NL193395C - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

1 193395

Grondbewerkingsmachine

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel, dat een aantal motorisch aangedreven roterende grondbewerkingsorganen draagt, die, gerekend in de voortbewegings-5 richting van de machine, naast elkaar zijn opgesteld, welk gestel een driepuntsaankoppelblok bezit, waarmee de machine aan de driepuntshefinrichting achter een trekker kan worden gekoppeld, waarbij, gerekend in de voortbewegingsrichting, aan de achterzijde aan deze bok ten minste één scharnierbaar aankoppelorgaan is aangebracht voor het koppelen van de grondbewerkingsmachine met een daarachter opgestelde verdere inrichting, welk aankoppelorgaan in hoogterichting verstelbaar is van een meer liggende 10 bedrijfsstand naar een opgeheven transportstand en omgekeerd door middel van een verstelcilinder, waarvan het ene einde scharnierbaar met het genoemde aankoppelorgaan en het andere einde schamier-baar met het gestel is verbonden, waarbij de verbinding tussen de verstelcilinder en het scharnierbare aankoppelorgaan een sleuf omvat, die is aangebracht nabij het naar het aankoppelorgaan gekeerde einde van de verstelcilinder en die kan samenwerken met een pen aangebracht op het scharnierbare aankoppel-15 orgaan, waarbij deze pen-sleufverbinding middelen bezit om de pen in de sleuf in de opgeheven transportstand van het aankoppelorgaan te blokkeren, in welke stand de verstelcilinder althans in hoofdzaak verticaal is opgesteld.

Een dergelijke grondbewerkingsmachine is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8204382.

Deze bekende grondbewerkingsmachine bezit een zwenkbaar aankoppelorgaan met een sleuf, die aan 20 de bovenzijde is voorzien van een cirkelvormige zij-uitsparing voor een pen, die met de verstelcilinder is verbonden en waarmede de pen in de opgeheven transportstand van het aankoppelorgaan in de sleuf kan worden geblokkeerd.

Het door de uitvinding op te lossen probleem is hetzelfde als reeds in de bovengenoemde Nederlandse octrooiaanvrage 8204382 is aangegeven, namelijk dat bij het bewegen van het aankoppelorgaan voor de 25 verdere inrichting van de opgëhéven transportstand naar de meer liggende bedrijfsstand op een zeker moment door het gewicht van de verdere inrichting de pen met kracht tegen een sleufeinde stoot, waardoor beschadigingen kunnen optreden. Bij de omschreven uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8204382 bekende blokkeerinrichting treden tijdens bedrijf storingen op, waardoor blokkering van het aankoppelorgaan in de opgeheven transportband niet optreedt.

30 Het doel van de uitvinding is een meer bedrijfszekere constructie voor het bekende probleem te verschaffen.

Overeenkomstig de uitvinding wordt dit bereikt doordat de verstelcilinder in de meer liggende bedrijfsstand van het aankoppelorgaan althans in hoofdzaak horizontaal is opgesteld en dat de lengterichting van de sleuf evenwijdig verloopt aan of samenvalt met de lengteas van de verstelcilinder, waarbij de middelen 35 voor het blokkeren van de pen in de sleuf een vrij om een horizontale aanslaglip omvatten, welke zwenkas tussen het naar het nabijgelegen uiteinde van de verstelcilinder gekeerde uiteinde van de sleuf en het nabijgelegen uiteinde van de verstelcilinder zelf is opgesteld, een en ander zodanig dat de aanslaglip in de meer liggende bedrijfsstand van het aankoppelorgaan de pen vrij laat en in de opgeheven transportstand van het aankoppelorgaan de pen blokkeert.

40

Aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewerkingsmachine weer, voorzien van een constructie volgens de uitvinding; 45 figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn ll-ll in figuur 1, waarbij de combinatie een bedrijfsstand inneemt; figuur 3 geeft een aanzicht weer volgens figuur 2, waarbij de inrichting, die met de machine is gecombineerd, in gestreepte lijnen in een tussenstand is weergegeven en in getrokken lijnen in een transportstand.

50 De in de tekening weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een machine voor de bereiding van een zaaibed.

De machine omvat een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkend kokervormig gesteldeel 1, waarin op onderlinge gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting, uitstrekkende assen 2 zijn gelegerd van bewerkingsorganen 3. Elk van de bewerkingsorganen 3 55 omvat een drager 4, die op het onder uit het gesteldeel 1 stekende einde van een as 2 is aangebracht en nabij de einden is voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen 5, die bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn uitgevoerd als tanden. Nabij de einden is het gesteldeel 1 afgesloten door middel 193395 2 van zich althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekkende platen 6, die zich tot boven het kokervormig gesteldeel uitstrekken. Nabij de voorzijde is elk van de platen 6 voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende tap 7, waarom een zich langs de buitenzijde van de platen naar achteren uitstrekkende arm 8 vrij verzwenkbaar is. Tussen de achterzijde van het gesteldeel 5 1 en een arm 8 is een verstelmechanisme 9 aangebracht, met behulp waarvan de arm om de tap 7 in hoogterichting beweegbaar is en in verschillende standen kan worden vastgezet. De achtereinden van de armen 8 ondersteunen een vrij draaibare rol 10, waarvan de langshartlijn zich althans nagenoeg dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt. De rol 10 is uitgevoerd als pakkerrol; echter kan de rol ook zijn uitgevoerd als kooirol. Op elk van de assen 2 van een bewerkingsorgaan 3 is binnen het gesteldeel 1 een 10 tandwiel 11 aangebracht, een en ander zodanig, dat naast elkaar gelegen tandwielen met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden van het gesteldeel 1 is de as 2 van een bewerkingsorgaan 3 naar boven verlengd en reikt met de verlenging tot in een tandwielkast 12, die op de bovenzijde van het gesteldeel 1 is aangebracht. Binnen de tandwielkast 12 staat de betreffende verlenging via een konische tandwieloverbrenging en een aan de achterzijde van de tandwielkast aanwezige toerenvariator 13 in 15 aandrijvende verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 14, die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt en via een tussenas 14A met de aftakas van een trekker koppelbaar is. Op het gesteldeel 1 is een bok 15 aangebracht, die een in hoofdzaak U-vormige opbouw heeft, waarbij de tandwielkast 12 zich tussen de naar beneden gerichte benen van de U bevindt. De bok 15 is aan de voorzijde voorzien van een driepuntsbevestiging voor aankoppeling van de machine aan de 20 driepuntshefinrichting van een trekker. Aan de achterzijde van elk van de zich, in de voortbewegingsrichting A gezien, in hoofdzaak in verticale richting uitstrekkende benen van de U-vormige bok 15 zijn door middel van bouten, aangebracht tussen een steun 16 en een naast opgesteld been op enige afstand boven elkaar vrij verzwenkbaar zich naar achteren uitstrekkende armen 17 en 18 aangebracht. De bovenste armen 18 zijn τι de achterste helft voorzien van een naar boven gekromd gedeelte, dat ongeveer een kwart van de 25 iengte van een arm 18 inneemt en direct achter het midden van de arm begint. Aan de voorzijde zijn de gekromde gedeelten met elkaar verbonden door middel van een dwarsbalk 19. Het achterste deel van elke arm 18 respectievelijk 17 is voorzien van twee op afstand van elkaar gelegen openingen voor het losneembaar aanbrengen van een bok 20 in twee verschillende standen (zie figuur 2). Hierbij neemt de bok 20, die is voorzien van een driepuntsbevestiging, tijdens het bedrijf waarbij de bok een ander werktuig, bijvoorbeeld 30 een zaai- of pootmachine draagt, een naar voren hellende stand in.

De achterzijde van het gekromde gedeelte van elke arm 18 is voorzien van een pen 21 met een borst 22. De pen 21 is vrij beweegbaar in een sleuf 23 aangebracht in een plat einddeel van de zuigerstang van een dubbel werkende hydraulische verstelcilinder 24, die met het andere einde verzwenkbaar is aangebracht om de bevestigingsbout van de onderste arm 17. Op een pen 25 op het vrije einde van het platte 35 einddeel van de zuigerstang van de verstelcilinder 24 is een stripvormige, zich naar beneden uitstrekkende aanslag 26 vrij verzwenkbaar aangebracht. De stripvormige aanslag 26 heeft een lengte, die althans nagenoeg gelijk is aan de lengte van de sleuf 23 minus de diameter van de borst 22 op de pen 21.

De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt:

Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de bok 15 met de driepuntsheffing van een trekker 40 gekoppeld, en kan men via de tussenas 14A en de in het voorgaande beschreven overbrenging vanaf de aftakas van de trekker de naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 in draaiing brengen, een en ander zodanig, dat naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 in tegengestelde zin roteren en met hun bewerkingselementen 5 ten minste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken. Met behulp van de rol 10 en de verzwenkbare armen 8 kan men, alvorens met het werk te beginnen, de juiste werkdiepte 45 instellen. Indien de machine wordt gebruikt in combinatie met een inrichting voor het zaaien of poten, is deze aan de achterzijde van de bok 15 aangebracht door middel van de paren armen 17 en 18, en de bok 20. De paren armen 17 en 18 vormen elk een schamierbaar aankoppelorgaan, dat als een scharnierbare veelhoek, in het bijzonder als parallellogram, is uitgevoerd. Tijdens het bedrijf nemen de armen 17 en 18 een stand in, zoals in figuur 2 is weergegeven. Hierbij kunnen de bovenste armen van de respectievelijke 50 scharnierbare veelhoeken ten opzichte van de hydraulische verstelcilinders 24 door middel van de pennen 21 en de sleuven 23 bewegen, zodat de zaai- of pootmachine, die veelal op eigen wielen rust, tijdens het bedrijf zich gemakkelijk aan de bodemoneffenheden kan aanpassen en onafhankelijk van de grond-bewerkingsmachine kan bewegen. Indien men aan het einde van het veld is gekomen en men het geheel wil heffen, kunnen de hydraulische verstelcilinders 24 vanaf de bestuurderszitplaats worden bekrachtigd, 55 waarbij de pennen 21 in de sleuven 23 naar beneden bewegen tot zij tegen de onderzijde van de sleuven komen, waarna de armen 18 an de daarmee gekoppelde armen 17 naar boven worden bewogen en het geheel van bok 20 en zaai- en pootmachine in de in figuur 3 weergegeven stand is gekomen, waarbij de

Claims (2)

3 193395 pen 21 zich onderin de sleuf 23 bevindt. In de transportstand worden de armen 18 door middel van ten minste één verzwenkbare grendel 27 vergrendeld. Zoals uit figuur 3 verder blijkt, neemt in de transportstand de aanslag 26 een stand in, waarbij een opwaarts bewegen van de pen 21 wordt voorkomen. Indien men opnieuw wil gaan werken, kan men vanaf de trekker de grendels 27 verzwenken, zodat de armen 18 5 ontgrendeld worden en het geheel door een naar beneden bewegen van de zuigerstang van de verstel-cilinder 24 naar achteren wordt gezwenkt. De borst 22 op de pennen 21 rusten hierbij tegen de onderzijde van de aanslagen 26, waardoor de pennen 21 onderin de sleuven 23 worden gehouden. Indien de aanslagen 26 niet aanwezig zouden zijn, zou, bij het uit de transportband naar de bedrijfsstand bewegen, ter hoogte van een stand als met streeplijnen in figuur 3 weergegeven, de aangebrachte verdere inrichting 10 door zijn gewicht de pennen van de onderste stand in de sleuven 23 in de bovenste stand doen bewegen, waarbij, zoals in de praktijk is gebleken, ongewenste schokken optreden. Met de constructie volgens de uitvinding vindt aldus een geleidelijke in de bedrijfsstand bewegen van de aangebrachte inrichting plaats, in welke bedrijfsstand de aanslag 26 weer vrij naar beneden hangt, en de pennen 21 dus vrij in de sleuven 23 kunnen bewegen. 15

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel, dat een aantal motorisch aangedreven roterende 20 grondbewerkingsorganen draagt, die, gerekend in de voortbewegingsrichting van de machine, naast elkaar zijn opgesteld, welk gestel een driepuntsaankoppelblok bezit, waarmee de machine aan de driepunts-hefinrichting achter een trekker kan worden gekoppeld, waarbij, gerekend in de voortbewegingsrichting, aan de achterzijde aan deze bok ten minste één scharnierbaar aankoppelorgaan is aangebracht voor het koppelen van de grondbewerkingsmachine met een daarachter opgestelde verdere inrichting, welk 25 aankoppelorgaan in hoogterichting verstelbaar is van een meer liggende bedrijfsstand naar een opgeheven transportstand en omgekeerd door middel van een verstelcilinder, waarvan het ene einde scharnierbaar met het genoemde aankoppelorgaan en het andere einde scharnierbaar met het gestel is verbonden, waarbij de verbinding tussen de verstelcilinder en het scharnierbare aankoppelorgaan een sleuf omvat, die is aangebracht nabij het naar het aankoppelorgaan gekeerde einde van de verstelcilinder en die kan 30 samenwerken met een pen aangebracht op het scharnierbare aankoppelorgaan, waarbij deze pen- sleufverbinding middelen bezit om de pen in de sleuf in de opgeheven transportstand van het aankoppelorgaan te blokkeren, in welke stand de verstelcilinder althans in hoofdzaak verticaal is opgesteld, met het kenmerk, dat de verstelcilinder in de meer liggende bedrijfsstand van het aankoppelorgaan althans in hoofdzaak horizontaal is opgesteld en dat de lengterichting van de sleuf evenwijdig verloopt aan of 35 samenvalt met de lengteas van de verstelcilinder, waarbij de middelen voor het blokkeren van de pen in de sleuf een vrij om een horizontale as zwenkbare aanslaglip (26) omvatten welke zwenkas, tussen het naar het nabij gelegen uiteinde van de verstelcilinder gekeerde uiteinde van de sleuf en het nabij gelegen uiteinde van de verstelcilinder zelf is opgesteld, een en ander zodanig dat de aanslaglip in de meer liggende bedrijfsstand van het aankoppelorgaan de pen (21) vrij laat en in de opgeheven transportstand van het 40 aankoppelorgaan de pen blokkeert.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de pen is voorzien van een borst (22) op de plaats waar deze met de aanslaglip samenwerkt. Hierbij 3 bladen tekening