NL194241C - Beschutting voor fietsers. Fietspad voorzien van een schermconstructie, alsmede schermconstructie voor toepassing bij een dergelijk fietspad. - Google Patents

Description

Η ^ ---------------- 1 194241

Fietspad voorzien van een schermconstructie, alsmede schermconstructie voor toepassing bij een dergelijk fietspad

De uitvinding heeft betrekking op een fietspad voorzien van een hierlangs opgestelde schermconstructie, 5 met een vanaf het maaiveld opgerichte winddoorlatende wand die is voorzien van een gedeeltelijk winddoorlatende bekleding, alsmede op een dergelijke schermconstructie. De uitvinding betreft met name het verhogen van de verkeersveiligheid en het comfort van de fietsverkeersveiligheid en het fietscomfort, en is gericht op het stimuleren van het fietsgebruik.

Een dergelijke schermconstructie is bekend uit EP-A-0.384.902. In deze aanvrage wordt een scherm-10 constructie beschreven waarbij bodem in dwars- of in lengterichting van fietspad gerichte lijnen zijn geplaatst. Tussen de bomen zijn schermen op een zodanige wijze aangebracht dat een windtunnel wordt gevormd, waarbij een dwars op de lengterichting van het fietspad gericht luchtstroom wordt omgezet in een in de lengterichting van het fietspad gerichte luchtstroom. De toppen van de bomen die aan weerszijden van het fietspad zijn gelegen kunnen op een zodanige wijze worden gesnoeid dat een overkapping wordt 15 gevormd. Een dergelijke constructie heeft als nadeel dat door de geleiding van de luchtstroom de windsnelheid tot grote waarden kan toenemen, waardoor de fietser ten val kan worden gebracht Tevens is de fietser blootgesteld aan windvlagen die in kracht variëren, hetgeen tot gevaarlijke situaties kan leiden. Verder zullen turbulenties langs de bovenranden van de windschermen ertoe leiden dat een aanzienlijke luchtweerstand ter plekke van het fietspad optreedt.

20 Het is een doel van de uitvinding te voorzien in een schermconstructie langs een fietspad waarbij dit op effectieve wijze kan worden afgeschermd voor wind uit een grote verscheidenheid aan richtingen. Hiertoe heeft de schermconstructie volgens de onderhavige uitvinding als kenmerk, dat de bekleding een gelijkmatig verdeeld open oppervlak heeft van tussen 35% en 45%, waarbij de schermconstructie doorgaand is, en over zijn lengte concaaf is in een doorsnede haaks op de lengterichting van het fietspad.

25 Uit proefnemingen is komen vast te staan, dat met een perforatiedichtheid van in hoofdzaak 40% een optimaal suseffect wordt bereikt, terwijl hinderlijke neveneffecten, zoals turbulenteis of over de wand slaande windvlagen nauwelijks of niet ontstaan. Gebleken is voorts, dat een concaaf uitgevoerde wand relatief vormvast is, een aangename blik heeft, en dicht naast het fietspad te plaatsen is zonder fietsers te belemmeren.

30 Op zichzelf is het aanbrengen van een recht gaashek langs een pad als afscheiding voor een naastliggend perceel algemeen bekend.

Voor het verder uitbannen van windvloeden verdient het de voorkeur dat de schermconstructie in de lengterichting van het fietspad op onderling afstand van elkaar geplaatste, van de bekleding voorziene, winddoorlatende dwarswandelementen omvat, die in hoofdzaak haaks op de lengterichting van het fietspad 35 zijn gericht.

Een verdere voorkeursuitvoering heeft het kenmerk, dat de wand aan de bovenlangsrand daarvan tot over ten minste een gedeelte van het fietspad uitstekend is voortgezet en met dat uitstekende doei gekoppeld is met het overeenkomstige deel aan een aan de tegenover gelegen zijde van het fietspad gelegen schermconstructie. Het over het fietspad uitstekende wanddoel geeft verder windbeschutting, en 40 tevens een hoge mate van neerslagbeschutting.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een schermconstructie, kennelijk bestemd voor toepassing bij het uitgevonden fietspad.

In het hiernavolgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van in de bijgevoegde tekeningen 45 weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. Hierbij toont figuur 1 een schematisch aanzicht in perspectief van een fietspad met een eerste uitvoering van de schermconstructie; figuur 2 een aanzicht overeenkomstig figuur 1 van een tweede uitvoering van de schermconstructie; figuur 3 een eerste uitvoering van een ondersteuningselement van de schermconstructie, gezien in 50 langsrichting van het fietspad; figuur 4 een aanzicht overeenkomstig figuur 3 van een tweede uitvoering van het ondersteuningselement figuur 5 een variant van het in figuur 4 getoonde ondersteuningselement; figuur 6 een aanzicht overeenkomstig figuur 3 van een verdere uitvoering van het ondersteuningselement; en 55 figuur 7 een aanzicht overeenkomstig figuur 4 van een variant van de schermconstructie.

Figuren 1 en 2 tonen een fietspad 1, welke zich uitstrekt in een In hoofdzaak vlak, open, polderlandschap.

194241 2

Zoals weergegeven, is dit fietspad 1 omzoomd met een schermconstructie 2 ter verhoging van het conformt daarvan. Volgens figuren 1 en 2 is daartoe langs de in de tekening rechterzijde een opstaande langswand 3 van gaasdoek geplaatst. Deze langswand 3 is ten opzichte van de langsas van het pad 1 concaaf en dientengevolge bevinden de onder- en bovenrand daarvan zich op kortere afstand buitenwaarts van het 5 fietspad 1 dan het deel daartussen. De langswand 3 heeft een perforatiedichtheid betrokken op het omspoelde oppervlak van 40%. Bij de in figuur 1 getoonde uitvoering is eveneens aan de in de tekening linkerzijde van het pad 1 een daarlangslopende, eveneens concave langwand 3 van geperforeerd doek aangebracht. Deze wand 3 links van het pad 1 strekt zich verderop in de richting van de pijl A in toenemende mate boven het fietspad 1 uit, om tenslotte als een tunnel 4 verder te lopen, waarbij slechts de halve 10 breedte van het fietspad 1 is overkoepeld, zoals weergegeven. Meer op de voorgrond in figuur 2, in de tekening aan de rechterzijde van het pad 1, bevindt zich een schermconstructie 5 van relatief korte lengte, eveneens van doek, welke bijvoorbeeld als tijdelijk onderkomen als beschutting tijdens bijvoorbeeld onweer, is te gebruiken.

Een dergelijke schermconstructie 5 is hier weergegeven op relatief korte afstand van de doorlopende, en 15 zich over aanzienlijke lengten uitstrekkende schermconstructies 2 ter bescherming tegen wind en/of neerslag tijdens het fietsen. Vanzelfsprekend is de schermconstructie 5 ook te plaatsen in gebieden waar weinig hinder van de wind is te ondervinden, zoals beboste gebieden, om als tijdelijke schuilplaats te dienen.

Zoals verderop meer in detail te beschrijven, omvatten de schermconstructies 2 respectievelijk 5 naast 20 de evenwijdig aan het fietspad 1 lopende geperforeerde langswand 3, in langsrichting van het fietspad 1 op regelmatige afstand van elkaar geplaatste staanders of kolommen 6, waarvan de vorm is aangepast aan de vorm van de spanconstructie, zoals met name uit figuur 1 blijkt. Het doel van de langswand 3 is met voorspanning asm de kolommen 6 bevestigd. Aan deze kolommen 6, met een onderlinge tussenruimte van ongeveer vier meter, is telkens een dwarsschot 7 bevestigd aan de naar het fietspad 1 gekeerde zijde van 25 de langswand 3. Deze dwarsschotten 7 bestaan eveneens in hoofdzaak uit doek zoals gebruikt voor de langswanden 3. Ook deze dwarsschotten 7 zijn buiten het gebied van het fietspad opgesteld, zodat een fietser daarvan geen hinder ondervindt tijdens het fietsen.

In figuur 2 is weergegeven, hoe de schermconstructie 2 is gevormd uit een wand 3 van doek, ondersteund door kolommen 6 waaraan gekoppeld dwarsschotten 7, in combinatie met beplanting 8, gevormd 30 door een rij langs het fietspad opgestelde bomen, waarvan de toppen met aan de andere zijde van het fietspad gefundeerde spandraden 9 zijn omgebogen tot boven het fietspad.

Figuren 3 tot en met 6 tonen meer in het bijzonder enige uitvoeringen van de kolommen 6.

Figuur 3 toont twee aan de bovenzijde doorgekoppelde kolommen 6, welke ter weerszijden van het fietspad op het gelijk niveau zijn aangebracht, en waarmee de langswand 3 (hier niet zichtbaar) in een 35 tunnelvorm is gehouden. Elke kolom 6 is modulair opgebouwd, en omvat een staander van profiel 10, welke steunt op een fundering 11. Deze fundering 11 is bijvoorbeeld rechtstreeks op de ondergrond te plaatsen, maar kan ook geheel of gedeeltelijk zijn ingegraven. In de fundering 11 is voorts een daarboven uitstekend insteekproflel 14 ingegoten, waarmee de staander in register is, en daarover is geschoven. Aan het in de tekening boveneinde is met de staander 10 een J-vormig overkappingsprofiel 12 met het korte been 40 daarvan verbonden bij 15. Het lange been steekt uit boven het pad 1, en is aan het vrije uiteinde gekoppeld met het lange been van de overeenkomstige, tegenovergelegen kolom 6. De langswand 3 loopt vanaf de fundering 11 in een rechte lijn omhoog naar het profiel 12, en is in hoofdzaak verticaal gericht Verder loopt langs de langswand 3 evenwijdig aan profiel 12 tot koppeling 21. Tussen het in hoofdzaak verticale deel van de langswand 3 en de kolom 6 is een dwarsschot 7 windreducerend materiaal geplaatst Zoals Is weergege-45 ven, helt staander 10 opwaarts buitenwaarts ten opzichte van het pad 1. Iets boven de koppeling met de staander 10 is het overkappingsprofiel 12 bij 18 verbonden met een tegengesteld hellend steunprofiel 13, dat eveneens is bevestigd aan de fundering 11, eventueel op een wijze zoals bij de staander 10.

Figuur 4 toont een variant op de kolom 6 van figuur 3, bij voorkeur toe te passen wanneer een tunnelvormige langswand 3 vereist is. Van het J-vormige overkappingsprofiel 12 is daarbij het lange, rechte, been 50 12a losneembaar uitgevoerd en bij 16 gekoppeld met het korte been en de daarmee geïntegreerde bocht 12b. Voorts is het steunprofiel 13 naar boven toe verlengd met een tussenprofiel 17, aan de bovenzijde waarvan nu de koppeling 18 met het overkappingsprofiel zich bevindt. Bovenop dit tussenprofiel 17 Is een in hoofdzaak evenwijdig aan het basisprofiel uitgericht, en vrijwel in het verlengde daarvan verlopend, verlengingsprofiel 19 bevestigd. Een spandraad 20 is zoals weergegeven met het ene uiteinde bevestigd 55 aan het vrije uiteinde van het lange been 12a, geleid over het vrije uiteinde van het verlengingsprofiel 19, en met het andere uiteinde 22 bij de voet van het steunprofiel 13 gekoppeld met de fundering 11. Koppeling van de staander 10 en het steunprofiel 13 met de fundering 11 is bijvoorbeeld overeenkomstig figuur 3.

Claims (4)

1. Fietspad voorzien van een hierlangs opgestelde schermconstructie, met een vanaf het maaiveld 40 opgerichte winddooriatende wand die is voorzien van een gedeeltelijk winddoorlatende bekleding, met het kenmerk, dat de bekleding een gelijkmatig verdeeld open oppervlak heeft van tussen 35% en 45%, waarbij de schermconstructie doorgaand is, en over zijn lengte concaaf is in een doorsnede haaks op de iengterich-_ ting van het fietspad. ~

2. Fietspad volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schermconstructie in de lengterichting van het 45 fietspad op onderlinge afstand van elkaar geplaatste, van de bekleding voorziene, winddoorlatende dwarswandelementen omvat, die in hoofdzaak haaks op de lengterichting van het fietspad zijn gericht.

3. Fietspad volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de wand (3) aan de bovenlangsrand daarvan tot over ten minste een gedeelte van het fietspad uitstekend is voortgezet en met dat uitstekende deel gekoppeld is met het overeenkomstige deel aan een aan de tegenover gelegen zijde van het fietspad 50 gelegen schermconstructie.

3 194241 Eventueel kan het insteekprofiel 14 zijn weggelaten, zoals is weergegeven in figuur 4, en zijn de profielen 10 tot en met 13 met bouten (niet zichtbaar) aan de fundering 11 gekoppeld. Aldus zijn de uitvoeringen overeenkomstig figuren 3 en 4 samen te stellen uit overeenkomstige profielen 10,12,13,17 en 19. Zoals verder is weergegeven in figuur 4 is van de langswand 3 aan de binnenzijde of naar het pad 1 5 gekeerde zijde van de kolommen 6 bevestigd. De langswand loopt vanaf punt 21 langs het lange been 12a. Bij 15,16 en 24 is de langswand 3 gekoppeld met de bocht 12b. Vanaf punt 15 loopt het doek langs de staander 10. Door de voorspannlng daarvan, verschaft het doek van de langswand 3 een extra voorgespannen koppeling voor de modulair samengestelde kolommen 6. In combinatie met insteekbare koppeldelen aan de respectieve uiteinden van de profielen 10,12a, 12b en 13, en 17,19, verschaft toepassing van de 10 spandraad 20 en de voorgespannen doek van de langswand 3 op doelmatige wijze een In hoge mate starre kolom 6, welke relatief gemakkelijk uit geprefabriceerde profieldelen is op te bouwen. Wordt gebruik gemaakt van een ander type koppelling voor de doorkoppeling van de bovenbedoelde profielen, welke koppelingen van nature voldoende star zijn, bijvoorbeeld door gebruikmaking van aan elkaar geboute flensplaten, dan kan spandraad 23 eventueel worden weggelaten. Met of zonder toepassing van de 15 voorgespannen koppeling van de modulaire delen van een kolom 6 is het doek van de langswand 3 eventueel ook buiten om de profielen 10,12a en 12b te leiden, waartoe dit slechts bij de onder- en bovenrand daarvan met de kolommen 6 is te verbinden, en voorts de welving van de kolom 6 automatisch volgt. Volgens figuur 5 is de kolom 6 gevormd door een met insteelprofiel 14 verbonden staander 10, en een 20 eendelig J-vormig overkappingsprofiel 12, aan het vrije uiteinde waarvan een verlenging 25 is bevestigd. Gezien in lengterichting van het pad 1 iets op afstand van het steekprofiel 14 is een eendelig verienglngs-profiel 19 aan de fundering 11 bevestigd, dat boven het niveau van de verlenging 25 uitsteekt. Zoals bij figuur 4 is voorts een spandraad 20 aangebracht. Net als bij figuur 4 is van de langswand 3 zoveel mogelijk de gebogen vorm van de kolom 6 volgend aangebracht.

25 Figuur 6 toont en kolom 6, welke nauwelijks boven het pad 1 komt te steken, en waarvan het boveneinde van het overkappingsprofiel 12 is gekoppeld met een steunprofiel 13 zoals weergegeven. Voorts is de staander 10 met een relatief kort verlengstuk 17 gekoppeld, over het vrije uiteinde waarvan een spandraad 20 is geleid. In de ruimte begrenst door de profielen 10,12 en 13 is het doek van de dwarswand 7 aangebracht.

30 Tenslotte toont figuur 7 een verdere verbetering van figuur 4. Een dwarselement 7 is aangebracht zoals weergegeven, waarvan de naar het pad 1 gekeerde rand vrijwel verticaal loopt. De uitvoeringen volgens figuren 3, 5 en 6 zijn op overeenkomstige wijze uit te voeren. Ook zijn die varianten echter uit te voeren met een vrijwel verticaal vanaf de fundering tot aan het profiel 12 omhooglopende langswand 3, die met de kolom een dwarselement 7 insluit, zoals overeenkomstig figuur 3. 35

4. Schermconstrucie kennelijk bestemd voor toepassing bij een fietspad volgens een van de voorgaande conclusies. Hierbij 5 bladen tekening