NL192612C - Transport- en afgeefinrichting voor het transporteren naar een afgeefpositie en het hieruit doen neervallen. - Google Patents

Description

1 192612

Transport- en afgeef inrichting voor het transporteren naar een afgeefpositie en het hieruit doen neervallen

De uitvinding heeft betrekking op een transport- en afgeefinrichting voor het naar een voorafbepaalde 5 afgeefpositie transporteren en uit de afgeefpositie doen neervallen van voorwerpen, in het bijzonder zakken, welke inrichting twee naast elkaar gelegen elk om een horizontale as neerklapbare van transporteurs voorziene delen heeft, die in een eerste stand in een bij benadering horizontaal vlak naast elkaar zijn gelegen, en in een tweede stand, na het wegklappen van de delen, ten minste een deel van het horizontale vlak vrij geven, en waarbij voorzien is in transportmiddelen voor de voorwerpen en in een aandrijving voor 10 het wegklappen van de wegklapbare delen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Franse octrooiaanvrage FR-A-2.346.259. Bij deze bekende inrichting bezitten de neerklapbare delen rollenbanen, waarin een groot aantal vrijdraaibare rollen in opgenomen is. Er is om de voorwerpen naar de afgeefpositie te kunnen brengen stroomopwaarts van de neerklapbare delen een de voorwerpen van boven aangrijpende aangedreven rol. De rollen in een 15 neerklapbaar deel hebben elk afzonderlijk een ondersteuningselement, waar beide uiteinden van de rol in gelegerd zijn, en waarbij een uiteinde van elk ondersteuningselement aan een zwenkas gekoppeld is. Hiermede is een relatief zware constructie met een aanzienlijke massatraagheid verkregen, waarbij een overeenkomstig zware aandrijving voor het neerklappen van de neerklapbare delen nodig is om er in te kunnen voorzien dat de voorwerpen los van de neerklapbare delen vrij kunnen vallen.

20 De uitvinding beoogt deze nadelen te ondervangen, en in een lichte constructie te voorzien met een geringe massatraagheid.

Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voorzien dat elk van de neerklapbare delen van ten minste twee draaibaar aangebrachte assen voorzien zijn, waarbij snaren over de assen zijn gespannen, en waarbij in een snaaraandrijving is voorzien die op ten minste één van de assen van elk van de 25 neerklapbare delen aangrijpt, en waarbij de aandrijfsnaren zich bij benadering in de richting van de zwenkassen van de neerklapbare delen uitstrekken tot een op afstand gelegen aandrijforgaan.

Met deze constructie kan een dermate geringe massatraagheid gerealiseerd worden dat de voorwerpen ten alle tijden vrij van de neerklapbare delen kunnen vallen, zodat het betreffende voorwerp de oriëntatie, die het voor het vallen bezat, kan behouden. Een verder voordeel van deze lichte constructie is dat de 30 werksneiheid aanzienlijk hoger kan zijn dan die van de bekende inrichting.

De transporteurs worden aangedreven met behulp van een snaaraandrijving, hetgeen het mogelijk maakt om de neerklapbare delen te laten zwenken zonder dat dat gevolgen heeft voor de aandrijving en ook zonder dat de zwenkbeweging een noemenswaardige tegenkracht van de aandrijving ondervindt.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is er nog in voorzien dat boven de neerklapbare delen 35 tegenhoudorganen aangebracht zijn, die dwars op de transportrichting op onderling nagenoeg gelijke afstanden staan tot aan het einde van de transportafstand, waarbij de tegenhoudorganen op de laatste na in hoogte verstelbaar zijn.

Hiervan is het doel in een onder de inrichting geplaatste doos een vulling te berekenen van twee of meer naast elkaar geplaatste voorwerpen.

40 Met name indien de voorwerpen zakken zijn, wordt volgens de uitvinding voorkomen dat deze op de transporteurs over elkaar heen schuiven en dientengevolge de gewenste stapeling in de doos niet verkregen wordt. Deze maatregel is bovendien nuttig om de tijd te hebben de dozen te verwisselen, waarbij men dan eerst een doos vult, wanneer de voorwerpen tegen een eerste tegenhoudorgaan aanlopen en dit orgaan wegtrekt en de voorwerpen tegen het volgende tegenhoudorgaan te laten lopen, waarvoor de 45 desbetreffende doos reeds op de geeigende plaats is aangebracht. Dan kan de eerste doos verwijderd worden en vervangen door een volgende in de tijd dat de tweede doos gevuld wordt.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: figuur 1 schematisch een bovenaanzicht toont van de inrichting volgens de uitvinding: 50 figuur 2 schematisch een zij-aanzicht toont van de inrichting; figuur 3 een voor-aanzicht toont van de inrichting: en figuur 4 een voor-aanzicht van de inrichting toont bij de val van een zak.

In figuur 1 is met 1 een transportband van een bandtransporteur aangegeven waarmee zakken 2 naar de 55 transport- en afgeefinrichting 3 worden gevoerd. Deze inrichting 3 bestaat uit twee naast elkaar gelegen transporteurs 4 en 5. Elk van de transporteurs 4, 5 omvat een balk 6, 7 die evenwijdig aan de lengterichting van de transportband 1 loopt en waarin loodrecht op de uiteinden holle assen 8, 9, 10, 11 met een uiteinde

Claims (2)

192612 2 zijn gelegerd. Over de holle assen van beide transporteurs zijn een aantal evenwijdige snaren 12, 13 gespannen, die op hun plaats gehouden kunnen worden door in de assen groeven aan te brengen of door uitwendig geprofileerde rollen toe te passen. De snaren 12, 13 van de transporteurs 4, 5 worden aangedreven door één van de assen van elke 5 transporteur 4, 5 aan te drijven, bijvoorbeeld de assen 8 en 11. Hiertoe steken de assen 8,11 tot buiten de balken 6, 7 uit en zijn hier voorzien van poelies 14, 15. Een aandrijforgaan 16, bijvoorbeeld een elektromotor, met poelies 17,18 op een gemeenschappelijke aandrijfas, die door middel van aandrijfsnaren 19, 20 met de poelies 14, 15 verbonden zijn, zorgt dan voor een gelijke aandrijving van de snaren 12, 13 van beide transporteurs 4, 5. 10 De aandrijving van beide transporteurs kan natuurlijk ook gebeuren door poelies 17,18 aan te brengen op een aandrijfas voor de transportband 1. Boven de transporteurs 4, 5 zijn tegenhoudorganen 21 en 22 aangebracht voor het tegenhouden van de zakken 2. Het tegenhoudorgaan 21 is in vertikale richting op een niet nader aangegeven wijze verplaatsbaar ten einde een zak 2 tot tegen het tegenhoudorgaan 22 te kunnen voeren. De tegenhoudorganen zorgen er 15 voor dat de zakken 2 precies boven hun uiteindelijke plaats loodrecht onder de transporteurs 4 en 5 komen te liggen. Met deze tegenhoudorganen wordt ook het eventueel scheef liggen van zakken 2 op de transportband 1 gecorrigeerd evenals het eventueel scheef komen te liggen van de zakken 2 door een verschil in de snelheden van de snaren 12 en 13. De transporteurs 4, 5 zijn kantelbaar om de respectievelijke assen 23 en 24, die zo geplaatst zijn, dat 20 deze nagenoeg samenvallen met de middellijnen van de balken 6 en 7. De ondersteuningen van de assen 23 en 24 zijn niet nader aangegeven. Het kantelen van de transporteurs 4 en 5 geschiedt met behulp van de pneumatische cilinders 25 en 26, die met hun ene uiteinde aan vaste punten 27 en 28 zijn bevestigd en met hun andere uiteinde aan dwars op de balken 6, 7 gemonteerde armen 29 en 30. De armen 29 en 30 zijn in het midden van de balken 6 en 25 7 aangebracht en eindigen op enige afstand van de buitenste snaren. Figuur 2 toont een zij-aanzicht, waarbij de pneumatische cilinders 25 en 26 voor de duidelijkheid weggelaten zijn. Onder de transport- en afgeefinrichting 3 is een doos 31 geplaatst voor het opvangen van zakken 2. Door het tegenhoudorgaan 21 wel of niet omhoog te brengen kan bepaald worden of de zak 2 voor of achter in de doos 31 terecht komt. Ook is het in principe mogelijk om eerst een zak 2 bij een 30 omhoog gebracht tegenhoudorgaan 21 tegen tegenhoudorganen 22 te laten komen en vervolgens een volgende zak 2 tegen het omlaag gebrachte tegenhoudorgaan 21, voordat de transporteurs weggeklapt worden, waarna de zakken 2 gelijktijdig in de doos 31 belanden. In figuur 3 wordt een vooraanzicht van de afgeefinrichting 3 getoond, waarbij een zak 2 het einde van de transporteurs 4 en 5 heeft bereikt en tegen het tegenhoudorgaan 22 aanligt. 35 De transport- en afgeefinrichting is zodanig afgesteld, dat direct nadat een zak tegen een tegenhoudorgaan aan komt te liggen, of zakken tegen de tegenhoudorganen aan komen liggen, de beide transporteurs weggeklapt worden. Figuur 4 geeft een vooraanzicht van de transport- en afgeefinrichting vlak na het wegklappen van de transporteurs 4, 5 met een zak 2 in vrije val. 40 Met de pneumatische cilinders 25, 26 wordt aan de transporteurs 4, 5 een zodanige versnelling gegeven, dat de punten van de toevoertransporteurs waarop de uiteinden van de zakken 2 rusten een versnelling krijgen groter dan de aardversnelling g, zodat de zakken 2 vlak na het wegklappen van de transporteurs een vrije val kunnen maken. Het wegklappen van beide transporteurs gebeurt symmetrisch, zodat bij het begin van het wegklappen, waarbij de versnelling van de transporteurs nog niet gelijk aan de aard-45 versnelling is, de zak 2 zijn horizontale positie blijft behouden.

1. Transport- en afgeefinrichting voor het naar een voorafbepaalde afgeefpositie transporteren en uit de afgeefpositie doen neervallen van voorwerpen, in het bijzonder zakken, welke inrichting twee naast elkaar gelegen elk om een horizontale as neerklapbare van transporteurs voorziene delen heeft, die in een eerste stand in een bij benadering horizontaal vlak naast elkaar zijn gelegen, en in een tweede stand, na het neerklappen van de delen, ten minste een deel van het horizontale vlak vrij geven, en waarbij voorzien is in 55 transportmiddelen voor de voorwerpen en in een aandrijving voor het neerklappen van de neerklapbare delen, met het kenmerk, dat elk van de neerklapbare delen van ten minste twee draaibaar aangebrachte assen (8, 9,10,11) voorzien zijn, waarbij snaren (12,13) over de assen zijn gespannen, en waarbij in een 3 192612 snaaraandrijving is voorzien die op ten minste één van de assen (8, 11) van elk van de neerklapbare delen aangrijpt, en waarbij de aandrijfsnaren (19, 20) zich bij benadering in de richting van de zwenkassen van de neerklapbare delen uitstrekken tot een op afstand gelegen aandrijforgaan (16, 17,18).

2. Transport- en afgeefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat boven de neerklapbare delen 5 tegenhoudorganen (22, 21) aangebracht zijn, die dwars op de transportrichting op onderling nagenoeg gelijke afstanden staan tot aan het einde van de transportafstand, waarbij de tegenhoudorganen (22, 21) op de laatste (22) na in hoogte verstelbaar zijn. Hierbij 2 bladen tekening