NL194374C - Stapelbare stellingraamtafel. - Google Patents

Description

1 194374

Stapelbare stellingraamtafel

De uitvinding heeft betrekking op een stellingraamtafel met een metalen raam dat gevormd is uit kokervor-mige langsliggers en aan de einden daarvan bevestigde dwarslijsten, met een op het raam bevestigde loop-5 en werkplaat en met aan het raam voorziene inrichtingen voor het inhangen van de stellingraamtafel in een stelling.

Een dergelijke stellingraamtafel is bekend van de Duitse octrooiaanvrage 3.014.212. Bij de bekende stellingraamtafel is van de kokervormige langsliggers de buitenwand bovenwaarts verlengd met een opstaand wanddeel, voor het in zijwaartse richting tegenhouden van de loopplaat 10 Deze bekende stellingraamtafel laat zich slecht met gelijke stelllngraamtafels stapelen. Bij het ten opzichte van elkaar verschuiven treedt instabiliteit op in de stapel, hetgeen grote veiligheidsrisico’s met zich meebrengt

Het doel van de uitvinding is hierin verbetering te verschaffen. Daartoe wordt volgens de uitvinding voorzien in een stellingraamtafel van de in de aanhef genoemde soort, met het kenmerk, dat de boven- en 15 onderzijden van de langsliggers bij elkaar passende, in langsrichting verlopende stapel-ingrijpingselementen bezitten.

Hiermee wordt bij een stapel zijdelings afglijden van stellingraamtafels voorkomen, en wordt het mogelijk deze aan één zijde op te trekken, zonder dat de andere afglijdt

Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3.884.328 weliswaar bij/in elkaar passende, in 20 langsrichting verlopende stapel-ingrijpingselementen bij een platform voor in een stelling bekend zijn, maar deze stapel-ingrijpingselementen maken deel uit van de loop- en werkplaat die een omraming met langsliggers ontbeert.

Bij voorkeur strekken de stapel-ingrijpingselementen zich continu uit over de lengterichting van de langsliggers. Hierdoor wordt het op elkaar plaatsen van de stelllngraamtafels vergemakkelijkt.

25

Uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden in het volgende aan de hand van de tekening beschreven. Figuur 1 toont een schuin aanzicht van een stellingdeel met ingehangen stellingraamtafel; figuur 2 toont een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een raamtafel in bovenaanzicht, schematisch; figuur 3 toont de dwarsdoorsnede van een langsligger, op in hoofdzaak grotere schaal als in figuur 2; 30 figuur 4 toont een gedeeltelijk bovenaanzicht op een einde van een raamtafel op grotere schaal; figuur 5 toont een doorsnede langs de lijn 5-5 in figuur 4; figuur 6 toont een gedeeltelijke doorsnede langs de lijn 6-6 in figuur 4; figuur 7 toont het detail A in figuur 6 op grotere schaal zowel overeenkomstig aan figuur 3; figuur 8 toont het bovenaanzicht op een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een raamtafel; 35 figuur 9 toont het zijaanzicht van de raamtafel volgens figuur 8; figuur 10 is een dwarsdoorsnede langs de lijn 10-10 in figuur 6 schematisch; figuur 11 toont het linker randbereik van figuur 10 op grotere schaal, maar zonder de achter het vlak van tekening liggende elementen; figuur 12 toont een aan figuur 11 overeenkomstige voorstelling van twee op elkaar gestapelde stelling-40 raamtafels; figuur 13 toont een aan figuur 12 overeenkomstige voorstelling van een verder uitvoeringsvoorbeeld voor de profielvorm van de langsliggers met twee op elkaar gestapelde stellingraamtafels op iets grotere schaal.

Figuur 1 veraanschouwelijkt, hoe een stellingraamtafel 1 met zijn bevestigingsklapwen respectievelijk in de 45 vorm geperste haken 5 in de U-dwarsbalken 31 van een stelraam 30 van een stelling ingehangen is. Van het stelraam 30 zijn alleen twee verticale stijlen 32 en de dwarsbalk 31 met de hoekverbindingslasplaat 33 weergegeven, in de vrije benen van de naar boven open U van de dwarsbalk 31 kan op overeenkomstige wijze de daarop aansluitende stellingraamtafel 1 ingehangen worden.

De stellingraamtafel, waarvan het eerste uitvoeringsvoorbeeld in figuren 2 tot en met 7 voorgesteld is, 50 bestaat uit het uit de langsliggers 2 en de dwarslijsten 4 gevormde raam 26 en de daarmee verbonden plaat 3, die het beloopbaar werkoppervlak vormt

Elk van de langsliggers 2 bestaat uit een veelzijdig buisvormig hol lichaam, waarvan de staalplaatmantel 21 door een lasnaad 22 gesloten is en dat, bijvoorbeeld door middel van een uit op geschikte wijze aangebrachte rollen zittende profielwals tot een profiel gevormd is, zoals figuur 2 weergeeft. Dit profiel heeft 55 loodrecht op elkaar aansluitende, horizontaal en verticaal verlopende platte oppervlakken. Het ten opzichte van het inwendige van het raam buitenste deel van de langsligger 2 heeft aan de bovenzijde daaivan een verheven borst 23 die een oplegoppervlak 25 voor de plaat 3 begrenst. De maat a van de verhevenheid is 194374 2 zodanig, dat deze borst 23 na het inbrengen van de plaat 3 (zie figuur 5) boven het bovenoppervlak 3* bij 7 in zekere mate d (figuur 7) uitsteekt.

De onderzijde van de langsligger 2 heeft een langs de naar het inwendige van het raam wijzende deel, met een naar onder gerichte borst 24 van geringere hoogte b, die er toe dient, om bij het op elkaar stapelen 5 van de raamtafels een zijdelings verschuiven te verhinderen, doordat deze op geringe afstand naast het in de mate d uitstekende deel van de bovenste borst 23 komt te liggen; de breedte daarvan is dienovereenkomstig zo bemeten, dat bij het stapelen tussen de beide borsten 23 en 24 van de over elkaar liggende raamtafels 1 slechts een kleine, het stapelen mogelijk makende tussenruimte c optreedt

De beide langsliggers 2 zijn aan de beide einden door een metalen dwarslijst 4 verbonden, die 10 bijvoorbeeld uit een U-profiel uit staalplaat bestaan kan en door middel van een aangebogen lasplaat 13 en holle nagels 11 (figuur 7) aan de langsliggers 2 vastgemaakt is. In plaats van een U-profiel kan bijvoorbeeld ook een rechthoekige buis dienen.

Als plaat 3 dient schilhout en multiplex, waarbij het laatstgenoemde steeds zo ingelegd is, dat de vezelrichting dwas op de langsas van de raamtafel verloopt. Op deze wijze wordt een extra verstijving van 15 de raamtafel verkregen. De plaat 3 wordt aan de langsliggers 2 door op afstanden van elkaar aangebrachte holle nagels 12 bevestigd.

Aan de dwarslijsten 4 zijn de bevestigingsklauwen of haken 5 aangebracht.

Er staan ook van het weergegeven voorbeeld afwijkende uitvoeringsmogelijkheden open. Bij de langsliggers kan in plaats van een lasnaad 22 een felsverbinding worden toegepast en wel in het onderste 20 horizontale oppervlak. Deze kan dan dankzij de hierbij verkregen door de fels ontstane grotere materiaal-sterkte gelijktijdig er toe aangewend worden, de bij belasting in het onderste deel van de langsliggers optredende sterke trekspanning op te nemen.

Bij het in figuren 8 tot en met 14 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn de langsliggers 42, uit llchtmetaal-extrusieprofielen gevormd en zijn nagelverbindingen hiermee verbonden.

25 Er zijn hier - evenals bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld - drie bevestigingsklauwen 5 aan elke dwarslijst 4, bij voorkeur door lassen, aangebracht. Deze zijn als In U-profielvorm geperste haken uitgevoerd en hebben daardoor de vereiste stabiliteit. Deze zijn door lassen aan het uit omgebogen staalplaat gevormde met naar de binnenruimte van de raamtafel open U-profiel van de dwarslijsten 4 aangebracht wat bij lichtmetaal-extrusieprofielen moeilijker mogelijk zou zijn en niet zo goede sterkte-eigenschappen zou als een 30 staalplaat-dwarslijst. De materiaalcombinatie van staalplaat-dwarslijsten met geêxtrudeerde lichtmetaal-profielen en een genagelde hoekverbinding is gunstig.

Terwijl de dwarslijsten tot op de nauwkeurige vormgeving van de omgebogen nagelstrippen 13 aan het eerste uitvoeringsvoorbeeld gelijk zijn, zijn de langsliggers niet alleen uit verschillend materiaal, maar ook met verschillend doorsnedeprofiel gevormd, waarbij echter beide voorbeelden de buisvorm met rechthoekig 35 op elkaar staande wanden voor de vorming van een opstaande, relatief langgerekte rechthoek gemeenschappelijk hebben.

Bij het profiel van figuren 11 en 14 hebben de langsliggers 42 een verticale gladde, even dikke buitenwand 45 en een verticale gladde binnenwand 46, die korter uitgevoerd is. Deze eindigen beide onder op geleide hoogte en gaan met afgeronde hoeken in de bodemwand 47 over. Deze is op de oppervlakken 40 daarvan geprofileerd. Buiten heeft deze twee op kleine afstand 48 van elkaar liggende driekante primavormige ribben 49, terwijl in het inwendige van de bodemwand 47 tussen de ribben 49 een langsribbe 50 als wandversterking heeft. Boven sluit op de gladde buitenwand 45 de bovengordingwand 51 aan. Deze steekt voorbij de verticale lijn 52 van de verticale wand 46 met het bovengordingbeen 53 uit over de helft van de groefdiepte 54 van de opneemgroef 55 voor de rand 56 van de plaat 3. Zowat op de afstand van de dikte d 45 van de plaat 3 onder het bovengordingbeen 53 is het horizontale draagbeen 56 van gelijke lengte als het bovengordingbeen gevormd. Deze gaat aan het binneneinde daarvan in het groefbegrenzingsbeen 58 over, dat met de bovengordingwand 51 ten opzichte van de verticale wand 46 naar binnen verschoven in één stuk verbonden is. De zowat voor de helft binnen en zowat voor de helft buiten de verticale wandlijn 52 gevormde opneemgroef 55 veroorlooft het, in het buiten het profiel in de richting naar de binnenruimte toe, 50 nagels 60 door de plaatrand 56 aan te brengen, zoals de doorsnede-afbeeldingen veraanschouwelijken. De groefbegrenzingswanden geven ook een goede hoekverstijving voor het gehele profiel en dragen tot de stabiliteit en wringvastheid bij. De bovengordingwand 51 heeft passend bij de onderste als stapel-ingrijpingselementen dienende ribben 49 en wel daarbuiten liggende bovenste ribben 62, die eveneens een driekante prismavorm hebben. De kunnen, zoals figuur 15 veraanschouwelijkt, bij het stapelen ribben 49 55 van een onderliggende langsligger ertussen opnemen en een zijdelings afglijden verhinderen.

Het horizontale draagbeen 57 heeft aan de bovenzijde daarvan een vasthoudprofilering 63, die - zoals uit de tekeningen blijkt - op de wijze van een zaagtandprofiel gevormd is, waarbij de geneigde flanken zo

Claims (10)

1. Stellingraamtafel met een metalen raam dat gevormd is uit kokervormige langsliggers en aan de einden 20 daarvan bevestigde dwarslijsten, met een op het raam bevestigde loop- en werkplaat en met aan het raam voorziene inrichtingen voor het inhangen van de stellingraamtafel in een stelling, met het kenmerk, dat de boven- en onderzijden van de langsliggers (2; 42) bij elkaar passende, in langsrichting verlopende stapel-ingrijpingselementen (23, 24; 49, 62) bezitten.

2. Stellingraamtafel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stapel-ingrijpingselementen (23,24; 49, 25 62) zich continu over de lengterichting van de langsliggers uitstrekken.

3. Stellingraamtafel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bovenzijde van de langsliggers (2) een van de bovenzijde van het raamwerk naar boven reikende, een kokerdeel gedeeltelijk omsluitende borst (23) bezit, die een door de langsliggers gevormd oplegoppervlak (25) voor de loop- of werkplaat (3) naar buiten toe begrenst en uitsteekt boven het bovenoppervlak (31) van de loop- of werkplaat (31), waarbij aan 30 de onderzijde van de langsliggers (2), aan de binnenzijde van het raam een zich in langsrichting uitstrekkende, naar beneden wijzende een kokerdeel gedeeltelijk omsluitende borst (24) gevormd is, die met de buitenrand binnen de binnenwand van de aan de bovenzijde van de langsliggers gevormde borst (23) gelegen is.

3 194374 gericht zijn, dat men de plaat 3 zijdelings inschuiven Kan en deze tegen uittrekken goed beveiligd is. Daardoor wordt een bijzonder goede verbinding zonder verdere hulpmiddelen tussen plaatrand 56 en langsligger 42 verschaft Bij het in figuur 13 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn aan de uit lichtmetaal-extrusieprofiel gevormde 5 langsliggers 82 aan de onderzijde daarover omlaag stekende ongeveer halfcilindrisch gevormde oplegribben 83 aangebracht. Deze grenzen aan de verticale buitenwand 45 respectievelijk de verticale binnenwand 46. De binnenbegrenzing 84 van de buitenste oplegribbe 83.1 ligt in een verticaal vlak 85. Op de bovenzijde 86 is alleen een driekant prismavormige langsribbe 87 gevormd, terwijl het overige oppervlak tot aan het bovengordingsbeen 53 glad is. De driekant prismavormige langsribbe 87 heeft een buitenoppervlak 87.1. Dit 10 ligt met geringe speling op afstand binnen het verticale vlak 85. Daardoor verkrijgt men - zoals figuur 15 toont - een goede centrering van op elkaar gestapelde stefiingraamtafeis, waarbij elke zijde van de stellingraamtafel alleen in één richting tegen zijdelingse verschuiving gefixeerd is. Daardoor kan men de stellingraamtafels in de aan één zijde enigszins opgeheven toestand beter zijdelings verschuiven en uitrichten. 15

4. Stellingraamtafel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de stapel-ingrijpingselementen gevormd 35 zijn als van het boven- en onderoppervlak van de langsliggers (42) uistekende langsribben (49, 62).

5. Stellingraamtafel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de langsribben gevormd zijn als driekant-prismaribben (49,62).

6. Stellingraamtafel volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat van de bovenzijde (51) respectievelijk de onderzijde (47) van de langsliggers (42) twee aangevormde langsribben (62) uitsteken, die op een eerste 40 respectievelijk tweede afstand van elkaar gelegen zijn, zodanig dat ribben aan de onderzijde gelegen zijn om te reiken tussen of buiten het paar ribben aan de bovenzijde en in de nabijheid hiervan.

7. Stellingraamtafel volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat aan de onderzijde (4) van de langsliggers (82) ten minste twee ribben (83.1, 83.2) aangevormd zijn en aan de bovenzijde (51) één ribbe (87), waarbij de aan de bovenzijde gevormde ribbe gelegen is om te reiken tussen de twee ribben gevormd aan 45 de onderzijde van de langsligger en in de nabijheid van de buitenste ribbe.

8. Stellingraamtafel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de buitenste, aan de onderzijde (4) van de langsligger gevormde ribbe (83.1) een buitenvlak heeft dat in één vlak ligt met het buitenoppervlak van de langsligger (82).

9. Stellingraamtafel volgens conclusie 6, 7 of 8, met het kenmerk, dat de aan de bovenzijde (51) van de 50 langsligger gevormde ribbe (87) een driekant-prismavormige dwarsdoorsnede bezit.

10. Stellingraamtafel volgens conclusie 6, 7, 8 of 9, met het kenmerk, dat de ribben (83.1, 83.2) aan de onderzijde (47) van de langsliggers (82) een half-cilindrische gevormde doorsnede bezitten. Hierbij 6 bladen tekening