NL192726C

NL192726C - Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van sleuven in een ondergrond.

Info

Publication number: NL192726C
Application number: NL9401812A
Authority: NL
Inventors: Hendrikus Johannes Janssen; Ronald Krop
Original assignee: Janssen & Krop Bv
Priority date: 1994-11-01
Filing date: 1994-11-01
Publication date: 1998-01-06
Also published as: NL9401812A; NL192726B; DE19540459A1

Description

1 192726

Inrichting voor het aanbrengen van sleuven In vloeren

De onderhavige uitvinding heeft een inrichting voor het aanbrengen van één of meer sleuven in een relatief harde ondergrond, waarbij de inrichting omvat een gestel, een aantal aan het gestel aangebrachte wielen, 5 aan het gestel aangebrachte middelen voor het aanbrengen van de sleuven en aan het gestel aangebrachte afzuigmiddelen voor het afzuigen en opvangen van het door de sleuf aanbrengmiddelen verkregen gruis, waarbij twee wielen aan weerszijden van de sleuf aanbrengmiddelen zijn aangebracht.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Duitse Gebrauchsmuster DE-U-91.03.718, waarin een twee-assige wagen voor de wegenbouw is beschreven, voor het frezen van rechte of gekromde sleuven in 10 asfalt of beton.

Deze bekende inrichting is vanwege de omvang daarvan ongeschikt voor gebruik in een ruimte van een woning, terwijl voor dit gebruik ook de wendbaarheid onvoldoende is. Voorts is deze bekende inrichting voorzien van een dieselmotor, hetgeen toepassing binnenshuis verder bemoeilijkt.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel bovengenoemde problemen te vermijden en een inrichting te 15 verschaffen die compact en goed wendbaar is en gebruik kan maken van de bestaande infrastructuur voor energievoorziening in woningen.

Dit doel wordt bereikt, doordat de inrichting bestemd is voor het slijpen van sleuven in vloeren, bijv. voor het aanbrengen van vloerverwarming, dat twee wielen elk aandrijfbaar zijn met behulp van een vanuit een huishoudelijk voedingsnet gevoede aandrijfmotor, dat de inrichting voorzien is van spermiddelen voor het 20 onderbreken van de aandrijving van een wiel, en dat de wielen zodanig dicht naast elkaar zijn aangebracht, dat door de inrichting bij onderbreking van de aandrijving van één van de wielen om dat wiel een bocht met een radius van ca. 9 cm kan worden afgelegd.

Opgemerkt wordt dat het uit het Amerikaanse octrooischrift 4.310.198 op zichzelf bekend is dat bij een inrichting voor het aanbrengen van sleuven de wielen elk afzonderlijk aandrijfbaar zijn en dat de wielen zijn 25 voorzien van spermiddelen voor het sperren van de aandrijving van dat wiel. Het betreft echter een vrij grote en zware machine, voorzien van een verbrandingsmotor, voor toepassing in de wegenbouw, die ongeschikt is voor toepassingen in woningen.

Bij voorkeur is elk wiel voorzien van een wrijvingskoppeling, opdat door sturing aan een hendel wordt verzekerd dat nauwkeurig een rechte lijn of een bocht wordt gevolgd door de inrichting volgens de 30 onderhavige uitvinding.

Verder voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de navolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan, waarbij wordt gerefereerd naar de tekening waarin tonen: 35 figuur 1 een aanzicht in perspectief van een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding met behulp van de voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding: figuur 2 een aanzicht hoofdzakelijk in doorsnede over lijn II—II uit figuur 1; figuur 3 een aanzicht hoofdzakelijk in doorsnede over lijn lll-lll uit figuur 1; en 40 figuur 4 en gedeeltelijk weggebroken aanzicht over lijn IV-IV van figuur 3.

Met een inrichting 1 (figuur 1) volgens de onderhavige uitvinding, is het op snelle, doelmatige en nauwkeurige wijze mogelijk een doorlopende sleuf S of verscheidene sleuven in een ondergrond B aan te brengen, door een bedienend persoon I die achter de aangedreven inrichting loopt en de sturing verzorgt met behulp 45 van een beugel of stuurhendel 2 die tussen aanslagen 3 en 4 zwenkbaar is, opdat de inrichting 1 zowel in de getoonde achterste stand van beugel 2 als een voorste stand kan worden gestuurd.

De inrichting 1 (figuren 1, 2) is naast zwenkwielen 5 resp. 6 aan de voor- resp. achterzijde van de inrichting voorzien van aangedreven wielen waartussen zich één of meer slijpschijven 7 bevinden, in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld een tweetal, die met behulp van drijfriemen 8 door een aandrijfmotor 9 50 worden aangedreven. Het door de slijpschijven 7 verkregen slijpsel wordt volgens pijlen A1, A2, A3, A4 door een zuiginrichting 8 in een opvangruimte 9 gezogen door een slang 10 heen. De opvangruimte 9 is voorzien van een stoffilter 11 waarop een raamwerk 12 bijvoorbeeld uit metaal is geplaatst dat door zijn eigen gewicht het slijpsel S onder de filterzak 11 houdt en voorkomt dat de stofzak 11 tegen de onderzijde van de zuiginrichting/8 geraakt. Het raamwerk 12 wordt bij het ophopen van slijpsel S in de opvangruimte 9 55 daardoor bovenwaarts verplaatst.

Zoals in figuur 1 duidelijk zichtbaar is wordt door een niet zichtbare ventilator relatief koele omgevingslucht vanaf een filtereenheid 13 via slang 14 naar de aandrijfmotor 9 gedrongen door kanaal 15 heen, daar

Claims

192726 2 de motor 9 zwaar belast kan zijn en de slijpschijven bijvoorbeeld met 8500 toeren per minuut aandrijven. Overigens wordt de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gevoed vanuit het huishoudelijke voedings-net via een elektrische kabel 16. De slijpschijven 7 zijn roteerbaar gelagerd aan een plaatdeel 21 dat deel uitmaakt van een gestel 20 van de inrichting 1 en dat ten opzichte daarvan enigszins zwenkbaar is met 5 behulp van bedieningsuitsteeksel 22 en scharnierpunt 23 opdat de slijpdiepte van de slijpschijven binnen zekere grenzen instelbaar is. De slijpschijven zijn voorzien van een bekleding uit diamant of ander hard materiaal zoals keramiek. Op niet getoonde wijze kan de aandrijving voor de wielen voorzien zijn van een reductor en een variator, voor het in afhankelijkheid van de hardheid van de ondergrond variëren van de aandrijfsnelheid van de 10 wielen en de inrichting, bijvoorbeeld tussen 0,5-6 meter per minuut. In figuur 3 zijn naast de hierboven aangeduide onderdelen voor de aandrijving van de slijpschijven voorts de wielen 30,31 goed zichtbaar die aan weerszijden van de slijpschijven 7 worden aangedreven vanaf een aangedreven as 32 die met behulp van ee ketting 33 door een motor 34 wordt aangedreven. Elk van de wielen 30, 31 kan afzonderlijk met een ketting 36 resp. 37 worden aangedreven waarbij aan een buitenzijde 15 van elk wiel een slip- of wrijvingskoppeling 38 resp. 39 is opgenomen, zodat door het individu I door sturing met de stuurbeugel de aandrijving in een rechte lijn (of kromme lijn) van de inrichting wordt verzekerd. Bij voorkeur kan elk of één van de beide wielen 30, 31 op niet getoonde wijze met bedieningsmiddelen aan de besturingsbeugel tot stilstand door het sperren van de koppeling (of aandrijving) worden gebracht zodat met behulp van de aandrijving op het andere wiel een uiterst korte bocht, bijvoorbeeld met een radius van 9 cm 20 kan worden beschreven, hetgeen voor het leggen van leidingen voor vloerverwarming van belang kan zijn. De bovenbeschreven uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft een gewicht van ongeveer 70 kg en een hoogte van 50 è 60 cm zodat deze gemakkelijk kan worden getransporteerd en worden ingezet bij het slijpen van sleuven in vloeren. Bij een spanning van 200 Volt kan voldoende vermogen worden verkregen voor het aandrijven van de wielen en in het bijzonder de slijpschijven. 25

1. Inrichting voor het aanbrengen van één of meer sleuven in een relatief harde ondergrond, waarbij de 30 inrichting omvat een gestel, een aantal aan het gestel aangebrachte wielen, aan het gestel aangebrachte middelen voor het aanbrengen van de sleuven en aan het gestel aangebrachte afzuigmiddelen voor het afzuigen en opvangen van het door de sleufaanbrengmiddelen verkregen gruis, waarbij twee wielen aan weerszijden van de sleufaanbrengmiddelen zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de inrichting (1) bestemd is voor het slijpen van sleuven (s) in vloeren (B), bijv. voor het aanbrengen van vloerverwarming, 35 dat twee wielen (30, 31) elk aandrijfbaar zijn met behulp van een vanuit een huishoudelijk voedingsnet gevoede aandrijfmotor (34), dat de inrichting voorzien is van spermiddelen voor het onderbreken van de aandrijving van een wiel, en dat de wielen (30, 31) zodanig dicht naast elkaar zijn aangebracht, dat door de inrichting (1) bij onderbreking van de aandrijving van één van de wielen om dat wiel een bocht met een radius van ca. 9 cm kan worden afgelegd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat tussen elk wiel (30, 31) en de aandrijfmotor (34) een wrijvingskoppeling (38, 39) is aangebracht. Hierbij 4 bladen tekening