NL8503343A

NL8503343A - Vastduwhandvat met gordel en gordelgesp.

Info

Publication number: NL8503343A
Application number: NL8503343A
Authority: NL
Original assignee: Praemeta
Priority date: 1984-12-15
Filing date: 1985-12-04
Publication date: 1986-07-01
Also published as: SE460698B; GB2169648A; AU577430B2; SE8505884D0; GB2169648B; GB8530880D0; AU5129885A; SE8505884L; NL193522B; NL193522C; US4640281A

Description

4"1 # *' *

i V

- 1 -

Vastduwhandvat met gordel en. gordelgesp

De uitvinding heeft betrekking op een vastduwhandvat met een lusvormende gordel en gordelgesp, waarbij de gesp bestaat uit een benedengedeelte, dat een gordeleind in een U-vormige geleiding onder een lichaam in de lengterichting 5 verschuifbaar opneemt, en uit een onafhankelijk bovengedeelte met hieraanvaat aangebracht gordeleind, waarbij het bovengedeelte dient als klemstrip onder verende werking voor het zich in het benedengedeelte bevindende gordeleind.

Bij een dergelijk vastduwhandvat is het als klem-10 strip werkende bovengedeelte om een dwarsas van het benedengedeelte draaibaar aangebracht. Hiertoe is de klemstrip als bovengedeelte aan de onderzijde van een dwarse uitsparing voorzien, waarop in de richting op de van de gordellus vandaan gekeerde zijde een in de uitsparing enigszins uitstekende 15 tong aansluit. Door middel van deze naar achteren uitgesneden uitsparing kan de klemstrip bij overeenkomstige verdraaiing erin gehangen worden, waarbij itibetbereik van de as van het benedengedeelte, waarbij het bovengedeelte erin gehangen kan worden, in het benedengedeelte een naar boven gewelfde 20 bladveer aangebracht is, die de betreffende strook van de door de gesp gevoerde duwgordel tegen de onderkant van de de achterwaarts uitgesneden uitsparing vormende tong drukt. De veer steekt hierbij uit in een uitsparing van het benedengedeelte, die het er in schuiven van het boven-25 gedeelte en er in hangen hiervan aan de dwarsas mogelijk maakt. Bij dit vastduwhandvat kan de gesp of het slot helemaal geopend worden. Het bovengedeelte kan na ophangen uit het benedengedeelte helemaal er uit genomen worden, waarbij het bovengedeelte een dubbele functie aanneemt, 30 namelijk die van een klemstrip en de andere functie van een voor het plotseling openen van het slot en daarmee van de gordellus los te maken deel". Voor de juiste uitwerking van de inhang- en ophanghandeling in samenhang met de 4 .a BT # “7

SaÖoó-iO

> V

- 2 - achterwaarts uitgesneden rust en de veer moeten het bovengedeelte en het benedengedeelte een verhoudingsgewijs gecompliceerde samenstelling bezitten. Voor het aaneenkoppelen en loskoppelen van de delen is een gecombineerde draai-5 schuifbeweging nodig, waarbij men geen betrouwbare koppeling zonder veer bereikt*

De uitvinding heeft een verdere uitvoering en vereenvoudiging van het vastduwhandvat van de in het begin vermelde techniek tot doel. De uitvinding wordt daardoor 10 gekenmerkt, dat voor de vergrendeling van het bovengedeelte met het benedengedeelte aan de wangzijden van het bovengedeelte van de wangen van het benedengedeelte enerzijds tappen en anderzijds naar boven open in de langsrichting verlopende en eenzijdig gesloten uitsparingen met een opneem-15 groef voor de tappen onderling in paren .aangebracht zijn, en dat aan de onderkant van het bevestigingseinde van het bovengedeelte een naar het verschuifbare gordeleind gerichte aandruknok verschaft is.

Bij een dergelijk in elkaar grijpen van bovenge-20 deelte en benedengedeelte bereikt men zonder het aanbrengen van een veer respectievelijk een bladveer de zekere koppeling yan de delen. De elasticiteit van de gordel zelf geeft de vasthouddruk. De schuif- en bewegingsverhoudingen van het bovengedeelte en benedengedeelte voor het in elkaar 25 grijpen van deze delen zijn eenvoudig gehouden en ook de rangschikking van de koppelingsgedeelten is vereenvoudigd.

Men heeft geen doorlopende as voor het koppelen van de delen meer nodig. Het vastzethandvat is goedkoop te vervaardigen.

30 Men kan de uitsparing met de opneemgroef voor de tap in de richting naar de luszijde vandestuwer. gesloten en naar boven enigszins achterwaarts uitgesneden uitvoeren, om de eindstelling van de grijphandeling op betrouwbare wijze te verzekeren. Daardoor wordt geholpen bij een zekere aan-35 grijpuitwerking.

ή e a >7 «f ï Ύ 3 5 b o o 4 £ ψ 4 - 3 -

Bij een andere voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de uitsparingen voor de tappen gesloten uitgevoerd zijn, aangebracht tegenover de luszijde van der stuwer;·. Bij het gesloten einde kan hierbij de opneemgroef een 5 naar boven gericht en de tap geheel opnemend groefgedeelte vertonen. Het is doelmatig dit van een schuin verloop in de richting naar de luszijde te voorzien. Bij deze opstelling verloopt de wegneemroute voor het plotseling losmaken van het bovengedeelte in de richting naar de gordellus, waardoor 10 een duidelijk waarneembaar ontgrendelen van het bovengedeelte van het ondergedeelte Bereikt wordt.

Overeenkomstig een ander kenmerk van de uitvinding kan een uitsparing metweggehaalderanden in het benedengedeelte onder de werkingsplaats van de aandruknok aangebracht zijn.

15 Hierbij is het voldoende, wanneer de aandruknok en de uit sparing - in het dwarsvlak beschouwd - slechts in het middengedeelte vanaf het bovengedeelte en benedengedeelte aangebracht zijn. Het dwarslichaam bij het benedengedeelte, waaronder het verschuifbare gordeleind verschaft is, bevindt zich - in 20 de langsdoorsnede door het vastduwhandvat beschouwd - tussen de aandruknok en de rustgroef voor de tap. Daarbij kan het lichaam in het midden onderbroken uitgevoerd zijn.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de aandruknok bij gesloten gespen boven het lichaam 25 aangebracht. Daarbij moet het bovenoppervlak van het lichaam naar de inschuifzijde van het bovengedeelte héllend verlopend verschaft zijn. Ook bij deze inrichting heeft men geen veer nodig. Bij het er in schuiven van het bovengedeelte loopt de nok over het in de dwarsdoorsnede wigvormig gehouden 30 lichaam, waardoor de klemkracht opgewekt wordt. Het is doelmatig ook in dit geval de helling van de schuine vlakken bij het lichaam kleiner uit te voeren dan de helling van de onderste begrenzingsranden van de uitsparing in de lengterichting.

35 De uitvinding wordt aan de hand van de in de «T 4* J’S j\ * ·* Λ V ·ν 'i* V V ί Jf Z \ - 4 - tekening afgebeelde uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht.

De fig. 1 en 2 tonen een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, en schematisch een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van het vastduwhandvat volgens de uitvinding.

5 Fig. 3 is een bovenaanzicht van het benedengedeelte van het vastduwhandvat met er vanaf genomen bovengedeelte.

Fig. 4 beeldt het vastduwhandvat uit de fig. J - 3 schematisch in zijaanzicht af.

De fig. 5 en 6 tonen schetsmatig, gedeeltelijk in 10 doorsnede, en schematisch van bovenaf een verdere uitvoerings vorm van het vastduwhandvat volgens de uitvinding.

Fig. 7 beeldt een bovenaanzicht op het benedengedeelte van het vastduwhandvat af met er van afgenomen bovengedeelte.

Fig. 8 is een doorsnede langs de lijn VIII-VIII uit 15 fig. J.

De fig. 9 en JO tonen schematisch een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, en een bovenaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van het vastduwhandvat volgens de uitvinding.

20 Het vastduwhandvat 1 als gordelgesp toont een boven gedeelte 2 en een benedengedeelte 3 en een lus 4 vormende gordel. Het benedengedeelte 3 bezit in doorsnede een U-vorm met de wangen 3a en 3b, waartussen hëitbovengedeelte 2 aangebracht is. Het bovengedeelte 2 toont een onafhankelijk 25 gedeelte en kan na verschuiven uit de rustpositie vanuit het benedengedeelte 3 naar boven er van afgenomen worden. Het ene gordeleinde 6 van de gordel 5 is in het naar de lus gekeerde einde van het bovengedeelte 2 rekvast aangebracht, terwijl het andere einde 7 van de gordel 5 tussen het boven-30 gedeelte 2 en het benedengedeelte 3 verloopt en verschuifbaar aangebracht is. Het gordeleinde 7 bevindt zich onder een dwarslichaam 8, dat van wang 3a naar wang 3b loopt, of, zoals afgebeeld is, in het midden onderbroken kan zijn. Het laatste heeft het voordeel, dat een aan beide einden door mechanische 25 elementen dikker gemaakte elastische band in dwarsrichting 3503343 - 5 - onder de aanzetstukken 8 van het lichaam er in gelegd kan worden.

Voor het in elkaar grijpen van bovengedeelte 2 met het benedengedeelte 3 is een tap-groef-verbinding verschaft. Bij 5 het afgebeelde voorbeeld is het bovengedeelte van zijdelingse tappen 10 en 11 voorzien, die met een uitsparing 12 bij elk wanggedeelte 3a, 3b samenwerken. De uitsparingen 12 zijn als uitgefreesde delen naar boven open en eindigen in een naar de bevestigingsplaats van het gordeleinde 6 gesloten 2Q uitgevoerde opneemgroef 13, waarin de tappen 10, 11 aangrijpen. Om het bovengedeelte 2 gemakkelijk in de uitsparingen 12 in te voeren bezit de onderrand 14 van de uitsparingen een schuin hellend verloop onder een hoek 15. Opdat de tappen 10, 11 in de gesloten opneemgroeven 13 onder een zekere 15 aangrijpwerking aangrijpen, is de opneemgroef 13 enigszins achterwaarts uitgesneden uitgevoerd, waarbij de hoek 16 voor de helling van de bovenranden van de opneemgroeven 13 enigszins kleiner gehouden is dan de hoek 15.

Het bovengedeelte 2 is aan de onderkant van zijn 20 vrije einde van een aanzetstuk 18 voorzien, waarmee het bovendeel 2 in de klempositie op het gordeleinde 7 inwerkt.

Bij het andere einde van het bovengedeelte 2 bevindt zich een nok 19, waarbij onder de nok 19 in het benedengedeelte 3 een plooidal 2Q aangebracht kan zijn. De hoogte van de nok 19 25 is in verband met de sterkte van de gordel 5 zo gekozen, dat ten gevolge van' de elasticiteit van de gordel 5 een verende inwerking op het rond de nokken 10, 11 draaibare bovengedeelte als klemstrip uitgeoefend wordt. Hiertoe draagt de uitsparing 20 overeenkomstig bij, wanneer de sterkte van de gordel 7 over 30 de geoorloofde tolerantie heengaat. De elasticiteit van de gordel wordt zo gebruikt, dat het bovengedeelte 2 als klemstrip met de nok 18 een eruitrukken van de gordel uit de gordelgesp in de rusttoestand van de delen verhindert. Op deze wijze is de anders benodigde veer overbodig, die bt aandrukken van het vfc % ·»* jw * I i »\ **; Ψ \ 'V* V 'J V ί > » - 6 - bovengedeelte als klemstrip tegen het vrije gordeleinde veroorzaakt. Bij gebruifcoefentde gordellus de benodigde druk uit op het gordeleinde 7 over de nok 18.

Voor het sluiten van de gordelgesp wordt het boven-5 gedeelte 2 met zijn tappen 10, 11 in de uitsparingen 12 van boven er in gezet en kort in de richting van de gordellus verschoven, waarbij de tappen 10 in de opneemgroef 13 aangrijpen. Het bovengedeelte 2 helt - in langsdoorsnede beschouwd - enigszins dakvormig, waarbij bij de bovenoppervlakken grijpplooien 10 22, 23 de schuifheweging van het bovendeel 2 als klemstrip vergemakkelijken. Voor het losmaken van het bovengedeelte 2 van het benedengedeelte 3 bij gespannen gordellus wordt een druk op de grijpplooien 22 uitgeoefend, waarbij het betreffende einde van het bovengedeelte 2 in het elastische gordeleinde 15 7 drukt en daarbij tegelijkertijd door een geringe schuifbe- weging in de langsrichting de tappen 10^. 11 uit de korte gesloten opneemgroeven 13 losgemaakt worden, zodat het boyen-gedeelte 2 van het benedengedeelte 3 kan wijken.

De aandruknok 19 kan als dwarsribbe eveneens zoals 20 de uitsparing 20 over de breedte van de gordel verlopen. In * het algemeen is een nok in het middengebied van het bovengedeelte voldoende - in dwarsrichting gezien -, waarbij ook de uitsparing 20 of het plooidal zich slechts in het middengebied van het benedengedeelte 3 kan bevinden. De zich bij het 25 middengebied bevindende dwarsverlopende randen 20a van de uitsparing 20 kunnen zowel loodrecht als ook schuin verlopen.

De uitsparing 20 kan naar het vrije einde van het benedengedeelte uitlopen. Het veren van het bovengedeelte 2 in de rusttoestand van de gordelgesp door het benutten van de 30 elasticiteit van de gordel is voor het vasthouden van het gordeleinde 7 tegen de gordelgesp voldoende.

Bij de uitvoeringsvorm 25 uit de fig. 5 - 7 zijn dezelfde delen van dezelfde verwijzingscijfers voorzien zoals bij de eerste uitvoering. D e aandruknok 26 is bij gesloten

r* λ *·* ·ν J 1L

4 .· .

- 7 - gordelgesp boven het lichaam 27 aangebracht, waaronder het gordeleinde 7 verloopt. Daarbij is het bovenoppervlak 28 van het lichaam 27 naar de inschuifzijde toe afhellend aangehracht. De hoek 29 yan de helling bij het lichaam 5 27 is iets kleiner dan de hoek 30 van de rand J4 van de in de wangen van het benedengedeelte verschafte uitsparing 12. Bij het er in schuiven van het bovengedeelte 2 in het benedengedeelte 3 loopt de nok 26 over de vlakken 28 van het lichaam 27 heen, waardoor een er uit rukken van de gordel 10 5 bij gesloten gordelgesp in de rusttoestand eveneens gemeten wordt. Bij deze uitvoering van de gordelgesp heeft men evenmin een aandrukveer nodig. Deze uitvoeringsvorm heeft nog het verdere voordeel, dat men niet afhankelijk is van de toleranties van de dikte van de gordel. In de 15 werktoestand veroorzaakt de lus 4 een draaien van het bovengedeelte 2 om de tappen 10, 11 in hun legeringsplaatsen, zodat het aanzetstuk 18 ook het verschuifbare gordeleinde 7 op betrouwbare wijze vasthoudt.

Het gordeleinde 6 is in het bovengedeelte 2 op 20 doelmatige wijze van een vatting 32 voorzien, die met het gordeleinde in een achterwaarts uitgesneden uitsparing 33 van de zijkant er in gestoken kan worden. Opdat de vatting met het gordeleinde aan de kant van het bovengedeelte niet er uit gerukt kan worden, is het voordelig, dat de vatting 25 tegen het dwarsverschuiven in het bovengedeelte 2 verzekerd ‘ wordt, De verschuifbaarheid in de dwarsrichting van het gordeleinde in het bovengedeelte is in het bijzonder dan vereist, wanneer het dwarslichaam 8 respectievelijk 27 doorlopende uitgevoerd is, omdat in dit geval voor het verwisselen 30 van de gordel het gordeleinde 6 van het bovengedeelte 2 losgemaakt moet worden, om de gordel 4 onder het doorlopende dwarslichaam te kunnen trekken, omdat het andere gordeleinde meervoudig van een vast aangebracht afsluitlint voorzien is.

De losmaakbaarheid van het gordeleinde 6 door middel 35 K Λ ^ τ /. :? 'w·' kJs '>· γ -j - 8 - van de vatting 32 vindt op voordelige wijze plaats door middel van een uit de vatting gestanste verende tong 34, die aan fiet einde een korte afbuiging 35 vertoont. Op de plaats van de afbuiging 35 is in bet bovengedeelte 2 een 5 doorlopende boring 36 verschaft, waarin de in de dwarsrichting ingeschoven vatting door middel van de verende tongen 34, 35 aangrijpen kan. De boring 36 is doorlopend aangebraeht, dat wil zeggen ook naar de onderkant van het bovengedeelte 2 open, zodat voor bet losmaken van het gordeleinde in JO de dwarsrichting de het gordeleinde opnemende groef 37 de veren 34, 35 door middel van een stift, spijker of schroeve-draaier of dergelijke in de richting naar de vatting 32 aangedrukt kan. worden, waardoor de grijpverbinding vrijgegeven wordt. In plaats van een tong met grijpplaats kunnen ook 15 meerdere tongen, die naar verschillende kanten gericht zijn, verschaft zijn. Bij het er door heen trekken van het gordeleinde 6 onder een doorlopend aangebracht dwarslichaam 8, 27 kan de verende tong ook in het vlak van de vatting 32 aandrukken, zodat het gordeleinde gemakkelijk onder het 20 dwarslichaam vandaan getrokken kan worden. Op deze wijze kan afhankelijk van de uitvoering van het dwarslichaam de gordel bij de gordelgesp gemakkelijk verwisseld worden.

Bij het uitvoeringsyoorbeeld uit de fig. 9 en 10, dat wezenlijk overeenkomt met dat uit de fig. 1 en 2, 25 waarbij voor dezelfde delen dezelfde verwijzingscijfers gebruikt zijn, is het geheel zó ingericht, dat de uitsparingen 12a in de wangen 3a en 3b van het benedengedeelte 3 voor de tap 10, geplaatst tegenover de luszijde 4 vandestuwery. gesloten zijn, doch eveneens naar boven toe open blijven.

3Q De opneemgroeven bij het gesloten einde van de uitsparingen 12a voor de tap 10 tonen een naar boven gericht, en de tap geheel opnemend groefgedeelte J3a. Dit groefgedeelte 13a is in de richting naar de luszijde van het stuur van een schuin verloop voorzien, zodat de groefgedeelten in zekere zin 8503343 m Λ - 9 - achterwaarts uitgesneden gevormd zijn. Op deze wijze wordt tot stand gebracht dat onder behoud van de andere voordelen, het bovengedeelte bij het plotseling losmaken in de richting naar de gordellus verschoven kan worden, hetgeen een 5 gunstig effect heeft voor het losmaken.

In bijzondere gevallen kan de verende werking yan de band door een extra aan het bovengedeelte 2 aangebrachte hladveer of dergelijke geholpen worden, die van zijn kant op de rug van het dwarslichaam 8 steunt.

10 ·& £ A ~ ~ Λ 'i ïsW V? W V ·.

Claims

1. Vastduwh.an.dvat met een lusvormende gordel en gordelgesp, waarbij de gesp bestaat uit een benedengedeelte, dat een gordeleind in een U-vormige geleiding onder een lichaam in de lengterichting verschuifbaar opneemt, en uit 5 een onafhankelijk bovengedeelte met hieraan vast aangebrachte gordeleind, waarbij het bovengedeelte dient als klemstrip onder verende werking voor het zich in het benedengedeelte bevindende gordeleinde en draaibaar om een dwarsas en van deze los te draaien is, met het kenmerk, dat de vergrendeling van het 10 bovengedeelte (2) met het benedengedeelte (3) bij de wangzijden van het bovengedeelte (2) of de wangen (3a, 3b) van het benedengedeelte enerzijds tappen (10, 11) en anderzijds naar boven open in de langsrichting verlopende en eenzijdig gesloten uitsparingen (12) met een opneemgroef (13) voor 15 de tappen (10, 11) onderling in paren aangebracht zijn, en dat aan de onderkant van het bevestigingseinde van het hovengedeelte (2) aan het naar de gordellus gekeerde einde een naar het verschuifbaar gordeleind (7) gerichte aandruknok (19, 26) verschaft is.

2. Vastduwhandvat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opneemgroef (13) in de richting naar de luszijde (4) van de gordel gesloten en naar boven toe enigszins achterwaarts uitgesneden uitgevoerd is.

3. Vastduwhandvat volgens conclusie 1, met het kenmerk, 25 dat de uitsparingen (12a) voor de tap (10) geplaatst tegenover de luszijde (4) vandëstuwer gesloten zijn en dat de opneem-hoeken aan het gesloten einde van de uitsparingen een naar boven gericht en de tap geheel opnemend groefgedeelte (13) vertonen.

4. Vastduwhandvat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het groefgedeelte (13) een schuin verloop bezit in de richting naar de luszijde (4).

5. Vastduwhandvat volgens êën van de conclusies 1 - 4, met het kenmerk, dat een uitsparing (20) met er van af 85 0 3 3 A3 -11 - gehaalde rand (20a) in het benedengedeelte (3) onder de werkpositie van de aandruknok (19) aangebracht is.

6. Vastduwhandvat volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de aandruknok (19) en de uit- 5 sparing (20) - in het dwarsvlak beschouwd — in het midden gebied van bovengedeelte (2) en benedengedeelte (3) aange— bracht zijn.

7. Vastduwhandvat volgens ëén van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de onderste begrenzingsrand (14) 10 van de uitsparing (12) in de langsrichting een grotere hellingshoek (15) dan de hellingshoek (16) vertoont, die aan de bovenrand van de opneemgroef (13) voor de tap verschaft is.

8. Vastduwhandvat volgens de conclusies 1 of 2, 15 met het kenmerk, dat de aandruknok (26) bij gesloten gordel- gesp boven het lichaam (27) aangebracht is, en dat het bovenoppervlak (28) van het lichaam (27) naar de inschuif— zijde van het bovengedeelte naar beneden hellend verloopt,

9. Vastduwhandvat volgens conclusie 8, met het kenmerk, 20 dat de helling (29) bij het lichaam (27) kleiner is dan de helling van de onderste begrenzingsrand (14) van de uitsparing (12) in de langsrichting.

10. Vastduwhandvat volgens ëén van de conclusies 1-9, met het kenmerk, dat het lichaam (8, 27) in het middengebied 25 onderbroken uitgevoerd is.

11. Vastduwhandvat volgens ëën van de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat bij het met het bovengedeelte (2) verbonden gordeleinde (6) een vatting (32) aangebracht is, die een verende tong (34, 35) vertoont, en dat het eindgedeelte 30 (35) van de verende tong (34) in een boring (36). van het boven gedeelte (2) kan aangrijpen.

12. Vastduwhandvat volgens ëén van de conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de verende tong (34, 35) aan het einde van een afgebogen eindstuk als aangrijpgedeelte voor-35 zien is. 8353343