (10) van het midden van de drager (4) naar de schijfspeler (3; 30 of het magazijn (2; 20 verplaatst wordt door middel van een beweging van de arm (55; 55'; 201; 202) over een stompe hoek, wanneer de hefboom (35; 35') een bepaalde tweede positie op de drager (4) bereikt, waarbij de hefboom (35; 350 tegenover de arm (55; 55'; 201; 202) gelegen is.
2. Schijftoevoerinrichting voor een drager van een automatische wisselaar, welke drager schijven transpor- 50 teert tussen een aantal schijfmagazijnen en een schijfspeler, voorzien van: - hefboommiddelen, welke een hefboomdrijfnok omvatten die bediend wordt door een rotatiekracht van een hefboomaandrijfmotor en een schijf van een magazijn naar een bepaalde positie op de drager verplaatst, alsmede ten minste één hefboom die over een bijbehorend hefboomverbindsorgaan gekoppeld is met de hefboomdrijfnok, en selectief geroteerd wordt in overeenstemming met de rotatie- 55 richting van de hefboomdrijfnok, en de schijf verplaatst; en - geleidingsrailmiddelen voor het steunen en geleiden van de schijf, welke geleidingsrailmiddelen gekromde schijfrails omvatten; gekenmerkt door: 11 194450 - armmiddelen, welke een armdrijfnok (13) omvatten die bediend wordt door een rotatiekracht van een armdrijfmotor (250 en de schijf (10) van een bepaalde positie (B) over de drager (4) naar het midden (C) van de drager (4) of van het midden (C) van de drager (4) naar het magazijn (2; 2Γ) verplaatst, alsmede een paar armen (55; 55'; 201; 202) die door middel van respectievelijk eerste en tweede armverbindings- 5 organen (61; 610 gekoppeld zijn aan de armdrijfnok (13) en selectief geroteerd worden in overeenstemming met de rotatierichting van de armdrijfnok (13) en de schijf (10) verplaatsen; - schijfvasthoudmiddelen voor het nauwkeurig vasthouden van de schijf (10) in het midden (C) van de drager (4), welke schijfvasthoudmiddelen een schijfhouder (48; 49) omvatten die selectief bediend wordt in overeenstemming met de rotatierichting van een schijfhouder-drijfnok (17), welke schijfhouder-drijfnok 10 (17) op een gemeenschappelijke as aangebracht is met de hefboomdrijfnok (16) en samenwerkt met de hefboomdrijfnok (16); en - aandrijfmiddeien welke eerste krachtoverbrengingsmiddelen (18; 19; 20) omvatten voor het overbrengen van de rotatiekracht van de hefboomdrijfmotor (25) op de hefboommiddelen en de schijfvasthoudmiddelen, alsmede tweede krachtoverbrengingsmiddelen (18'; 19'; 20'; 206; 250-252) voor het overbren- 15 gen van de rotatiekracht van de armdrijfmotor (25') op de armmiddelen; waarbij de hefboommiddelen een paar hefbomen (35; 350 omvatten, en de geleidingsrailmiddelen gekromde vasthoudrails (52; 52a) omvatten.
3. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schijfrail van de geleidingsrailmiddelen gevormd wordt door een bovenste en een onderste schijfrail (51; 51a) zodanig te verbinden dat 20 een schijfcontactdeel van de schijfrail taps toeloopt, en waarbij de vasthoudrail van de geleidingsrailmiddelen gevormd wordt door het zodanig verbinden van een bovenste en een onderste vasthoudrail (52; 52a) dat een schijfcontactdeel van de vasthoudrail taps toeloopt.
4. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat elk van de hefbomen (35; 350 van de hefboommiddelen een L-vormige configuratie vertoont, en één uiteinde van elke hefboom (35; 350 25 voorzien is van een hefboomrol (38; 38') voor contact met de rand van de schijf (10), terwijl het andere uiteinde van de hefboom door middel van een hefboompen (34; 340 zwenkbaar verbonden is met een hefboomsteun (33; 33'), zodanig dat de hefboom (35; 35') rond de hefboompen (34; 34') verdraaid kan worden.
5. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 2 tot 4, met het kenmerk, dat de binnenste uiteinden 30 van de eerste en tweede armverbindingen (61; 61'; 62; 62') van de armmiddelen zwenkbaar verbonden zijn met de armdrijfnok (13), zodanig dat een bepaalde hoek gevormd wordt tussen de armverbindingen (61; 61'; 62; 62'), terwijl de buitenste uiteinden van de armverbindingen (62; 62') met elkaar verbonden zijn door middel van een veer (58).
5 Wanneer het armdrijforgaan belast wordt door een kracht onder besturing van het besturingsorgaan, wordt de solenoïde of het variabele aandrijforgaan 240 gestart, teneinde het variabele tandwiel 206 naar beneden te bewegen en het tandwiel 206 te laten ingrijpen in het tweede tandwiel 222. Op dat moment verrolt, wanneer de armrol 220' in contact komt met de schijf die in positie C op de drager geplaatst is, op dezelfde wijze als beschreven voor de linker arm 201 de armrol 220' om de rechter 10 arm 202 de schijf en voert deze toe aan positie 8 op de drager. Wanneer de rechter arm 202 de schijf ononderbroken toevoert aan het magazijn, neemt de sensor S10' de schijf waar en geeft een stopsignaal af aan de besturingsinrichting, waardoor het armaandrijforgaan stilgezet wordt. Daarna wordt het armaandrijforgaan in omgekeerde richting geroteerd, zodat de arm 202 terugkeert naar zijn uitgangsstand.
6. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 2 tot 5, met het kenmerk, dat de voorste uiteinden van ' 35 de schijfhouders (48;49) voorzien zijn van tippen (48a;49a), welke tippen (48a; 49a) zich uitstrekken door bijbehorende openingen (43c) in een armframesteun (43), zodanig dat de tippen (48a; 49a) uit de openin-gen (43c) uitsteken.
7. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 2 tot 6, met het kenmerk, dat de eerste krachtoverbrengingsmiddelen voor het overbrengen van de rotatiekracht van de hefboom-aandrijfmotor (25) 40 naar zowel de hefboommiddelen als de schijfhoudermiddelen voorzien zijn van een hefboomdrijfnokwiel (14), een poelie-eenheid en een tandwielstel (18; 19; 20) dat aangebracht is op een gemeenschappelijke as van zowei de hefboomdrijfnok (16) ais de schijfhouderdrijfnok (17).
8. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 2 tot 7, met het kenmerk, dat de tweede krachtoverbrengingmiddelen voor het overbrengen van de rotatiekracht van de arm-aandrijfmotor (250 aan 45 de armmiddelen voorzien zijn van een armdrijfnokwiel (11), een poelie-eenheid en een tandwielstel (18'; 19'; 200 dat aangebracht is op een as van de armdrijfnok (13).
9. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 2 tot 8, met het kenmerk, dat de vasthoudrail (52; 52a) gevormd is als een gekromde rail met afbuigpunten aan zijn beide uiteinden.
10. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 2 tot 9, met het kenmerk, dat de onderzijde van de 50 schijfrail (51; 51a) voorzien is van een aantal schijfcontrolesensoren (S9; S10; S11).
11. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de schijfcontrolesensoren (S9; S10; S11) aangebracht zijn op een gedrukt schakelingenbord (Printed Circuit Board PCB) (70), dat zich bevindt op het bovenoppervlak van het voorste uiteinde van de onderste schijfrail (51a).
12. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 5 tot 11, met het kenmerk, dat de via de eerste en 55 tweede armverbindingen (61; 61'; 62; 620 met de armdrijfnok (13) verbonden armen (55; 550 elkaar kruisen.
13. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de schijfcontacteinden van de armen 194450 12 (55; 55') voorzien zijn van rollen (57; 57').
14. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 7 tot 13, gekenmerkt door een hefboomdrijfnokveer (15) die aangebracht is tussen de hefboomdrijfnok (16) en het hefboomdrijfnokwiel (14), waarbij beide uiteinden van de hefboomdrijfnokveer (15) rusten tegen een aanslag (14a) van het hefboomdrijfnokwiel (14) 5 en een aanslag (16a) van de hefboomdrijfnok (16).
15. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de aanslagen (14a; 16a) zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken.
15 Bij de schijftoevoerinrichting volgens de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding is het bewegingsbereik van de armen die elkaar kruisen in stappen verdeeld, zodat de beweging van de arm voor het uit het magazijn nemen van de schijf of voor het in het magazijn steken van de schijf waargenomen wordt door de sensor. Daarnaast worden, wanneer de rotatiebeweging van de armen overbelast worden als gevolg van de weerstand van de weerstandsorganen van de oliedemperwielen, de armrollen die in contact zijn met de 20 schijf geroteerd en verrollen deze de schijf, zodat de gekozen schijf nauwkeurig geplaatst wordt. Derhalve kan de schijf eenvoudig op automatische wijze verwisseld worden met een andere schijf in de automatische wisselaar. Door de horizontale beweging van de schijf kunnen de afmetingen en het gewicht van de automatische wisselaar verminderd worden of kan met andere woorden de recente trend naar compacte uitvoering van automatische wisselaars gevolgd worden.
25 Hoewel de voorkeursuitvoeringen van de onderhavige uitvinding beschreven zijn voor illustratie-doeleinden, zal de deskundige begrijpen dat verschillende aanpassingen, toevoegingen en weglatingen mogelijk zijn, zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding als beschreven in de bijgevoegde conclusies. 30
16. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 8 tot 15, gekenmerkt door een armdrijfnokveer (12) die aangebracht is tussen de armdrijfnok (13) en het armdrijfnokwiel (11), waarbij beide einden van de 10 armdrijfnokveer (12) rusten tegen een aanslag (11a) van het armdrijfnokwiel (11) en een aanslag (13a) van de armdrijfnok (13).
17. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de aanslagen (11a; 13a) zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken.
18. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk van de armen (201; 202) 15 bevestigd is aan een lange as (223; 2230, en een ruimte vertoont, waarin zijn opgenomen: - een paar timing-poelies (210; 210'), welke timing-poelies (210; 2100 aangebracht zijn op de bijbehorende lange as (223; 2230 aan het voorste uiteinde van de arm (201; 202); - een rond de timing-poelies (210; 210') gewikkelde timing-riem (211; 2110 die de rotatiekracht van de lange as (223; 223') doorgeeft aan de timing-poelie (210; 210') aan het voorste uiteinde van de arm 20 (201; 202); en - een armrol (220; 2200 die samenwerkt met de timing-poelie (210; 2100 aan het voorste uiteinde van de arm (201; 202).
19. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door: - een op elk van de lange assen (223; 223') aangebracht geleidingstandwiel (207; 207'); 25. een in het geleidingstandwiel (207; 2070 ingrijpend vrijlooptandwiel (208; 208'); en - een in het vrijlooptandwiel (208; 2080 ingrijpend oliedempertandwiel (209; 209'), welke oliedemperwiel (209; 209') een wrijvingsorgaan vertoont en de armrol (220; 2200 doet roteren in overeenstemming met een bewegingsbelasting van een bijbehorende arm (201; 202).
20. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de tweede krachtoverbrenging-30 smiddelen voor het overbrengen van de rotatiekracht van de arm-aandrijfmotor (250 °P de armen (201; 202) gevormd worden door: - een op de as van de arm-aandrijfmotor aangebracht aandrijftandwiel (250); - een in de aandrijftandwiel (250) ingrijpend overbrengingstandwiel (251); - een in het overbrengingstandwiel (251) ingrijpend aangedreven tandwiel (252), welk aangedreven 35 tandwiel (252) op zijn beurt ingrijpt in een variabel tandwiel (206), welk variabel tandwiel (206) naar keuze ingrijpt in een eerste tandwiel (222) van de linker arm (201) of een tweede tandwiel (2220 van de rechter arm (202).
21. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het variabele tandwiel (206) in verticale richting op en neer bewogen wordt door een variabel aandrijforgaan (240).
22. Schijftoevoerinrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het variabele aandrijforgaan (240) een solenoïde is.
23. Schijftoevoerinrichting volgens één der conclusies 18 tot 22, gekenmerkt door: - waamemingsorganen (203; 203') voor het waarnemen van rotatiehoeken van de respectieve armen (201; 202), welke waamemingsorganen (203;203’) uitsteken vanuit de bovenzijde van de armen (201; 45 202); en - een sensorbevestigingsplaat (280) voor het daarop bevestigen van een aantal sensoren (S10; S11; S12; S10'; Si 1'; S12'), welke sensoren (S10; S11; S12; S10'; S11'; S12') ingericht zijn voor het waarnemen van de rotatietoestand van de waamemingsorganen (203; 203'). Hierbij 18 bladen tekening
NL9500323A 1994-02-18 1995-02-20 Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van een schijf in een automatische wisselaar. NL194450C (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
KR19940002859 1994-02-18
KR1019940002859A KR960011293B1 (ko) 1994-02-18 1994-02-18 오토 체인저의 디스크 이송방법 및 그 장치
KR1019940015514A KR970000414B1 (ko) 1994-06-30 1994-06-30 오토 체인저의 정보기록매체용 운반부재구동방법 및 장치
KR19940015514 1994-06-30

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9500323A NL9500323A (nl) 1995-10-02
NL194450B NL194450B (nl) 2001-12-03
NL194450C true NL194450C (nl) 2002-04-04

Family

ID=26630209

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9500323A NL194450C (nl) 1994-02-18 1995-02-20 Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van een schijf in een automatische wisselaar.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US5715230A (nl)
JP (1) JPH07272385A (nl)
CN (1) CN1114454A (nl)
AU (1) AU687141B2 (nl)
CA (1) CA2142395A1 (nl)
GB (1) GB2286713B (nl)
NL (1) NL194450C (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH11265542A (ja) * 1998-03-16 1999-09-28 Alps Electric Co Ltd ディスク排出装置
SG87019A1 (en) * 1999-03-05 2002-03-19 Koninkl Philips Electronics Nv A disc changer comprising a rolling track
US7154907B2 (en) * 2002-05-10 2006-12-26 Nokia Corporation Method and system for resetting nodes in communication systems
JP2014203483A (ja) * 2013-04-05 2014-10-27 日立コンシューマエレクトロニクス株式会社 光ディスクライブラリ装置
US9633686B1 (en) 2016-02-17 2017-04-25 International Business Machines Corporation Disc storage cassettes
US10529371B1 (en) 2018-10-29 2020-01-07 International Business Machines Corporation Actuator tip calibration for robotic optical storage system
US10600441B1 (en) 2018-12-07 2020-03-24 International Business Machines Corporation Disc gripper for storage discs

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2616706A (en) * 1947-01-08 1952-11-04 Howard F Maurer Record changing device for phonographs
US2937026A (en) * 1953-02-10 1960-05-17 Norbert K Acker Phonograph record players
US2935325A (en) * 1957-06-19 1960-05-03 United Music Corp Record transfer mechanism
JPH06103575B2 (ja) * 1985-08-08 1994-12-14 パイオニア株式会社 マルチデイスクプレ−ヤ
DE3732918A1 (de) * 1987-09-30 1989-04-20 Thomson Brandt Gmbh Lade- und entladevorrichtung eines cd-geraetes
JPH0624033Y2 (ja) * 1988-09-05 1994-06-22 パイオニア株式会社 フロントローディングディスクプレーヤ
US5107475A (en) * 1989-01-31 1992-04-21 Pioneer Electronic Corporation Automatic disk changer with a tray transfer device
JPH0362356A (ja) * 1989-04-11 1991-03-18 Staar Dev Co Sa 情報記録部材の交換装置
DE4105016C2 (de) * 1991-02-19 1994-12-08 Wurlitzer Gmbh Plattenabspielgerät
KR920022259A (ko) * 1991-05-02 1992-12-19 오오가 노리오 디스크 로우딩 장치
US5274620A (en) * 1991-12-12 1993-12-28 Kubik Enterprises, Inc. Compact disc handling mechanism

Also Published As

Publication number Publication date
US5715230A (en) 1998-02-03
AU687141B2 (en) 1998-02-19
GB9502303D0 (en) 1995-03-29
JPH07272385A (ja) 1995-10-20
NL9500323A (nl) 1995-10-02
CN1114454A (zh) 1996-01-03
GB2286713B (en) 1998-01-28
AU1229695A (en) 1995-08-31
CA2142395A1 (en) 1995-08-19
GB2286713A (en) 1995-08-23
NL194450B (nl) 2001-12-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4853916A (en) Disc player for playing disc contained in cartride
US4701900A (en) Disc players fitted for automatic change of discs
EP0157801B1 (en) Card feeding, transfer and output apparatus for an automatic embossing system
EP0708441B1 (en) Disk playback device
NL194450C (nl) Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van een schijf in een automatische wisselaar.
US5285335A (en) Cassette transfer unit
US20010043553A1 (en) Changer apparatus for information discs
EP0984448A1 (en) Disc inverting mechanism and disc automatic changer with the mechanism
GB2286715A (en) Compact disc auto changers
EP0905078B1 (en) Automatic winder
JP2983699B2 (ja) マルチディスクプレーヤ
KR100333609B1 (ko) 디스크 드라이버의 디스크 이송장치
KR100333605B1 (ko) 디스크 드라이버의 디스크 이송장치
US5178382A (en) Tray transferring apparatus of sorter for copy machine
US4576474A (en) Information input/output apparatus for disk film
JP2841499B2 (ja) カセツトオートチエンジヤー
KR19990005243A (ko) 오토체인저의 컴팩트디스크 이송장치
US5917786A (en) Reduced size automatic loading disc changer
JPH05120537A (ja) 自動販売機の商品搬送装置
KR100333608B1 (ko) 디스크 드라이버의 디스크 이송장치
JPH09102156A (ja) ディスククランプ装置
JPH077550B2 (ja) デイスクローデイング装置
SU1237342A1 (ru) Кантователь
JP2587459Y2 (ja) デイスク状記録媒体の挿排装置
JPS63218018A (ja) 包装機における供給品受台上に移送される品物のストツパ装置

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20030901