NL193522C

NL193522C - Vastsnoerinrichting.

Info

Publication number: NL193522C
Application number: NL8503343A
Authority: NL
Original assignee: Praemeta
Priority date: 1984-12-15
Filing date: 1985-12-04
Publication date: 2000-01-04
Also published as: GB2169648A; AU5129885A; US4640281A; SE460698B; AU577430B2; SE8505884L; GB8530880D0; NL193522B; NL8503343A; GB2169648B; SE8505884D0

Description

1 193522

Vastsnoerinrichting

De uitvinding heeft betrekking op vastsnoerinrichting voorzien van een gesp en een gordel voor het vormen van een lus, welk gesp enerzijds een benedendeel omvat met U-vormige langsgeleiding en een aan de 5 luszijde gelegen dwarsgeleiding voor het in de U-vormige langsgeleiding en onder de dwarsgeleiding verschuifbaar opnemen van het ene gordeleind en anderzijds een onafhankelijk bovendeel omvat, aan welks einde het andere gordeleind is bevestigd, waarbij het bovendeel een klemhefboom is die bij het om een lichaamsdeel omspannen van de lus het ene gordeleind verend kan vastklemmen op het benedendeel, en waarbij het bovendeel tussen de wangen van de U-vormige langsgeleiding in de richting van de lus van 10 de gordel geschoven kan worden naar een koppeling met een dwarsas, waarom hij draaibaar is en waarmee hij van het benedendeel losneembaar is, en waarbij het bovendeel, aan zijn gordelbevestigings-einde, aan zijn onderkant is voorzien van een naar de bodem van de U-vormige langsgeleiding gerichte aandruknok.

Een dergelijke vastsnoerinrichting is bekend uit de Nederlandse terinzagelegging 8401210 en wordt 15 gebruikt voor het dichtklemmen van aderen in een arm.

Het als klemhefboom werkend bovendeel van de bekende inrichting is aan zijn onderzijde voorzien van een dwarse uitsparing waarop een van de gordellus af gerichte achterwaartse uitsnijding aansluit. De uitsnijding wordt aan de onderzijde van het bovendeel begrensd door een teruggebogen vergrendefingstong die voor het koppelen van het bovendeel met het benedendeel kan worden gehaakt achter een in de 20 U-vormige geleiding van het benedendeel aangebrachte dwarsas. Aan de luszijde van de vergrendelings-tong is aan de onderzijde van het bovendeel een aandruknok gevormd. In het benedendeel van de bekende inrichting is voorts een holle ruimte, waarin een veer is aangebracht voor het aandrukken van de gordel tegen de aandruknok en voor het onder veerkrachtige vervorming opvangen van de verplaatsing van de vergrendelingstong en de aandruknok bij het koppelen. Door de voor het draaipunt van de veer gelegen 25 veer uitgeoefende opwaartse kracht wordt het achterste gedeelte van de hefboom tegen de gordel gedrukt.

De uitvinding heeft tot doel de bekende vastsnoerinrichting constructief te vereenvoudigen en de samenstelling en ontkoppeling ervan te verbeteren.

Hiertoe wordt er volgens de uitvinding in voorzien dat elke wangzijde van het bovendeel is voorzien van een tap en elke wang van het benedendeel is voorzien van een in de langsrichting lopende, in de richting 30 van het bovendeel open, en naar de buitenzijkant gesloten uitsparing met een naar de luszijde gesloten opneemgroef voor de betreffende tap, en dat elke tap voor het samenvoegen van het bovendeel met het benedendeel langs een in de richting naar de gordelluszijde van de gesp toe enigszins opwaarts hellende baan in de de daarbij behorende uitsparing verschuifbaar is tot in de opneemgroef, dat het bovendeel aan zijn zijde die van de lus is afgekeerd is voorzien van een grendelnok, waarbij het bovenoppervlak van de 35 dwarsgeleiding een vlak is dat naar de inschuifzijde van het bovendeel toe naar beneden hellend verloopt voor het verschaffen van een oploopvlak voor de aandruknok, welke helling van het bovenoppervlak kleiner is dan de helling van de onderste begrenzingsrand van elke uitsparing in langsrichting en dan de hellings-hoek aan de bovenrand van elke opneemgroef voor elke tap.

Volgens de uitvinding kunnen de tappen voor het koppelen van het bovendeel met het benedendeel op 40 geleide wijze langs de licht hellende baan in de opneemgroeven geschoven worden, waarbij de tappen achter de eveneens onder een kleine hoek hellende uitsteeksels van de opneemgroeven geschoven worden. De lichte helling van de uitsparingen maakt het mogelijk het koppelen op beheerste wijze, met één hand, uit te voeren. Er zal hierbij slechts één plaats zijn waar de band een klemwerking van het bovendeel ondervindt, namelijk aan de achterkant van het bovendeel, waar de grendelnok gelegen is. Hierdoor is een 45 rusttoestand een gemakkelijk schuiven van de gordel door de gesp mogelijk. Op eenvoudige wijze is het hierbij mogelijk gemaakt ook minder elastische gordelmaterialen en gordels met grotere diktetolerantie te gebruiken, zonder dat de veer, zoals in de bekende vastsnoerinrichting, nodig is. In gekoppelde toestand van de gespdelen is de positie van de aandruknok immers niet afhankelijk van de gordeldikte.

Aangezien dergelijke vastsnoerinrichtingen in hoofdzaak bestemd zijn voor gebruik in ziekenhuizen en 50 dergelijke is de vastsnoerinrichting volgens de uitvinding voordelig, omdat deze eenvoudiger rein te houden is dan de bekende vastsnoerinrichting, vanwege het ontbreken van de daarin wel aanwezige verdieping en veer.

Het ontkoppelen van de gesp vindt eveneens plaats op beheerste, geleide wijze en kan ook met één hand uitgevoerd worden.

55 Opgemerkt wordt dat uit het Brits octrooischrift 1.400.403 een vastsnoerinrichting met een gordelgesp van elastisch materiaal bekend is, welke gesp een benedendeel en een bovendeel omvat. Het benedendeel is voorzien van twee wangen, die elk voorzien zijn van naar de achterzijde open gleuven, en het bovendeel 193522 2 is voorzien van tappen die in de gleuven geschoven kunnen worden. De gordel wordt hierbij aan het benedendeel bevestigd door deze daarop om te slaan. Het vastleggen van de gordellus vindt plaats middels aangrijping daarop van een aan het benedendeel en een aan het bovendeel voorziene vertanding. Deze bekende vastsnoerinrichting is van een geheel andere soort dan die volgens de uitvinding.

5

De uitvinding wordt aan de hand van het in de tekening afgebeeide uitvoeringsvoorbeeld nader toegeiicht.

De figuren 1 en 2 tonen een zij-aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, en een bovenaanzicht van de vastsnoerinrichting.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht op het benedendeel van de vastsnoerinrichting waar het bovendeel 10 van af is genomen.

Figuur 4 is een doorsnede langs de lijn IV-IV uit figuur 1.

De gordelgesp 1 omvat een bovendeel 2 en een benedendeel 3 en kan een, een lus 4 vormende gordel opnemen. Het benedendeel 3 heeft een U-vormige doorsnede met wangen 3a en 3b, waartussen het 15 bovendeel 2 aangebracht is. Het bovendeel 2 is een onafhankelijk deel en kan na verschuiven uit de rustpositie naar boven van het benedendeel 3 afgenomen worden. Het ene gordeleinde 6 van de gordel 5 is in het naar de lus gekeerde einde van het bovendeel 2 klemvast aangebracht, terwijl het andere einde 7 van de gordel 5 verschuifbaar is tussen het bovendeel 2 en het benedendeel 3. Het gordeleinde 7 bevindt zich onder dwarslijf 27, 27, dat van wang 3a naar wang 3b kan lopen, maar bij voorkeur, zoals afgebeeld is, 20 in het midden onderbroken is. Het laatste heeft tevens het voordeel, dat een aan het uiteinde dikker uitgevoerde gordelband van bovenaf onder de dwarslijven 27 ingelegd kan worden. Door deze dwars-geleiding blijft bij losgemaakt bovendeel, het onderdeel toch aan de gordelband hangen.

Voor het in elkaar grijpen van het bovendeel 2 met het benedendeel 3 is er een tapgroefverbinding. Bij de afgebeeide voorbeelden is het bovendeel 2 van zijdelingse tappen 10 en 11 voorzien, die met een 25 uitsparing 12 in elk van de wangen 3a, 3b samenwerken. De uitsparingen 12 zijn gedeeltelijk naar boven open en eindigen in een naar de bevestigingsplaats van het gordeleinde 6 gesloten uitgevoerde opneem-groef 13, waarin de tappen 10, 11 kunnen aangrijpen. Om het bovendeel 2 gemakkelijk met de tappen 10 en 11 in de uitsparingen 12 in te voeren heeft de onderrand 14 van de uitsparingen een onder een hoek 30 schuin hellend verloop. Opdat de tappen 10, 11 in de opneemgroeven 13 onder een zekere inklikkende 30 werking (snapwerking) aangrijpen, kan de opneemgroef 13 enigszins omlaag hellend uitgevoerd zijn, waarbij de hoek 16 voor de helling van de bovenrand van elke opneemgroef 13 enigszins kleiner is dan de hoek 30.

Het bovendeel 2 is aan de onderkant van zijn vrije einde van een nok 18 voorzien, waarmee het bovendeel 2 in de klempositie op het gordeleinde 7 inwerkt.

Onder aan bovendeel 2 is een aandruknok 26 zodanig aangebracht dat bij gesloten gordelgesp deze 35 aandrukrol 26 zich bevindt boven de nokken 27 die aan de wangen 3a, 3b zijn aangebracht en waaronder het gordeleinde 7 verloopt. Daarbij is het bovenvlak 28 van de dwarsgeleiding 27 naar de in- schuifzijde toe omlaag hellend aangebracht. De hoek 29 van de helling aan de nok 27 is iets kleiner dan de hoek 30 van de rand 14 van de in de wangen 3a, 3b aangebrachte uitsparingen 12. Bij het in het benedendeel 3 schuiven van het bovendeel 2 schuift de nok 26 over de vlakken 28 van de dwarsgeleiding 27. In de 40 werktoestand veroorzaakt de lus 4 een draai- en van het bovendeel 2 om de tappen 10, 11 in hun legeringsplaatsen, zodat de nok 18 het verschuifbare gordeleinde 7 op betrouwbare wijze vasthoudt.

Voor het sluiten van de gordelgesp wordt het bovendeel 2 met zijn tappen 10, 11 van boven in de uitspattingen 12 gebracht en kort in de richting van de gordellus verschoven, waarbij de tappen 10 in de opneemgroeven 13 inklikken. Het bovendeel 2 is - in langsdoorsnede beschouwd - enigszins dakvormig, 45 waarbij aan de bovenoppervlakken verdiepingen 22, 23 zijn die de schuifbeweging van het bovendeel als klemstrip vergemakkelijken. Voor het losmaken van het bovendeel 2 van het benedendeel 3 bij gespannen gordellus drukt men op de verdieping 22. Na een geringe schuifbeweging in de langsrichting komen de tappen 10,11 uit de korte gesloten opneemgroeven 13 los waarna het bovendeel 2 van het benedendeel 3 afgenomen kan worden.

50 Het gordeleinde 6 is bij het bovendeel 2 van een klem 32 voorzien, waarmee dit gordeleinde vanaf de zijkant in een teruggesneden uitsparing 33 gestoken kan worden. Opdat de klem met het gordeleinde aan de kant van het bovendeel niet per ongeluk uit het bovendeel getrokken kan worden kan de klem tegen het dwarsverschuiven in het bovendeel 2 gezekerd worden. Het gordeleinde 6 in het bovendeel 2 moet verschuifbaar in de dwarsrichting zijn, wanneer de dwarsbalk 8 respectievelijk 27 doorlopend is, omdat in dit 55 geval voor het verwisselen van de gordel het gordeleinde 6 van het bovendeel 2 losgemaakt moet worden, om de gordel 4 onder het doorlopende dwarslichaam te kunnen trekken, omdat het andere gordeleinde dikwijls van een vast aangebrachte afsluitlijst voorzien is.

Claims

3 193522 De zekering van het gordeleinde 6 in de klem 32 bestaat uit een uit de klem gestanste verende tong 34, die aan het einde een korte afbuiging 35 heeft. Op de plaats van de afbuiging 35 heeft het bovendeel 2 een doorlopende boring 36, waarin de in de dwarsrichting ingeschoven klem door middel van de verende tong 34, 35 aangrijpen kan. De boring 36 loopt door tot aan de onderkant van het bovendeel 2, zodat voor het 5 verschuiven van het gordeleinde in de dwarsrichting uit de het gordeleinde opnemende groef 37 de veer 34, 35 door middel van een stift, of dergelijke naar de klem 32 toegedrukt kan worden, waardoor de ingrijping vrijgegeven wordt. In plaats van één tong en een boring kunnen er ook een aantal tongen zijn, die naar verschillende kanten gericht zijn. Bij het onder een doorlopende dwarsbalk 8, 27 trekken van het gordeleinde 6 wordt de verende tong ook in het vlak van de klem 32 gedrukt, zodat het gordeleinde gemakkelijk 10 onder het dwarslichaam vandaan getrokken kan worden. Op deze wijze kan bij een doorlopend dwars-lichaam, de gordel bij de gordelgesp gemakkelijk verwisseld worden. 15 Vastsnoerinrichting voorzien van een gesp en een gordel voor het vormen van een lus, welk gesp enerzijds een benedendeel omvat met U-vormige langsgeleiding en een aan de luszijde gelegen dwarsgeleiding voor het in de U-vormige langsgeleiding en onder de dwarsgeleiding verschuifbaar opnemen van het ene gordeleind en anderzijds een onafhankelijk bovendeel omvat, aan welks einde het andere gordeleind is 20 bevestigd, waarbij het bovendeel een klemhefboom is die bij het om een lichaamsdeel omspannen van de lus het ene gordeleind verend kan vastklemmen op het benedendeel, en waarbij het bovendeel tussen de wangen van de U-vormige langsgeleiding in de richting van de lus van de gordel geschoven kan worden naar een koppeling met een dwarsas, waarom hij draaibaar is en waarmee hij van het benedendeel losneembaar is, en waarbij het bovendeel, aan zijn gordelbevestigingseinde, aan 25 zijn onderkant is voorzien van een naar de bodem van de U-vormige langsgeleiding gerichte aandruknok, met het kenmerk, dat elke wangzijde van het bovendeel (2) is voorzien van een tap (10,11) en elke wang (3a, 3b) van het benedendeel (3) is voorzien van een in de langsrichting lopende, in de richting van het bovendeel open, en naar de buitenzijkant gesloten uitsparing (12) met een naar de luszijde gesloten opneemgroef (13) voor de 30 betreffende tap (10, 11), en dat elke tap (10, 11) voor het samenvoegen van het bovendeel (2) met het benedendeel (3) langs een in de richting naar de gordelluszijde van de gesp toe enigszins opwaarts hellende baan in de de daarbij behorende uitsparing (12) verschuifbaar is tot in de opneemgroef (13), dat het bovendeel (2) aan zijn zijde die van de lus is afgekeerd is voorzien van een grendelnok (18), waarbij 35 het bovenoppervlak (28) van de dwarsgeleiding (27) een vlak is dat naar de inschuifzijde van het bovendeel (2) toe naar beneden hellend verloopt voor het verschaffen van een oploopvlak voor de aandruknok (26), welke helling (29) van het bovenoppervlak (28) kleiner is dan de helling (30) van de onderste begrenzings-rand (14) van elke uitsparing (12) in langsrichting en dan de hellingshoek (16) aan de bovenrand van elke opneemgroef (13) voor elke tap (10, 11). Hierbij 1 blad tekening