NL192136C - Meetinrichting voor in flessen of soortgelijke houders verpakte vloei- bare produkten. - Google Patents

Description

1 192136

Meetlnrlchtlng voor in flessen of soortgelijke houders verpakte vloeibare producten

De uitvinding heeft betrekking op een meetinrichting voor in flessen of soortgelijke houders verpakte vloeibare producten, welke meetinrichting in de hals van een fles kan wórden geplaatst en welke een 5 afmeetcompartiment omvat dat door omkering van de fles uit de flesbinnenruimte kan worden gevuld, alsmede een opslagcompartiment dat uit het afmeetcompartiment wordt gevuld wanneer de fles weer in de rechtopstaande stand wordt gebracht, welk opslagcompartiment in verbinding staat met de uitlaatopening van de fles, waarbij de twee compartimenten met hun hartlijnen evenwijdig aan de as van de fles zijn gericht en onderling gescheiden zijn, waarbij het afmeetcompartiment twee openingen heeft welke een 10 verbinding vormen met de binnenruimte van de fles, waarvan de eerste opening de vulopening is en zich bevindt nabij de uitlaatopening van de fles en de tweede opening die zich nabij het tegenoverliggende einde van het afmeetcompartiment bevindt, tijdens het vullen van het afmeetcompartiment als ontluchtingsopening fungeert, waarbij de twee compartimenten door een gemeenschappelijk tussencompartiment continu met elkaar in verbinding staan.

15 Een dergelijke meetinrichting is bekend uit het Duitse Auslegeschrift 1.202.672.

Wanneer bij gebruik van de bekende inrichting bij omgekeerde fles de vloeistof in het afmeetcompartiment het niveau van de tweede opening heeft bereikt, stopt het vullen, behoudens de toevoer van een extra hoeveelheid vloeistof, aangeduid als ’’vrije vloeistof”, waarvan het volume een functie is van verschillende variabelen, zoals het specifieke gewicht van de vloeistof en de mate van de vulling van de 20 fles. Ofschoon deze vrije vloeistof althans gedeeltelijk weer in de fles kan terugvloeien, wanneer deze weer in zijn normale stand wordt gezet, als gevolg van de daarin heersende druk, resulteert deze meetinrichting in een gebrek aan precisie in de meting welke niet als te verwaarlozen kan worden opgevat.

Bij gebruik van de bekende inrichting hangt de nauwkeurigheid van de meting onder andere af van de helling van de as van de meetafdeling ten opzichte van de verticaal en slechts wanneer deze twee assen 25 vrijwel evenwijdig lopen kan sprake zijn van een nauwkeurige meting. Verder zijn zoals gesteld de vullingsgraad en de vloeistofdichtheid van invloed op de nauwkeurigheid, evenals de snelheid van beweging van de fles en de grootte van de verschillende doorlaatopeningen.

Het doel van de uitvinding is deze bezwaren te ondervangen en te voorzien in een meetinrichting met een grotere precisie en welke tevens eenvoudig en goedkoop kan worden vervaardigd.

30 De uitvinding verschaft een meetinrichting van het bovenbedoelde type, welke wordt gekenmerkt doordat de tweede opening is uitgevoerd als overloop, waarbij bij de fles in rechtopstaande stand de overloop met het boveneinde aansluit op het tussencompartiment op een niveau dat zodanig is gekozen dat door het tussencompartiment en het opslagcompartiment onder het door het boveneinde van de overloop bepaalde niveau een volume wordt ingesloten dat overeenkomt met de af te geven hoeveelheid vloeistof, welk volume 35 niet groter is dan het volume van het afmeetcompartiment en het tussencompartiment, één en ander zodanig dat tijdens gebruik bij omkering van de fles een volumevloeistof in het afmeetcompartiment wordt opgenomen dat groter is dan het volume af te geven vloeistof, waarna het surplus vloeistof bij terugkeer van de fles in een rechtopstaande stand wegloopt via de overloop naar de binnenruimte van de fles.

Bij een meetinrichting volgens de uitvinding wordt, anders dan bij de bekende meetinrichting, de afmeting 40 van het gewenste volume vloeistof althans in hoofdzaak uitgevoerd wanneer de fles vanuit de omgekeerde stand terug in de rechtopstaande stand wordt gebracht. Het in eerste instantie bewust in het afmeetcompartiment opgenomen surplus aan vloeistof stroomt via de geschikt geplaatste overloop pas weg wanneer de fles weer rechtop wordt gehouden. Dit wegstromen geschiedt zonder uitwendige druk-uitoefening doordat vrije luchtdooriaat bestaat tussen de binnenzijde van de fles en de af meetinrichting.

45 Doordat bij rechtopstaande fles onder de overloop steeds het gewenste volume vloeistof kan worden opgenomen en niet meer, kan met een afmeetinrichting volgens de uitvinding bij elke vullingsgraad van de fles steeds nauwkeurig dezelfde hoeveelheid vloeistof worden afgemeten.

Verdere voordelen en eigenschappen van de uitvinding zullen blijken uit de beschrijving van enkele uitvoeringsvormen.

50 Overigens wordt opgemerkt dat uit de Europese octrooiaanvrage 0.068.181 een meetinrichting bekend is, voorzien van een afmeetcompartiment dat bij ondersteboven houden daarvan wordt gevuld, welk afmeetcompartiment daarbij wordt ontlucht via een plunjeibuis die zich uitstrekt naar de binnenruimte van de fles waarbij de inrichting wordt gebruikt. Ook bij deze inrichting wordt in het afmeetcompartiment reeds bij het ondersteboven opstellen van de fles de gewenste hoeveelheid vloeistof relatief onnauwkeurig afgemeten.

55 Voorts is uit deze publicatie een met de afmeetinrichting meegevormde flap bekend die een afsluitdeksel vormt voor de inrichting.

192136 2

In de tekening zijn slechts bij wijze van voorbeeld uitvoeringsvormen weergegeven. Daarin tonen: figuren 1a, 1b en 1c schematisch een meetinrichting volgens de uitvinding in drie wetkfasen; figuren 2 en 3 axiale doorsneden van twee elementen welke samengesteld een praktische uitvoering vormen van de meetinrichting volgens de uitvinding; 5 figuren 4 en 5 respectievelijk dwarsdoorsneden volgens de lijnen IV—IV en V-V van de figuren 2 en 3; figuur 6 een gedeeltelijk aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van het in figuur 3 weergegeven element; figuren 7 en 8 een perspectivisch aanzicht respectievelijk overeenstemmend met figuren 2 en 3, en figuur 9 een perspectivisch aanzicht van de meetinrichting volgens de uitvinding na het samenstellen van 10 de twee elementen volgens figuren 7 en 8.

Voor een beschrijving van het beginsel en de werking van de meetinrichting wordt verwezen naar de figuren 1a, 1b en 1c, welke laatste in zijn geheel is aangeduid door de letter D en welke gezet kan worden in de hals van een fles F, waarvoor deze tevens de afsluitkap vormt.

15 De inrichting D omvat een platte deksel 1, dat één geheel vormt met een mantel 2, welk stelsel de hals van een fles kan omsluiten. Eén geheel met het deksel 1 vormt een eerste buisvormig element of buis 3, welke door een hellende wand 4 verbonden is met een tweede buisvormig element of buis 5 van kleinere doorsnede en welke aan het overiiggende einde is gesloten. De buis 3 wordt door een scheidingswand 6 verdeeld, welke zich uitstrekt vanaf het deksel 1 naar een punt iets binnen de buis 5. De scheidingswand 6 20 begrenst binnen de buis 3 het afmeetcompartiment A, welke het deel van de buis vomit, dat verzet is ten opzichte van de buis 5. De buis 5 vormt een opslagcompartiment B, welke enerzijds in verbinding staat met het opslagcompartiment A aan het binneneinde van de scheidingswand 6, welke met de wand 4 een gemeenschappelijk tussencompartiment C vormt voor de twee compartimenten en anderzijds, met het deksel 1 via het tweede gedeelte van de buis 3 begrensd door de scheidingswand 6, welke een verbinding 25 doorgang 6a vormt. In het deksel 1 verticaal op één lijn met de doorgang 6a bevindt zich een uitlaatopening 7, welke door een flap 8 kan worden afgesloten.

In de zijwand van het afmeetcompartiment A bevindt zich een eerste opening 9 welke dit compartiment in verbinding brengt met de rest van de fles F. De opening 9 is gevormd in de nabijheid van de verbinding van het afmeetcompartiment A met het deksel 1. Een tweede opening 10 brengt dit compartiment in verbinding 30 met de rest van de fles. Deze bevindt zich aan het einde van een buis 11 welke door de hellende wand 4 heenloopt op de verbinding van deze laatste met de buis 5 en is gelegen op het niveau van de verbinding van de hellende wand 4 met de buis 3. Voorts heeft de scheidingswand 6 een opening 12 op een niveau dat iets dichter bij het deksel 1 ligt dan de opening 10.

De meetinrichting werkt op de navolgende wijze: 35 Bij geopende klep 8 wordt de fles F omgedraaid met betrekking tot zijn normale stand zodat deze die, weergegeven in figuur 1 a bereikt. De vloeistof welke zich in de fles F bevindt, treedt in het afmeetcompartiment A via de opening 9 en stijgt in dit compartiment op terwijl de lucht welke zich daarin bevindt wordt uitgedreven en ontsnapt naar het inwendige van de fles via de buis 11. Dit opstijgen van de vloeistof blijft voortgaan totdat het vloeistofniveau de opening 10 bereikt, behoudens een kleine overmaat aan 40 vloeistof welke de bovengenoemde vrije vloeistof vormt.

De fles wordt dan weer in zijn normale stand gekeerd (figuur 1b). De vloeistof uit het afmeetcompartiment A treedt dientengevolge in het opslagcompartiment B langs de scheidingswand 6, waarbij het relatieve volume van de compartimenten A en B zodanig is, dat het niveau van de vloeistof een punt bereikt dat iets boven de verbinding van de hellende wand 4 met de buis 3 ligt, dat wil zeggen boven de opening 45 10. De kleine overmaat aan vloeistof boven de opening 10 keert naar de fles terug via deze opening en de buis 11, welke aldus de functie van een overloop heeft. Dit terugkeren wordt vergemakkelijkt door de opening 12 welke zich in de scheidingswand 6 bevindt. De luchtinlaat waarborgt dan een vereffening van het niveau in het opslagcompartiment B en de basis van het afmeetcompartiment A tot op het niveau van de opening 10.

50 Het volume van het opslagcompartiment B gemeten tot op het niveau van de opening 10 correspondeert met het volume van de vereiste meting terwijl het volume van het afmeetcompartiment A, zoals boven besproken, iets groter is.

Teneinde voldoende nauwkeurigheid in de meting te verkrijgen van de gemeten hoeveelheid van het product, heeft het tussencompartiment C, welke de compartimenten A en B verbindt een minimum volume; 55 voorts is zijn vorm zodanig, dat elke doorgang van vloeistof naar het opslagcompartiment B mogelijk is.

In deze fase kan de fles weer worden afgesloten door de flap 8. De gemeten vloeistof, welke is opgenomen in reserve in het opslagcompartiment B is gereed voor gebruik. Voor het gebruik van de

Claims (8)

1. Meetinrichting voor in flessen of soortgelijke houders verpakte vloeibare producten, welke meetinrichting in de hals van een fles kan worden geplaatst en welke een afmeetcompartiment omvat dat door omkering van de fles uit de flesbinnenruimte kan worden gevuld, alsmede een opslagcompartiment dat uit het 55 afmeetcompartiment wordt gevuld wanneer de fles weer in de rechtopstaande stand wordt gebracht, welk opslagcompartiment in verbinding staat met de uitlaatopening van de fles, waarbij de twee compartimenten met hun hartlijnen evenwijdig aan de as van de fles zijn gericht en onderling gescheiden zijn, waarbij het 192136 4 afmeetcompartiment twee openingen heeft welke een verbinding vormen rriet de binnenruimte van de fles, waarvan de eerste opening de vulopening is en zich bevindt nabij de uitlaatopening van de fles en de tweede opening die zich nabij het tegenoverliggende einde van het afmeetcompartiment bevindt, tijdens het vullen van het afmeetcompartiment als ontluchtingsopening fungeert, waarbij de twee compartimenten door 5 een gemeenschappelijk tussencompartiment continu met elkaar in verbinding staan, met het kenmerk, dat de tweede opening is uitgevoerd als overloop, waarbij bij de fles in rechtopstaande stand de overloop met het boveneinde aansluit op het tussencompartiment op een niveau dat zodanig is gekozen dat door het tussencompartiment en het opslagcompartiment onder het door het boveneinde van de overloop bepaalde niveau een volume wordt ingesloten dat overeenkomt met de af te geven hoeveelheid vloeistof, welk volume 10 niet groter is dan het volume van het afmeetcompartiment en het tussencompartiment, één en ander zodanig dat tijdens gebruik bij omkering van de fles een volumevloeistof in het afmeetcompartiment wordt opgenomen dat groter is dan het volume af te geven vloeistof, waarna het surplus vloeistof bij terugkeer van de fles in een rechtopstaande stand wegloopt via de overloop naar de binnenruimte van de fles.

2. Meetinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het opslagcompartiment verticaal op één lijn ligt 15 met de uitlaatopening en van deze laatste gescheiden is door een verbindende doorgang welke met die opening in verbinding staat, terwijl het afmeetcompartiment, waarvan de as zijdelings verzet is ten opzichte van de uitlaatopening, begint op het niveau van de uitlaatopening en aan het andere einde uitmondt in een divergerend gedeelte van het opslagcompartiment.

3. Meetinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het divergerende gedeelte wordt begrensd door 20 een hellende wand welke enerzijds aansluit op het afmeetcompartiment en anderzijds op het opslagcompartiment, waarbij het boveneinde van de overioop zich bevindt op het niveau van de verbinding van de hellende wand met de buitenwand van het afmeetcompartiment en aan het andere einde uitmondt in de fles via de hellende wand.

3 192136 vloeistof, wordt de fles F met zijn hals naar omlaag gekeeld (figuur 1c). De gemeten hoeveelheid vloeistof welke is opgenomen in het opslagcompartiment B stroomt nu via de opening 7 naar buiten. Tegelijkertijd wordt het afmeetcompartiment A weer gevuld als hierboven beschreven met betrekking tot figuur 1a. Dientengevolge zal bij een eerste gebruik, waarbij het opslagcompartiment B voor de eerste maal gevuld 5 moet worden, de meetinrichting direct gebruikt kunnen worden door de fles alleen maar om te draaien. De meetinrichting, het beginsel en de wijze van werken als zojuist beschreven, verschaft door de meting in twee trappen in de compartimenten A en B een hoge precisie van de afgegeven, gemeten vloeistof-hoeveelheid. Voorts leent deze zich opmerkelijk goed voor een eenvoudige en goedkope fabricage, bijvoorbeeld door vorming uit plasticmateriaal.

10 Figuren 2 tot 9 tonen een praktische uitvoeringsvorm. Teneinde een gemakkelijk vormen mogelijk te maken, wordt de meetinrichting vervaardigd uit twee elementen, waarvan de eerste getoond is in de figuren 2, 4 en 7 en de tweede in de figuren 3, 5, 6 en 8. Figuur 9 toont de twee samengestelde delen in perspectief. Het eerste element bevat op de eerste plaats de middelen voor het sluiten van de fles F, namelijk het 15 deksel 1 met de mantel 2 en een sluitflap 8 welke draaibaar aan het deksel 1 is bevestigd en om het kapgedeelte 13 klemt. De flap 8 is voorzien van een stop 21 welke met kracht in de opening 7 kan worden gezet, teneinde deze laatste te sluiten. De sluitinrichting welke op deze wijze is uitgevoerd, kan aan de basis van de mantel 2 een schroefdraad-gedeelte bevatten of een klemmend gedeelte 14, dat eventueel voorzien kan worden van een zoeknok 15, 20 welke kan samenwerken met een gedeelte aanwezig aan de buitenkant van de hals van de fles. Bij voorkeur is in de sluitinrichting een binnenmantel 16 aanwezig welke korter is dan de buitenmantel 2 en een afdichting waarborgt in het bovengedeelte binnen de hals. Behalve de sluitinrichting bevat het eerste element de cilindrische buis 3 welke voorzien is van een bovenopening 9 en een scheidingswand 6, terwijl, zoals figuur 2 en meer in het bijzonder figuur 7 toont, een 25 opening 12 is aangebracht in de vorm van een sleuf. Zoals blijkt is de scheidingswand 6 gekromd, zodat vloeistof gemakkelijk van het afmeetcompartiment A naar het opslagcompartiment B kan stromen terwijl de vloeistof bij gebruik van de fles niet naar het afmeetcompartiment A kan terugkeren. Het binneneinde van de buis 3 heeft klepmiddelen 17, welke kunnen samenwerken met complementaire middelen 17a op het tweede element en een systeem 18 om draaiing te voorkomen, dat eveneens 30 samenwerkt met een complementair systeem 18a van het tweede element. Het tweede element wordt gevormd door de buis 5, de hellende wand 4 en de buis 11, voorzien van een opening 10, waarbij het geheel uit één stuk bestaat. Zoals blijkt uit de figuren 5 en 8 is de buis 5, welke van onderen is afgesloten, half-cilindrisch en heeft een eerst cilindrisch wandgedeelte 19, dat in het verlengde van de cilindrische wand van de buis 3 kan 35 liggen en een tweede wandgedeelte 20, dat met de buis 11 is verbonden en vlak is of bij voorkeur, zoals weergegeven, naar buiten toe convex en gekromd voor het vergroten van de doorsnede van de doorgang van het afmeetcompartiment A naar het opslagcompartiment B tussen deze wand 20 en de scheidingswand 6. Bij de modificatie, weergegeven in figuur 6, kan het tweede element tevens een eerste opening 9 voor 40 het opslagcompartiment B bevatten. In dat geval is de buis 3 niet voorzien van deze opening nabij zijn verbinding met het deksel 1. Deze opening is vervangen door een buis 9a welke één geheel vormt met de wand 4 van het tweede element en voorts een plunjerbuis vormt in het afmeetcompartiment A, wanneer de twee elementen in elkaar geklemd zijn. Uit het bovenstaande is het duidelijk, dat de uitvinding voorziet in een meetinrichting met hoge precisie, 45 welke gemakkelijk op zijn plaats op een fles kan worden gezet, waarbij deze de afsluitinrichting vormt, terwijl deze voorts gemakkelijk te fabriceren is, doordat de inrichting is vervaardigd uit twee elementen welke gemakkelijk gevormd en samengesteld kunnen 'worden.

50 Conclusies

4. Meetinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich tussen het 25 afmeetcompartiment en het opslagcompartiment een scheidingswand uitstrekt, voorzien van een smalle opening of sleuf op het niveau van het boveneinde van de overioop, voor het vereffenen van de druk aan elke zijde van de scheidingswand.

5. Meetinrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste opening is uitgevoerd als een plunjerbuis die zich evenwijdig aan de overloop uitstrekt tussen het inwendige van de 30 fles en het afmeetcompartiment, waarin de plunjerbuis uitmondt nabij het van de overioop afgekeerde einde.

6. Meetinrichting volgens één van de voorafgaande conclusies opgebouwd uit een eerste en een tweede in hoofdzaak buisvormig element, waarbij het eerste buisvormige element cilindrisch is, met het kenmerk, dat de scheidingswand gekromd is met de convexe zijde gekeerd naar het afmeetcompartiment, het tweede buisvormige element halfcilindrisch is waarbij de cilindrische wand in het verlengde ligt van de wand van het 35 eerste element en aan de buitenzijde de verbinding doorgang vormt welke vlak is of eventueel een gebogen wand heeft waarvan de concave zijde naar buiten wijst en met de hellende wand verbonden is en daar één geheel mee vormt.

7. Meetinrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze inrichting de sluiting voor de fles vormt, waarbij het eerste buisvormige element een deksel heeft met een uitlaatopening, 40 een dubbel stel mantels welke kunnen samenwerken met de hals van de fles en een flap welke draaibaar op het deksel is gemonteerd en een stop heeft voor de uitlaatopening.

8. Meetinrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee buisvormige elementen gescheiden zijn vervaardigd uit plastic materiaal en in elkaar zijn geklemd. Hierbij 3 bladen tekening