NL194065C - Inrichting voor het blancheren of koelen van fruit, groenten enz., in het bijzonder het blancheren van aardappelproducten. - Google Patents

Description

1 194065

Inrichting voor het blancheren of koelen van fruit, groenten enz., in het bijzonder voor het blancheren van aardappelproducten

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het blancheren of koelen van fruit, groenten en 5 dergelijke, in het bijzonder voor het blancheren van aardappelproducten, omvattende een trog voor het opnemen van water tot een bepaald niveau, een eerste eindloze transporteur die zich uitstrekt tussen het toevoer- en afvoereinde van de trog en waarvan de bovenste, goederen transporterende, baan zich onder het waterniveau bevindt, waarbij boven de eerste eindloze transporteur een tweede eindloze transporteur is gemonteerd met er vanaf stekende schotten ter verdeling van de ruimte in de trog, gelegen tussen de 10 transporterende baan en de eindloze tweede transporteur, in een aantal compartimenten die verplaatsbaar zijn vanaf het toevoereinde naar het afvoereinde.

Een dergelijke inrichting is bekend uit US-A-2.822.842 en is in het bijzonder bestemd voor het behandelen van zacht, van een delicate huid voorzien, fruit zoals tomaten. Daarbij worden twee gesynchroniseerde eindloze transporteurs gebruikt, die zijn voorzien van met elkaar samenwerkende schotten, het fruit wordt 15 door het water in de trog heen vanaf de inlaat naar de uitlaat gevoerd en zal tijdens het transport nagenoeg dezelfde stand op de eerste transporteur in blijven nemen. Hierdoor zal de invloed van het er langs stromende water op het fruit relatief gering zijn.

Hoewel deze bekende inrichting voor de beschreven toepassing wellicht bevredigend zal kunnen werken, is dit niet altijd het geval bij het behandelen van andere producten.

20 Om ook andere producten goed te kunnen bewerken wordt er volgens het onderhavige voorstel in voorzien, dat de schotten aangebracht aan de tweede eindloze transporteur meenemers worden en daartoe zover hiervan afsteken, dat zij in een positie tegenover de eerste eindloze transporteur dicht bij de goederen transporterende baan daarvan eindigen en daarbij de volledige zijwaartse begrenzing vormen van de compartimenten, waarbij de tweede eindloze transporteur met grotere snelheid wordt aangedreven dan de 25 eerste eindloze transporteur en water-in-spuitorganen zijn aangebracht in de zijwanden van de trog onder het waterniveau voor het richten van turbulentie-producerende waterstralen in de hen passende compartimenten.

De met de tweede transporteur verbonden schotten, die sneller bewegen dan de eerste transporteur zullen er voor zorgen dat het op de eerste transporteur liggende product steeds een andere stand in zal 30 gaan nemen. De water-inspuit-organen zorgen er tevens voor dat een goed contact tussen het gehele oppervlak van het op de transporteur liggende product en het water wordt verkregen. Hierdoor zal een intensieve behandeling van het product worden bereikt.

Volgens een verdere uitwerking van het voorstel kan er in worden voorzien, dat de verplaatsingssnelheid van de eerste eindloze transporteur instelbaar is. Hierdoor kan de inrichting worden aangepast op het te 35 behandelen product.

Om het product aan de gewenste behandeling te kunnen onderwerpen zijn de water-inspuitorganen aangesloten op de perszijde van een pomp, waarvan de zuigzijde is aangesloten op de uitlaat van de trog en is een waterverwarmingsinrichting, zoals in de vorm van een stoomtoevoerinrichting, dan wel een water-koelinrichting, voor of na de pomp aangesloten.

40 Voor het opwekken van de gewenste turbulentie in het water omvatten de water-inspuitorganen mondstukken, die elk centraal zijn gelegen in een gedeeltelijk bolvormig verzonken deel van de trog, welke delen naar het inwendige van de trog zijn gericht en in de zijwanden daarvan zijn aangebracht, waarbij de mondstukken zijn aangesloten op de verdeelpijpen, die bij de zijden van de trog zijn geplaatst en zijn verbonden met de pomp.

45 Evenals bij de bekende inrichting helt het afvoereinde van de trog naar boven en naar buiten toe en is de bovenrand voorzien van een rol voor het geleiden van de eerste eindloze transporteur.

Volgens het onderhavige voorstel helt nu ook het toevoereinde van de trog naar boven en naar buiten en is ook bij deze bovenrand voorzien in een rol voor het geleiden van de eerste eindloze transporteur, waarbij de teruggaande baan of wel het benedenpart van de eerste eindloze transporteur onder de trog wordt 50 geleid.

Dit brengt met zich mee, dat de hoeveelheid water in de inrichting aanzienlijk kan worden beperkt, zodat ook de temperatuur ervan beter kan worden geregeld en minder energie verloren zal gaan.

Een eenvoudige constructie wordt verkregen doordat de aan de tweede eindloze transporteur aangebrachte meenemers in de vorm van platen zijn uitgevoerd.

55 Daarbij is er in voorzien, dat de tweede eindloze transporteur is opgenomen in een huis, dat is aangebracht boven de trog en is voorzien van deuren.

Evenals bij de bekende inrichting is de eerste eindloze transporteur uitgevoerd als een net Volgens het r 194065 2 onderhavige voorstel wordt nu gebruik gemaakt van een fijnmazig net, dat gelijktijdig een zeef vormt voor de er onder gelegen troguitlaat.

Gewezen zij nog op NL-A-8103325 waaruit een transportinrichting bekend is waarbij inspuit-mondstukken worden toegepast. Deze spuiten de vloeistof echter niet evenwijdig aan het draagoppervlak van de eindloze 5 transporteur maar dwars daarop met het doel de verwijdering van de verwerkte producten uit de compartimenten aan het einde van de trog te ondersteunen.

Tenslotte zij nog gewezen op BE-A-458.115 waaruit het op zich bekend is het water in een trog met behulp van stoom te verwarmen.

10 De uitvinding zal nu meer in detail worden beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin een uitvoeringsvorm getoond is. In de tekening toont: figuur 1 een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een bovenaanzicht van deze inrichting; figuur 3 een water-inspuitorgaan, gemonteerd in de inrichting volgens de figuren 1 en 2, en 15 figuur 4 schematisch de stroming van water, veroorzaakt door middel van de water-inspuitorganen.

De inrichting voor het blancheren of koelen van fruit, groenten enz., en in het bijzonder voor het blancheren van aardappel, zoals getoond in figuur 1, bestaat uit een standaard 10, die een trog 11 draagt. De trog 11 heeft een hoofdgedeelte met rechthoekige dwarsdoorsnede met een bodem 19 en einddelen 12, 13, waar 20 de bodem naar boven en naar buiten helt. Het eindgedeelte 12 vormt het toevoereinde van de trog en het eindgedeelte 13 het afvoereinde ervan. Een rol 14 is gemonteerd in het buiteneinde van het eindgedeelte 12 en strekt zich uit dwars op de trog 11. Op overeenkomstige wijze is een rol 15 gemonteerd in het buiteneinde van het eindgedeelte 13, zoals blijkt uit figuren 1 en 2. De rollen 14,15 ondersteunen een eerste transporteur 16 in de vorm van een fijnmazige metalen riem, waarvan de bovenbaan 17 is geplaatst 25 binnen de trog 11 en wordt geleid door geschikte geleideorganen van teflon of iets dergelijks nabij de bodem van de trog, zoals getoond in figuur 1. De transportriem wordt geleid door de rol 15 naar de onderzijde van de trog 11, waar de terugkeerbaan 18 eveneens wordt geleid door geschikte geleideorganen, en terug naar het inwendige van de trog over de rol 14. Een elektromotor 19 met een geschikte overbrenging is gemonteerd op de bovenzijde van de trog 11 en drijft de transporteur 16 aan door middel 30 van een V-riem of een kettingtransmissie. Bij voorkeur is de aandrijfsnelheid van de motor 19 instelbaar, zodat de transportsnelheid van de transporteur kan worden veranderd, indien dit nodig is. Bij 50 heeft de trog 11 een uitlaat, waarmee twee uitlaatpijpen 20 zijn verbonden. De trog heeft tevens een overstroom 21, waarin een uitlaatpijp 22 zwenkbaar is gemonteerd door middel van een met de hand bedienbare inrichting 23 voor het instellen van het juiste watemiveau in de trog 11. Aangrenzend aan de bodem heeft de trog 11 35 reinigingsdeuren 24 met afslurtorganen.

De trog 11 heeft een deksel 25 (zie figuur 2), dat het hoofdgedeelte van de lengte van de trog bedekt en een bovenste tweede transporteur 26 steunt, waarvan de transportriem loopt over rollen 27 en 28 en wordt geleid door geleideorganen (niet getoond). De transportriem 26 heeft schotten 29, die er onder nagenoeg rechte hoeken van afsteken en bestaan uit plaatvormige organen, die zich dwars uitstrekken ten opzichte 40 van de trog 11 en eindigen op een geringe afstand van de tegenover gelegen zijwand daarvan. De transporteur 26 wordt aangedreven door een elektromotor 30 met een overbrenging en een geschikte transmissie. Bij voorkeur is de rotatiesnelheid van de motor 30 eveneens instelbaar. Zoals getoond, strekt de benedenbaan van de transporteur 26 zich uit parallel aan de bovenbaan 17 van de transporteur 16, en deze twee banen lopen in dezelfde richting, maar de verplaatsingssnelheid van de bovenste transporteur 45 26, ten minste wanneer aardappelchips worden geblancheerd, is groter dan die van de onderste transporteur 16. De transporteur 26 is opgesloten in een huis 31, gemonteerd op het deksel 25 en met deuren 32 om reinigen mogelijk te maken.

In de zijwanden van de trog zijn een aantal water-inspuitorganen 33 (zie figuren 3 en 4) aangebracht achter elkaar die elk bestaan uit een mondstuk 35, dat centraal bevestigd is in een halfbolvormige uitsparing 50 34, die toegekeerd is naar het inwendige van de trog, en aangesloten op een T-orgaan 36, waarvan het, tegenover het mondstuk gelegen, been gesloten is door een plug 37, en waarvan het derde been via een pijp 38 is verbonden met een verdeelpijp 39. Een verdeelpijp 39 is aangebracht aan elke zijde van de trog, en deze pijpen zijn aangesloten op een pijp 40 (zie figuur 1), die op zijn beurt is verbonden met de drukzijde van de pomp 41, waarvan de zuigzijde is aangesloten op een verwarmingspijp 42, waarin een stoom-55 mondstuk 43 is aangebracht. Het mondstuk 43 is door een pijp 44 verbonden met een geschikte stoombron.

De pijp 42 communiceert met de twee pijpen 20, aangesloten op de uitlaat van de trog 11. Het zal duidelijk zijn, dat water, dat via de troguitlaat en de pijpen 20 de verwarmingspijp 42 bereikt en daar wordt onderwor- 3 194065 pen aan stoom, geleverd via de bron 43, wordt ingezogen in de pomp 40, daardoor het water persende door de pijp 40 en de verdeelpijpen 39 naar de mondstukken 35 voor injectie in de trog 11, zoals meer in detail in het onderstaande zal worden beschreven.

Het water, geïnjecteerd in de trog 11 door middel van mondstukken 35, zal daarna stromen naar de . 5 uitlaat teneinde opnieuw te worden verwarmd en teruggepompt naar de mondstukken. Aldus wordt er een circulatie verkregen van het water, dat nagenoeg dezelfde temperatuur heeft, waar het ook geïnjecteerd wordt in de trog. Wanneer de inrichting wordt gestart wordt naar behoefte, vers water toegevoerd, hetgeen kan gebeuren op elk gewenst punt van de trog 11. De toevoerleiding voor vers water is evenwel bij voorkeur door middel van een klep 48 verbonden met het bovengedeelte van het huis 31.

10 De inrichting zoals boven beschreven en getoond in de tekening, wordt op de volgende wijze gebruikt voor het blancheren van aardappelchips. De aardappelchips worden toegevoerd aan de inrichting aan het toevoereinde 12 daarvan op een geschikte wijze, bijvoorbeeld met behulp van een transporteur, die de aardappelchips verspreidt over de bovenbaan van de transporteur 16 loopt en met een bepaalde snelheid en de aardappelchips, die zijn toegevoerd, gaan omlaag in het verse water, dat tevoren was toegevoerd aan 15 de trog 11. Het water in de trog 11 heeft een bepaalde temperatuur, die gehandhaafd blijft met behulp van het stoommondstuk 43 in de verwarmingspijp 20. Na over een bepaalde afstand te zijn verplaatst op de transporteur 16, bereiken de aardappelchips de ruimte onder de transporteur 26, waar zij worden opgenomen in de compartimenten 46, die zich vormen, wanneer de schotten 29 van de transporteur 26 naar beneden worden gezwaaid naar de transporteur 16 in het linkerdeel van de inrichting. De inkomende 20 aardappelchips worden zodoende geplaatst in compartimenten 46, die elkaar opvolgen en die, aangezien de transporteur 26 met een hogere snelheid loopt dan de transporteur 16, de aardappelchips, daarin gelegen, naar voren zullen brengen ten opzichte van de transporteur 16. Gedurende hun verplaatsing van links naar rechts passeren de compartimenten de rij inspuitorganen 33 in de wand van de trog 11. Door middel van de mondstukken 35 injecteren de organen 33 een dunne straal met geschikte druk in de compartimenten 46 25 dwars op de verplaatsingsrichting, waardoor een turbulente stroom water wordt opgewekt in de compartimenten, zoals getoond door de pijlen 45 in figuur 4. Dankzij deze stroom water zullen de aardappelchips niet aan elkaar vastkleven. Rechts in het centrale deel van de trog 11 worden de schotten 29 naar boven gezwaaid rond de rol 28, en de aardappelchips in de compartimenten worden afgevoerd op de transporteur 16, waarvan de bovenbaan nu naar boven begint te bewegen in het afvoereindgedeelte 13 van de trog. De 30 aardappelchips worden gebracht in een geschikte opvanginrichting, wanneer de riem van de transporteur 16 gaat over de rol 15.

Dankzij de mogelijkheid om de transporteur 26 te laten lopen met een hogere snelheid dan de transporteur 16 en de mogelijkheid om de relatieve snelheid van beweging te regelen, alsook de toevoer van water van dezelfde temperatuur in de gehele trog 11, kan blancheren worden uitgevoerd op elke gewenste wijze 35 voor het verkrijgen van een uitstekend product. Een vastgestelde hoeveelheid water in de trog wordt bij bepaalde tijdstussenpozen afgevoerd en vers water wordt toegevoerd via de klep 48. Zoals eerder uiteengezet, heeft de transporteur 16 een fijnmazige transportriem (maaswijdte bijv. 1 mm), waardoor verontreinigingen daarop kunnen worden vastgehouden en verwijderd bij een geschikt punt buiten de trog 11. Indien desalniettemin verontreinigingen of afzettingen in de trog 11, aanwezig zouden zijn, kunnen zij 40 gemakkelijk worden verwijderd door de reinigingsdeuren 24. Op overeenkomstige wijze is de boventransporteur 26 gemakkelijk toegankelijk via de deuren 32.

Bij het blancheren van aardappel kan het geval zich voordoen, dat een lading aardappels niet behoeft te worden geblancheerd. Het waterniveau in de trog 11 kan dan worden verlaagd met behulp van de overloop 21, 22, zodat de aardappelchips, geplaatst op de transporteur 16, zich zullen bewegen boven het water in 45 de trog 11.

Zoals duidelijk zal zijn uit het bovenstaande, is de inrichting in het bijzonder van voordeel voor het blancheren van aardappels, maar kan het ook gebruikt worden voor het koelen van andere groenten en fruit die worden onderworpen aan adequate turbulentie in de compartimenten 46 door middel van de waterstromen, geleverd door de inspuitorganen 33. Bij het behandelen van groenten of fruit van verschillende soorten 50 kan het nodig zijn om de snelheid van de aandrijfmotoren 19,30 te veranderen. In het geval van koelen wordt de verwarmingspijp 42 met het stoommondstuk vanzelfsprekend vervangen door een geschikte koelinrichting.

Claims (8)

194065 4

1. Inrichting voor het blancheren of koelen van fruit, groenten en dergelijke, in het bijzonder voor het blancheren van aardappelproducten, omvattende een trog voor het opnemen van water tot een bepaald 5 niveau, een eerste eindloze transporteur die zich uitstrekt tussen het toevoer- en afvoereinde van de trog en waarvan de bovenste, goederen transporterende, baan zich onder het watemiveau bevindt, waarbij boven de eerste eindloze transporteur een tweede eindloze transporteur is gemonteerd met er vanaf stekende schotten ter verdeling van de ruimte in de trog, gelegen tussen de transporterende baan en de eindloze tweede transporteur, in een aantal compartimenten die verplaatsbaar zijn vanaf het toevoereinde naar het 10 afvoereinde, met het kenmerk, dat de schotten aangebracht aan de tweede eindloze transporteur (26) meenemers (29) vormen en daartoe zover hiervan afsteken, dat zij in een positie tegenover de eerste eindloze transporteur (16) dicht bij de goederen transporterende baan (17) daarvan eindigen en daarbij de volledige zijwaartse begrenzing vormen van de compartimenten (46), waarbij de tweede eindloze transporteur (26) met grotere snelheid wordt aangedreven dan de eerste eindloze transporteur (16) en water-in-15 spuitorganen (33) zijn aangebracht in de zijwanden van de trog (11) onder het watemiveau voor het richten van turbulentie-producerende waterstralen in de hen passende compartimenten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verplaatsings-snelheid van de eerste eindloze transporteur (16) instelbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de water-inspuitorganen (33) zijn aangesloten 20 op de perszijde van een pomp (41), waarvan de zuigzijde is aangesloten op de uitlaat (50) van de trog (11) en dat een waterverwarmingsinrichting, zoals in de vorm van een stoomtoevoer-inrichting, dan wel een water-koelinrichting, voor of na de pomp (41) is aangesloten.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de water-inspuitorganen (33) mondstukken (35) omvatten, die elk centraal zijn gelegen in een gedeeltelijk bolvormig verzonken deel (34) 25 van de trog, welke delen naar het inwendige van de trog (11) zijn gericht en in de zijwanden daarvan zijn aangebracht, waarbij de mondstukken (35) zijn aangesloten op de verdeelpijpen (39), die bij de zijden van de trog (11) zijn geplaatst en zijn verbonden met de pomp (41).

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het afvoereinde van de trog naar boven en naar buiten toe helt en de bovenrand is voorzien van een rol voor het geleiden van de eerste eindloze 30 transporteur, met het kenmerk, dat ook het toevoereinde (12) van de trog (11) naar boven en naar buiten toe helt en bij de bovenrand is voorzien van een rol (14) voor het geleiden van de eerste eindloze transporteur (16), waarbij de teruggaande baan (18) of wel het benedenpart van de eerste eindloze transporteur onder de trog (11) door wordt geleid.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aan de tweede eindloze 35 transporteur (26) aangebrachte meenemers (29) in de vorm van platen zijn uitgevoerd.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede eindloze transporteur (26) is opgenomen in een huis (31), dat is aangebracht boven de trog (11) en is voorzien van deuren (32).

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij de eerste eindloze transporteur is uitgevoerd als een net, met het kenmerk, dat het net waaruit de transporteur bestaat fijnmazig is en een zeef vormt 40 voor de er onder gelegen troguitlaat (50). Hierbij 3 bladen tekening