NL9301170A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9301170A
NL9301170A NL9301170A NL9301170A NL9301170A NL 9301170 A NL9301170 A NL 9301170A NL 9301170 A NL9301170 A NL 9301170A NL 9301170 A NL9301170 A NL 9301170A NL 9301170 A NL9301170 A NL 9301170A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
machine according
soil cultivation
cultivation machine
frame
arm
Prior art date
Application number
NL9301170A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9301170A priority Critical patent/NL9301170A/nl
Priority to DE69419341T priority patent/DE69419341T2/de
Priority to EP94200934A priority patent/EP0619938B1/en
Publication of NL9301170A publication Critical patent/NL9301170A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B73/00Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width
    • A01B73/02Folding frames
    • A01B73/04Folding frames foldable about a horizontal axis
    • A01B73/044Folding frames foldable about a horizontal axis the axis being oriented in a longitudinal direction
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C7/00Sowing
    • A01C7/08Broadcast seeders; Seeders depositing seeds in rows
    • A01C7/081Seeders depositing seeds in rows using pneumatic means
    • A01C7/084Pneumatic distribution heads for seeders
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C7/00Sowing
    • A01C7/20Parts of seeders for conducting and depositing seed
    • A01C7/208Chassis; Coupling means to a tractor or the like; Lifting means; Side markers

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Sowing (AREA)

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking opeen grondbewerkingsmachine met een gestel, waarin grondbewer-kingsorganen zijn aangebracht, en een pneumatische zaai-inrichting voorzien van aan een drager bevestigde zaaiorganenvoor het afleggen van zaden en van ten minste één verdeel-orgaan.
Een dergelijke machine is bijvoorbeeld bekend uitde Europese octrooiaanvrage 0513939. Wanneer bij de uit ditdocument bekende machine de zaaiorganen in een opwaartserichting verzwenkt worden, wordt daarmee automatisch het ver-deelorgaan in voorwaartse richting tot boven een gestel voorgrondbewerkingsorganen verzwenkt. Een dergelijke stand vanhet verdeelorgaan belemmert het in de transportstand verstel¬len van de machine of althans een goed of vlot verloop daar¬van. De onderhavige uitvinding heeft ten doel een dergelijkebelemmering op te heffen of althans grotendeels te onder¬vangen.
Overeenkomstig de uitvinding zijn hiertoe in deconstructie middelen aanwezig, met behulp waarvan, wanneer dedrager met de daaraan bevestigde zaaiorganen omhoog wordtverzwenkt, het verdeelorgaan in tegenstelde richting wordtverzwenkt. In een gunstige uitvoering is hierbij de drageraan het gestel gekoppeld en gebeurt de verzwenking automa¬tisch. Eveneens is het volgens de uitvinding gunstig wanneerde houder waarmee een verdeelorgaaan op de drager is aange¬bracht twee ten opzichte van elkaar scharnierbare delen om¬vat, en tussen het gestel en het bovenste deel van de houdervan een verdeelorgaan scharnierbaar een afstandselement isaangebracht.
In een bijzondere uitvoering volgens de uitvindingis het gestel via een, een parallellogram benaderende vier-hoeksconstructie met twee, zich in hoofdzaak in de werkzamebewegingsrichting uitstrekkende armen aan een met een trekkerkoppelbaar hoofdgestel bevestigd. Hierbij is het, overeen¬komstig de uitvinding, gunstig dat de hart-op-hart afstandtussen de scharnierassen van de bovenste arm binnen een bereik van 5 tot 15%, en bij voorkeur 10%, kleiner is dan deovereenkomstige afstand bij de onderste arm. Een dergelijkeconstructie draagt ertoe bij dat de zaaiorganen, bijvoorbeeldbij het keren op de kopakker, naar een voldoende grote hoogteboven het bodemoppervlak verzwenkt worden, ten einde, wanneerde trekker oneffenheden passeert, de zaaiorganen niet bescha¬digd of ontzet te doen geraken. Tevens is het hierbij volgensde uitvinding gunstig dat de bovenste arm een gekromd verloopheeft en dat, wanneer de bovenste arm op een aanslag rust, deaanslag zich daarbij op de hartlijn tussen de scharnierassenvan de bovenste arm bevindt. Een dergelijke constructie is inhet bijzonder van belang wanneer de vierhoeksarmen, zoals bijde machine volgens de onderhavige uitvinding, via een kogel-scharnier om een scharnieras zijn aangebracht, en levert eenstabiele aanligging van de betreffende arm tegen de aanslagop. Bij een andere gunstige constructie volgens de uitvindingzijn de voorste scharnierassen van de vierhoeksconstructiegelegen aan de voorzijde van een denkbeeldig verticaal raak¬vlak met de achterzijde van een hoofdgestelbalk waarmee devierhoeksconstructie is verbonden, en is de achterste enonderste scharnieras van de vierhoeksconstructie nabij devoorste rand van een gesteldeel aangebracht. Op deze wijzewordt een compacte, doch gunstige aankoppeling van hetgesteldeel verkregen. Bij voorkeur maken hierbij, volgens deuitvinding, de armen van de vierhoeksconstructie in eentransportstand in achterwaartse richting een scherpe hoek meteen horizontaal, welke hoek bij voorkeur ongeveer 45° is.
Het hoofdgesteldeel omvat volgens de uitvindinghet centraal hoofdgesteldeel voor de koppeling van de machinemet een trekker en twee, elk aan een zijde daarvan aange¬brachte perifere hoofdgesteldelen, die elk met behulp van eenhydraulische verstelcilinder om een in de rijrichting gelegenzwenkas in een althans hoofdzakelijk opwaarts gerichtetransportstand kunnen worden verzwenkt. Hierbij is, volgensde uitvinding, het hydraulisch circuit van de verstel-cilinders voor het hoofdgestel via terugslagkleppen verbondenmet het hydraulisch circuit voor de op de drager van dezaaiinrichting werkzame verstelcilinders, een en ander zoda¬ nig dat bij het bekrachtigen van de verstelcilinders voor hetin transportstand verstellen van de machine de verstelcilin¬ders voor de zaaiinrichting automatisch mede wordenbekrachtigd. In een gunstige uitvoering zijn de aan- enafvoerleidingen van een hydraulisch circuit ten behoeve vaneen verstelcilinder elk via een gestuurde terugslagklep afge¬sloten, zodanig dat de ene terugslagklep in verbinding staatmet het voor de andere terugslagklep gelegen leidingdeel enontsloten geraakt zodra dit leidingdeel onder druk komt testaan. Volgens de uitvinding kan het hydraulisch circuit tenbehoeve van een op de zaaiinrichting werkzame verstelcilinderonafhankelijk van het circuit voor de op het hoofdgestelwerkzame verstelcilinders bekrachtigd worden.
In weer een andere bijzondere uitvoering is vol¬gens de uitvinding een markeurinrichting voor de zaaiin¬richting aangebracht op een gestel. De uitvinding omvat danook tevens een grondbewerkingsmachine met een gestel, waaringrondbewerkingsorganen zijn aangebracht· en een pneumatischezaaiinrichting, voorzien van aan een drager bevestigdezaaiorganen voor het afleggen van zaden en van ten minste éénverdeelorgaan en een markeurinrichting welke is aangebrachtop een gestel voor de grondbewerkingsorganen. In een bij¬zondere uitvoering kan volgens de uitvinding de markeur¬inrichting tezamen met een verstelelement voor de verstellingvan de markeur in een actieve en een inactieve werkstand, ineen transportstand worden verzwenkt. In weer een anderegunstige uitvoering maakt de arm voor een markeur een scherpehoek met de rijrichting, en is de arm voor een markeur in tenminste drie trappen telescopisch uitschuifbaar en om een ineen rijrichting gelegen scharnieras in een overwegend hori¬zontale positie boven een gesteldeel verzwenkbaar.
Conform weer een andere bijzondere uitvoering vande uitvinding is het hoofdgestel van de machine voorzien vansteunorganen welke ten behoeve van een transportstand om eenopwaarts gerichte scharnieras in buitenwaartse richting ver¬steld en vastgezet kunnen worden. Dit heeft tot voordeel datde wielen van het steunorgaan geen risico vormen voor het inde transportstand stellen van de machine, in de zin dat zij in contact zouden kunnen komen met de cabine van een tractor.Bovenal echter wordt met de verzwenking onder 45® bereikt,dat het zwaartepunt van de machine dichter bij de tractorwordt gebracht.
De uitvinding zal thans nader worden toegelichtaan de hand van de bijgaande tekeningen.
Figuur 1 is een schematisch bovenaanzicht van demachine volgens de uitvinding, in gekoppelde toestand met dehefinrichting van een trekker;
Figuur 2 is een schematisch achteraanzicht van demachine volgens de pijl II in Figuur 1, en geeft in gestip¬pelde lijnen de transportstand van de machine weer;
Figuur 3 is een zijaanzicht van de machine volgensde pijl III in Figuur 1;
Figuur 4 is een uitgelicht zijaanzicht van eeneerste deel van de verbindingsconstructie voor de drager vande zaaiinrichting van de machine volgens de lijn IV-IV inFiguur 1;
Figuur 5 is een uitgelicht zijaanzicht van eentweede verbindingsconstructie voor de drager van de zaai¬inrichting van de machine volgens de lijn V-V in Figuur 1;
Figuur 6 is een schematische weergave van hethydraulisch circuit van de machine volgens de uitvinding;
Figuur 7 is een vooraanzicht van het centralehoofdgesteldeel en een gedeelte van de daaraan gekoppeldeperifere hoofdgeste1delen van het hoofdgestel;
Figuur 8 is een bovenaanzicht van een gedeelte vaneen perifeer hoofdgesteldeel dat, volgens een alternatieveuitvoering, is voorzien van steunorganen;
Figuur 9 is een bovenaanzicht van een uitvoeringvan de machine volgens de uitvinding, waarin de markeurs voorde zaaiinrichting op het gestel voor de grondbewerkings-organen zijn aangebracht;
Figuur 10 is een achteraanzicht van de markeur-inrichting volgens Figuur 9.
Overeenkomstige delen in de figuren zijn met ge¬lijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvindinggeenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uit¬ voeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van deuitvindingsgedachte.
Figuur 1 toont schematisch een kopeg zoals in hetbijzonder in de uitvoeringsvoorbeelden betreffende de Figuren9-16 van de Europese aanvrage EP-A-0475480 is beschreven.
De onderhavige machine omvat ondermeer tweegesteldelen 2, in elk waarvan een aandrijfbare rij grond-bewerkingsorganen 3 is ondergebracht. De gesteldelen 2 zijnaan hun achterzijde via een zogenaamde floating constructieop de grond af gesteund door een rol 4 welke via armen 51 meteen gesteldeel 2 is gekoppeld. Aan de voorzijde zijn degesteldelen 2 elk via een paar, een parallellogrambenaderende vierhoeksconstructie 200 gekoppeld met eenhoofdgestel 127 - 129. Het hoofdgestel omvat een centraalhoofdgesteldeel 127 dat een bok met lippenparen omvat tenbehoeve van de aankoppeling van de machine met de drie-puntshefinrichting van een trekker. Aan weerszijden van hetcentrale hoofdgesteldeel 127 bevinden zich, scharnierbaar omeen in de bewegingsrichting opgestelde as 201, periferehoofdgesteldelen 128, respectievelijk 129, aan elk waarvaneen gesteldeel 2 via de genoemde parallellogramconstructie200 is gekoppeld. Op het centrale gesteldeel 127 zijn, elkaan een zijde van de driepuntsbok, twee trekcilinders 232bevestigd, welke via hun zuigerstang de gestelbalk 150 vaneen perifeer hoofdgesteldeel 128, 129 aangrijpen en deze omde scharnieras 201 in een transportstand kunnen doen ver-zwenken. Aan het centrale hoofdgesteldeel 127 is een centraletransmissiekast 114 bevestigd, welke via een koppelingsas 276met de aftakas van een trekker gekoppeld kan worden. Decentrale transmissiekast 114 staat via koppelingsassen 163 inverbinding met op de gesteldelen 2 gemonteerde transmissie-kasten 110, van waaruit via in het gesteldeel 2 onder¬gebrachte tandwielen de grondbewerkingsorganen 3 worden aan¬gedreven.
Nabij de achterzijde van een gesteldeel 2 is, viaeen verbindingsconstructie 202, een zaaiinrichting 5 gekop¬peld. Deze omvat een zich dwars op de werkzame bewegings¬richting A, en evenwijdig aan een rij grondbewerkingsorganen 3, uitstrekkende drager 68. Aan de drager 68 zijn een ver-deelorgaan 71, zaaiorganen 73 en een toestrijkorgaan 210gekoppeld. Hierbij strekken de zaaiorganen 73 en het toe¬strijkorgaan 210 zich vanaf de drager 68 in hoofdzaak inachterwaartse richting uit. De zaaiorganen 73 zijn uitgevoerdmet een zaaikouter 74, doch kunnen desgewenst ook zijn uitge¬voerd als boven het zaaibed uitmondende zaaipijpen met openuiteinde. In stippellijn is in Figuur 1 een vanuit een schar¬nierpunt nabij de drager 68 in achterwaartse richting ver-zwenkte positie van het verdeelorgaan 71 weergegeven. Eendergelijke verzwenking is om reden van dimensie noodzakelijkwanneer de machine om de scharnierassen 201 in detransportstand wordt verzwenkt.
Figuur 3 toont in een zijaanzicht van de machinevolgens de uitvinding onder meer een verbindingsconstructie202. De verbindingsconstructie 202 omvat onder meer één paartelescopisch uitgevoerde onderste armen 87 met een uitschuif¬baar deel 88, aan het einde waarv-an een haak 203 isbevestigd. Het onderste paar armen 87 is onderling verbondenvia een ten opzichte van de voorste scharnieras 204 van eenarm 87 concentrisch aangebrachte, zich dwars op de rij¬richting uitstrekkende verbindingsbuis 205. De beide armen 87zijn elk scharnierbaar bevestigd aan zich in hoofdzaakopwaarts uitstrekkende houderplaten 206, respectievelijk 207,via welke de bevestigingsconstructie 202 met een gesteldeel 2is verbonden. Voor deze bevestiging zijn in een houderplaat206 en 207 boringen 208 aangebracht voor een schroefbevesti-ging aan één van twee zich opwaarts en in de rijrichting overde gehele breedte van een gestel 2 uitstrekkende bevesti-gingsplaten, ofwel steunelementen 13. Tussen een houder 207en een eveneens opwaarts gerichte en plaatvormige achterstehouder 209 (zie Figuur 4) voor de drager 68 strekt zich eentweede en bovenste, in de rijrichting gelegen arm 211 van devierhoeksconstructie 202 uit. De arm 211 omvat een verstel-cilinder 232, aan de plunjerstang waarvan een stripvormigeverlenging 212, voorzien van boringen is bevestigd. Via éénvan deze boringen is de bovenste arm 211 scharnierbaar ver¬bonden om een scharnieras 213 van de houderplaat 209. Aan het voorste uiteinde is de arm 211 scharnierbaar om een as 222.De houderplaat 209 is aan de voorzijde van de drager 68voorzien van een tap 215, waarmee de houderplaat 209 schar¬nierbaar in de haak 203 is aangebracht. De houderplaat 214wordt in de haak 203 vergrendeld met behulp van een grendel-plaat 216 welke scharnierbaar aan de haak 203 is bevestigd.
Aan het tweede paar opwaarts gerichte houders 13voor een gestel 2 is een eveneens hoofdzakelijk opwaartsgerichte houder 206 vastgeschroefd (Figuur 5). Deze houderstrekt zich in hoogte boven de scharnierbare verbinding voorde arm 211 uit. Tussen dit houderelement 206 en een tweedesteun 217 voor de drager 68 is een afstandselement 218 aange¬bracht. De steun 217 bestaat uit een onderste deel 214, datin vorm in hoofdzaak overeenkomt met de steun 209, en eenbovenste deel 220 dat een houder voor het verdeelorgaan 71vormt. De beide delen 214 en 220 zijn opwaarts gericht en tenopzichte van elkaar scharnierbaar via de horizontaal en dwarsop de rijrichting aangebrachte as 230. Het afstandselement218 omvat een schroefspindel, zodat de stijgbuis 165 van eenverdeelorgaan 71 steeds in een verticale stand versteld kanworden. Het afstandselement 218 kan eveneens een verlenging212 met boringen omvatten. Het is aan de zijde van hethouderelement 206 bevestigd via een scharnieras 219 en aan dezijde van de steun 217 via een scharnieras 221. Tussen éénder beide houderplaten 206 en 207, in de onderhavige uit¬voering het houderelement 206, en een daaraan bevestigdeonderste arm 87 strekt zich, met beide uiteinden scharnier¬baar verbonden, een verstelelement 98 uit, welk verstel-element een schroefspindel omvat en met welk verstelelementde vierhoeksconstructie, die de assen 204, 222, 213 en 215omvat, gefixeerd is en de drager 68 in hoogte instelbaar is.Ten behoeve van de goede werking, ofwel de instelling van dehoogte van de zaaiorganen 73 in of boven het zaaibedoppervlakis de hoogte van de draagbalk 68 ten opzichte van het gestel2 in hoogte verstelbaar via de schroefspindel 98. De steun¬elementen 13 maken verder tevens deel uit van de vierhoeks¬constructie 200 tussen een gesteldeel 2 en een hoofdgestel-deel 128, 129. De twee armen 11, 12 van een vierhoeks- constructie strekken zich in de onderhavige uitvoeringtelkens, met enige speling, tussen twee van dergelijkesteunelementen 13 uit. Hierbij vormen de steunelementen 13een rechtgeleiding voor de armen. De bovenarm 11 van devierhoeksconstructie 200 is enigszins korter uitgevoerd dande onderarm, zodat een gesteIdee1 2, en daarmee de daaraanbevestigde rol 4 en zaaiinrichting 5, in geheven toestand eenhoek met een horizontaal maakt, zodanig dat de zaaiinrichting5 bij het heffen van het gesteldeel 2 over een grotere hoogteverzwenkt raakt dan de rol of het gesteldeel 2. De tweevoorste scharnierassen van de vierhoeksconstructie 200bevinden zich in de onderhavige uitvoering beide in de ruimtegelegen aan de voorzijde van een verticaal vlak dat tegen deachterzijde van een hoofdgestelbalk 150 grenst. Hierbij iséén as boven en de andere as onder de gestelbalk 150 gelegen.Met hun nabij de hoofdgestelbalk 150 gelegen uiteinden zijnde armen 11, 12 geleid tussen een lippenpaar 14 dat zich in achterwaartse richting tot voorbij de · halve lengte van debovenste parallellogramarm 11 uitstrekt. Op een denkbeeldigecirkellijn met een straal die ongeveer gelijk is aan de helftvan de afstand tussen de bovenste twee scharnierassen, zijnin een lippenpaar 14 boringen 15 aangebracht voor het aan¬brengen van een pen, welke dienst doet als aanslag en daarbijde neerwaartse verzwenking van een gesteldeel 2 ten opzichtevan de hoofdgestelbalk begrenst. De straal naar de bovensteboring maakt een hoek van 45® met een horizontaal. Dezebovenste boring is volgens de onderhavige vinding bij uitstekgeschikt voor het aanbrengen van een aanslag ten behoeve vanhet in een gunstige transportstand stellen van een gesteldeel2. De bovenste arm 11 is verder voorzien van een knik die inneerwaartse richting een open hoek heeft. De hoek bevindtzich in het midden van de bovenste arm 11 en dient, rekeninghoudend met de dikte van de arm en de als aanslag dienendepen, zodanig te zijn dat het hart van de scharnierassen voori de bovenste arm en de aanslag op één lijn liggen wanneer dearm op de aanslag rust. Doordat de beide voorste scharnier¬assen van de vierhoeksconstructie 200 vóór de achterstebegrenzing van een hoofdgestelbalk 150 zijn aangebracht, en de onderste en achterste scharnieras nabij de voorzijde vaneen gesteldeel 2 is aangebracht, kan met de onderhavigevierhoeksconstructie een grote zwenkhoek worden bereikt,terwijl de horizontale afstand tussen de hoofdgestelbalk 150en een gesteldeel 2 minimaal blijft.
In de onderhavige uitvoering is de zaaiinrichting5 voorzien van een toestrijkorgaan 210. Het toestrijkorgaan210 omvat toestrijkelementen 226 welke zijn bevestigd aan eendraagbalk 227 welke, gezien in zijaanzicht, achter de zaai-organen 73 is opgesteld en welke draagbalk 227 met de drager68 is verbonden via een paar armen 228 die scharnierbaar metde drager 68 zijn verbonden en vast, doch om een as 229verstelbaar, met de draagbalk 227. Aan de achterzijde van descharnierverbinding met de drager 68 is een aanslagelement231 voorzien, waarop de armen 228 bij het heffen van demachine komen te rusten, zodanig dat in geheven toestand detoestrijkers hooguit enkele centimeters onder de zaaikoutersvan de zaaiorganen 73 uitkomen. De toestrijkelementen 226omvatten nabij hun verbinding met de draagbalk 227 een veer-wikkeling, van waaruit zij zich met een tweede deel neer¬waarts en naar achteren uitstrekken en met een derde deelevenwijdig aan het oppervlak van het zaaibed en onder tenminste een hoek met de werkzame bewegingsrichting A van demachine.
Figuur 6 toont het hydraulisch circuit voor deverstelcilinders 232 voor het in transportstand stellen vande gehele machine en voor de verstelcilinders 233 voor hetverzwenken van de drager 68, ofwel het heffen van de zaai¬organen 73 bij het keren op de kopakker en bij het in detransportstand stellen van de machine. De onderhavige machineomvat voor elk van twee bewerkingsvelden, die in breedte zijngedefinieerd door een gesteldeel 2, één verstelcilinder 233.De beide verstelcilinders 233 zijn parallel aan elkaargeschakeld in een deelcircuit 235 dat afsluitbaar en ont-sluitbaar is in een hydraulisch afsluitelement 236 dat deleidingen 237 en 238 van het deelcircuit 235 onderbreekt endat de gestuurde terugslagkleppen 239 en 241 omvat. Deleidingen 237 en 238 fungeren afwisselend als aan- en afvoer- leiding voor de verstelcilinders 233. In het afsluitblok-element 236 zijn terugslagkleppen 239 en 241 zo aangebrachtdat zij een van de cilinders 233 afgekeerde stroming in deleidingen 237 en 238, waarmee het circuit 235 op het hydrau¬lisch circuit van een trekker is aangesloten, beletten. Dooreen interne verbinding in het afsluitelement 236, tussenrespectievelijk de terugslagklep 239 en het op de trekkerhydraulisch aan te sluiten deel van de leiding 238 en tussende terugslagklep 241 en het op de trekker hydraulisch aan tesluiten deel van de leiding 237, kunnen de terugslagkleppen239 en 241 worden opengestuurd zodra op één van de beideleidingen 238, respectievelijk 237 vanaf de trekker drukwordt aangebracht. Hierdoor ontstaat na bekrachtiging van hetcircuit 235 vanaf de trekker onmiddellijk de benodigdeopening voor het rondstromen van de drukvloeistof. Hethydraulisch circuit 235 is op deze wijze zelfstandig bedien-baar, doch is via aansluitingen op de leidingen 237, respec¬tievelijk 238 tevens onderdeel van een circuit 240 voor deverstelcilinders 232, waarmee het circuit 235 parallelgeschakeld in het circuit 240 is opgenomen. Het circuit 240is via leidingen 242 en 243, die afwisselend als aan- enafvoerleiding dienen, onafhankelijk van het circuit 235eveneens op het hydraulisch circuit van de trekker aange¬sloten. In de leiding 242 is, vlak voor de aansluiting op deleiding 238, een terugslagklep opgenomen, welke voorkomt datde drukvloeistof bij het vanuit de transportstand in dewerkstand stellen van de machine, het hydraulisch circuit 235bekrachtigt. In de leiding 243 is eveneens vlak voor deaansluiting op de leiding 237 een terugslagklep opgenomen,welke ten opzichte van de terugslagklep in de leiding 242 integengestelde richting is opgesteld. Hierdoor wordt enerzijdsvoorkomen dat met het bekrachtigen van de leiding 237 voorhet uit de werkstand verzwenken van de zaaiinrichting 5tevens de leiding 243 bekrachtigd wordt, hetgeen tot gevolgzou hebben dat met het intrekken van de cilinders 232 degehele machine in de transportstand versteld zou worden.Anderzijds heeft bovenomschreven schakeling het gewensteeffect dat met het intrekken van de cilinders 232, ofwel het in transportstand stellen van de gehele machine, automatischeveneens het hydraulisch circuit 235 bekrachtigd wordt,zodanig dat de verstelcilinders 233 ingetrokken geraken endaarmee tevens de zaaiorganen 73 uit de werkstand geraken enhet verdeelorgaan 71 daarbij in de voor de transportstandnoodzakelijke achterwaarts gerichte stand verzwenkt raakt.Dit laatste is nodig omdat een verdeelorgaan met een bepaaldevoor de stijgbuis 165 benodigde hoogte boven een drager 68uitsteekt, welke hoogte in de praktijk groter is dan, ofalthans bijna gelijk aan, de afstand tussen de twee dragers68 nadat deze tezamen met de hoofdgesteldelen 128 en 129 endaarbij de gesteldelen 2, om de assen 201 in detransportstand zijn gesteld. De maximale breedte van een inde transportstand gestelde machine dient niet groter te zijndan de in veel landen wettelijk vastgestelde maximum breedtevan drie meter, doch dient bij voorkeur eveneens niet veelbreder te zijn dan de gangbare breedte van een trekker, welkein de praktijk tussen de 2,50 en de 2,75 m varieert. Wanneerdan ook een verstelcilinder 232, ten behoeve van het uit hetwerk stellen van de zaaiorganen 73 en het toestrijkorgaan210, wordt bekrachtigd, wordt de draagbalk 68 om de schar-nieras 215 verzwenkt, waardoor de scharnieras 230, tezamenmet de steun 217 in voorwaartse richting verzwenkt raakt,waardoor het verdeelorgaan 71 door zijn bevestiging aan hetsteundeel 220, om de as 221 in achterwaartse richting ver¬zwenkt wordt. Hierdoor ontstaat de benodigde ruimte voor hetin transportstand stellen van de machine.
In een alternatieve uitvoering, waarin de hoofd¬gesteldelen 128 en 129, zoals weergegeven in Figuur 8. dooreen steunorgaan zijn ondersteund, is in het hydraulischcircuit 240 tussen de vertakkingen van de leidingen 242 en243 en de aansluiting van deze leidingen op de trekker, eenhydraulisch afsluitelement 244 aangebracht. De werking hier¬van komt overeen met die van het afsluitelement 236 en dientals blokkering van een eenmaal ingestelde stand van de peri¬fere hoofdgesteldelen 128, 129 ten opzichte van het hoofd-gesteldeel 127. Zo kan het zonder een dergelijk afsluit¬element 244 bijvoorbeeld voorkomen worden dat het hoofd- gesteldeel 127 ten opzichte van de afgesteunde delen 128, 129"doorzakt", ofwel dat het hoofdgestel, gezien in voor¬aanzicht, in een V-vormige knik geraakt.
Figuur 7 toont in een vooraanzicht het centralehoofdgesteldeel 127 dat is opgebouwd met behulp van tweeuitgesneden plaatdelen 251 die evenwijdig aan elkaar dwars opde rijrichting zijn geplaatst. De plaatdelen 251 vormentezamen met in de rijrichting opgestelde tussenplaatdelen252, die de platen 251 op afstand van elkaar houden en diehet hoofdgesteldeel 127 zijn stevigheid verschaft, eengestel. De plaatdelen 251 zijn in het midden van een opening253 voorzien, welke is bedoeld voor de koppelingsas 276waarmee de machine vanaf de trekker wordt aangedreven. Debinnenste grens van de kopse uiteinden van de plaatdelen 252is in Figuur 7 in stippellijn weergegeven. Gezien in voor¬aanzicht, heeft een plaat 251 ofwel het centrale hoofdgestel¬deel 127, in hoofdzaak een pijlvorm met in opwaartse richtingeen scherpe punt en in neerwaartse richting een stompe punt.De af stands- en verstevigingsplaten 252 zijn alle nabij debuitenste en de binnenste randen van de platen 251 vast¬gelast, en wel zodanig dat de platen 252 langs de binnen¬randen van een plaat 251 een gesloten omtrek vormen en langsde buitenranden slechts aan de onderzijde van het hoofd¬gesteldeel 127 onderbroken zijn. Nabij de aangrenzingen metde perifere hoofdges te 1de len 128 en 129 vertoont het hoofd¬gesteldeel 127, ofwel de platen 251, gezien in vooraanzicht,een rechthoekig en zijwaarts uitstekend deel. Hierin is, aande bovenzijde, een scharnieras 201 gelocaliseerd, welke deverbinding van het hoofdgesteldeel met een lateraal gestel¬deel 128, 129 vormt. Aan de onderzijde van dit rechthoekigdeel is een lippenpaar 255 ten behoeve van de aankoppelingvan een trekstang van een driepuntshefinrichting aangebracht.Boven de opening 253 is, eveneens aan de voorzijde van hethoofdgesteldeel 127, een lippenpaar 256 voor de bevestigingvan de topstang van een driepuntshefinrichting voorzien. Deaanhechting hiervan strekt zich uit over relatief grotelengte vanaf de centrale opening 253 tot nabij de bevestigingvan de verstelcilinders 232. Centraal aan de onderzijde van de opening 253 is aan de voorzijde van het hoofdgesteldeeleen bevestigingselement 257 aangebracht, voorzien vanboringen 258, met behulp waarvan een grondbewerkingselement 259, zoals een egtand, kan worden bevestigd. Een dergelijkeegtand dient tot het bewerken van het zaaibedgedeelte tussende gesteldelen 2 in. Een as 201 is gevoerd door een bus 254,welke zich tussen de twee hoofdgestelplaten 251 uitstrekt.Een perifeer hoofdgesteldeel 128, 129 is aan de as 201 beves¬tigd via een om het hoofdgesteldeel 127 heen stekend vorkdeel 260. Aan hun bovenzijde vertonen de platen 251 vleugel¬achtige, zijwaarts uitstrekkende delen 261, waartussen nabijhet midden van het hoofdgesteldeel 127 de verstelcilinders232 om een as 262 scharnierbaar zijn aangebracht. Nabij deuiteinden zijn aan de vleugels 261 grendelhaken bevestigdvoor de vergrendeling van de machine in de transportstand. Deverstelcilinders 232 strekken zich vanaf het midden en debovenzijde van het hoofdgesteldeel 127 neerwaarts en zij¬waarts uit en grijpen aan op een scharnieras welke door eenop een perifeer gesteldeel 128, 129 bevestigd lippenpaar isgevoerd.
Figuur 8 toont een deel van de machine volgens eenuitvoering, waarbij het hoofdgesteldeel nabij de uiteindenvan de perifere hoofdgesteldelen 128 en 129 tijdens hetbedrijf door een steunorgaan 264 met een wiel 265 is onder¬steund. Het wiel 265 is via een steun 266 scharnierbaar omeen horizontale as 267 met een constructiedeel 268 verbonden.De scharnieras 267 is hierbij aangebracht op een niveaubeneden de hoofdgestelbalk 150, door een lippenpaar aan hetconstructiedeel 268 dat op zijn beurt om een verticaalgerichte scharnieras 269 met de balk 150 van het hoofdgestel¬deel 128 is verbonden. In de onderhavige uitvoering is hier¬toe, aan het uiteinde van de balk 150, een bus 270 bevestigd,waardoorheen de as 269 is gevoerd. De constructie 268 sluithierbij met twee zich horizontaal uitstrekkende en eengaffelvormig element vormende platen om de bus 270. Tussen debovenste horizontale plaat van de constructie 268 en descharnierbare wielsteun 266 strekt zich, aan zijn uiteindenscharnierbaar, een verstelelement 272 in de vorm van een schroef spindel uit. Met behulp hiervan kan het wiel 265 tenopzichte van de gestelbalk 150 in hoogte versteld worden. Debovenste horizontale plaat van de constructie 268 is voorzienvan een projectie of arm 274 welke zich onder een hoek vanongeveer 45° schuin naar voren en naar het midden van demachine toe uitstrekt. Nabij het uiteinde hiervan zijnboringen voorzien ten behoeve van de bevestiging van eenscharnierbaar aan de hoofdgestelbalk 150 bevestigd afstands-element 273. Met behulp van een in de boringen aan te brengenveiligheidspal 275 wordt het steunelement 264 vergrendeld ineen werkstand, waarbij de wielen 265 zich in de bewegings¬richting A afwikkelen. Ten behoeve van de transportstand kaneen steun 264 in buitenwaartse richting verzwenkt worden enkan het steunelement 264 met behulp van een tweede, of desge¬wenst een derde boring, worden vergrendeld in een positiewaarbij de steunelementen bij voorkeur onder een hoek vanongeveer 45° zijn gesteld. Met deze hoek wordt bereikt dat desteunelementen 264 in de transportstand· van de machine bovende cabine van een de machine dragende trekker uitkomen en dathet zwaartepunt van de steunelementen 264 zo dicht mogelijknabij de trekker wordt gehouden.
De Figuren 9 en 10 tonen een uitvoering van deonderhavige constructie, waarbij een markeurinrichting 278voor de zaaiinrichting 5 is aangebracht op een gestelelement2. Hiertoe omvat de markeurinrichting 278 een opwaartsgerichte steun 280, waarvan horizontaal omgezette voetdelen281 met behulp van bouten 282 op het gesteldeel 2 zijnvastgeschroefd. In bovenaanzicht gezien, heeft de houder 280een U-vorm, waarvan de flanken dwars op de rijrichting staanen waarvan de basis in de rijrichting verloopt. Nabij hetboveneinde van de houder 280, dat wil zeggen op ongeveer 40cm hoogte boven het gesteldeel 2, is via een gaffelelement283, scharnierbaar om een scharnieras 285, een arm 284 voorde markeur bevestigd. Om de as 285, en aan de binnenzijde vande steun 280, is evenwijdig aan de houder 280 een tweede,kleiner U-vormig element 286 aangebracht. Dit tweede U-vormigelement 286 strekt zich in hoogterichting vanaf de omgevingvan de scharnieras 285 in neerwaartse richting ongeveer tot halverwege de hoogte van de steun 280 uit, en steunt via eenuit rubber gevormd aanslag- of afstandselement 287 met een inde rijrichting gelegen basiszijde tegen het basisvlak van dehouder 280. Het steunelement 286 is in deze positie ver-grendelbaar met behulp van een vergrendelpen 288 welke in derijrichting A door openingen in de flanken van de houder 280en het steunelement 286 reikt. Ter hoogte van de aanslag 287omvat het steunelement 286 een buitenwaarts gerichte projec¬tie 291, waaraan scharnierbaar een verstelcilinder 289 isaangebracht. De verstelcilinder 289 grijpt, ten behoeve vanhet uit de werkstand heffen van de markeur 277, scharnierbaaraan op de markeurarm 284. De scharnieras 292 voor de verstel¬cilinder 289 is zo aangebracht dat de verstelcilinder 289 inde werkstand van de markeur met voldoende speling over deuiteindeplaat 293 van het gesteldeel 2 en de scharnierbaardaaraan bevestigde arm 51 voor de rol 4 kan reiken. De schar¬nieras 292 is tevens op zodanige afstand aan de buitenzijdevan de scharnieras 285 aangebracht dat de arm 284 in deinactieve stand opwaarts en enigszins naar de middenlijn Mvan de machine is gericht. Tussen de scharnieras 292 en descharnieras 295 is evenwijdig aan de verstelcilinder 289 eenveerelement 290 aangebracht met behulp waarvan de arm 284,tegen enige hydraulische druk in de verstelcilinder 289 in,vanuit een inactieve in een actieve werkstand versteld kanworden. Voor het in de transportstand brengen van demarkeurinrichting 278 dient de vergrendelpen 288 verwijderdte worden, waarna de arm 284 tezamen met de verstelcilinder289 en het steundeel 286 om de scharnieras 285 in de richtingvan de middenlijn M van de machine versteld kan worden.Hierbij komt de arm 284 praktisch horizontaal boven hetgesteldeel 2 te liggen, dat wil zeggen voordat de gehelemachine om de scharnierassen 201 in de transportstand gesteldwordt. Ten behoeve van deze transportstand is de arm 284 indrie trappen telescopisch uitgevoerd. De arm 284 verkeerttijdens het bedrijf in uitgeschoven toestand en dient, om eengunstige transportstand mogelijk te maken, ingeschoven teworden. De arm 284 is in verschillende uitgeschoventoestanden verstelbaar met behulp van vastzetelementen 297, welke kunnen zijn uitgevoerd als een door boringen in de armheen reikende pen of als vastschroefbaar klemelement. Vandeze vastzetelementen 297 is in de tekeningen slechts éénklemelement weergegeven.
De Figuren 11-13 tonen een tweede uitvoering vande onderhavige constructie, waarbij een markeurinrichting 300voor de zaaiinrichting 5 is aangebracht op een gesteldeel 2.Het geheel is hierop bevestigd via een steunconstructie diein de onderhavige uitvoering de opwaarts en dwars op derijrichting gerichte platen 301 en 302 omvat. Deze zijn openige hoogte boven het gesteldeel 2 onderling verbonden dooreen verbindingselement 303 dat tevens bedoeld is als dragervoor twee, op afstand van elkaar aangebrachte steunen 307. Desteunen 307 zijn voorzien van boringen ten behoeve van eenscharnieras 308, waarmee een gaffeldeel 312 van de markeurarm309 scharnierbaar met de steunconstructie is verbonden. Debreedte van het gaffeldeel is groter dan de helft van de inde rijrichting gemeten breedte van een gesteldeel 2. Dedrager 303 strekt zich dan ook voorbij een dwars op de rij¬richting gelegen zijde van een gesteldeel 2 uit. Ongeveer terhoogte van de achterste rand van het gesteldeel 2 is een arm309 voor een markeur 326 met de gaffel verbonden. De arm 309en de verbinding daarvan met het gaffeldeel 312 is versterktmet behulp van een versterkingsconstructie 310 die een metéén uiteinde aan de tegenovergelegen zijde van het gaffeldeel312 verbonden strip omvat, die met het andere uiteinde methet overlangse midden van de arm 309 is verbonden. In deonderhavige uitvoering strekt de strip 310 zich hierbij totongeveer halverwege zijn lengte, evenwijdig aan de arm 309uit en is op die hoogte tevens via een afstandselement met dearm 309 verbonden. Van de gaffel 312 is de nabij het middenvan de drager 303 gelegen arm voorzien van een verlenging 313ten behoeve van een aanslagelement 314 in de vorm van eenelastisch rubber element. De verlenging 313 is onder een hoeki met de armen van de gaffel 312 aangebracht en wel zodanig datna het indrukken van het rubberelement 314 de armen 309 ondereen hoek van ongeveer 15° komen te staan. Voor het uit hetwerk halen van een markeur 326 omvat de markeurinrichting een verstelelement 315 in de vorm van een enkel werkende hef-cilinder die via een tuimelaar 320 op de arm 309 aangrijpt.De tuimelaar 320 vervult een hefboomfunctie tussen de cilin¬der 315 en de arm 309 en is, gezien in zijaanzicht, J-vormig.De tuimelaar 320 is gevormd uit twee J-vormige platen dieonder meer via een aanslagplaat 321 en een verbindingspen 325op bepaalde afstand van elkaar onderling zijn verbonden. Detuimelaar 320 is aan de binnenzijde van de gaffel 312 schar-nierbaar op de as 308 aangebracht. De as 308 is voorzien vanboringen ten behoeve van borgpennen, waarmee de tuimelaartegen verschuiven over de as 308 is geborgd. De aanslagplaat321 is aangebracht tegen de onderste uiteinden van de J-vormige platen, zodanig dat de plaat 321 zich in de rij¬richting en in de richting evenwijdig aan de arm 309 uit¬strekt. De cilinder 315 is met de tuimelaar 320 verbonden viaeen scharnieras 319 die aan het bovenste uiteinde van de J-vormige platen is aangebracht. De stelcilinder 315 is met hetandere uiteinde aangebracht om een in de rijrichting gelegenzwenkas 317 die is aangebracht tegen een opwaarts gebogendeel van een steun 318 die op een rand van het gesteldeel 2is vastgeschroefd. Het bovenste uiteinde van de tuimelaar 320is verder via een trekveer 323 verbonden met de arm 309.Hiertoe is de arm op enige afstand van de as 308 voorzien vaneen oog 324. Met het binnenwaarts gelegen uiteinde is de veer323 aan een tussen de J-vormige platen aangebrachte verbin¬dingspen 325 gehaakt. De opstaande dragerplaten 301 en 302zijn verder voorzien van een boring 304 en een uitsparing306. De boring 304 dient voor het verzwenkbaar opnemen vaneen arm voor een zijplaat van de grondbewerkingsmac.hine,terwijl de uitsparing 306 bewegingsruimte biedt aan een op dearm van een zijplaat aangebrachte aanslag.
In Figuur 13 is een markeur aan de linkerzijde vande tekening zowel in een werkzame als in een, met eenstippellijn aangegeven, niet-werkzame stand weergegeven. Inde niet-werkzame stand is de cilinder 315 geheel ingetrokkenen is het buffer-element 314 geheel ingedrukt. De buffer 314zorgt bij het neerlaten van een markeur voor energie tenbehoeve van een initiële buitenwaartse verzwenking van de arm 309 die daarna, onder invloed van de zwaartekracht, naar dewerkstand toe beweegt. De neerwaartse beweging van de arm 309wordt in het hydraulische systeem van de markeurinrichtinggedempt. Dit hydraulische systeem omvat een op drukwisse-lingen reagerend schakelelement voor het ophalen, dan welneerlaten van een markeur 326. Het schakelelement van hetmerk Cross, type Cross sequence valve, omvat tevens eenverbinding met de hefcilinders 233 voor de zaai-inrichting.Met het in de figuren niet weergegeven schakelelement wordtbereikt dat in de werkzame stand van de zaai-inrichting 210steeds één van beide markeurs 326 in een werkzame standverkeert, terwijl de andere markeur in een niet-werkzamestand wordt gehouden. Tevens wordt hierbij bereikt dat bijhet heffen van de zaai-inrichting 210 met behulp van decilinders 233 beide markeurs in een niet-werkzame standworden gebracht. In de niet-werkzame stand maken de armen 309een zodanige hoek met de verticaal door de as 308 dat eenmarkeur 326 in de ingeschoven toestand van de arm 309 net aande buitenzijde van een verticale lijn door het meest naarbuiten stekende deel van het gesteldeel 2, in casu een zij-plaat, blijft. De markeurinrichting 300 is zo ontworpen, datdeze in ongewijzigde toestand zowel aan het linker, als aanhet rechter uiteinde van de machine op een gesteldeel 2 kanworden aangebracht. Aangezien de markeurarmen 309, in tegen¬stelling tot het uitvoeringsvoorbeeld volgens de Figuren 9 en10, recht zijn uitgevoerd, kunnen zij bij het opklappen vande machine, zoals in stippellijnen in Figuur 13 is weerge¬geven, vrij langs elkaar heen bewegen. Een en ander is hetgevolg van het uit het centrum, meer in het bijzonder nognabij een uiteinde van een drager 303, aanbrengen van de arm309, zodat, wanneer de linker markeurarm 309 nabij de achter¬ste rand van het gesteldeel 2 is opgesteld, de markeurarm 309aan het rechter uiteinde van de machine zich nabij de voorsterand van een gesteldeel 2 bevindt en omgekeerd. Hierdoori ontstaat voldoende ruimte tussen de beide markeurarmen 309voor het, bij het opklappen van de machine, elkaar passerenvan de markeurs 326. Ten einde tijdens het bedrijf te voor¬komen dat in de cilinder 315 hydraulische drukwisselingen ontstaan door het, bijvoorbeeld bij obstakels, opwaartsbewegen van de arm 309, is tussen de tuimelaar 320 en de arm309 de trekveer 323 aangebracht. Dit voorkomt plotselingse enongewenste wisselingen van de markeurstand tijdens hetbedrijf.
De uitvinding is niet beperkt tot hetgeen hiervooris beschreven maar heeft ook betrekking op alle details in detekeningen. De uitvinding heeft verder betrekking op allerleialternatieven in de constructie, uiteraard vallende binnen debewoordingen van de hiernavolgende conclusies.

Claims (20)

1. Grondbewerkingsmachine met een gestel, waaringrondbewerkingsorganen zijn aangebracht en een pneumatischezaaiinrichting, voorzien van aan een drager bevestigde zaai-organen voor het afleggen van zaden en van ten minste éénverdeelorgaan, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn,met behulp waarvan, wanneer de drager (68) met de daaraanbevestigde zaaiorganen (73) omhoog wordt verzwenkt, het ver¬deelorgaan (71) in tegengestelde richting wordt verzwenkt.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat de drager aan het gestel is gekoppeld en deverzwenking automatisch gebeurt.
3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de houder (217), waarmee een verdeel¬orgaan op de drager is aangebracht, twee ten opzichte vanelkaar scharnierbare delen (220, 214) omvat.
4. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 3, methet kenmerk, dat tussen het gestel (2) en het bovenste deel(220) van de houder (217) van een verdeelorgaan (71) schar-nierbaar een afstandselement (218) is aangebracht.
5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat het gestel via een, eenparallellogram benaderende vierhoeksconstructie (200) mettwee, zich in hoofdzaak in de werkzame bewegingsrichtinguitstrekkende armen (11, 12) aan een met een trekker koppel-baar hoofdgestel (127 - 129) is bevestigd.
6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 5, methet kenmerk, dat de hart-op-hart afstand tussen de scharnier-assen van de bovenste arm (11) binnen een bereik van 5 tot15%, en bij voorkeur 10%, kleiner is dan de overeenkomstigeafstand bij de onderste arm (12).
7. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk, dat de bovenste arm (11) een gekromd verloopheeft en dat, wanneer de bovenste arm (11) op een aanslag(15) rust, de aanslag (15) zich daarbij op de hartlijn tussende scharnierassen van de bovenste arm (11) bevindt.
8. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat de voorste scharnierassen van devierhoeksconstructie (200) gelegen zijn vóór een denkbeeldigverticaal raakvlak met de achterzijde van een hoofdgestelbalk(150), waarmee de vierhoeksconstructie (200) is verbonden endat de achterste en onderste scharnieras van de vierhoekscon¬structie (200) nabij de voorste rand van een gesteldeel (2)is aangebracht.
9. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies5-8, met het kenmerk, dat de armen (11, 12) van de vier¬hoeksconstructie (200) in een transportstand in achterwaartserichting een scherpe hoek met een horizontaal maken, welkehoek bij voorkeur ongeveer 45° is.
10. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat het hoofdgestel (127 - 129)een centraal hoofdgesteIdee1 (127) voor de koppeling met eentrekker omvat en twee, elk aan een zijde daarvan aangebrachteperifere hoofdgesteldelen (128, 129), die elk met behulp vaneen hydraulische verstelcilinder (23.2) om een in de rij¬richting gelegen zwenkas 201 in een althans hoofdzakelijkopwaarts gerichte transportstand verzwenkt kunnen worden.
11. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het hydraulischcircuit (240) van de verstelcilinders (232) voor het hoofd¬gestel (127 - 129) via terugslagkleppen is verbonden met hethydraulisch circuit (235) voor de op de drager (68) van dezaaiinrichting (5) werkzame verstelcilinders (233), een enander zodanig dat bij het bekrachtigen van de verstel¬cilinders (232) voor het in transportstand verstellen van demachine, de verstelcilinders (233) voor de zaaiinrichtingmede automatisch worden bekrachtigd.
12. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de aan- en afvoerleidingen(237, 238, 242, 243) van een hydraulisch circuit (235, 240)ten behoeve van een daarin opgenomen verstelcilinder (232,233), elk via een gestuurde terugslagklep (239, 241, 247,248), zijn afgesloten, zodanig dat de ene terugslagklep inverbinding staat met het vóór de andere terugslagklep gelegenleidingdeel en ontsloten geraakt zodra dit leidingdeel onder druk komt te staan.
13. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat het hydraulische circuit(235) ten behoeve van een op de zaaiinrichting (5) werkzameverstelcilinder (232) onafhankelijk van het circuit (246)voor de op het hoofdgestel (127 - 129) werkzame verstel-cilinders (233) bekrachtigbaar is.
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat een markeurinrichting (278)voor de zaaiinrichting (5) is aangebracht op een gestel (2).
15. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14, methet kenmerk, dat de markeurinrichting (278) tezamen met eenverstelelement (289, 290) voor de verstelling van de markeur(277) in een actieve en een inactieve werkstand, in eentransportstand verzwenkt kan worden.
16. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14 of 15,met het kenmerk, dat de arm (284) voor een markeur (277) eenscherpe hoek met de rijrichting A maakt.
17. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14, 15 of16, met het kenmerk, dat de arm (284) voor een markeur in tenminste drie trappen telescopisch uitschuifbaar is en om eenin de rijrichting gelegen scharnieras (285) in een overwegendhorizontale positie boven een gesteldeel (2) kan wordengebracht.
18. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaandeconclusies met het kenmerk, dat het centrale hoofdgesteIdee1(127) is gevormd met behulp van twee verticaal, en op afstandvan elkaar aangebrachte, uitgesneden plaatdelen (251).
19. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 18, methet kenmerk, dat de plaatdelen op afstand van elkaar werdengehouden met behulp van in de rijrichting en langs de randenvan de plaatdelen (251) aangebrachte tussen plaatdelen (252).
20. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaandeconclusies en/of een of meer der kenmerken zoals is weerge¬geven in de beschrijving en/of de figuren.
NL9301170A 1993-04-14 1993-07-05 Grondbewerkingsmachine. NL9301170A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9301170A NL9301170A (nl) 1993-04-14 1993-07-05 Grondbewerkingsmachine.
DE69419341T DE69419341T2 (de) 1993-04-14 1994-04-06 Bodenbearbeitungsmaschine
EP94200934A EP0619938B1 (en) 1993-04-14 1994-04-06 A soil cultivating machine

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9300630 1993-04-14
NL9300630 1993-04-14
NL9301170A NL9301170A (nl) 1993-04-14 1993-07-05 Grondbewerkingsmachine.
NL9301170 1993-07-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9301170A true NL9301170A (nl) 1994-11-01

Family

ID=26647085

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9301170A NL9301170A (nl) 1993-04-14 1993-07-05 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0619938B1 (nl)
DE (1) DE69419341T2 (nl)
NL (1) NL9301170A (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9400952A (nl) * 1994-06-13 1996-01-02 Maasland Nv Zaaimachine.
DE19634934C2 (de) * 1996-08-29 2003-11-13 Amazonen Werke Dreyer H Spuranreißer
DE19817544C2 (de) * 1997-05-17 2002-11-07 Lemken Gmbh & Co Kg Bodenbearbeitungsgerät
CZ293973B6 (cs) 1997-05-17 2004-09-15 Lemken Gmbh & Co. Kg Zemědělské nářadí na obdělávání půdy
DE102007031575A1 (de) * 2007-07-06 2009-01-08 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co. Kg Pneumatische Verteilmaschine
US20150132072A1 (en) * 2013-11-12 2015-05-14 Deere & Company Adjustable height distribution system for an implement
CN109168449A (zh) * 2018-10-19 2019-01-11 陕西惠途智能装备有限公司 一种带侧向移动功能的开沟机

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2519760A1 (de) * 1975-05-02 1976-11-11 Amazonen Werke Dreyer H Maschine zum verteilen von koernigen materialien
DE3752251T2 (de) * 1986-11-04 1999-09-09 Lely Nv C Van Der Bodenbearbeitungsgerät
NL9001873A (nl) * 1990-08-24 1992-03-16 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0619938B1 (en) 1999-07-07
DE69419341D1 (de) 1999-08-12
DE69419341T2 (de) 2000-02-03
EP0619938A1 (en) 1994-10-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4319643A (en) Front folding agricultural tool bar with movable carriage to which wings coupled
US6675907B2 (en) Flexible toolbar and operating hydraulic circuit
US5398771A (en) Grain Drill
CA1278945C (en) Combined depth-control and wing-lift hydraulic circuit
US6408950B1 (en) Foldable implement frame and hitch
US5251704A (en) Detachable harrow sprayer
US4126189A (en) Folding tool carrier
US6125775A (en) System for gauge wheel load adjustment
US4576238A (en) Folding outrigger attachment for farm implements
CA2252276C (en) Winged agricultural implement with headlands control system
CA1170101A (en) Agricultural implements
US4679634A (en) Apparatus for extending the frame of a tractor
NL9301170A (nl) Grondbewerkingsmachine.
CA1093369A (en) Hinged moldboard plow
CA1280644C (en) Tow frame
CA2498677C (en) Tillage apparatus having flexible frame and weight distribution system
CA3049055A1 (en) Frame assembly and actuator arrangement for agricultural implements
EP0475480B1 (en) A soil cultivating machine
EP0422721A1 (en) Agricultural implement, in particular a soil cultivating machine
EP0711109B1 (en) Reversible plough/soil preparation device combination
RU2421969C2 (ru) Комбинированная сеялка
CA3049213A1 (en) Frame and leveling assembly for agricultural implement
SK280145B6 (sk) Nesený otočný pluh s premenným nastavením pracovne
NL1000920C2 (nl) Zaaimachine.
CA2722388A1 (en) Lockout system for hydraulic valves of an agricultural implement

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed