NL1042368A

NL1042368A - Prothese voor een temporomandibulair gewricht

Info

Publication number: NL1042368A
Application number: NL1042368A
Authority: NL
Inventors: Yves Mommaerts Maurice
Original assignee: Cadskills Bvba
Priority date: 2016-05-12
Filing date: 2017-05-11
Publication date: 2017-11-15
Also published as: WO2017195022A1; US20190192302A1; EP3454790A1; NL1042368B1

Abstract

Prothese voor de mandibulaire zijde van een temporamandibulair gewricht , omvattend een kopdeel ter vervanging van de condylaire kop, in het bijzonder op de anatomische locatie, en een. bevestigingsplaat, waarbij de bevestigingsplaat zadelvormig is met een lateraal gedeelte en een mediaal gedeelte die gevormd en bestemd zijn om aan weerszijden van de stijgende tak van de onderkaak, recht beneden de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak aan te liggen.

Description

Prothese voor een temporomandibulair gewricht

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op en kaakgewrichtsprothese, ofwel prothese ter vervanging van een temporomandibulair gewricht (TMG).

In een kaakgewricht en de omgeving daarvan zijn te onderscheiden het aansluitende gebied van de onderkaak (mandibula) en het slaapbeen (os temporale), in het bijzonder, van de onderkaak, de processus condylaris, met nek en (kaak)kop (caput mandibula), en van het slaapbeen de gewrichtskom (fossa glenoidalis), gevormd achter de jukboog (arcus zygomaticus), met de deze met elkaar verbindende spier- en bindweefsels en de gewrichtsschijf (discus articularis).

Patiënten met aanzienlijke beschadiging van het kaakgewricht als gevolg van ankylose, reumatoïde arthritis, bot-arthritis, tumoren en trauma lijden aan kauwproblemen en spraakproblemen. Voor het verhelpen van deze problemen kan gedeeltelijke of volledige vervanging van het kaakgewricht nodig zijn.

Uit US octrooi 3.178.728 is een eenzijdige prothese bekend. Deze wordt gevormd door een gietstuk van chroom-kobalt voor bekleding van de gewrichtskom , inbegrepen het anterieure “botknobbeltje” (tuberculum articulare), voor het verschaffen van een lager voor de kaakkop. Een vergelijkbare, maar kortere eenzijdige prothese is bekend van US octrooi 3.579.643. Deze prothese laat de glenoïdale holte vrij. Een recenter voorstel is beschreven in US 2009/0222102.

Tweezijdige protheses zijn bekend van onder meer US octrooien 4.693.722, 4.778.472, 4.917.701, 5.549.680, 5.989.292 en FR octrooiaanvrage 2.558.721.

Een recenter ontwerp van een tweezijdige prothese is onderwerp van US octrooi 6.132.466, omvattend een vervanger voor de kaakkop en een lager daarvoor. De kaakkopprothese omvat een neerwaarts reikende strook voor bevestiging door middel van schroeven op en beneden de nek van de processus condylaris. Een vergelijkbaar ontwerp is onderwerp van US octrooiaanvrage 2009/0138092.

Een andere tweezijdige prothese is bekend van WO 2014/023903, waarbij het gedeelte ter vervanging van de kaakkop tweedelig is, met een in het kaakbot te bevestigen, flauw gebogen pen met prothese-kaakkop en een houderdeel dat een neerwaarts reikende strook omvat voor bevestiging door middel van schroeven op en beneden de nek van de processus condylaris en een als één geheel daarmee gevormde houderring voor het in de juiste oriëntatie houden van de pen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Een doel van de uitvinding is om een prothese voor een kaakkop in een temporomandibulair gewricht te verschaffen, dat in veel gevallen met minder risico voor de patiënt aan te brengen is.

Een doel van de uitvinding is om een prothese voor een kaakkop in een temporomandibulair gewricht te verschaffen, dat in veel gevallen met minder moeite aan te brengen is.

Een doel van de uitvinding is om een tweezijdige prothese voor een temporomandibulair gewricht te verschaffen.

Vanuit één aspect voorziet de uitvinding in een prothese voor de mandibulaire zijde van een temporomandibulair gewricht, omvattend een kopdeel ter vervanging van de condylaire kop op de anatomische locatie en een bevestigingsplaat voor bevestiging op de onderkaak, waarbij de bevestigingsplaat gevormd is met een lateraal gedeelte dat gevormd en bestemd is voor aanligging tegen de laterale zijde van de stijgende tak van de onderkaak, recht beneden de boogvormige uitsparing (incisura semilunaris) in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak, waarbij het laterale gedeelte voorzien is van gaten voor bevestiging op de laterale zijde van de stijgende tak van de onderkaak en waarbij de bevestigingsplaat een bovengedeelte omvat dat één geheel vormt met het laterale gedeelte en gevormd en bestemd is voor aanligging op de concave bovenrand van de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak.

Hiermee kan een verplaatsing van de locaties van overdracht van de krachten uitgeoefend op de kaakkop, die op een locatie overeenkomstig de anatomische locatie gelegen is, naar de onderkaak worden gerealiseerd, van de in de stand van de techniek bekende gebieden beneden de condylaire nek, vaak tot in de buurt van de kaakhoek, naar hoger en meer naar voren gelegen gebieden op de stijgende tak van de onderkaak, op de bovenrand van de boogvormige mandibulaire uitsparing en daarbeneden op de laterale zijde van de stijgende tak van de onderkaak. Door het verleggen van het bevestigingsgebied op de stijgende tak van de onderkaak kan bij het plaatsen van de prothese het gebied bij de kaakhoek ongemoeid gelaten worden, omdat de verticale neerwaartse extensie beperkt kan blijven, waardoor ook buiten het gebied van de buccale tak van de faciale zenuw gebleven kan worden. Verticale krachten hoeven niet enkel overgedragen te worden via op afschuiving belaste botschroeven, maar kunnen ook via de oplegging op de door de natuur voorziene boogvormige bovenrand van genoemde uitsparing worden overgedragen op de onderkaak. De aanligging in verticale richting en in mediale richting tegen respectievelijk de bovenrand van de boogvormige uitsparing en de laterale zijde van de onderkaak kan de plaatsing vergemakkelijken.

In een verdere ontwikkeling hiervan omvat de bevestigingsplaat een mediaal gedeelte dat één geheel vormt met het laterale gedeelte en het bovengedeelte, en gevormd en bestemd is voor aanligging tegen de mediale zijde van de stijgende tak van de onderkaak, bij voorkeur recht beneden de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak. Hiermee wordt de stabiliteit in laterale richting bevorderd. Voorts wordt het plaatsen van de prothese vergemakkelijkt.

In een verdere ontwikkeling is het bovengedeelte, beschouwd in een richting parallel aan dorsaal-ventraal, althans deels concaaf, met de holte naar boven, gevormd.

Vanuit een ander aspect voorziet de uitvinding in een prothese voor de mandibulaire zijde van een temporomandibulair gewricht, omvattend een kopdeel ter vervanging van de kaakkop op de anatomische locatie en een bevestigingsplaat, waarbij de bevestigingsplaat een lateraal gedeelte en een mediaal gedeelte omvat die gevormd en bestemd zijn om aan weerszijden van de stijgende tak van de onderkaak, recht beneden de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak aan te liggen, en met een daarmee één geheel vormend bovengedeelte, dat concaaf, met de holte naar boven, gevormd is, gezien in een richting dwars op het laterale gedeelte en concaaf, met de holte naar beneden, gevormd is, gezien in een dwarsdoorsnede. In een uitvoering heeft de bevestigingsplaat het voorkomen van een paardenzadel, dan wel het voorkomen van de hyperbolische paraboloïde. De bevestigingsplaat kan een dubbele concave vorm hebben, met beide concave vormen tegengesteld gericht (opwaarts en neerwaarts) en ten opzichte van elkaar over ongeveer 90 graden gedraaid.

In een uitvoering is enkel het laterale gedeelte voorzien van gaten voor bevestiging op de laterale zijde van de stijgende tak van de onderkaak.

Dorsaal, ventraal, lateraal, mediaal, boven, beneden, onder, et cetera wijzen naar de positie in gebruikstoestand geplaatst in een staande patiënt.

Zoals opgemerkt kan de extensie van het laterale gedeelte/vleugel in neerwaartse richting beperkt blijven, in het bijzonder kan het laterale gedeelte in een richting parallel aan de richting van uitsteken van het kopdeel een lengte hebben die kleiner is dan de lengte daarvan in een (ventraal-dorsaal) richting dwars daarop.

De vorm van het laterale gedeelte of laterale vleugel zal afgestemd zijn op de anatomie van het bot. Het laterale gedeelte kan bijvoorbeeld sikkelvormig zijn, bijvoorbeeld een L-vormige lip omvatten, of meerdere lippen omvatten, bijvoorbeeld één lip nabij de condylaire nek en één lip nabij het coronoïde uitsteeksel. Dit is geen uitputtende opsomming, andere vormen zijn ook mogelijk.

De vorm van het mediale gedeelte of mediale vleugel zal afgestemd zijn op de anatomie van het bot. Het mediale gedeelte kan met het bovengedeelte een overhangende, tegen het bot aanliggende rand vormen. Het mediale gedeelte kan bijvoorbeeld sikkelvormig zijn, bijvoorbeeld een L-vormige lip omvatten, of meerdere lippen omvatten, bijvoorbeeld één lip nabij de condylaire nek en één lip nabij het coronoide uitsteeksel. Dit is geen uitputtende opsomming, andere vormen zijn ook mogelijk.

Het bovengedeelte kan in kamrichting doorlopend of meerdere gedeelten omvatten, in dat geval onderbroken zijn. De lengte in kamrichting kan in de orde van grootte zijn van de tussenafstand van de nekken van beide uitsteeksels, of een fractie (bijvoorbeeld 1/4, 1/3) daarvan.

In een ontwikkeling is het laterale gedeelte uitgevoerd om zich in geplaatste toestand in ventrale richting uit te strekken tot voorbij het laagste punt van de boogvormige bovenrand, derhalve tot in het gebied dat recht beneden het gedeelte van genoemde bovenrand ligt dat in ventrale richting stijgend is (naar het coronoïde uitsteeksel).

In een ontwikkeling is het bovengedeelte uitgevoerd om zich in geplaatste toestand in ventrale richting uit te strekken tot voorbij het laagste punt van de boogvormige bovenrand, derhalve tot in het gebied van genoemde bovenrand dat in ventrale richting stijgend is (naar het coronoïde uitsteeksel).

In een ontwikkeling is het mediale gedeelte uitgevoerd om zich in geplaatste toestand in ventrale richting uit te strekken tot voorbij het laagste punt van de boogvormige bovenrand, derhalve tot in het gebied dat recht beneden het gedeelte van genoemde bovenrand ligt dat in ventrale richting stijgend is (naar het coronoïde uitsteeksel).

Indien gewenst kan het laterale gedeelte gevormd en bestemd zijn om zich tot op het coronoïde uitsteeksel uit te strekken. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn in verband met het aantal te plaatsen schroeven. De uitstrekking in frontale richting geeft geen conflict met zenuwbanen. Ook het mediale gedeelte kan gevormd en bestemd zijn om zich tot op de coronoïde tak uit te strekken. Het mediale gedeelte kan vrij blijven van het ligament sphenomandibulaire.

Ook voor het bovengedeelte is er ruimte, en kan dit gevormd en bestemd zijn om zich tot op het coronoïde uitsteeksel uit te strekken.

In een uitvoering vormen het kopdeel en de bevestigingsplaat één geheel met elkaar.

De prothese kan vervaardigd zijn in afstemming op de betreffende patiënt. De vorm en toestand van de stijgende tak van de bovenkaak, in het bijzonder het coronoïde uitsteeksel daarvan en de condylaire nek, kan met behulp van scannen bepaald worden. Op basis daarvan kan de voor die patiënt optimale prothese ontworpen worden en vastgelegd worden in een CAD bestand. Met dat bestand kan een computergestuurd apparaat de prothese maken, in een verspanende bewerking, zoals frezen, of in een additieve productietechniek, zoals spuitgieten, laser sinteren, stereolithografie, in het bijzonder FDM, SLM, SLS of een andere 3D printtechniek, van bijvoorbeeld titanium of PEEK (polyether-ether-keton). De kaakkop kan voorzien zijn van een titanium-nitride laag of een dunne keramische laag.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een samenstel van een prothese volgens de uitvinding en een prothese voor de fossa glenoidalis als lagerdeel van het kopdeel. Het lagerdeel laat zowel rotatie van de kaakkop om de mediale-laterale as als translatie daarvan in antero-posteriore (ventraal-dorsaal) richting toe, overeenkomstig een natuurlijke situatie.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het bij een patiënt vervangen van de kaakkop door een prothese daarvoor, waarbij de vorm van de rand van de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak wordt bepaald en mede op basis daarvan de prothese volgens de uitvinding wordt ontworpen en vervaardigd, waarna de prothese wordt geplaatst op de betreffende stijgende tak van de onderkaak.

Opgemerkt wordt dat uit JP H 11 146889 bekend is een tweezijdige TMG prothese, waarbij in een uitvoering waarin de condylaire kop op de anatomische plaats wordt vervangen en de bevestiging op de laterale zijde van de stijgende tak van de onderkaak plaatsvindt met een bevestigingsstrook die tot in het gebied van de kaakhoek reikt.

Uit US 4.726.808 is bekend een mandibulaire component met een prothese voor de condylaire kop van een TMG, welke voorzien is van twee, aan de laterale en mediale zijde van de stijgende tak van de onderkaak te bevestigen bevestigingsstroken, die tot in het gebied van de onderkaak reiken, onder vrijlaten van de rand van de (incisura semilunaris).

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. De aanzichten zijn benoemd vanaf de betreffende zijde, dus een lateraal aanzicht is een aanzicht vanaf de laterale zijde. Getoond wordt in:

Figuren 1-E respectievelijk een mediaal zijaanzicht, een lateraal zijaanzicht, een postera-lateraal aanzicht, een postera-mediaal aanzicht en een aanzicht in doorsnede volgens vlak IE in figuur 1B op de mandibulaire component van een kaakgewrichtsprothese voor plaatsing op een onderkaak;

Figuren 2A en 2B respectievelijk een postera-lateraal aanzicht en een postera-mediaal aanzicht op een fossa component van een kaakgewrichtsprothese voor plaatsing op een bovenkaak;

Figuren 3A en 3B een postera-lateraal aanzicht en een postera-mediaal aanzicht op een samenstel van de mandibulaire component van figuren 1A-E en de fossa component van de figuren 2A,B;; en

Figuren 4A en 4B respectievelijk een lateraal en een mediaal zijaanzicht op een samenstel volgens de uitvinding in geplaatste toestand.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De figuren 1A-D tonen de mandibulaire component 1 van een temporomandulaire gewrichtsprothese (TMG prothese), welke omvat een laterale vleugel 3 en een mediale vleugel 4, die met elkaar verbonden zijn door een één geheel daarmee vormend bovengedeelte of kam 5. De laterale vleugel 3 is voorzien van botschroefgaten 6. Duidelijk is te zien dat de component 1 zadelvormig is, in ventraal en dorsaal aanzicht omgekeerd U-vormig en in zijaanzicht (dwars op het lateraal gedeelte gezien, zie figuur 1D), U-vormig. De bevestigingsplaat heeft hier een dubbele concave vorm, met beide concave vormen tegengesteld gericht (opwaarts en neerwaarts) en ten opzichte van elkaar over ongeveer 90 graden gedraaid. De bevestigingsplaat heeft ook wel het voorkomen van een hyperbolische paraboloïde.

Als een soort van zadelknop steekt aan het achtereind via een nek 8 een kunstkaakkop 2 uit naar boven. In figuur 1C zijn de achterranden 3a en 4a van beide vleugels aangegeven. Zoals te zien is in figuren 1A en 1C is binnen de component 1 aan het achtereind een neerwaarts reikende pen 7 voorzien, die op afstand blijft van beide vleugels 3 en 4. Deze pen 7 is optioneel en kan voorzien zijn als intramedullaire pen.

De mandibulaire component is als één geheel vervaardigd uit bijvoorbeeld titanium of tantalium, dan wel van een legering daarvan, uit PEEK of UHMWPE, dan wel een samenstelling van deze of andere materialen, bij voorkeur vervaardigd met additieve manufacturing en/of CNC robotic milling.

De mandibulaire component is ontworpen en vervaardigd in afstemming op de vorm en toestand van de stijgende tak van de onderkaak van de betreffende patiënt, zodanig dat beide vleugels passend aanliggen tegen de stijgende tak van de bovenkaak, waarbij de kunstkaakkop 2 de condylaire kop op de anatomische locatie vervangt, en het bovengedeelte passend aanligt tegen de bovenrand van de incisura semilunaris.

De mediale vleugel kan afhankelijk van de omstandigheden anders gevormd zijn, bijvoorbeeld smaller zijn, L-vormig zijn, of uit meerdere lippen bestaan, bijvoorbeeld één lip nabij de condylaire nek en één lip nabij het corionoïde uitsteeksel.

De laterale vleugel kan afhankelijk van de omstandigheden anders gevormd zijn, bijvoorbeeld smaller zijn, L-vormig zijn, of uit meerdere lippen bestaan, bijvoorbeeld één lip nabij de condylaire nek en één lip nabij het corionoïde uitsteeksel.

Voorts kan het bovengedeelte in kamrichting in plaats van doorlopend -zoals afgebeeld in figuren 1A-D- onderbroken zijn.

In de figuren 2A en 2B is een aan de temporale zijde te plaatsen fossa component 10 voor een kaakgewrichtsprothese afgebeeld, welke samen kan werken met de mandibulaire component 1. De fossa component 10 vormt een langwerpige, neerwaarts openende kom 11 waarin de kunstkaakkop 2 kan draaien en kan schuiven, zoveel mogelijk overeenkomstig het geval is bij een natuurlijk kaakgewricht. Voor bevestiging in de schedelbasis van een patiënt zijn botschroefgaten 12 voorzien.

De fossa component kan zijn vervaardigd, eventueel als één geheel, uit titanium of tantalium, dan wel van een legering daarvan, uit PEEK of UHMWPE, dan wel een samenstelling van deze of andere materialen, bij voorkeur vervaardigd met additieve manufacturing en/of CNC robotic milling. In een uitvoering is het gedeelte met de gaten 12 van metaal, het gedeelte van de kom 11 van UHMWPE. Het neerwaarts gerichte lagervlak heeft een horizontale lip 14 aan het vooreind en verticale lippen 13 aan het achtereind en aan de mediale zijde om luxatie en reankylose te voorkomen.

De fossa component is ontworpen en vervaardigd in afstemming op de vorm en toestand van de jukboog en de gewrichtskom, inbegrepen gewrichtsknobbel (tuberculum articularis, en in afstemming op de mandibulaire component.

In figuren 4A en 4B is afgebeeld een linker onderkaakhelft 100, met de stijgende tak 101 (ramus mandibulae), de processus coroinoideus 102 en de processus condylarus 103. De processus condylarus 103 gaat -in een richting van achter naar voren (dorsaal-ventraal) beschouwd, via een concave kam/richel/graat of bovenrand 104, welke de incisura semilunaris 105 neerwaarts begrensd, over in de processus coroinoideus 102. Met lijn 107 is nog de onderrand van de fossa infratemporalis aangegeven.

Na voorbereidende handelingen, zoals heelkundige resectie van de (het) zieke kaakkop(gedeelte) en nadat het gebied toegankelijk is gemaakt door een incisie ter hoogte van de slaapstreek (waarbij het gebied van de kaakhoek 106 vrijwel ongemoeid is gelaten), wordt de mandibulaire component 1 als ware het een zadel geplaatst, met het bovengedeelte 5 rustend op de concave kam/richel 104 en de beide vleugels 3 en 4 aan weerszijden, aanliggend tegen beide zijden van de bovenkaak. Zoals te zien in figuur 3A is de hoogte h van de laterale vleugel 3 ten opzichte van het laagste punt M van de kam ongeveer de helft of minder van de hoogte van de stijgende tak van de onderkaak 101, en blijft de vleugel 3 boven de buccale tak van de gezichtszenuw. Verder is te zien dat de component 1 in voorwaartse richting ruim voorbij de plaats M van het laagste punt van de kam/richel 104 reikt. Het “zadel" 1 wordt door middel van botschroeven in de gaten 6 in de laterale vleugel 3 op de stijgende tak 101 bevestigd, in de bovenste helft daarvan.

Ook de fossa component 10 wordt geplaatst en met botschroeven in gaten 12 bevestigd op het slaapbeen 110 (os temporale).

Met de zadelvormige kaakkopprothese volgens de uitvinding wordt aan weerszijden van de stijgende tak van de onderkaak aanliggend contact met het bot verschaft, hetgeen bevorderlijk is voor de stabiliteit en de ingroei van botweefsel. Het risico op loskomen van de prothese wordt daardoor aanzienlijk beperkt.

De kauwkrachten worden opgevangen door de prothese 1 en door deze verspreid overgedragen op de onderkaak, namelijk op de condylaire stomp van de stijgende tak, door druk op de kam/richel en door dwarskrachten op de botschroeven aan de laterale zijde.

Het relatief grote oppervlak van de laterale vleugel vergroot de keuzevrijheid in aantal en locatie van de gaten voor de botschroeven.

In een uitvoering is geen mediale vleugel aanwezig in de mandibulaire component. Het bovengedeelte of kam (dat in dwarsdoorsnede concaaf is met de holte neerwaarts gekeerd, reikt/steunt dan op de bovenrand/richel/graat. De mediale vleugel kan ook kort zijn, in neerwaartse richting beschouwd, bijvoorbeeld in de vorm van een rand die net over de bovenrand/richel/graat reikt, zodat in dwarsdoorsnede het voorkomen van een haak verkregen is.

De uitvinding(en is/zijn geenszins beperkt tot de in de tekeningen en beschrijving getoonde en beschreven uitvoeringen. De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties duidelijk zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding. Variaties zijn mogelijk van de in de tekeningen getoonde en in de beschrijving beschreven onderdelen. Zij kunnen apart worden toegepast in andere uitvoeringen van de uitvinding(en). Onderdelen van verschillende gegeven voorbeelden kunnen met elkaar gecombineerd worden.

Claims

1. Prothese voor de mandibulaire zijde van een temporomandibulair gewricht, omvattend een kopdeel ter vervanging van de kaakkop, in het bijzonder op de anatomische locatie, en een bevestigingsplaat voor bevestiging op de onderkaak, waarbij de bevestigingsplaat gevormd is met een lateraal gedeelte dat gevormd en bestemd is voor aanligging tegen de laterale zijde van de stijgende tak van de onderkaak, recht beneden de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak, waarbij het laterale gedeelte voorzien is van gaten voor bevestiging op de laterale zijde van de stijgende tak van de onderkaak, waarbij de bevestigingsplaat een bovengedeelte omvat dat één geheel vormt met het laterale gedeelte en gevormd en bestemd is voor aanligging op de concave bovenrand van de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak.

2. Prothese volgens conclusie 1, waarbij de bevestigingsplaat een mediaal gedeelte omvat dat één geheel vormt met het laterale gedeelte en bovengedeelte, en gevormd en bestemd is voor aanligging tegen de mediale zijde van de stijgende tak van de onderkaak, bij voorkeur recht beneden de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak.

3. Prothese voor de mandibulaire zijde van een temporomandibulair gewricht, omvattend een kopdeel ter vervanging van de kaakkop, in het bijzonder op de anatomische locatie, en een bevestigingsplaat, waarbij de bevestigingsplaat een lateraal gedeelte en een mediaal gedeelte omvat die gevormd en bestemd zijn om aan weerszijden van de stijgende tak van de onderkaak, recht beneden de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak aan te liggen, en met een daarmee één geheel vormend bovengedeelte, dat concaaf met de holte naar boven, gevormd is, gezien in een richting dwars op het laterale gedeelte, en concaaf, met de holte naar beneden, gevormd is, gezien in een dwarsdoorsnede..

4. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, waarbij enkel het laterale gedeelte voorzien is van gaten voor bevestiging op de laterale zijde van de stijgende tak van de onderkaak.

5. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het laterale gedeelte in een richting parallel aan de richting van uitsteken van het kopdeel een lengte heeft die kleiner is dan de lengte daarvan in een richting dwars daarop.

6. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het laterale gedeelte sikkelvormig is.

7. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, wanneer afhankelijk van conclusie 2 of 3, waarbij het mediale gedeelte sikkelvormig is.

8. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het laterale gedeelte uitgevoerd is om zich in geplaatste toestand in ventrale richting uit te strekken tot voorbij het laagste punt van de boogvormige bovenrand, derhalve tot in het gebied dat recht beneden het gedeelte van genoemde bovenrand ligt dat in ventrale richting stijgend is (in de richting van het coronoïde uitsteeksel).

9. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het bovengedeelte uitgevoerd is om zich in geplaatste toestand in ventrale richting uit te strekken tot voorbij het laagste punt van de boogvormige bovenrand, derhalve tot in het gebied van genoemde bovenrand ligt dat in ventrale richting stijgend is (in de richting van het coronoïde uitsteeksel).

10. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, wanneer afhankelijk van conclusie 2 of 3, waarbij het mediale gedeelte uitgevoerd is om zich in geplaatste toestand in ventrale richting uit te strekken tot voorbij het laagste punt van de boogvormige bovenrand, derhalve tot in het gebied dat recht beneden het gedeelte van genoemde bovenrand ligt dat in ventrale richting stijgend is (in de richting van het coronoïde uitsteeksel).

11. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het laterale gedeelte gevormd en bestemd is om zich tot op de coronoïde tak uit te strekken.

12. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, wanneer afhankelijk van conclusie 2 of 3, waarbij het mediale gedeelte gevormd en bestemd is om zich tot op de coronoïde tak uit te strekken.

13. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het bovengedeelte gevormd en bestemd is om zich tot op de coronoïde tak uit te strekken.

14. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het kopdeel en de bevestigingsplaat één geheel met elkaar vormen.

15. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van een zich neerwaarts van de kaakkop uitstrekkende pen voor intramedullaire bevestiging in de coronoïde nek.

16. Prothese volgens één der voorgaande conclusies, wanneer afhankelijk van conclusie 2 of 3, waarbij de bevestigingsplaat het voorkomen heeft van een zadel, in het bijzonder het voorkomen van een hyperbolische paraboloïde.

17. Samenstel van een prothese volgens één der voorgaande conclusies en een prothese voor de fossa glenoidalis (kaakgewrichtskom) als lagerdeel voor het kopdeel.

18. Werkwijze voor het bij een patiënt vervangen van de kaakkop door een prothese daarvoor, waarbij de vorm van de rand van de boogvormige uitsparing in het boveneind van de stijgende tak van de onderkaak wordt bepaald en mede op basis daarvan de prothese volgens één der conclusies 1-16 wordt ontworpen en vervaardigd, waarna de prothese wordt geplaatst op de betreffende stijgende tak van de onderkaak.

19. Prothese voor een kaakkop, voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

20. Samenstel van een prothese volgens één der voorgaande conclusies en een prothese voor de fossa glenoidalis als lagerdeel voor het kopdeel voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

21. Werkwijze voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.